3 HET JASJE VAN DEN KLEINEN KABOUTER. Er was eens een kleine Kabouter, die van plan was eenigc kennissen des middags op de thee te vragen. En daarom keek hij eens in de kast, om te zien hoeveel koppen en schotels hij had, en hij zag, dat er drie koppen wa» Ten met schoteltjes en één, waar geen schoteltje bij was. ..Nu, ik zal de kop zonder schotel zelf nemen," dacht hij en „dan kan ik drie bezoekers invitecrcn." „Drie en een maakt vier, „Dat geeft het meest' plcizier. zong de waterketel. „Dat ben ik ook van plan." zei de Kleine Kabouter en ging terstond op weg. Hij inviteerde vooreerst een Wever Kabouter en toen de Kleine Zwarte Kat, Die Alleen Woonde en daarna den Kabouter Bakker. En zij zeiden alle drie, dat zij zonder twijfel zouden komen. De kleine Kabouter ging naar huis en maakte alles gereed. Hij zette ge» bakjes op tafel en broodjes met suis ker en een schotel kabouterhoning. En hij zette de kopjes op tafel en de scho» tels, alsof het het belangrijkste werk ter wereld was. En van een buurman leende hij nog een theelepeltje. En toen, toen alles klaar was en het bijna tijd was, dat de gasten zouden komen, zag hij, dat hij een gat in zijn mouw juist bij den elleboog had. O, dat was verschrikkelijk 1 Men kan toch geen partijtje geven met een gat in zijn mouw! De kleine Kabouter rende naar het huis van zijn buurvrouw, de Wijze Vrouw, maar, ojé! haar deur was ge» sloten en het was duidelijk, dat zij was gaan wandelen. En de Kabouter Kleermaker zcidc, dat hij geen naald en draad bij de hand had en uit moest, dus dat hij een anderen dag maar eens terug moest komen. Dus liep de Kleine Kabouter maar zoo snel mogelijk weder naar huis. En toen hij nagedacht en nog eens na» gedacht had, liep hij den tuin in en nam een groen blad en naaide het op zijn mouw, zoodat het gat er door be* dekt werd. Toen keek hij er naar en keek er nog eens naar en hij vond, dat het erg raar stond en daarom plukte hij nogc een groen blad en naaide dat op den anderen elleboog, precies op dezelfde plaats. „Een en een is twee, „Vooruit maar, doe 't er meel" zong de waterketel. „Dat ben ik ook van plan," zei de Kleine Kabouter. En hij nam den thee» pot om tlicc te zetten, want hij hoor* de zijn bezoekers reeds aankomen. Eerst kwam de Wever Kabouter, want hij was het eerst gevraagd. Hij droeg zijn beste pak met verscheidene zakken en hij zag er keurig uit, dat moet gezegd zijn. Toen kwam de Kleine Zwarte Kat, Die Alleen Woonde, want zi| was het tweede gevraagd. Zij droeg haar beste rose lint met ècn eikel eraan en haar jasje glom zoo mooi als het maar kon. En o, hoe blij was de Kleine Kabou» ter, toen hij zijn gasten zoo mooi opge» poetst zag, dat hij het gat in zijn elle» boog met een blad gestopt had! Daarna kwam de Kabouter Bakker, want hij was bet laatst gevraagd. Hij was zoo trotsch als een pauw, want hij droeg zijn beste voorschoot en muts. En o. wat was onze Kleine Ka» bouter blij, dat hij het gat in zijn elle» boog met een groen blad gestopt had! Allen gingen aan tafel zitten en de Kleine Kabouter haalde den theepot van den haard. En terwijl hij thee in schonk zcidc de Wever Kabouter met een trotsche ■tem: „Ik verzoek U, mij te willen .verontschuldigen, als ik mijn thee erg voorzichtig drink, want ik heb mijn beste pak aan en er zitten zeven zak* ken in." En de Kleine Zwarte Kat, Die Al» leen Woont, zcidc: „Lieve deugd, ik mag er wel aan denken, dat ik mijn beste lint aan heb, vandaag, dus ik moet ook heel voorzichtig zijn." En de Kabouter Bakker zeide: „Het zou zonde zijn, als ik mijn mooie voor, schoot bemorste, want ik weet zeker, dat er zoo'n mooie niet meer te krij» gen is." En toen dronken zij alle heel voor» zichtig hun thee. En de Kleine Kabou» ter ging naar den haard om den thee» pot opnieuw te vullen. En toen hij weder terug kwam, zeide de Wever Kabouter „Hé, buurman, dat is gek, dat je twee groene bladeren op de ellebogen van je jasje hebt zit» ten." t „Ja, die heb ik erop genaaid," zeide de Kleine Kabouter, „om mijn cllebp» gen op tafel te kunnen leggen, want dat is de laatste mode." „Wel, wel, dat ik daar nog niet van gehoord had." zcidc de Kleine Zwarte Kat, Die Alleen Woont, maar nic» mand lette daarop. En toen aten zij hun gebakjes op en dronken nog een kopje thee en alles verliep in de beste stemming. Maar toen zcidc de Kabouter Bak» ker tot den Kleinen Kabouter: „Zeg buurman, ik zie, dat je nooit je ellebogen op tafel legt," Nu was de Kleine Kabouter natuur» lijk bang om zijn ellebogen op tafel te leggen, uit vrees dat de bladeren zouden scheuren of eraf zouden val» len. Maar hij zcidc: „O, dat is, omdat jullie geen van allen groene bladeren op je ellebogen hebt en omdat wij niet allemaal tegelijk onze ellebogen op tafel kunnen leggen, doe ik het ook niet!" Spoedig daarop was het partijtje af* geloopcn en de bezoekers bedankten den Kleinen Kabouter en gingen heen. Het was een uitstekend geslaagd thee, partijtje geweest. Toen de gasten vertrokken waren vloog de Kleine Kabouter naar de Wijze Vrouw en zij verstelde het gat in zijn mouw. En toen hij den volgenden morgen over de markt liep, kwam hij den We* ver Kabouter tegen en de Kleine Kat, Die Alleen Woont en ook den Kabou» ter Bakker, die alle drie naast elkan» der liepen te wandelen. De Kleine Zwarte Kat had een jasje geleend en droeg dat en alle drie had» den ze groene bladeren op hun elle» bogen genaaid. Toen zij den Kleinen Kabouter za» gen, keken zij en keken zij en de We» ver Kabouter riep uit: „Zeg, buurman', waarom draag je vandaag geen groene bladeren op de ellebogen van je jas, om je ellebogen op tafel te kunnen leggen, want dat is de laatste mode?" Maar de kleine Kabouter zcidc: „O, dat was de mode van gisteren, maar vandaag zijn de mcnschcn wij» zer!" En met die woorden liep hij heen en toen hij alleen was lachte hij en lachte, en lachte 'N VREESELIJKE GESCHIEDENIS! Jan: „Heb je dat gehoord vaiimid. dag, op den Dam in Amsterdam met dat meisje van zeventien, die vandaag voor het allerlaatit Piet: *Nec, wat dan?" Jan: Zeventien jaar te. Morgcr. wordt ze achttien. DE STAARTEN VAN DE SPROOKJESLAMMETJES. Heel lang geleden, op een erg war» men zomerdag, voelden de kleine lam» metjes, die in de groene weiden van Sprookjesland aan het grazen waren, zich heel erg warm. „Tjonge, tjonge," blaatte een klein lammetje, „ik moet er werkelijk bij gaan liggen; wat heb ik het benauwd!" „Kom in de schaduw van de boo» men," zei zijn broertje; „hier is de zon niet zoo sterk." Dus wandelden zij de weide over en legden zich in de schaduw van de boomen. „Goeden morgen," zeide een stem boven hen. De lammetjes keken naar boven en zagen één der blauwe vogels, welke in sprookjesland zoo algemeen zijn, op een tak boven hen zitten. „Goeden morgen," antwoordden de lammetjes, beleefd. „Jullie zien .er erg warm uit," zei de blauwe vogel. „O, dat zijn we ook," antwoordden de lammetjes. „Zie je, het is ook zoo'n ontzettend warme dag voor wollen jasjes." „Ja! Ik dacht dat vceren al warm wa, ren, maar wol lijkt mij toch nog erger!" „Het is verschrikkelijk warm," zei een der lammetjes. „Zie je, het is ook zoo lang en zelfs onze staarten lijken zoo zwaar te dragen met zoo'n weer." „Maar waarom doen jullie niet het» zelfde als de lammetjes in de jongens* en meisjeswcrcld doen?" vroeg de blauwe vogel. „Wat doen die dan?" vroegen de lammetjes allebei tegelijk. „Wel, die laten hun jasjes en lange staarten kort knippen," antwoordde de blauwe vogel, „en dan voelen zij zich lang zoo warm niet." „Wat een goede idee!" riepen de lam» metjes uit. „Maar hoe moeten wij de onze laten knippen? Wij kunnen het toch niet zelf doen!" „O, vraag het maar aan de elfen," zei de blauwe vogel en vloog heen. De kleine lammetjes dachten, dat het een goed plan wtis. Zij spraken erover met de andere kleine lammetjes en bc» sloten ten laatste om aan de elfen te vragen, hen te willen helpen. „Schapen worden in Sprookjesland niet geschoren." zei een der lamme* ren, „maar dat is geen reden, waarom wij het niet in zouden voeren." Den volgenden morgen, toen er een hccleboel zingende elfen voorbij gevlo» gen kwam, riep het oudste lammetje hen toe stil te houden „Wat willen jullie van ons?" vroeg de grootste elf. „O, wij hebben het zoo vrecselijk warm in onze lange jassen en met onze lange staarten, en daarom wouen wij die laten afknippen," smeekten de kleine lammeren. „O, wat een pretl" riepen de elfen uit, terwijl zij in het rond begonnen te dansen. „Dat zullen wij graag docnl Laat ons gauw scharen gaan halen, dan zullen wc direct beginnen." En toen zij de grootste scharen ge» haald hadden, die zij konden vinden, nam iedere elf een Lvnmetje en knipte zijn jasje kort en knipte ook zijn lan» gen staart eraf. Het deed hun hcclc» maal geen pijn, want het was enkel wol. De elfen vonden het erg leuk en al spoedig was de hcclc wei vol met plui, zen grijs'witte wol on lange grijs*wittc staarten. „O, ik voel me al veel frisscher," zeide een der lammetjes, „en wat is het heerlijk, als er niet meer zoo'n lange staart tegen je achterpootcn slaat!" „Dank u wel, dank u wel, lieve el fen!" riepen alle lumraetjes, toen zij klaar waren; „wij voelen ons nu alle* maal heerlijk kocll" Toen vlogen de elfen weder weg om hun scharen terug te brengen. Maar ïoen* zij nog pas een oogenblikjo weg waren, kwam toevallig de schat» meester van den Koning voorbij. Ver# baasd bleef hij staan kijken en vroeg: „Wat hebben jullie uitgevoerd?" „O, de elfen hebben onze jasjes kort geknipt en onze staarten ook om ons wat meer koelte te geven," zeide de kleine beestjes, terwijl zij in hun vreugde luchtsprongen maakten. „Wel, lieve help!" zeide de schat» meester. „Ik kan toch al dien vuilen rommel hier niet hebben! Waar dach» ten die elfen aan? Morgen komt de ko» ningin hier voorbij. Ik moet die zorge* looze elfen dien rommel hier laten op» ruimen!" En hij ging heen om de elfen op te zoeken. „Maar, Excellentie," zeiden de kleine elfen, toen hij hen berispte, „waar moe» ten wij al die wol naar toe brengen?" „I k weet het niet," zeide de schat# meester. „Misschien is het 't beste als je die naar de wereld der jongens en meisjes brengt om te zien of die er iets nuttigs mede kunnen doen." „Leuk! riepen de elfen, terwijl zij wegvlogen en erg blij waren met hun nieuwe taak. Zij verzamelden de wol en de staar» ten en brachten die naar onze wereld en, na verschillende dingen geprobeerd te hebben, wat denk je, dat ze er ten slotte mede besloten te doen? Nu, ze gebruikten de wol om die aan den bin» nenkant tegen de kastanjedoppen te leggen om de blaadjes lekker warm te houden. Je kunt ze in alle kastanje» knoppen vinden, als je het wilt zien. En de staarten, die stopten zij in de hazelaarknoppen, waar zij hieven tot de volgende Lente. Toen begonnen zij allen uit de knoppen te groeien en schudden en waaiden in den wind, zoo» dat iedereen, die ze ziet, denkt, dat het echte lammerstaartjcs zijn! En nu worden voortaan eiken zomer de lammetjes van Sprookjesland ge» schoren en dus kun je iedere Lente weder de wol in de kastanjeknoppen en de staarten in de hazelaarknoppen vinden. En de reden, waarom die staar» ten altijd zoo zwaaiden in den wind is, omdat zij vroeger aan de lammetjes van Sprookjesland behoorden, waar zij den heelcn dag heen en weer zwaaiden! ROMPELSTEELTJE. (Vervolg en slot.) Nu, je kunt begrijpen, dat de bood# schappcr dien naam goed onthield en dien zachtjes de koningin in het oor fluisterde. En toen het kleine mannetje kwam en zcidc: „Nu hoe is mijn naam?" ant» woordde de koningin: „Is het Henri?" „Neen!' „Conraad?" „Neen!" „Nu, dan is het misschien Rompel» steeltje?" Het mannetje was huiten zichzelf van woede Welke Icclijkc licks heeft u dat ver» teld?" schreeuwde hij, en in z(jn woede stampte hij zoo verschrikkelijk met zijn voet op den grond, dat hij den vloer van het kasteel brak en door het gat verdween. En vanaf dien dag werd hij niet meer gezien hij w.as voor im# mer verdwenen. KLAAS DE CLOWN. KLAAS DE CLOWN OP DE VISSCHERIJ „NV at een prachtige visch zit hierl" riep Klaas de Clown. „En zoo leven» 'dig", voegde hij verbaasd aan toe, toen 'hij zag welk een pret de visschcn maak# ten. „Als ik er daar toch eens een paar van kan vangen," dacht hij, „dan zou ik een leuken dag kunnen hebben." Inderdaad sluagdc Klaas er in vier prachtvisschen te vangen. Hij spande ze in een eigcn»gcmaakt gareel en leen* de op de boerderij een grootc emmer en een stok met touw. „Nu rijd ik :n een vicr*visschen* span!" lachte Klaas vroolijk, nadat hij de visschcn voor de emmer gespannen had. „Kijk eens, ze gaan precies zooals ik ze stuur." „Ik vind het erg dom van je om dat spcelgocd»scheepjc over het meer te laten zeilen," zei de koning. „Je zult het wel nooit meer terug krijgen, want de booze koning aan den overkant zal het wel stelen. en "dadelijk werd het scheepje wel der* tig maal zoo groot. Ja het werd zelfs zoo groot, dat dat de toovcnaar er in kon stappen. Hij roeide snel weg en kwam zoodoende weer veilig bij Klaas terug! De Koning was natuurlijk ook blij voor Klaas, dat hij zijn vriend weer terug had. (Wordt vervolgd.) Maar Klaas wist heel goed wat hij deed. De slechte koning aan den over* kant hield namelijk Klaas' vriend, den toovenaar, gevangen. Toen nu die too. venaar het kleine scheepje op zich af ag komen, zwaaide hij zijn tooverstaf.. RAADSELS (Deze raadsels zijn allo ingezonden door jongens en meisjes die „Voor onze Jeugd" lezen.) Iedere maand worden onder de beste oplossers drie boeken in prachtband verloot. 1. (Ingez. door Gems.) Welke Franschc rivier kan men van het woord ARMEN maken? 2. (Ingez. door Leeuwerik.) Welke voedzame drank is zonder voorletter een familielid. 3. (Ingez. door Aprilmcisje.) Ik ben een rijmpje van 61 letters. I 2 16 33 is een jongensnaam 31 32 33 heeft ieder dier. 18 39 40 41 is zuur. 7 10 26 33 is een jongensnaam. 34 35 36 27 46 is een soort schoeisel 47 48 27 13 is een dier. 58 59 60 61 is niet vroeg. 43 44 45 48 Is een groot water. 3 4 57 51 is een koppig dier 21 22 23 24 is niet slecht 25 5 legt een kip. 3 10 8 50 is een zwemvogel. 30 29 33 hoort bij ieder huis 42 52 53 54 s5 is niet open 56 19 33 zit aan iederen boom. 28 29 33 is een soort schip. 6 14 27 is een jongens* of meisjes* naam. 49 12 is een bepalend lidwoord. 4 9 8 is een ander woord voor regel 37 19 46 geeft licht en warmte. II 14 15 16 17 12 noemt men ook wel flambouw 13 18 20 38 23 is een vrouwelijk fa» milielid. 30 32 33 ligt op ons bed. 34 35 36 37 is niet hoog 38 57 is een voorzetsel. 4. (Ingez. door Heideroosje.) Ik ben een pluats in 't Gooi. Neem een klinker weg en ik word eer. insect. 5. (Ingez. door Oliebol.) Kruisraadscl x XXX X X X X X X X X X X X X XXXXXXXXX X X X X X X X X X X X X Zet op de 1ste regel: een medeklin» ker. Op de 2de regel: een blijde uitroep. Op de 3de regel: een plants in N. Brabant. Op de 4de regel: dagelijksch voedsel Op de 5de regel: een jongsnaam. Op de 6de regel: een stuk van Haarlem. Op de 7de regel: mcnschen die naast ons wonen. Op de 8ste regel: een getal dat niets waard is. 6. (Ingez. door Condor.) Ik ben een lekkernij op de boter» ham. Verander mijn laatste letter en ik word een jongensnaam. puttertje 6, Korenbindstertje 6 Woud* nimfje 6 Tuiniertje 3 l'inoecio 6 Bloc* imcnmcisjc 6 Waterkoct 6 Marmotje 6 Rompelstecltjc 6 Onze Jongsleó Irene 6 Goudsprietje 6 Tippic 6 La petite Fran9aisc 6 Bruinoogje 5 Prinsesje Sterremuur 6 Sneeuwvlokje 6 Juni* bloempje 6 1ste Stuurman 4 Gouden regen 6 Wilgenroosje 6 Amazone 6 De grootc papegaai 6 De kleine papegaai 6 Anjer 6 Knutsclaartje 5 Herdc-rinne» tje 6 Boerinnetje 6 Rozemarijntje 6 Kleine Ulko 6 Do kleine Bakker 6 Hansje Teddybeer 6 Hebatje 6 Jimmy 6 Goliath 6 Eschdoorntje 6 Mandoli* nist 6 Baby Peggy 6 Blondkopjc 6 Popje 6 Zeclandertje 6 Meidoorntje 6 Lotusblocmpje 6 Harold Lloyd 6 Moe* ders oudste dochter 6 De kleine Eie» renraper 6 Breero 6 Goudhaantje 6 Ventje Piggclmec 6 Oliebol 6 Floris V 6 Woudelfje 6 Wipneus 6 Witkopje 6. Duivenvriend 6 De Kleine Vogel* vriend 6 De kleine Violist 6 Miep 6 Pianist 6 Hardlooper 6 Verspringer 6 Slaapmutsje 6 Gems 5 Berliner Bol 6 Friezinnetje 6 Drentenaar 6 De kleine Wildzang 6 Bijdehandje 6 Kaboutertje Flip Flap 6 Kaboutertje Wip Wap 6 Knagelijntjc 6 Ridder Pipi 6 Krulle» mie 6 Amico 6 Juffertje Onrust 6 Jut, tepeertje 6 Rozckoontjc 6 Distelvink 6 Verspringer 6 Hardlooper 6 Nach» tegaal 6. RUBRIEKERTJES-LIJST. Vervolg. 340: P. v. d. Ham, oud? Grootc Houtstraat 148. P. mag Woensdag bij mij een kleine verrassing komen ha* len, als welkom in onze Rubrisk. EEN VERRASSING VOOR DEN PROFESSOR. Raadseloplossingen De raadseloplossingen der vorige week zijn: 1. Goespoes. 2. Piet Hein. 3. Vliegenier. 4. Bibliotheek. 5. Lotusbloempje. 6. AapJaap. Goede raadseloplossingen ontvangen van: Verkeersagentje 6 Boterbloempje 2 Teekennarster 5 Miimi Poczckat 6 P. v. d. Ham 6 Gems 6 Rijstepikkert je 6 Kraaloog 5 Verpleegstertje 6 Me» rcyn 5, Astra 6, Alpcnroosje 6 JLill» Je plakt de geheele teekening op een stuk karton, dat niet al te dik moet zijn. anders is het lastig knippen. Dan kleur je het naar eigen smaak met wa terverf of kleurkrijtjes en als alles goed droog is, knip je de drie afzonderlijke stukken uit. evenals het rechthoekje met het kruisje er in. Nu maak je gaat jes, waar de puntjes 1 en 4 in het bootje, 2 op de zeeslang en 3 in de zee staan. Nu leg je gaatje no. 1 op gaatje no. 2 en steekt er een papierklemmetje door. Daarna steek Je het „balk-gedeelte" van de zeeslang door het gaatje van den uitgeknipten rechthoek in de zee. Nu leg je gaatje No. 3 op gaatje no. 4 en steekt daardoor weer een papier klemmetje. Als Je nu het ondereinde van de zeeslang heen en weer beweegt gaan de professor en het bootje heen en weer schommelen op de baren, daar de zeeslang probeert het bootje om te werpen. Posizegelrubnelc FRANKRIJK (Vervolg.) JOC /Ac SOC 00 C 1 AC </C Ac /0c /SC iet AAc SOe //OC T2C AC yc /0C /Ac ASc ASC 30/ ysr Gedurende 1S71 75 werden in zelfde type (zie fig 1) nog ecnige ze# gels uitgegeven met dit geringe ver# schil, dat de waardecijfers in den on* derrand grootcr zijn. N.l. 10 centimes (bruin op rose), 15 centimes (geel* bruin), 30 centimes (bruin) en 80 een* times (rood). Grootte van de vakjes 2.8 bij 2.3 c.M. In 187677 verscheen een geheel nieuwe serie met de symbolen van welvaart en handel. (Zie fig. 4). In deze serie komen twee typen voor. Het verschil is betrekkelijk zeo* gering, doch daar de waarde der zen gels zeer verschillend is, loont 't toch de moeite dit even na te gaan. Het verschil schuilt in den naam van den ontwerper onder aan de zegel. Zie fig 5). Bij type I staat de N van 1NV on# der de B van Republiek; bij type II- staat dezelfde N onder de U. #'t Is met 't bloote oog wel waar te nemen* doch met een vergrootglas is 't zeef duidelijk. Van type I verschenen: 1 centime (greon), 2 centimes, (groen), 4 centi# mes (groen), 5 centimes (groen), 10 centimes (groen), 15 centimes (grijs)* 20 centimes (bruin op lichtgeel), 25 centimes (ultramarijn), 10 centimes (lichtbruin), 40 centimes (vermiljoen)* 75 centimes (karmijn) en 1 franö (bronsgroen). Van type II: 2 centimes (groen), 5 centimes (groen), 10 centimes (groen), 15 centimes (grijs), 25 centimes (ui# centimes (geelbruin), 75 centimes (rood), en 1 franc (hronsgroen), Grootte van de vakjes 2.8 bij 2.3 c.M* Zie voor de indccling 't schetsje. Nieuwe deelnemers: 218 Jaapje Admiraal, Verspronek# weg 75. 219 Jan v. Heerden, Oranjeboom# straat 175 rd. 220 Karei Rickwcl, Ten Katcstr. 29 Karei mag Maandag een mooie ze# gel hij mij komen uitzoeken. Blocmhofstr 29 rd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 14