3
HET JASJE VAN DEN
KLEINEN KABOUTER.
Er was eens een kleine Kabouter,
die van plan was eenigc kennissen des
middags op de thee te vragen. En
daarom keek hij eens in de kast, om te
zien hoeveel koppen en schotels hij
had, en hij zag, dat er drie koppen wa»
Ten met schoteltjes en één, waar geen
schoteltje bij was.
..Nu, ik zal de kop zonder schotel
zelf nemen," dacht hij en „dan kan ik
drie bezoekers invitecrcn."
„Drie en een maakt vier,
„Dat geeft het meest' plcizier.
zong de waterketel.
„Dat ben ik ook van plan." zei de
Kleine Kabouter en ging terstond op
weg.
Hij inviteerde vooreerst een Wever
Kabouter en toen de Kleine Zwarte
Kat, Die Alleen Woonde en daarna
den Kabouter Bakker. En zij zeiden
alle drie, dat zij zonder twijfel zouden
komen.
De kleine Kabouter ging naar huis
en maakte alles gereed. Hij zette ge»
bakjes op tafel en broodjes met suis
ker en een schotel kabouterhoning. En
hij zette de kopjes op tafel en de scho»
tels, alsof het het belangrijkste werk
ter wereld was. En van een buurman
leende hij nog een theelepeltje. En
toen, toen alles klaar was en het bijna
tijd was, dat de gasten zouden komen,
zag hij, dat hij een gat in zijn mouw
juist bij den elleboog had.
O, dat was verschrikkelijk 1 Men kan
toch geen partijtje geven met een gat
in zijn mouw!
De kleine Kabouter rende naar het
huis van zijn buurvrouw, de Wijze
Vrouw, maar, ojé! haar deur was ge»
sloten en het was duidelijk, dat zij
was gaan wandelen. En de Kabouter
Kleermaker zcidc, dat hij geen naald
en draad bij de hand had en uit moest,
dus dat hij een anderen dag maar
eens terug moest komen.
Dus liep de Kleine Kabouter maar
zoo snel mogelijk weder naar huis.
En toen hij nagedacht en nog eens na»
gedacht had, liep hij den tuin in en
nam een groen blad en naaide het op
zijn mouw, zoodat het gat er door be*
dekt werd. Toen keek hij er naar en
keek er nog eens naar en hij vond,
dat het erg raar stond en daarom
plukte hij nogc een groen blad en
naaide dat op den anderen elleboog,
precies op dezelfde plaats.
„Een en een is twee,
„Vooruit maar, doe 't er meel" zong
de waterketel.
„Dat ben ik ook van plan," zei de
Kleine Kabouter. En hij nam den thee»
pot om tlicc te zetten, want hij hoor*
de zijn bezoekers reeds aankomen.
Eerst kwam de Wever Kabouter,
want hij was het eerst gevraagd. Hij
droeg zijn beste pak met verscheidene
zakken en hij zag er keurig uit, dat
moet gezegd zijn.
Toen kwam de Kleine Zwarte Kat,
Die Alleen Woonde, want zi| was het
tweede gevraagd. Zij droeg haar beste
rose lint met ècn eikel eraan en haar
jasje glom zoo mooi als het maar kon.
En o, hoe blij was de Kleine Kabou»
ter, toen hij zijn gasten zoo mooi opge»
poetst zag, dat hij het gat in zijn elle»
boog met een blad gestopt had!
Daarna kwam de Kabouter Bakker,
want hij was bet laatst gevraagd. Hij
was zoo trotsch als een pauw, want
hij droeg zijn beste voorschoot en
muts. En o. wat was onze Kleine Ka»
bouter blij, dat hij het gat in zijn elle»
boog met een groen blad gestopt had!
Allen gingen aan tafel zitten en de
Kleine Kabouter haalde den theepot
van den haard.
En terwijl hij thee in schonk zcidc
de Wever Kabouter met een trotsche
■tem: „Ik verzoek U, mij te willen
.verontschuldigen, als ik mijn thee erg
voorzichtig drink, want ik heb mijn
beste pak aan en er zitten zeven zak*
ken in."
En de Kleine Zwarte Kat, Die Al»
leen Woont, zcidc: „Lieve deugd, ik
mag er wel aan denken, dat ik mijn
beste lint aan heb, vandaag, dus ik
moet ook heel voorzichtig zijn."
En de Kabouter Bakker zeide: „Het
zou zonde zijn, als ik mijn mooie voor,
schoot bemorste, want ik weet zeker,
dat er zoo'n mooie niet meer te krij»
gen is."
En toen dronken zij alle heel voor»
zichtig hun thee. En de Kleine Kabou»
ter ging naar den haard om den thee»
pot opnieuw te vullen.
En toen hij weder terug kwam, zeide
de Wever Kabouter „Hé, buurman,
dat is gek, dat je twee groene bladeren
op de ellebogen van je jasje hebt zit»
ten." t
„Ja, die heb ik erop genaaid," zeide
de Kleine Kabouter, „om mijn cllebp»
gen op tafel te kunnen leggen, want
dat is de laatste mode."
„Wel, wel, dat ik daar nog niet van
gehoord had." zcidc de Kleine Zwarte
Kat, Die Alleen Woont, maar nic»
mand lette daarop.
En toen aten zij hun gebakjes op en
dronken nog een kopje thee en alles
verliep in de beste stemming.
Maar toen zcidc de Kabouter Bak»
ker tot den Kleinen Kabouter:
„Zeg buurman, ik zie, dat je nooit
je ellebogen op tafel legt,"
Nu was de Kleine Kabouter natuur»
lijk bang om zijn ellebogen op tafel
te leggen, uit vrees dat de bladeren
zouden scheuren of eraf zouden val»
len.
Maar hij zcidc: „O, dat is, omdat
jullie geen van allen groene bladeren
op je ellebogen hebt en omdat wij
niet allemaal tegelijk onze ellebogen
op tafel kunnen leggen, doe ik het ook
niet!"
Spoedig daarop was het partijtje af*
geloopcn en de bezoekers bedankten
den Kleinen Kabouter en gingen heen.
Het was een uitstekend geslaagd thee,
partijtje geweest.
Toen de gasten vertrokken waren
vloog de Kleine Kabouter naar de
Wijze Vrouw en zij verstelde het gat
in zijn mouw.
En toen hij den volgenden morgen
over de markt liep, kwam hij den We*
ver Kabouter tegen en de Kleine Kat,
Die Alleen Woont en ook den Kabou»
ter Bakker, die alle drie naast elkan»
der liepen te wandelen.
De Kleine Zwarte Kat had een jasje
geleend en droeg dat en alle drie had»
den ze groene bladeren op hun elle»
bogen genaaid.
Toen zij den Kleinen Kabouter za»
gen, keken zij en keken zij en de We»
ver Kabouter riep uit:
„Zeg, buurman', waarom draag je
vandaag geen groene bladeren op de
ellebogen van je jas, om je ellebogen
op tafel te kunnen leggen, want dat
is de laatste mode?"
Maar de kleine Kabouter zcidc:
„O, dat was de mode van gisteren,
maar vandaag zijn de mcnschcn wij»
zer!"
En met die woorden liep hij heen en
toen hij alleen was lachte hij en lachte,
en lachte
'N VREESELIJKE GESCHIEDENIS!
Jan: „Heb je dat gehoord vaiimid.
dag, op den Dam in Amsterdam met
dat meisje van zeventien, die vandaag
voor het allerlaatit
Piet: *Nec, wat dan?"
Jan: Zeventien jaar te. Morgcr.
wordt ze achttien.
DE STAARTEN VAN DE
SPROOKJESLAMMETJES.
Heel lang geleden, op een erg war»
men zomerdag, voelden de kleine lam»
metjes, die in de groene weiden van
Sprookjesland aan het grazen waren,
zich heel erg warm.
„Tjonge, tjonge," blaatte een klein
lammetje, „ik moet er werkelijk bij
gaan liggen; wat heb ik het benauwd!"
„Kom in de schaduw van de boo»
men," zei zijn broertje; „hier is de zon
niet zoo sterk."
Dus wandelden zij de weide over
en legden zich in de schaduw van de
boomen.
„Goeden morgen," zeide een stem
boven hen.
De lammetjes keken naar boven en
zagen één der blauwe vogels, welke in
sprookjesland zoo algemeen zijn, op
een tak boven hen zitten.
„Goeden morgen," antwoordden de
lammetjes, beleefd.
„Jullie zien .er erg warm uit," zei de
blauwe vogel.
„O, dat zijn we ook," antwoordden
de lammetjes. „Zie je, het is ook zoo'n
ontzettend warme dag voor wollen
jasjes."
„Ja! Ik dacht dat vceren al warm wa,
ren, maar wol lijkt mij toch nog erger!"
„Het is verschrikkelijk warm," zei
een der lammetjes. „Zie je, het is ook
zoo lang en zelfs onze staarten lijken
zoo zwaar te dragen met zoo'n weer."
„Maar waarom doen jullie niet het»
zelfde als de lammetjes in de jongens*
en meisjeswcrcld doen?" vroeg de
blauwe vogel.
„Wat doen die dan?" vroegen de
lammetjes allebei tegelijk.
„Wel, die laten hun jasjes en lange
staarten kort knippen," antwoordde de
blauwe vogel, „en dan voelen zij zich
lang zoo warm niet."
„Wat een goede idee!" riepen de lam»
metjes uit. „Maar hoe moeten wij de
onze laten knippen? Wij kunnen het
toch niet zelf doen!"
„O, vraag het maar aan de elfen,"
zei de blauwe vogel en vloog heen.
De kleine lammetjes dachten, dat het
een goed plan wtis. Zij spraken erover
met de andere kleine lammetjes en bc»
sloten ten laatste om aan de elfen te
vragen, hen te willen helpen.
„Schapen worden in Sprookjesland
niet geschoren." zei een der lamme*
ren, „maar dat is geen reden, waarom
wij het niet in zouden voeren."
Den volgenden morgen, toen er een
hccleboel zingende elfen voorbij gevlo»
gen kwam, riep het oudste lammetje
hen toe stil te houden
„Wat willen jullie van ons?" vroeg
de grootste elf.
„O, wij hebben het zoo vrecselijk
warm in onze lange jassen en met onze
lange staarten, en daarom wouen wij
die laten afknippen," smeekten de
kleine lammeren.
„O, wat een pretl" riepen de elfen
uit, terwijl zij in het rond begonnen te
dansen. „Dat zullen wij graag docnl
Laat ons gauw scharen gaan halen, dan
zullen wc direct beginnen."
En toen zij de grootste scharen ge»
haald hadden, die zij konden vinden,
nam iedere elf een Lvnmetje en knipte
zijn jasje kort en knipte ook zijn lan»
gen staart eraf. Het deed hun hcclc»
maal geen pijn, want het was enkel wol.
De elfen vonden het erg leuk en al
spoedig was de hcclc wei vol met plui,
zen grijs'witte wol on lange grijs*wittc
staarten.
„O, ik voel me al veel frisscher,"
zeide een der lammetjes, „en wat is
het heerlijk, als er niet meer zoo'n
lange staart tegen je achterpootcn
slaat!"
„Dank u wel, dank u wel, lieve el
fen!" riepen alle lumraetjes, toen zij
klaar waren; „wij voelen ons nu alle*
maal heerlijk kocll"
Toen vlogen de elfen weder weg om
hun scharen terug te brengen.
Maar ïoen* zij nog pas een oogenblikjo
weg waren, kwam toevallig de schat»
meester van den Koning voorbij. Ver#
baasd bleef hij staan kijken en vroeg:
„Wat hebben jullie uitgevoerd?"
„O, de elfen hebben onze jasjes kort
geknipt en onze staarten ook om ons
wat meer koelte te geven," zeide de
kleine beestjes, terwijl zij in hun
vreugde luchtsprongen maakten.
„Wel, lieve help!" zeide de schat»
meester. „Ik kan toch al dien vuilen
rommel hier niet hebben! Waar dach»
ten die elfen aan? Morgen komt de ko»
ningin hier voorbij. Ik moet die zorge*
looze elfen dien rommel hier laten op»
ruimen!" En hij ging heen om de elfen
op te zoeken.
„Maar, Excellentie," zeiden de kleine
elfen, toen hij hen berispte, „waar moe»
ten wij al die wol naar toe brengen?"
„I k weet het niet," zeide de schat#
meester. „Misschien is het 't beste als
je die naar de wereld der jongens en
meisjes brengt om te zien of die er iets
nuttigs mede kunnen doen."
„Leuk! riepen de elfen, terwijl zij
wegvlogen en erg blij waren met hun
nieuwe taak.
Zij verzamelden de wol en de staar»
ten en brachten die naar onze wereld
en, na verschillende dingen geprobeerd
te hebben, wat denk je, dat ze er ten
slotte mede besloten te doen? Nu, ze
gebruikten de wol om die aan den bin»
nenkant tegen de kastanjedoppen te
leggen om de blaadjes lekker warm te
houden. Je kunt ze in alle kastanje»
knoppen vinden, als je het wilt zien.
En de staarten, die stopten zij in de
hazelaarknoppen, waar zij hieven tot
de volgende Lente. Toen begonnen zij
allen uit de knoppen te groeien en
schudden en waaiden in den wind, zoo»
dat iedereen, die ze ziet, denkt, dat het
echte lammerstaartjcs zijn!
En nu worden voortaan eiken zomer
de lammetjes van Sprookjesland ge»
schoren en dus kun je iedere Lente
weder de wol in de kastanjeknoppen
en de staarten in de hazelaarknoppen
vinden. En de reden, waarom die staar»
ten altijd zoo zwaaiden in den wind is,
omdat zij vroeger aan de lammetjes
van Sprookjesland behoorden, waar zij
den heelcn dag heen en weer zwaaiden!
ROMPELSTEELTJE.
(Vervolg en slot.)
Nu, je kunt begrijpen, dat de bood#
schappcr dien naam goed onthield en
dien zachtjes de koningin in het oor
fluisterde.
En toen het kleine mannetje kwam en
zcidc: „Nu hoe is mijn naam?" ant»
woordde de koningin: „Is het Henri?"
„Neen!'
„Conraad?"
„Neen!"
„Nu, dan is het misschien Rompel»
steeltje?"
Het mannetje was huiten zichzelf van
woede
Welke Icclijkc licks heeft u dat ver»
teld?" schreeuwde hij, en in z(jn
woede stampte hij zoo verschrikkelijk
met zijn voet op den grond, dat hij den
vloer van het kasteel brak en door het
gat verdween. En vanaf dien dag werd
hij niet meer gezien hij w.as voor im#
mer verdwenen.
KLAAS DE CLOWN.
KLAAS DE CLOWN OP DE
VISSCHERIJ
„NV at een prachtige visch zit hierl"
riep Klaas de Clown. „En zoo leven»
'dig", voegde hij verbaasd aan toe, toen
'hij zag welk een pret de visschcn maak#
ten. „Als ik er daar toch eens een paar
van kan vangen," dacht hij, „dan zou
ik een leuken dag kunnen hebben."
Inderdaad sluagdc Klaas er in vier
prachtvisschen te vangen. Hij spande
ze in een eigcn»gcmaakt gareel en leen*
de op de boerderij een grootc emmer en
een stok met touw.
„Nu rijd ik :n een vicr*visschen*
span!" lachte Klaas vroolijk, nadat hij
de visschcn voor de emmer gespannen
had. „Kijk eens, ze gaan precies zooals
ik ze stuur."
„Ik vind het erg dom van je om dat
spcelgocd»scheepjc over het meer te
laten zeilen," zei de koning. „Je zult het
wel nooit meer terug krijgen, want de
booze koning aan den overkant zal het
wel stelen.
en "dadelijk werd het scheepje wel der*
tig maal zoo groot. Ja het werd zelfs
zoo groot, dat dat de toovcnaar er
in kon stappen. Hij roeide snel weg en
kwam zoodoende weer veilig bij Klaas
terug! De Koning was natuurlijk ook blij
voor Klaas, dat hij zijn vriend weer
terug had.
(Wordt vervolgd.)
Maar Klaas wist heel goed wat hij
deed. De slechte koning aan den over*
kant hield namelijk Klaas' vriend, den
toovenaar, gevangen. Toen nu die too.
venaar het kleine scheepje op zich af
ag komen, zwaaide hij zijn tooverstaf..
RAADSELS
(Deze raadsels zijn allo ingezonden
door jongens en meisjes die „Voor
onze Jeugd" lezen.)
Iedere maand worden onder de beste
oplossers drie boeken in prachtband
verloot.
1. (Ingez. door Gems.)
Welke Franschc rivier kan men van
het woord ARMEN maken?
2. (Ingez. door Leeuwerik.)
Welke voedzame drank is zonder
voorletter een familielid.
3. (Ingez. door Aprilmcisje.)
Ik ben een rijmpje van 61 letters.
I 2 16 33 is een jongensnaam
31 32 33 heeft ieder dier.
18 39 40 41 is zuur.
7 10 26 33 is een jongensnaam.
34 35 36 27 46 is een soort schoeisel
47 48 27 13 is een dier.
58 59 60 61 is niet vroeg.
43 44 45 48 Is een groot water.
3 4 57 51 is een koppig dier
21 22 23 24 is niet slecht
25 5 legt een kip.
3 10 8 50 is een zwemvogel.
30 29 33 hoort bij ieder huis
42 52 53 54 s5 is niet open
56 19 33 zit aan iederen boom.
28 29 33 is een soort schip.
6 14 27 is een jongens* of meisjes*
naam.
49 12 is een bepalend lidwoord.
4 9 8 is een ander woord voor regel
37 19 46 geeft licht en warmte.
II 14 15 16 17 12 noemt men ook
wel flambouw
13 18 20 38 23 is een vrouwelijk fa»
milielid.
30 32 33 ligt op ons bed.
34 35 36 37 is niet hoog
38 57 is een voorzetsel.
4. (Ingez. door Heideroosje.)
Ik ben een pluats in 't Gooi. Neem
een klinker weg en ik word eer. insect.
5. (Ingez. door Oliebol.)
Kruisraadscl
x
XXX
X X X X X
X X X X X X X
XXXXXXXXX
X X X X X X X
X X X X X
Zet op de 1ste regel: een medeklin»
ker.
Op de 2de regel: een blijde uitroep.
Op de 3de regel: een plants in N.
Brabant.
Op de 4de regel: dagelijksch voedsel
Op de 5de regel: een jongsnaam.
Op de 6de regel: een stuk van
Haarlem.
Op de 7de regel: mcnschen die
naast ons wonen.
Op de 8ste regel: een getal dat niets
waard is.
6. (Ingez. door Condor.)
Ik ben een lekkernij op de boter»
ham. Verander mijn laatste letter en
ik word een jongensnaam.
puttertje 6, Korenbindstertje 6 Woud*
nimfje 6 Tuiniertje 3 l'inoecio 6 Bloc*
imcnmcisjc 6 Waterkoct 6 Marmotje 6
Rompelstecltjc 6 Onze Jongsleó Irene
6 Goudsprietje 6 Tippic 6 La petite
Fran9aisc 6 Bruinoogje 5 Prinsesje
Sterremuur 6 Sneeuwvlokje 6 Juni*
bloempje 6 1ste Stuurman 4 Gouden
regen 6 Wilgenroosje 6 Amazone 6 De
grootc papegaai 6 De kleine papegaai
6 Anjer 6 Knutsclaartje 5 Herdc-rinne»
tje 6 Boerinnetje 6 Rozemarijntje 6
Kleine Ulko 6 Do kleine Bakker 6
Hansje Teddybeer 6 Hebatje 6 Jimmy
6 Goliath 6 Eschdoorntje 6 Mandoli*
nist 6 Baby Peggy 6 Blondkopjc 6
Popje 6 Zeclandertje 6 Meidoorntje 6
Lotusblocmpje 6 Harold Lloyd 6 Moe*
ders oudste dochter 6 De kleine Eie»
renraper 6 Breero 6 Goudhaantje 6
Ventje Piggclmec 6 Oliebol 6 Floris V
6 Woudelfje 6 Wipneus 6 Witkopje 6.
Duivenvriend 6 De Kleine Vogel*
vriend 6 De kleine Violist 6 Miep 6
Pianist 6 Hardlooper 6 Verspringer 6
Slaapmutsje 6 Gems 5 Berliner Bol 6
Friezinnetje 6 Drentenaar 6 De kleine
Wildzang 6 Bijdehandje 6 Kaboutertje
Flip Flap 6 Kaboutertje Wip Wap 6
Knagelijntjc 6 Ridder Pipi 6 Krulle»
mie 6 Amico 6 Juffertje Onrust 6 Jut,
tepeertje 6 Rozckoontjc 6 Distelvink
6 Verspringer 6 Hardlooper 6 Nach»
tegaal 6.
RUBRIEKERTJES-LIJST.
Vervolg.
340: P. v. d. Ham, oud? Grootc
Houtstraat 148. P. mag Woensdag bij
mij een kleine verrassing komen ha*
len, als welkom in onze Rubrisk.
EEN VERRASSING VOOR
DEN PROFESSOR.
Raadseloplossingen
De raadseloplossingen der vorige
week zijn:
1. Goespoes.
2. Piet Hein.
3. Vliegenier.
4. Bibliotheek.
5. Lotusbloempje.
6. AapJaap.
Goede raadseloplossingen ontvangen
van: Verkeersagentje 6 Boterbloempje
2 Teekennarster 5 Miimi Poczckat 6
P. v. d. Ham 6 Gems 6 Rijstepikkert je
6 Kraaloog 5 Verpleegstertje 6 Me»
rcyn 5, Astra 6, Alpcnroosje 6 JLill»
Je plakt de geheele teekening op een
stuk karton, dat niet al te dik moet
zijn. anders is het lastig knippen. Dan
kleur je het naar eigen smaak met wa
terverf of kleurkrijtjes en als alles goed
droog is, knip je de drie afzonderlijke
stukken uit. evenals het rechthoekje
met het kruisje er in. Nu maak je gaat
jes, waar de puntjes 1 en 4 in het bootje,
2 op de zeeslang en 3 in de zee staan.
Nu leg je gaatje no. 1 op gaatje no. 2
en steekt er een papierklemmetje door.
Daarna steek Je het „balk-gedeelte"
van de zeeslang door het gaatje van
den uitgeknipten rechthoek in de zee.
Nu leg je gaatje No. 3 op gaatje no. 4
en steekt daardoor weer een papier
klemmetje. Als Je nu het ondereinde
van de zeeslang heen en weer beweegt
gaan de professor en het bootje heen
en weer schommelen op de baren, daar
de zeeslang probeert het bootje om te
werpen.
Posizegelrubnelc
FRANKRIJK
(Vervolg.)
JOC
/Ac
SOC
00 C 1
AC
</C
Ac
/0c
/SC
iet
AAc
SOe
//OC
T2C
AC
yc
/0C
/Ac
ASc
ASC
30/
ysr
Gedurende 1S71 75 werden in
zelfde type (zie fig 1) nog ecnige ze#
gels uitgegeven met dit geringe ver#
schil, dat de waardecijfers in den on*
derrand grootcr zijn. N.l. 10 centimes
(bruin op rose), 15 centimes (geel*
bruin), 30 centimes (bruin) en 80 een*
times (rood). Grootte van de vakjes
2.8 bij 2.3 c.M.
In 187677 verscheen een geheel
nieuwe serie met de symbolen van
welvaart en handel. (Zie fig. 4).
In deze serie komen twee typen
voor. Het verschil is betrekkelijk zeo*
gering, doch daar de waarde der zen
gels zeer verschillend is, loont 't toch
de moeite dit even na te gaan. Het
verschil schuilt in den naam van den
ontwerper onder aan de zegel. Zie fig
5). Bij type I staat de N van 1NV on#
der de B van Republiek; bij type II-
staat dezelfde N onder de U. #'t Is
met 't bloote oog wel waar te nemen*
doch met een vergrootglas is 't zeef
duidelijk.
Van type I verschenen: 1 centime
(greon), 2 centimes, (groen), 4 centi#
mes (groen), 5 centimes (groen), 10
centimes (groen), 15 centimes (grijs)*
20 centimes (bruin op lichtgeel), 25
centimes (ultramarijn), 10 centimes
(lichtbruin), 40 centimes (vermiljoen)*
75 centimes (karmijn) en 1 franö
(bronsgroen).
Van type II: 2 centimes (groen), 5
centimes (groen), 10 centimes (groen),
15 centimes (grijs), 25 centimes (ui#
centimes (geelbruin), 75 centimes
(rood), en 1 franc (hronsgroen),
Grootte van de vakjes 2.8 bij 2.3 c.M*
Zie voor de indccling 't schetsje.
Nieuwe deelnemers:
218 Jaapje Admiraal, Verspronek#
weg 75.
219 Jan v. Heerden, Oranjeboom#
straat 175 rd.
220 Karei Rickwcl, Ten Katcstr. 29
Karei mag Maandag een mooie ze#
gel hij mij komen uitzoeken.
Blocmhofstr 29 rd.