OP EEN WOONSCHIP IN FRIESLAND.
FLITSEN
STADSNIEUWS
FEUILLETON
DE GEHEIMZINNIGE ZAAK
VAN STYLES
HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 22 AUG. 1927
Het Woonschip.
Wat een verschil! Anders zit ik aan
een drukken weg vol motorverkeer met al
de wanklanken en den stank die daar
mee verbonden zijn. En nu opeens ligt
onze behuizing aan een kronkelende
sloot te midden van uitgestrekte weilan
den cn rust en stilte omgeven ons. Niet,
dat wij heelemaal van de wereld zijn
afgesloten: op sommige uren hebben we
het druk met het begroeten der voorbij
gangers: boeren met hooipramen, de
schouw, die de melkbussen komt ophalen,
visscherslui de kruidenier, die de af
gelegen boerenhoeven van het noodige
voorziet. Een enkele maal ook het witte
motorbootje van den dokter, die op zie
kenbezoek gaat, of het lawaaiige buiten
boordmotortje van den dominee, die uit
trekt op vogels en planten. Geloof nooit,
dat Friezen stug zijn; al deze voorbij
gangers zijn even vriendelijk. Als we
hier langer lagen, zouden we iedereen
kennen zooals ieder ons nu al kent en
vriendschapsbanden aanknoopen als
kabeltouwen. Maar het is niet de bedoe
ling dat het woonschip hier blijft; het
wachten is op onze cano en de koffers,
en dan zullen we naar de wildernis ge
bracht worden, waar alleen per boot ver
binding te krijgen is met de bewoonde
wereld en waar het rijk van planten en
dieren vlak voor onze loopplank al begin
nen zal. Nu kunnen we altijd nog te
voet naar het dorp; een wandeling, goed
voor de „lichamelijke ontwikkeling",
want het gaat over tien hooge damhek-
ken. Na veel telefoneeren komen we er
eindelijk achter, dat de bagage den vol
genden dag in Leeuwarden zal aanko
men inplaats van in Grouw, zooals afge
sproken, en besluiten alles zelf maar te
gaan afhalen. Iedereen waarschuwde
ons: het was zoo'n lang eind, het was
zoo'n saai eind; het ging tusschen ka-
denmuren, waar je niet overheen kon
kijken. Ten slotte bleek het maar een
paar uur peddelen te zijn, de kademuren
duurden hoogstens een kwartier en het
overige ging door een prachtig landschap
langs grootscheeps vaarwater met vrien
delijke tjalken. Vertrouw dus nooit een
Fries over afstand en schoonheid.
Dien avond hielden we een optocht.
Vooraan ging het motorbootje van on
zen vriendelijken huisheer, dan kwam 't
woonschip en achteraan dobberde de
cano. Juffrouw Terpstra aan het roer.
van onze ark, met haar breikous; haar
man boven op het dek, om bij ie boomen.
waar dat noodig was. Het ging langzaam
en plechtig. Dien nacht sliepen we dus
voor het eerst te midden van riet, water,
koeten en futen. De ligplaats is een
mooie plas even buiten het wereldver
keer. Het land is er vertegenwoordigd
door een smalle strook sponzig grasland,
waar de boot aan ligt vastgemeerd. Ove
rigens is alles water, riet en biezen.
Den volgenden morgen melk en post
halen bij de naaste buren; dat zal voort
aan dagelijks het eerste uitstapje zijn.
De postbode dringt eenmaal per dag om
negen uur, in deze streken door, maar
daar hij ons op ons eilandje niet bereiken
kan. geeft hij alles bij boer Steenbeek af.
We gingen meestal een praatje maken
binnen; het is overal benauwend netjes
en zindelijk hier. Soms kwam de dikke
boer even naar de wal en keek argwa
nend naar de cano, die hij, en vele an
deren met hem. aanziet op onmiddellijk
omslaan ofschoon we wel vier man aan
boord kunnen hebben, en de sterkste
deining op binnenwater niet het minste
gevaar oplevert.
Wij liggen eigenlijk aan de zoom van
een groots uitgestrektheid oude veende
rijen, vol plassen, rietland en slooten.
Naast dit meertje liggen er nog een
paar grootere, nauwelijks komt hier ooit
een mensch, behalve een enkele visscher,
en nu in dezen tijd wat hooiers, die de
smalle grasdammen afmaaien, werkend
van 's morgens, als het nog nauwelijks
licht Is, tot 's avonds, wanneer de zon
al lang onder is. Hun witte tentjes ste
ken hier en daar boven de rietkraag uit.
Maar behalve hen dringt hier zelden
iemand door. Motorbooten zouden er
des zomers waterplanten in de schroef
krijgen, zeilen en roeien is ook bijna on
mogelijk door de sterke begroeiing. Maar
het is goed vaarwater voor een cano:
ongehinderd glijdt onze Canadees over
krabbescheren en plompenbladen, door
ïj! riet en biezen als het moet, en nau
welijks merken we dat de boot geremd
wordt. Vogels en bloemen overal in het
rond. Boven zweeft de kiekendief, de
aschgrauwe. met prachtigen vleugelslag.
Elk hoekje lijkt wel zijn span futen te
bezitten, die hier buitengewoon weinig
schuw zijn. De koeten en de eenden lij
ken ontelbaar. Wat een genot! En wat
is de streek die van een groot schip af
zoo vlak hJkt en zoo open, herbergzaam
voor een kleine notendop. De hooge riet
kragen vangen met hun duizenden
stengels den wind op, en aan den hoo-
gen wal liggen we altijd even goed be
schut als in het dichtste bosch.
Er is ook een schouwtje gehuurd om
te zeilen. Schitterende zeilers zijn wij
niet, dat ziet iedere Fries met pijnlijke
zekerheid. Maar we vermaken ons, cn
wat doet de rest er toe.
Hier in de buurt zitten kinderen van
nog geen twaalf al in een boot, en zei
len. Of zij allemaal zwemmen kunnen
betwijfel ik sterk, want gelegenheid om
het onder toezicht te leeren is er in
de dorpen niet. Toch gebeuren er, allen
zwaar-op-handschen Hollanders ten
spyc, geen ongelukken; handigheid in
het omgaan met schuitjes is vaak nog
meer waard aan alle zwemkunst.
Voor een paar dagen kregen wy gas
ten over. Zij genoten, al vond een hun
ner in haar hart onze bedoening nogal
primitief. Dat was een verkeerde opvat
ting, vol ondankbaarheid jegens onze
accomodate: we hebben een woonka
mer met vier ramen, we hebben een
keuken met een dot van een fornuisje
aan de eene en een bedstee aan den an
deren kant en hebben een slaapkamer
met twee bedsteden. De woonkamer is
hemelsblauw geschilderd, wat het vlie
gen vangen zoo vergemakkelijkt. Welnu.
Welke tentbewoner zou ons niet benij
den? Bovendien is er langs de wanden
bergruimte genoeg om voortdurend den
kluts kwijt te zijn ten opzichte van de
juiste ligging der dingen (tien kastjes
en twee kasten) en is de boot ruim
voorzien van pannen, bitterglaasjes en
gebloemd aardewerk. Neen, dat was ge
brek aan waardeering voor het goede.
We hebben toen maar een boeier ge
huurd om ze een dag te laten zeilen, en
ons kostelijk vermaakt met den schip
per, die als de meeste Friezen veel zin
voor humor bezat en daarbij het on
geluk had by het kruisen aan lager
wal te raken!
Het Molentje,
Den Maandag na vertrek der gaster
regende en woei het We bleven thuis,
keerden den boel met bezems, kookten,
aten en wilden juist theedrinken toen
er een praam met melkbussen landde.
Wat moest die nu? Een van de mannen
gaf ons een papier, een oproep ter tele
foon, in Wartena. Kosten 1 gulden. We
wisten niet, dat het mogelijk was iemand
naar de telefoon te commandeeren, en
voelden, dat het in elk geval niet ge
oorloofd mocht zijn dat te doen met
woonschipbewoners in de wildernis, op
een dag van wind en regen. Toch gin
gen we: je kunt nooit weten of het niet
iets ernstigs is. „Dat is toch geen ple-
ziervaren", riep een schipper op de
Graft. Neen, waarlijk niet; elk oogen-
blik kriezelde de fijne regen neer, en
dan dachten we onvriendelijkheden over
de kennissen, die ons dat leverden. Na
een uur flink door peddelen was War
tena bereikt. Gelukkig bleek het een
boodschap van eenig gewicht, maar an
ders-... Niet al te somber gestemd zijn
we weer naar buis gevaren; bet was in
elk geval weer eene nieuwe ondervin
ding.
Maar bij iets beter weer was het be
paald een genot om boodschappen te
gaan doen in Wartena of Eemewouden;
dan haalden we sla en vrachten, aard
appelen en brood, en iedereen zag on
middellijk dat zooiets als wij alleen per
schip kon zijn gekomen en was vrien
delijk en belangstellend. Merkwaardig,
zoo gauw als de menschen ons kenden;
ze schenen van onzen neuzen te lezen
dat wij in een woonschip zaten, en waar.
Kenden we maar wat Friesch, dan was
het heelemaal gauw klaar om hier In
te burgeren. Wy zijn nu in het hart van
Friese Lx-sprekend Friesland, en heel wat
menschen verkeeren met Hollandsch op
niet te besten voet. Een logé van ken
nissen komt hier eiken zomer, praat
zooveel mogelijk Friesch met de boeren
en rijdt melkbussen met den hittewagen.
Niemand vermoedt meer een student
in de rechten uit 'dam in hem. Maar
zoover hebben wy ons nog niet kunnen
camoufieerenjuffrouw Steenbeek be
schouwt ons neg altijd als stadsmen-
schen, want een Hollandsch sprekend
wezen is voor haar een stedeling.
Op Donderdag kwam een goede ken
nis ons met zyn motorbootje afhalen
om een kiekendievennest te helpen zoe
ken: het zou dan eens een makkelijke
dag worden en de armen zouden rust
krijgen van peddelen en zeilen. De tocht
ging dezen keer ten deele over land.
Een kiekendief boven het riet.
Land is iets. dat gevreesd moet wor
den in deze plassen; het is maar zelden
stevig genoeg om iem-ud droogvoets te
laten wandelen en het is vaak met ge
noeg water vermengd om hem kopje on
der te doen gaan. Maar onder ervaren
leiding en dan drie man sterk, is het
wel te betreden. We stappen dus uit op
een sopperig stukje gras-met-riet. De
bloote beenen worden elk oogenblik
overstroomd en krijgen een groezelig
kleurtje, dat later bij het wasschen erg
aanhankelijk blijkt te zyn. Het is op
passen voor kuilen, die uiterlijk niet van
„vaste" grond te onderscheiden zijn,
maar waar je plotseling in wegzakt. Hei
eenige middel om ze te vermijden lijkt
ons om. pal achter je voorganger te
wandelen. Wat verderop komt 'n strook
grasland, dat letterlijk onder onze voe
ten begint te golven. Wonderlijk gevoel,
om een verschgemaaide grasmat te zien
bewegen bij eiken stap; de gewaarwor
ding is voor beginnelingen meer vreemd
dan prettig. We hadden nu gezien, waar
de kiekendief neerstreek; het was in een
van de vele rietstrooken, die met stre
pen open water afwisselen in deze oude
veenderij. Maar in welke, en hoe ver?
De voorman dringt op zyn waterlaar
zen door zoover hy kan, maar de oude
kiekendief kan gerust zijn: het. nest
wordt niet gevonden. Dan maar als
schadeloosstelling een vaart over een
van de allermooiste plassen, verderop.
We komen er, en midden op weigert de
motor. Er was éen stel riemen aan boord,
en een mtorboot ligt niet bepaald als
een meeuwenveer op het water. Maar
enfin, wij zyn weer thuis gekomen en
het eten smaakte na al die rustige rust
buitengewoon lekker.
Helaas, hoe gauw ls het de laatste
dag van een prettigen tyd! Het is een
prachtdag, de eerste van onverdeelden
zonneschijn dien we hier meemaken en
we maken een onvergeteiyken tocht met
de cano over het even rimpelende wa
ter maar het is de laatste tocht, en
dat stemt toch even weemoedig, 's Mid
dags koffiedrinken met de maaiers op
het land. Terwyl zy een vuurtje stoken
onder hun aardappelen-met-vet en gor
tepap maakt ons metatoestel de melk
warm voor de koffie. Dan gaat het weer
verder, even kruisen over het Prinsen
hof, dat ongeloofeüjk mooi is bij deze
zon. Wij zetten den verrukten passagier,
dien we onderweg opdeden, weer af bij
den glcoidam, opdat de Opeinders niet
den heelen dag van doktershulp versto
ken zullen blijven, en zakken af naar
huis. 's Avonds komt baas Terpstra ons
drijvend huis weer ophalen en door de
stilte van een wondermooien avond
trekt de stoet voor de tweede maal over
de watervlakten. Vannacht nog aan
boord slapen, morgenochtend pakken.
En dan een hartelijk afscheid van juf
frouw Terpstra. Maar wy komen terug,
hoor!
A. R.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regel.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 979
LECTUUR B!J DEN TANDARTS
hy wacht tot het zyn
beurt is en denkt daarby
de gebruikelijke gedach
ten der tandheelkunde
neemt een geïllustreerd j
tijdschrift op om zyn tan- J
den te vergeten
vindt een serie fotos I constateert op den om-
over de stormramp tc I slag dat het tydschrift
Borculo I wel. de tandarts echter
I minder actueel is
legt het tijdschrift neer,
zich afvragende hoeveel
gaten de tandarts bij
hem zal vinden
neemt een ander
tydschrift op en begint
aan een verhaal
ontdekt spoedig dat hij
dit reeds eerder gelezen
heeft, waarschünlijk zes
jaar geleden
neemt een tijdschrift
over reizen op en vindt
een plaatje van een in
lander, die zijn tanden
veilt legt het tijd
schrift snel neer
begint een diepgaand
onderzoek van den voor
raad en vindt een
maandblad over econo
mische onderwerpen
tracht zich te verdiepen
in een artikel over de
staatsbegrooting, vraagt
zich af of Minister de
Geer ooit naar den tand
arts moet
beseft na een halve blad
zijde dat hy van het ge-
lezene niets in zich op
neemt
legt het tijdschrift neer
en geeft zich openiyk
over aan gedachten over
boren, zenuwen, vullen
enz.
fNadrulc verboden.)
HET NOORDZEEKANAAL.
Inklaring en smokkelen.
GEOCTROOIEERDE
VLETTERLIEDEN.
Onze correspondent te IJmuïden
schrijft:
Vele mïllioenen zijn uitgegeven voor
den aanleg van het fraaie Noordzee
kanaal; onderhoud en verbetering van
dezen toegangsweg van de hoofdstad
des lands n2ar zee hebben mede vele
millioenen geëischt en nog is het einde
niet in zicht. De bouw van de nieuwe
schutsluis en de daaropvolgende ver
breeding van het kanaal kosten weder
om schatten geld. Als deze werken
over eenige jaren gereed zijn, zal het
Noordzeekanaal ongetwijfeld het beste
scheepvaartkanaal ter weigeld zyn, met
de zee verbonden door de grootste sluis
ter wereld.
Het spreekt vanzelf, dat waar geen
kosten gespaard worden, om het kanaal
te verbeteren, bevaarbaar te maken
voor de grootste zeekasteelen, het te
verbreeden en uit te diepen om de
schepen in staat te stellen ook bij
greoten diepgang met volle kracht te
varen, dat ook naar middelen gezocht
wordt om alle belemmeringen van
welken aard ook uit den weg te ruimen.
De spoorbruggen zijn velen een doorn
in het oog. Het lijdt geen twijfel of ook
eens zullen zij verdwijnen om plaats te
maken voor tunnels.
r is echter nog een andere belem
mering, n.l. het inklaren te IJmuiden,
een formaliteit, die dikwijls de schepen
langen tyd in de sluizen ophoudt. Het
gebeurt meermalen, dat het een of
andere vaartuig een uur of langer wordt
opgehouden, wat tengevolge heeft niet
alleen dat het betrokken vaartuig zoo
veel later op de plaats van bestemming
aankomt, doch dat andere schepen op
hun beurt moeten wachten tot de sluis
weer vrij is.
Reeds vroeger hoorde men van plan
nen tot opheffing van den inklarings-
dienst te IJmuiden. Tot nu toe is hier-
echter niets gekomen. Thans (wy
maakten reeds eerder in ons blad daar
van melding) schijnt het, dat het er
eindelijk van zal komen. Van betrouw
bare zijde werd ons, naar aanleiding
van het in ons blad gepubliceerde be
richt, nog medegedeeld, dat de plannen
zich in een vergevorderd stadium van
voorbereiding bevinden; doch tevens
werd ons medegedeeld, dat indien de
voorgestelde wijziging van den ïnkla-
ringsdienst tot stand komt, de te IJmui-
den gevestigde scheepsagenturen "den
terugslag daarvan terdege zullen onder
vinden.
Ongetwijfeld zal de scheepvaart by
een eventueele opheffing van de inkla
ring te IJmuiden ten zeerste gebaat
zyn.
In de eerste plaats vervalt daardoor
het oponthoud, veroorzaakt door het
vervullen der douane-formaliteiten en
in de tweede plaats zal het niet meer
noodig zijn, de booten communicatie
met den wal te verleenen. Ze behoeven
slechts op de trossen te worden vastge
legd tot dat de deuren achter hen ge
sloten en voor hen geopeni zyn. Het
manoeuvreeren om dicht aan den wal
te komen vervalt dus.
Als men in aanmerking neemt, dat op
den Nieuven Waterweg alle schepen
rechtstreeks naar Rotterdam of andere
Maashaven doorvaren, zonder opont
houd voor inklaring, dan vraagt men
zich af, waarom niet eerder tot een
zelfden maatregel op 't Noordzeekanaal
is overgegaan. Smokkelen is een riskant
bedrijf, maar op den Waterweg niet ris
kanter dan op het Noordzeekanaal. In
tegendeel, voor een massa-smokkelparty
biedt het Rotierdamsche vaarwater
met zUn op vele plaatseE verlaten Zuid
oever veel meer gelegenheid dan de
drukke oevers van het Noordzeeka-
nal. Een fleschje Riga-balsem of Ham
burger Kiimmel voor de nbrugwachter,
oi een fleschje eau-de-cologne voor
diens vrouw? Och kom; als men smok
kelen wil kan dat evengoed zonder als
met inklaring te IJmuiden. Het is ons
bekend, dat voorheen op een bepaald
soort booten sterk gesmokkeld werd;
maar in den regel werden de artikelen
dan zoo goed verstopt, dat ze voor den
ambtenaar onvindbaar waren. Als het
uitlekte was er gewoonlijk verraad in
het spel. Menig opvarende heeft zyn
maatschappelijken ondergang aan het
verleidelijke doch gevaarlijke smokke
len te wyten. Want by ontdekking volg
de niet alleen de fiscale straf, doch ook
ontslag. Bovendien is door de veran
derde tijdsomstandigheden de room er
af.
Behalve op het sleepen, waarover
den laatsten tijd zooveel is geschreven,
is ook dikwijls kritiek uitgeoefend op
de vletterüeden, die zich hun onmisbare
hulp, vooral door vreemde kapiteins wel
eens wat al te goed lieten betalen. Dat
deze menschen die nacht en dag, storm
of geen storm gereed moeten staan om
him moeilijk en gevaarvol bedrijf uit
te oefenen, hunne diensten niet voor
een appel en een ei verrichten, is alles
zins te billijken. Maar er werd wel eens
misbruik gemaakt van de onbekendheid
der vreemde kapiteins met de plaatse
lijke omstandigheden; de rekening was
wel eens wat &1 te hoog. Aan dezen mis
stand zal met de inwerking treding van 1
het onlangs door den minister van Wa
terstaat vastgestelde nieuwe reglement
van politie voor het Noordzeekanaal een
einde komen.
Volgens dit reglement zal het verlee
nen van hulp by het invaren der slui
zen aan zeeschepen in de sluizen, alsook
daarbuiten, in het vervolg alleen mogen
geschieden door „bekwaam personeel".
Als zoodanig zullen, behalve de beman
ning der zeeschepen, alleen zy worden
beschouwd, die voorzien zyn van een
vergunning door of vanwege den mi
nister verleend.
Het tarief voor het verleenen van be
doelde hulp aan zeeschepen, voorzoover
dit niet door de betrokken partijen bij
overeenkomst is vastgesteld, behoeft de
goedkeuring van den minister.
Ongetwijfeld zal deze maatregel den
naam van IJmuiden als zeehaven ten
goede komen.
KONINGINNEFEEST TE
SPAARNDAM.
De Commissie tot het houden van
kinderfeesten op Koninginnedag te
Spaarndam zal op 31 Augustus weer
met een flink programma voor den dag
komen. Zeer veel prijzen zijn voor alle
spelen beschikbaar gesteld, waardoor dan
ook een buitengewone belangstelling is
te verwachten.
Het programma voor dien dag is als
volgt:
8.30 v.m. Verzamelen der schoolkinde
ren op het schoolplein, ook voor die kin
deren, die in een andere gemeente
schoolgaan.
Muziek in de tent.
9.— v.m. Rondgang der schoolkinderen
door het dorp met muziek.
9.30 v.m. Kinderzang (Aubade) Ver
snaperingen.
10.30 v.m. Kinderspelen.
Jongens van 6 en 7 jaar blokjes-
rapen; van 8 en 9 jaar zakloopen; van
10 en 11 jaar koekhappen; van 12 en
13 jaar boegsprietvechten.
Meisjes van 6 en 7 jaar blokjesrapen;
van 8 en 9 jaar schortje binden; van
10 en 11 jaar popkleeden; van 12 en
13 jaar wasch ophangen.
12.Kindervoorstelling.
2.n.m. Optocht van versierde per
sonen en fietsen.
3.n.m. Ringrijderij met hindernis
sen per rijwiel voor dames en heeren.
4.n.m. Behendigheidswedstrijd voor
dames.
5.n.m. Koekhappen per rijwiel voor
heeren.
6.n.m. Ringrijderij met los paard
voor dames en heeren.
7.30 n.m. Uitreiking der pryzen.
8.30 Concert, zang en muziek.
10.n.m. Tot slot groot vuurwerk op
de Rietpol.
door
AGATHA CHRISTIE.
Vertaling van A. d. Z.
36)
„Ja, dat ls mogelijk", gaf John toe,
„Toch", voegde hij erbij „ben ik een
boon als ik begrijp wat zyn beweegre
den kan geweest zijn."
Ik beefde.
„Kijk eens", zei ik, ik kan me geheel
en al vergissen. En denk eraan, dat dit
alles in vertrouwen gezegd is."
„O. natuurlijk dat spreekt van
zelf".
We waren opgewandeld terwijl we
praatten, en nu gingen we door het
kleine hek den tuin in. Er klonken dicht
bij stemmen, want de thee was gedekt
onder den plantaan, zooals op den dag
van mijn komst.
Cynthia was van het hospitaal terug,
en ik zette mijn stoel naast haar neer,
en vertelde haar van Poirots wensch,
haar apotheek te bezoeken.
„O, ziaiüurlyk: Ik vind het aardig
als hij die ziet. Hy moet daar dan maar
eens komen theedrinken. Ik zal het met
hem afspreken. Het is zoo'n aardige
man! Maar hij is grappig. Hy liet me
laatst de broche uit mijn das nemen, en
er weer in steken, omdat hij zei dat die
niet recht zat."
Ik lachte.
„Het is bepaald een manie van
hem".
„Ja, nietwaar?"
We zwegen een paar minuten en toen
zei Cynthia, terwyl ze in de richting
van Mary Cavendish keek en haar stem
liet dalen:
„Mr. Hastings".
„Ja".
„Na de thee wil ik wel eens spreken."
Haar blik naar. Mary had me te denken
gegeven. Ik verbeeldde me dat er tus
schen die twee weinig sympathie be
stond. Voor het eerst kwam het bij me
op, me af te vragen, wat de toekomst
van het meisje zou zijn. Hevrouw In-
glethorp had geen beschikking voor
haar gemaakt, maar Je stelde me voor,
dat John en Mary er waarschijnlijk op
aan zouden dringen, dat ze haar thuis
bij hen had in ieder geval tot het
eind van den oorlog. John, dat wist
ik, hield van haar, en het zou hem
spijten, haar te laten gaan.
John, die in huns was gegaan, kwam
nu weer te vorsehijn. Zijn goedhaiwg
gezicht droeg een ongewone trek van
boosheid.
Die vervloekte rechercheurs! Ik be
grijp niet, wat ze willenZe zijn in alle
kamers van het huis geweest en heb
ben de dingen binnenste buiten en on
derste boven gekeerd. Het is heusch te
erg Ik denk, dat ze er gebruik van heb
ben gemaakt, dat we allemaal uit wa
ren. Ik zal het dien Japp inpeperen, als
ik hem weer me!"
„Een troep dwarskijkers", bromde
miss Howard.
Lawrence meende, dat ze wel moesten
doen alsof ze iets uitvoerden.
Mary Cavendis zei niets.
Na de thee vroeg ik Cynthia, mee te
gaan wandelen, en we kuierden samen
het bosch in.
„Wel?" vroeg ik, zoodra we door een
bladerschut voor nieuwsgierige oogen
beschermd waren.
Met een zucht wierp Cynthia zich
neer, en gooide haar hoed af. Het zon
licht, dat door de takken drong, maak
te het kastanjebruin van haar haar tot
trillend goud.
,.Mr. Hastings, u bent altijd zoo vrien
delijk, en u weet zooveel".
Het trof mij op dit oogenblik, dat
Cynthia werkelijk 'n heel lief meisje
was! Veel liever dan Mary, die nooit
zoo iets zei.
„Wel?" vroeg ik goedgunstig, toen ze
aarzelde.
„Ik wilde u om raad vragen. Wat
moet ik doen?"
„Doen?"
„Ja. Ziet u, Tante Emily heeft me
altijd gezegd, dat er voor me gezorgd
was. Ik denk, dat ze het vergat, of niet
dacht, dat ze sterven zou in ieder
geval, er is niet voor me gezorgd. En
ik weet niet, wat ik doen moet. Vindt
u, dat ik hier dadelijk vandaan moet
gaan?"
Goede hemel, neen! Ik weet zeker, dat
ze je niet willen missen".
Cynthia aarzelde een oogenblik, met
haar kleine handjes aan het gras pluk
kend. Toen zei ze: „Mevrouw Cavendish
wel. Die haat me".
„Haat je?" vroeg ik verwonderd.
Cynthia knikte.
„Ja. Ik weet niet waarom, maar ze
kan me r.iet uitstaan, en hij ook niet".
„Daar heb je het mis", zei ik warm.
IntegendeelJohn houdt veel van je".
„O, ja John. Ik bedeelde Lawrence.
Niet dat ik er om geef, natuurlijk, of
Lawrence me haat of niet. Toch is het
vrij akelig, als niemand van je houdt,
nietwaar?"
„Maar dat doen ze wel, lieve Cyn
thia", zei ik ernstig. „Ik weet zeker, dat
je je vergist. Daar heb je John en
Miss Howard
Cynthia knikte vrij somber, „Ja, John
houdt van me, geloof ik, en Evie, met
al hare ruwe manieren, zou natuurlyk
geen vlieg kwaad doen. Maar Lawrence
spreekt nooit tegen me. als hij het
eenigszins laten kan en Mary kan byna
niet van zich verkrijgen, beleefd tegen
me te zijn. Ze wil, dat Evie blijft, vraagt
het haar, maar ze wil mij niet hebben,
enenik weet niet, wat ik doen
moet". Plotseling begon het arme kind
te schreien.
Ik weet niet, wat me bezielde. Mis
schien haar schoonheid, zooals ze daar
zat, met het zonlicht op haar hoofd
neerstralend; misschien het gevoel van
verlichting, iemand te ontmoeten, die
zoo klaarblijkelijk geen verband met de
tragedie kon hebben, misschien eeriyk
medelijden met haar jeugd en eenzaam
heid. In ieder geval, ik boog voorover,
en haar handje nemend, zei ik onhan
dig: „Trouw met me, Cynthia".
Onwetend had ik een prachtig middel
tegen haar tranen gevonden. Ze ging
dadeiyk overeind zitten, trok haar han
den weg, en zei, niet zonder scherpte:
„Wees niet zoo dwaas!"
Ik was een beetje boos.
„Ik ben niet dwaas. Ik vraag je, my
de eer aan te doen, m'n vrouw te wor
den".
Tot mijn groots verbazing barstte
Cynthia in lachen uit, en noemde me
een „malle jongen".
„Het is heel lief van je", zei ze, „maar
je weet, dat je het niet wilt!"
„Jawel. Ik heb
„Het komc er niet op aan, wat je
hebt. Je wilt het eigenlijk liever niet
en ik evenmin
„Nu, dat beslist het natuurlyk", zei ik
stijf. .Maar ik zie niets om te lachen.
Er is niets grappigs in een huwelijks
aanzoek".
„Neen, zeker niet", zei Cynthia. „Een
anderen keer kan iemand je aannemen.
Adieu, je hebt me erg opgevroolykt".
En met een laatste onbedwingbare
lachbui verdween ze tusschen de boo
men.
Toen ik over het gesprek nadacht, trof
het me als verregaand onbevredigend.
Ik vatte op eens het plan op, naar het
dorp te gaan en Bauerstein op te zoe
ken. Iemand moest toch een oogje op
den kerel houden Tegelijkertijd zou het
verstandig zijn. als hy mocht vermoe
den, dat hy verdacht werd, die vermoe
dens te ontzenuwen. Ik herinnerde me,
hoe Poirot op mijn diplomatie vertrouwd
had.
Dus ging ik naar het huisje met de
kaart „Kamers te huur" in het raam,
waar ik wist, dat hij verblijf hield, en
belde aan.
(Wordt vervolgd.)