HAARLEM'S DAGBLAD
DE NED MAATSCHAPPIJ VOOR NIJVERHEID
EN HANDEL.
DONDERDAG 23 JUNI 1927 DERDE BLAD
De herdenking van het 150-jarig bestaan.
Het toeval wil, dat juist ib-ij deze
j uibik U'msve rgade ring v erseh illende
hoofdpersonen in de Maatschappij
moeten, aftreden; wij hebben het al
gezegd van den algemeenen voorzitter
Dr. F. E. Posthuma; het is oo'k 't ge?
val bij den algemeenen secretaris, den
heer G. S. de Clercq, Van hem willen
wij hier slechts één ding zeggen:
iHij gaat heen met de vriendschap,
de erkentelijkheid en de beste wen?
scheu van allen; in de Maatschappij
heeft hij alleen vrienden.
De heer G. S. de Clercq.
Ook treedt af de voorzitter van het
departement Haarlem, Jibr. F. Teding'
van Berkhout Jr., wieins tijd om is.
Jhr. F. Teding van Berkhout Jr.
en Drs. H. A. Marcus, secretaris van
het departement, die naar Hi lieg om
gaat als secretaris van de directie van
■de Kunstzandsteenfabriek .«Annaud" en
daarom de functie van, secretaris heeft
neergelegd.
Drs. H. A. Marcus.
i De personen gaan, de Maatschappij
blijft. Het is hier dus de plaats het
portret te geven van Mr. J. Bierens
de (Haan die idem heer de Gleroq als
algemeene secretaris opvolgen zal.
Mr. J. Bierens de Haan.
waarnemend Secretaris der
Maatschappij
Dat hebben wij, voor zoover
onze herinnering terug kan gaan, altijd
gezien hoeveel geslachten zijn er
niet opgekomen en weer heengegaan
in die anderhalve eeuw! Maar toeh,
izij die eenmaal in 'haar kring zijn
gekomen, blijven haar trouw zoolang
hun het leven wordt gelaten en de
wet van de Maatschappij er zich niet
tegen verzet wensoht deze, dat zij
de leidende positie moeten opgeven,
dan dienen zij dikwijls verder als een?
voudig soldaat, zooals wij het onder
anderen hebben gezien van den heer
Van Lookeren Campagne. Daarom
is het bezoeken van de algemeene
jaarlijkschc vergaderingen een genoe?
gen: men vindt er zooveel oude ken?
nissen en daarom heerscht er altijd
een genoegelijke toon. De gewoonte
om met de algemeene vergadering het:
land rond tc reizen, draagt daar niet
weinig toe bij: er is altijd verandering
van toon eel en wisseling van indruk?
kern Soms komt het voor, dat depar?
tementen elkaar de eer betwisten de
algemeene vergadering het volgende
jaar te mogen ontvangen en ik heb
meer dan eens bijgewoond, dat er
levendig om gestreden werd en de al?
gemeene vergadering ten slotte stem?
men moest. Hoe vleiend was het, zoo
fel begeerd te zijn en hoe pijnlijk, niet
de beide candidaten te gelijk te kun?
nen bevredigen.
Aan die algemeene vergaderingen
'heb ik vele herinneringen. Deze bij
voorbeeld, dat het er vaak geducht
regenen kon in dit opzicht heeft
de Junimaand van 1927 ware zusters
en nichten gehad, die haar in den dood
zijn voorgegaan, We stoorden, er ons
niet te veel aan (het zou ook niet ge?
baat hebben) en behielden bij verschil?
lénde wederwaardigheden ons goed
humeur. Bijvoorbeeld in Leiden, een
van de natste perioden die ons zijn
overkomen. Het gebruikelijke uitstapje
en het gezamenlijk diner geschiedden
te Noordwijk, onder het presidium
van een algemeen,en voorzitter, die in
zijn vaderstad niet licht uit de plooi
raakte, maar bij die gelegenheid op
de schouders terecht kwam van dc
jongste deelnemers aan het feestmaal,
evenwel met een groote paraplu 'bo?
ven, zijn hoofd, omdat het er in der?
daad al te onbarmhartig op los goot.
Even te voren was er zoogenaamd een
horloge in de feestzaal zoek geraakt
en verscheen zoowaar de veldwachter
van Noordwijk zelf, om een gestreng
onderzoek in te stellen. De brave waf
in 't geheim en zijn barschheid niet
echt gemeend: hij speelde zijn rol in
het kluchtspel voor treffelijk en het
uurwerk kwam behoo'rlijk weer daar
vandaan, waar het opzettelijk vcr'bor?
gen. was. Maar toch daalde er (zoo
sterk is' de invloed des gezags) een
oogenblik stilte in de zaal, toen hij
binnenstapte wie kon en ka,n er
nog zoo precies weten, of hij niet tegen
een der tienduizenden artikelen van de
duizend en een Nederlandsche staats?
wetten had gezondigd, zonder het te
weten en te willen!
Ik heb ook nog heugenis aan, de
algemeene vergadering van Nijmegen,
die gepaard1 ging met een tentoon?
stelling op elect ris ch gebied', een ter?
rein' waar deze stad altijd op ge,
schi'tterd heeft toen andere gemeen?
ten 'nog roaaT net hun oogen hadden
uitgewreven in dc flonkering van dc
koolspi ts. Op die ten,toon s telling kon
men groote mannen uit de Nederland?
sche industrie met fladderende jas?
panden zien neerschieten in een jolige
toboggan. En nu fik denk aan de mo?
denne kracht, waarbij de hedendaao?
sohe nijverheid' 'leeft, heb ik van zelf
eeai herinnering aan haaT tegendeel, te
Zwolle, waar menige gast met een
kaarsje zijn bed moest opzoekeini, om?
dat de verlichting er nog niet verder
was; wel te verstaan d est ijd s, want
het zal er nu wel beter zijn. We
namen het even vroolijk op als de
soep bij het feestmaal, die door den
hotelhouder 'tot in het ongeloofelijke
was aangelengd, omdat er op het
laatste oogenblik nog zooveel gasten
waren verschenen. Heb iik het aan de
Zaanstreek niet meegemaakt, dat de
boot waarop wij het vuurwerk gingen
zien een oogenblik aan den, grond
bleef zitten als symbool misschien
van, de droeve waarheid', dat het
schip der nijverheid' niet altoos dn
volle vaart blijft gaan? Op een andere
manier ben ik nog wel eens in mijn
gang gestuit, namelijk te Arnhem, toen
ik met een dood onschuldig valiesje
uitstappende, aangehouden werd door
een sooirt van. douaan zal ik maar
zeggen, die vreten wou wat er in zat.
Het was namelijk in dien tijd' verbo?
den, koffie geloof ik of zeep of iets
dergelijks t® vervoeren (misschien
weet de levensmiddelen?dictator van
toen1, voorzitter Posthuma, het nog
precies) maar daaT ik voor smokkelaar
niet ben aangelegd, liep ik ongehinderd
de cordon®.
En dan 'het mooiste moment van
alle te Delft. We vergaderden te
Delft, maar logeerden 'te Scheven in?
gen omdat Delft niet voldoende
hotelruimte opleverde. Zoo kwamen
we 's morgen® aan, 't station, te Delft
en, vonden daar, tot onze verwonde?
ring, de .pronkkoets met de vier, die
studenten ibij feestelijke gelegenheden
plaohteu te gebruiken. Voor wie dat
bestemd' was? Er waren Amsterdam?
mers naar de vergadering gelokt met
de belofte, dat dit prachtspul klaar
zou staan,, maar toch waren ze (hoe is
't mogelijk!) niet verschenen. Daar de
koetsier, een man van plichtsbesef
graag zijn werk wou doen, zij het dan
ook met andere personen. zijin wij
Haarlemmers maar ingestapt en door
het kleine, maar o zoo lange Delft,
naar ons vergaderlokaal gereden', ter?
wijl de pluimen van de paarden trotsch
op en neer wiegelden en hun zestien
hoeven de vonken sloegen uit de
Delftsche keien jammer maar. dat
de heele equipage de trap niet op kon,
op Munichhau'sensche wijs midden in
de ernstige vergadering.
Zullen we dergelijke herinneringen
van jolijt ook meenemen van. dc ver?
gadering te Haarlem? Terwijl ik dit
schrijf waait, neen stormt het als in
November, bij een temperatuur van
54 graden ook net November wee
ons, wat zal er terechtkomen van. het
groote vuurwerk op Zand voort, na
het gemeenschappelijk maal in het
Groot Badhuis! Maar we houden er
den moed maar in.
J. C. P.
Hedenmorgen te 11 uur werden in
Brinkinann de afgevaardigden van de
verschillende departementen door het
hoofdbestuur ontvangen.
Daarna volgde tc half twaalf de
officiecle ontvangst door het gemeen?
tebestuur van Haarlem.
De ontvangst door het
gemeentebestuur.
De burgemeester de heer C. Maar?
schalk hield de volgende toespraak:
„Het is mij een bijzonder voorrecht
U namens het Gemeentebestuur van
Haarlem een hartelijk welkom toe te
roepen bij den aanvang van Uwe
150ste jaarlijksche algemeene verga?
dering. Gij zijt hier te zamen geko?
men, zooals gij dat om de vijf jaar
pleegt te doen, doch dezen keer niet
voor het „houden" van Uwe bijeen?
komst, neen voor het „vieren'" van
Uw anderhalv' eeuwfeest.
Het staat zoo eenvoudig boven Uw
programma: de 15Öe jaarlijksche alge?
meene vergadering, maar wat houdt
dit niet in!
Een stuk historie van honderd en
vijftig jaren, in eene periode waarin
de wereldgeschiedenis in steeds snel?
Ier tempo is voortgeschreden en waar?
in voortvarendheid en vlammende
energie geleid hebben tot een reusach?
tigen vooruitgang van de techniek en
het met bruisende kracht baanbreken
van nieuwe denkbeelden.
Dat gij in dezen wedloop niet zijt
achtergebleven maar U onverzwakt
hebt kunnen handhaven in de voorste
gelederen van Nederlands industrie en
handel getuigt van de innerlijke kracht
Uwer organisatie. En het is dan ook
met een gevoel van oprechten trots,
dat het Gemeentebestuur van Haar?
lem, zich gelukkig prijzend, dat het
Uw zetel binnen hare grenzen heeft
mogen behouden, Uwe Maatschappij
zijne hartelijke gelukwcnschen op Uw
jubileumsfeest aanbiedt.
In de 150 jaren, die verloopen zijn
sinds Uwe maatschappij in 1777 als
„oeconomische tak" van de Holland?
sche Maatschappij der Wetenschappen
ten doop gehouden werd, is veel ver?
anderd: opvattingen hebben zich ge»
wijzigd, meeningen hebben plaats ge?
maakt voor andere: tempora mutantur
et nos in ilüs.
In een der vele lezenswaardige ar?
tikelen, die ter gelegenheid van Uw
150?jarig bestaan het licht hebben gc?
zien, trof mij eene zinsnede, vermei?
dende dat in 1797 „de Maatschappij,
waarschijnlijk onder den indruk van
der tijden onrust, bepaald (had), dat
zij zich n'et zou inlaten met zaken tot
de bemoeiing der hoogc overheid bc?
hoorend". Intusschen heeft dit besluit
vijftig jaar stand gehouden, maar tot
de vele besluiten, die sindsdien door
andere zijn vervangen behoort ook
dat betreffende de inmenging in over?
heidszaken. Men zie de rubriek Bczui?
nigingsnootjes in het Tijdschrift Uwer
Maatschappjj!
Ronduit gesproken is deze kritiek
op het overheidsbeleid niet altijd ver?
diend, hetgeen wel daaruit zal voort?
spruiten, dat men niet steeds het hoe
cn waarom van bepaalde maatregelen
kan overzien, factoren, die de overheid
en zeker de gemeentelijke overheid-
niet immer zelf in de hand heeft.
Overigens kan het ons niet anders
dan aangenaam zijn wanneer een be?
langrijk instituut als het Uwe tot ons
komt en ons met nuttige wenken
traoht tegemoet te komen, in de zeer
ruime taak die ons is toebedeeld. Nog
altijd maakt eendracht macht cn wan?
neer wij tezamen en eendrachtiglijk
optrekken om tc bereiken wat bereik?
baar is tot behoud van het goede, het
nuttige, het schoone, dan twijfel ik
niet oi wij zullen in de meeste geval?
len het ons voor oogen staande doel
wel bereiken. Al zijn wij dan ook niet
altijd zoo gelukkig geweest!
Na het overbrengen van het Kolo?
niaal Museum naar Amsterdam, iets
waaraan de Gemeente Haarlem helaas
weinig of niets heeft kunnen af? of toe.
doen, is ons Uwe andere dochter, de
school voor Kunstnijverheid, ontvallen
als slachtoffer van den bczuinigings?
geest.
Het is hier niet de plaats, noch het
oogenblik, om te beoordeclcn of deze
maatregel terecht genomen is, wij
kunnen slechts betreuren, dat onze
stad een kunstinstituut armer gewor?
den is, dat, dank zij de toewijding
van velen, die tijd en eigen middelen
ervoor beschikbaar stelden, een sieraad
aan de kroon van Haarlem was.
Gezamenlijk hebben wij op de bres
gestaan voor het behoud van de bc?
stemming van het Paviljoen en voor
het behoud van het Museum van
Kunstnijverheid. Hebben onze pogin?
gen tot bereiking van het eerste door
het besluit der Rijksrcgeering gefaald,
met des te meer vreugde mag ik ver?
melden, dat voor het Museum van
Kunstnijverheid onderdak gevonden is
en wel in de Vleeschhal, die zich daar?
voor uitnemend leent cn aan zijne
nieuwe bestemming zal kunnen gaan
beantwoorden, zoodra de Rijksarchie?
ven zullen zijn overgebracht naar het
archiefgebouw in den tuin van het
Provinciaal Gouvernement.
Zooals U bekend is, heeft de biblio?
theck van het museum reeds een
plaats gekregen in een der gebouwen
van het Pand. Wij mogen ons geluk?
kig achten op deze wijze tc hebben
kunnen bijdragen tot het behoud van
deze belangrijke kunstinstelling voor
Haarlem. Zoo hlijkt dan ook hieruit
wat Uwe maatschappij cn de overheid
in onderlinge samenwerking kunnen
bereiken.
Mijnheer de Voorzitter, ik spreek de
beste menschcn uit voor het slagen van
Uwe 150ste algemeene vergadering en
ik drink op het welzijn en den bloei
van de Nederlandsche Maatschappij
voor Nijverheid en Handel.
Door den Voorzitter der Maatschap^
pij, Dr. F. E. Posthuma, werd als volgt
geantwoord:
Ik acht het een bijzonder voorrecht,
voor de tweede maal tijdens mijn voor?
zitterschap der Maatschappij, te mo?
gen antwoorden op een woord van
welkom, dat Haarlem's burgervader
op zoo hartelijke wijze toeroept aan de
leden van de Nederlandsche Maat?
schappij voor Nijverheid ea Handel en
haren voorzitter, die zijn opgekomen
voor de IsOste jaarlijksche algemeene
vergadering, tevens om te herdenken
het 150?jarig bestaan der Maatschappij.
Wel moogt bij. Mijnheer dc Burgc?
meester, er op wijzen, dat 150 jaar ge?
makkelijker wordt uitgesproken dan
doorleefd. Anderhalve eeuw is een
lange periode, waarin veel is geschied,
veel veranderd. Vele personen hebben
in dien tijd hunne beste krachten aan
de bevordering van het doel der Maat?
schappij gewijd, hoevelc ook gelde?
lijke opofferingen heeft men zich daar?
voor getroost. Lang is de lijst van
voorzitters, die de Maatschappij in dc
anderhalve eeuw van haar bestaan, ge?
leid hebben, met meer of minder kracht,
langs de wegen, die de veranderde
tijdsomstandigheden aangaven, maar
steeds het oog gericht op het groote,
onveranderd gebleven doel: vermeer?
dering van de volkswelvaart door be?
vordering van nijverheid en handel.
Inderdaad is er op menig punt ver?
schil tusschen dc oude Maatschappij
en de nieuwere, zooals deze thans haar
taak ziet. Ook ten aanzien van „het
zich inlaten met zaken tot „de be?
moeiïng der hooge overheid behoo?
rend". En dit blijkt niet alleen uit de
rubriek Bezuinigingsnootjes in ons
Tijdschrift.
Andere tijden andere zeden, hebt
gij, Mijnheer de Burgemeester, reeds
opgemerkt.
En terecht hebt gij daaraan toege?
voegd: Kritiek op het overheidsbeleid
is niet altijd verdiend.
Ik zou willen zeggen: Kritiek ver?
dient de overheid nooit.
Maar, Mijnheer de Burgemeester,
die zich met overheidsambt bekleed
ziet, weet dat hij gaat bchooren tot dc
paarden, die het schip van gemeente,
provincie of staat zullen trekken cn de
haver wel verdienen, maar ze niet
krijgen.
En van de kritiek en dankbaarheid
in het algemeen zong immers Joost
van den Vondel in zijn Palamedes reeds:
Die zorgt en wackt, en slaeft en ploegt
en zwoegt en zweet,
Ter oirbaer van het lant een lastig
ambt beklcet,
En waent de menschen aen zijn
vroomheit te verbinden,
Zal zich te jammerlijk in *t eind
bedrogen vinden
Van 't wispelturig volk, dat, veel te
los van hooft,
Genooten dienst vergeet, en 't ergste
liefst gelooft.
Maar, Mijnheer de Burgemeester,
als onze ou.de Maatschappij zioh tegen?
woordig wed „inlaat met zaken tot d-e
bemoeiing der 'hooge overheid behoo?
rend", dan 'doet zij dat toch steeds op
de oude wijize: degelijk nooit ha?
telijk opbouwend en steeds met
het doel der Maatschappij, voor oogen:
bevordering der volkswelvaart.
Met het oog op hetzelfde doed be?
treuren wij met u, mijnheer de Burge?
meester, in hooge mate het vendiwij?
rien van die School voor Kunstnijver?
hcid.
Juist dn den tegenwoord.igen tijd
'blijkt wel, dat die industrie de meeste
kans heeft het hoofd boven water te
houden, die iets bijzonders weet voort
tc brengen en in vele gevallen zal dit
het geval zijn, als ook .,de kunst" uit
de producten der nijverheid spreekt.
Hoog el ijk waandeeren wij allen de
mcdcdecHng, dat de stichting onzer
Maatschappij, het Museum van Kunst?
nijverheid, in het fraaie gebouw van
de Vleeschhal, zoo gunstig in het
centrum uwer gemeente gelegen, een
woning zal vinden. Een woord van
dank voor de medewerking van het
Gemeentebestuur in dezen is hier ze?
ker op zijn plaats. Wij hopen dat het
gereorganiseerde Museum in zijn nieu?
v c huisvesting zich. voorspoedig zal
mogen ontwikkelen en een leveniwek?
kende kern worden voor de bevorde?
ring van de kunst, toegepast in. en
voor de nijverheid.
Zoo blijft dan een onzer voornaam?
ste stichtingen voor Haarlem beihou?
den. Dit en hierbij de definitieve
vestiging van den zetel onizer Maat?
schappij in een eigen huis binnen uwe
gemeente, zal er zeker toe bijdragen
•dc banden die tusschen Haarlem en
onze Maatschappij nu reeds zoo lang
bestaan, r.og vaster aan te knoopen.
Onze Maatschappij in de voortdu?
rende belangstelling van Haarlem's
gemeentebestuur aanbevelende,, stel
ik de leden van het hoofdbestuur, de
afgevaardigden, donateurs en leden
voor te drinken op den voorspoed der
gemeente Haarlem.
DE HERDENKINGS
BIJEENKOMST.
Hedenmiddag half drie had in het
Gemeentelijk Concertgebouw de bijeen
komst plaats ter herdenking van het
150-jarig bestaan der Maatschappij.
Nadat de heer George Robert het or
gel had bespeeld, hield de voorzitter der
Maatschappij Dr. P. E. Posthuma de
Herdenkingsrede.
Spr. zeide, dat nu men samengekomen
is om met groote plechtigheid te ge
denken het feit dat de zich thans noe
mende Nederlandsche Maatschappij voor
Nijverheid en Handel vóór 150 jaren als
Oeconomische Tak van de Hollandsche
Maatschappij der Wetenschappen werd
gesticht het hem juist toeschijnt in de
eerste plaats na te gaan welke over
wegingen tot die stichting hebben ge
leid. Aan de stichting van den Oecono-
misehen Tak lagen ten grondslag deed
spr. opmerken, wat wij nu zouden noe
men „sociale" en „ethische" motieven.
Handel en nijverheid gingen achteruit
in de 18e eeuw wat werkloosheid en al
gemeene verarming tengevolge had.
Het was vooral om de „schamele ge
meente" weer werk en welvaart te ver
schaffen en tevens om zoo ons land
weer mee te doen tellen in de wereld,
dat in die tijden (ongeveer tusschen
1770 en 1780) allerlei instellingen wer
den opgericht, waarvan de Oeconomi
sche Tak wel de belangrijkste was. So
ciale ethische en nationale motieven
werkten hier samen. v. d. Heuvel en
Rogge hadden in hun antwoorden op de
prijsvraag van de Hollandsche Maat
schappij van Wetensohappen met na
druk dit sociaal-ethische doel voor de
op te richten Maatschappij genoemd.
Maar niet alleen het doel was sociaal-
ethisch, ook de middelen waarmede dat
doel bereikt zou moeten worden, zou
den grootendeels ethisch moeten zijn.
Men schreef namelijk het verval van
allerlei takken van nijverheid vooral toe
aan de behoefte om hier buitenlandsche
goederen te gebruiken. Het aangeprezen
middel bestond dus ln het prefereeren
van inlandsche goederen. Z el f s al wa
ren deze minder fraai of duurder dan
de buitenlandsche alleen om het
goede doel.
Van den Heuvel had in de Statuten
van den Oeconomischen Tak een bepa
ling willen opnemen dat de leden zioh
zouden verbinden aan Nederlandsch fa
brikaat de voorkeur te geven. Dit
denkbeeld werd niet in de wet opge
nomen; men was afkeerig van dwang,
doch drukte den leden op het hart „de
daadliike gebruikmaking van alle in
landsche voortbrengselen en handswer-
ken boven vreemden ten sterkste te re-
commandeeren". De beste recommanda
tie voor deze inlandsche voortbrengse
len meende men, was hierin gelegen dat
het Vorstelijk Huis zou voortgaan in
het gebruik van dit inlandsch fabrikaat.
Er werd een deputatie aan Prins Wil
lem V gezonden. De Prins verklaarde
dat hij zooveel mogelijk inlandsch fabri
kaat gebruikte. Hij nam den aangebo
den titel van Protector van den Oeco
nomischen Tak aan en gaf verlof van
zijn toetreding en zijn uitlating als re
clamemiddel gebruik te maken. Het
vorstelijk voorbeeld liad inderdaad het
gewenschte gevolg. Het dragen van in
landsche kleeren werd bon ton Inlandsch
en „Oeconomisch" waren troef. Er wer
den „economische briefjes" uitgegeven,
een soort certificaten van oorsprong,
verklaringen dat het goed inderdaad in
landsch fabrikaat was, welke economi
sche briefjes aan de goederen werden
vastgehecht. Premiën werdn uitgeloofd
aan die winkeliers die uitsluitend in
landsche goederen zouden verkoopen.
Zij mochten hun winkels „Oeconomi
sche Winkels" noemen. Het was een
mode inlandsch fabrikaat te gebruiken.
Spr haalde aan de aanspraak van v.
d. Heuvel na zijn benoeming tot direc
teur in de vergadering der directeuren
van de Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen op 21 Mei 1777 waarin
hij het Ontwerp voor den Oeconomi
schen Tak bespreekt, die geheel in den
trant is: Prefereer inlandsche goederen.
Voortgaande deed spr. uitkomen, dat
liet nationale en sociale besef dat het
uitgangspunt vormde voor den arbeid
der Maatschappij ook nadrukkelijk naar
voren is gebracht in de rede waarmede
de secretaris van den Oeconomischen
Tak van de Hollandsche Maatschappij
der Wetenschappen, van der Aa na
mens de directeuren der Maatschappij
de eerste vergadering van den Oecono
mischen Tak opende in 1778. Op ver
schillende wijzen trachtte de Oecono
mische Tak haar doel: bestrijding der
armoede door bevordering der nijver
heid te bereiken. Vooral deed zij dit
door het verleenen van premies. Zoo
werden premies verleend aan onderne
mers voer 't in werk stellen van werk-
loozen, werden spinscholen opgerioht
om arme kinderen te leeren spinnen,
werden premies gegeven aan „particu
liere bazen of vrouwen" die kinderen
spinnen leerden of aan huisgezinnen,
die zich bezighielden met vlas spinnen.
Zoo werd ook gedurende langen tijd
jaarlijks vier duizend guldens besteed
om ieder jaar honderd jongens op te
leiden voor de zeevaart waarmede te
vens een nationaal belang gediend werd.
Ook van dit alles kan worden getuigd:
Er is niets nieuws onder de zon, zeide
spr. Ook thans worden er weder pre
mies verleend bü het te werk stellen van
werkloozen, namelijk in dezen zin dat
bij werk, ondernomen in het algemeen
belang, het graven van kanalen en der
gelijke door de subsidie van gemeente,
provincie of staat, soms van twee dezer,
soms van alle drie, het mogelijk wordt
gemaakt dat door werkloozen het werk
wordt verricht.
Voorts zijn er nu talrijke scholen voor
allerlei ambachten verrezen die hoe lan
ger hoe meer jonge personen uit de be
volking tot zich trekken. Aan „particu
liere bazen of vrouwen" worden ook nu
nog premies gegeven, wel niet om kin
deren spinnen te leeren, doch om kin
deren tot zich te nemen van de Ver-
eenïging, vooral in den Achterhoek be
kend als de Vereeniging „Steun" en
deze groot te brengen tot hun meerder
jarigheid en voor de Maatschappij ge
schikt te maken. Het „oeconomische"
werk van de Maatschappij stond dik
wijls dicht bij Armenzorg deed spr. uit
komen. De Maatschappij is opgetreden
als voorloopster van de thans welhaast
in alle steden bekende vereeniging „Ar
menzorg". In den tijd der Fransche over-
heersching deed de Maatschappij haar
best om mee te werken aan leniging der
algemeene ellende. De departementen
steunden de overal opgerichte „Armen
fabrieken" of „Armeninrichtingen" waar
in de tallooze werkloozen tewerk wer
den gesteld en onder den toen aangeno
men naam „Hollandsche Huishoude
lijke Maatschappij" trachtte ze, voor
zoover dat ging, het nationale gevoel
hoog te houden. Naast dit voorbeeld uit
den „goeden" ouden tijd, aldus spr..
kunnen wij geen voorbeeld stellen. En
toch ligt de tijd nog niet lang achter
ons, dat wij de kans hebben geloopen
dat de Maatschappij in dezen een taak
zou zijn opgelegd. Laten wij oprecht,
dankbaar zijn, dat ons dit is bespaard
gebleven.
Opmerkelijk is, zoo betoogde spr. ver
der, dat pas in 1853 de Maatschappij er
toe besluiten kon omtrent zaken die de
wetgevende macht aangaan, zich met.
een adres tot de regeering te wenden.
In 1830 stelde de Maatschappij een uit
gebreid onderzoek in naar den toestand
van het volksonderwijs, waarvan een
der gevolgen was instelling van avond
scholen in meer dan een plaats door de
departementen: dertig jaar lang heeft
de maatschappij eenige van deze avond
scholen gesubsidieerd. Een ander gevolg
van deze bemoeiingen van de Maat
schappij was dat de aandacht op de
noodzakelijkheid van het geven van vak
onderwijs werd gevestigd. In latere ja
ren steunde de Maatschappij de oprich
ting van ambachtsscholen terwijl zij
ook het industrieel onderwijs voor meis
jes onder haar bemoeiingen nam en
dat op meer dan een wijze behartigde.
De eerste kookschool in ons land (in
Den Haag) is een stichting van de
Maatschappij. De landhuishoudkundige
school later Middelbare Landbouwschool
te Groningen, !s een stichting van het
departement der Maatschappij aldaar.
Tenslotte vestigde spr. er nog de aan
dacht op dat dat deel van de zorg voor
dc volkswelvaart dat tegenwoordig bij
uitstek „sociaal" heet steeds de belang
stelling der Maatschappij heeft gehad.
Zco heeft zij o.a. herhaalde malen haar
aandacht gewijd aan het vraagstuk der
werkloosheid en der werkverschaffing;
wat betreft volkshuisvesting heeft zij
zelfs een handleiding doen uitgeven
voor het bouwen van arbeiderswonin
gen.
Bijzonder duidelijk spraken haar so
ciale bemoeiingen uit een viertal adres
sen. dat de Maatschappij tusschen de
jaren 1861 en 1873 tot de Regeering
richtte om aan te dringen op een ver
bod van kinderarbeid in fabrieken en
uitvoering van schoolplicht, terwijl zij
tevens zich tot de industrieelen in den
lande richtte ir.et het verzoek zich te
onthouden van het gebruik van Jonge
kinderen in hun fabrieken. De Maat
schappij was hier te lande het eerste
lichaam, dat de aandacht vestigde op
den misstand van kinderarbeid en met
kracht hiertegen opkwam. Zij heeft niet
opgehouden met aan te dringen op op
heffing van dezen misstand totdat aan
dezen eisch van humaniteit eindelijk
voldaan was. Doch niet slechts in deze
zeer specifiek „sociale" vraagstukken
komt de ethische achtergrond van het
werk der Maatschappij tot uiting: dit
uit zich, zij het ook minder openbaar,
in haar geheele streven.
Dat gaat namelijk, besloot spr., uit
op de bevordering van het algemeen
belang en hierin staat zij nog op geheel
hetzelfde standpunt als 150 jaar gele
den de Oeconomische Tak innam: geen
belangen van bepaalde' groepen der be
volking of van bepaalde streken des
lands hebben haar aandacht boven die
van andere. Haar doel: bevordering van
nijverheid en handel, wordt gedragen
door de overtuiging dat de belangen van
deze de belangen van het geheele volk
zijn en dat door deze te bevorderen de
welvaart van het geheele volk vermeer
derd wordt. Zoo zijn de sociale en na
tionale overwegingen, die in 1777 aan
leiding gaven tot de stichting van den
Oeconomischen Tak nog steeds de drijf
veer van de Maatschappij van 1927 bij
haar streven naar het doel dat zij zich
stelt, vermeerdering der volkswel
vaart.
Na deze rede zou nog gesproken
worden door den minister Slotemaker de
Bruyne als vertegenwoordiger der re-
geering en door den heer F. Teding van
Berkhout Jr., als voorzitter van het
huisvestingscomité, die namens dit
comité het nieuwe gebouw aan het
hoofdbestuur zal overdragen.
Daarover in ons volgend nummer.
HET NIEUWE GEBOUW
DE GEVEL
Reeds van buiten kan men aan hot
perceel op het Nassauplein zien, dat
incr dc Maat'schappij zetelt, want door
de bekende firma Bogtman is een bui?
tengewoon sierlijk naambord vervaar?
digd van gebrand glas?mozaïk in beton,
ILcrop staat het volgende tc lezen;
Nederlandsche
Maatschappij
voor
Nijverheid
en
Handel
Gesticht in 1777.
Het is bovendien versierd mei! de
emblemen van Nijverheid cn Handel en
inet het Nederlandsche wapen.
Als de bezoeker door dc brcedc gla?
zen deur cn dc marmerci vestibule ia
dc ruiine hal komt, vindt hij daar bnks
van den ingang dc wacht? cn leeskamer
en aan den rechterkant een kantoor?
lokaal. Aan dc rechterzijde van dc hal
is ook dc toegang tot de groote sccrc?
tariskamcr. die er bijzonder fraai cn
artistiek uitziet. Vooral dc met iSvce
witte beelden versierde oud?Holland?
sche schoorsteen trekt de aandacht. Die
stond vroeger in dc secretariskamer der
Maatschappij in het Paviljoen. Het ver?
trok bevat uitsluitend antieke meubelen,
behalve de tafel, die door een groote
De heer K. Jonkheid.
vervangen zal worden, waarvoor nrchi?
tect K. Jonkheid nog een teekemng
moet maken Ook dc zware eiken bal?
ken in dc zoldering zijn nieuw. Die heb?
ben dezelfde stemmige kleur als do
fraaie eikenhouten betimmering in het
geheele vertrok.
Natuurlijk ontbreken hier met eea