OP EEN WOONSCHIP IN FRIESLAND. FLITSEN STADSNIEUWS FEUILLETON DE GEHEIMZINNIGE ZAAK VAN STYLES HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 22 AUG. 1927 Het Woonschip. Wat een verschil! Anders zit ik aan een drukken weg vol motorverkeer met al de wanklanken en den stank die daar mee verbonden zijn. En nu opeens ligt onze behuizing aan een kronkelende sloot te midden van uitgestrekte weilan den cn rust en stilte omgeven ons. Niet, dat wij heelemaal van de wereld zijn afgesloten: op sommige uren hebben we het druk met het begroeten der voorbij gangers: boeren met hooipramen, de schouw, die de melkbussen komt ophalen, visscherslui de kruidenier, die de af gelegen boerenhoeven van het noodige voorziet. Een enkele maal ook het witte motorbootje van den dokter, die op zie kenbezoek gaat, of het lawaaiige buiten boordmotortje van den dominee, die uit trekt op vogels en planten. Geloof nooit, dat Friezen stug zijn; al deze voorbij gangers zijn even vriendelijk. Als we hier langer lagen, zouden we iedereen kennen zooals ieder ons nu al kent en vriendschapsbanden aanknoopen als kabeltouwen. Maar het is niet de bedoe ling dat het woonschip hier blijft; het wachten is op onze cano en de koffers, en dan zullen we naar de wildernis ge bracht worden, waar alleen per boot ver binding te krijgen is met de bewoonde wereld en waar het rijk van planten en dieren vlak voor onze loopplank al begin nen zal. Nu kunnen we altijd nog te voet naar het dorp; een wandeling, goed voor de „lichamelijke ontwikkeling", want het gaat over tien hooge damhek- ken. Na veel telefoneeren komen we er eindelijk achter, dat de bagage den vol genden dag in Leeuwarden zal aanko men inplaats van in Grouw, zooals afge sproken, en besluiten alles zelf maar te gaan afhalen. Iedereen waarschuwde ons: het was zoo'n lang eind, het was zoo'n saai eind; het ging tusschen ka- denmuren, waar je niet overheen kon kijken. Ten slotte bleek het maar een paar uur peddelen te zijn, de kademuren duurden hoogstens een kwartier en het overige ging door een prachtig landschap langs grootscheeps vaarwater met vrien delijke tjalken. Vertrouw dus nooit een Fries over afstand en schoonheid. Dien avond hielden we een optocht. Vooraan ging het motorbootje van on zen vriendelijken huisheer, dan kwam 't woonschip en achteraan dobberde de cano. Juffrouw Terpstra aan het roer. van onze ark, met haar breikous; haar man boven op het dek, om bij ie boomen. waar dat noodig was. Het ging langzaam en plechtig. Dien nacht sliepen we dus voor het eerst te midden van riet, water, koeten en futen. De ligplaats is een mooie plas even buiten het wereldver keer. Het land is er vertegenwoordigd door een smalle strook sponzig grasland, waar de boot aan ligt vastgemeerd. Ove rigens is alles water, riet en biezen. Den volgenden morgen melk en post halen bij de naaste buren; dat zal voort aan dagelijks het eerste uitstapje zijn. De postbode dringt eenmaal per dag om negen uur, in deze streken door, maar daar hij ons op ons eilandje niet bereiken kan. geeft hij alles bij boer Steenbeek af. We gingen meestal een praatje maken binnen; het is overal benauwend netjes en zindelijk hier. Soms kwam de dikke boer even naar de wal en keek argwa nend naar de cano, die hij, en vele an deren met hem. aanziet op onmiddellijk omslaan ofschoon we wel vier man aan boord kunnen hebben, en de sterkste deining op binnenwater niet het minste gevaar oplevert. Wij liggen eigenlijk aan de zoom van een groots uitgestrektheid oude veende rijen, vol plassen, rietland en slooten. Naast dit meertje liggen er nog een paar grootere, nauwelijks komt hier ooit een mensch, behalve een enkele visscher, en nu in dezen tijd wat hooiers, die de smalle grasdammen afmaaien, werkend van 's morgens, als het nog nauwelijks licht Is, tot 's avonds, wanneer de zon al lang onder is. Hun witte tentjes ste ken hier en daar boven de rietkraag uit. Maar behalve hen dringt hier zelden iemand door. Motorbooten zouden er des zomers waterplanten in de schroef krijgen, zeilen en roeien is ook bijna on mogelijk door de sterke begroeiing. Maar het is goed vaarwater voor een cano: ongehinderd glijdt onze Canadees over krabbescheren en plompenbladen, door ïj! riet en biezen als het moet, en nau welijks merken we dat de boot geremd wordt. Vogels en bloemen overal in het rond. Boven zweeft de kiekendief, de aschgrauwe. met prachtigen vleugelslag. Elk hoekje lijkt wel zijn span futen te bezitten, die hier buitengewoon weinig schuw zijn. De koeten en de eenden lij ken ontelbaar. Wat een genot! En wat is de streek die van een groot schip af zoo vlak hJkt en zoo open, herbergzaam voor een kleine notendop. De hooge riet kragen vangen met hun duizenden stengels den wind op, en aan den hoo- gen wal liggen we altijd even goed be schut als in het dichtste bosch. Er is ook een schouwtje gehuurd om te zeilen. Schitterende zeilers zijn wij niet, dat ziet iedere Fries met pijnlijke zekerheid. Maar we vermaken ons, cn wat doet de rest er toe. Hier in de buurt zitten kinderen van nog geen twaalf al in een boot, en zei len. Of zij allemaal zwemmen kunnen betwijfel ik sterk, want gelegenheid om het onder toezicht te leeren is er in de dorpen niet. Toch gebeuren er, allen zwaar-op-handschen Hollanders ten spyc, geen ongelukken; handigheid in het omgaan met schuitjes is vaak nog meer waard aan alle zwemkunst. Voor een paar dagen kregen wy gas ten over. Zij genoten, al vond een hun ner in haar hart onze bedoening nogal primitief. Dat was een verkeerde opvat ting, vol ondankbaarheid jegens onze accomodate: we hebben een woonka mer met vier ramen, we hebben een keuken met een dot van een fornuisje aan de eene en een bedstee aan den an deren kant en hebben een slaapkamer met twee bedsteden. De woonkamer is hemelsblauw geschilderd, wat het vlie gen vangen zoo vergemakkelijkt. Welnu. Welke tentbewoner zou ons niet benij den? Bovendien is er langs de wanden bergruimte genoeg om voortdurend den kluts kwijt te zijn ten opzichte van de juiste ligging der dingen (tien kastjes en twee kasten) en is de boot ruim voorzien van pannen, bitterglaasjes en gebloemd aardewerk. Neen, dat was ge brek aan waardeering voor het goede. We hebben toen maar een boeier ge huurd om ze een dag te laten zeilen, en ons kostelijk vermaakt met den schip per, die als de meeste Friezen veel zin voor humor bezat en daarbij het on geluk had by het kruisen aan lager wal te raken! Het Molentje, Den Maandag na vertrek der gaster regende en woei het We bleven thuis, keerden den boel met bezems, kookten, aten en wilden juist theedrinken toen er een praam met melkbussen landde. Wat moest die nu? Een van de mannen gaf ons een papier, een oproep ter tele foon, in Wartena. Kosten 1 gulden. We wisten niet, dat het mogelijk was iemand naar de telefoon te commandeeren, en voelden, dat het in elk geval niet ge oorloofd mocht zijn dat te doen met woonschipbewoners in de wildernis, op een dag van wind en regen. Toch gin gen we: je kunt nooit weten of het niet iets ernstigs is. „Dat is toch geen ple- ziervaren", riep een schipper op de Graft. Neen, waarlijk niet; elk oogen- blik kriezelde de fijne regen neer, en dan dachten we onvriendelijkheden over de kennissen, die ons dat leverden. Na een uur flink door peddelen was War tena bereikt. Gelukkig bleek het een boodschap van eenig gewicht, maar an ders-... Niet al te somber gestemd zijn we weer naar buis gevaren; bet was in elk geval weer eene nieuwe ondervin ding. Maar bij iets beter weer was het be paald een genot om boodschappen te gaan doen in Wartena of Eemewouden; dan haalden we sla en vrachten, aard appelen en brood, en iedereen zag on middellijk dat zooiets als wij alleen per schip kon zijn gekomen en was vrien delijk en belangstellend. Merkwaardig, zoo gauw als de menschen ons kenden; ze schenen van onzen neuzen te lezen dat wij in een woonschip zaten, en waar. Kenden we maar wat Friesch, dan was het heelemaal gauw klaar om hier In te burgeren. Wy zijn nu in het hart van Friese Lx-sprekend Friesland, en heel wat menschen verkeeren met Hollandsch op niet te besten voet. Een logé van ken nissen komt hier eiken zomer, praat zooveel mogelijk Friesch met de boeren en rijdt melkbussen met den hittewagen. Niemand vermoedt meer een student in de rechten uit 'dam in hem. Maar zoover hebben wy ons nog niet kunnen camoufieerenjuffrouw Steenbeek be schouwt ons neg altijd als stadsmen- schen, want een Hollandsch sprekend wezen is voor haar een stedeling. Op Donderdag kwam een goede ken nis ons met zyn motorbootje afhalen om een kiekendievennest te helpen zoe ken: het zou dan eens een makkelijke dag worden en de armen zouden rust krijgen van peddelen en zeilen. De tocht ging dezen keer ten deele over land. Een kiekendief boven het riet. Land is iets. dat gevreesd moet wor den in deze plassen; het is maar zelden stevig genoeg om iem-ud droogvoets te laten wandelen en het is vaak met ge noeg water vermengd om hem kopje on der te doen gaan. Maar onder ervaren leiding en dan drie man sterk, is het wel te betreden. We stappen dus uit op een sopperig stukje gras-met-riet. De bloote beenen worden elk oogenblik overstroomd en krijgen een groezelig kleurtje, dat later bij het wasschen erg aanhankelijk blijkt te zyn. Het is op passen voor kuilen, die uiterlijk niet van „vaste" grond te onderscheiden zijn, maar waar je plotseling in wegzakt. Hei eenige middel om ze te vermijden lijkt ons om. pal achter je voorganger te wandelen. Wat verderop komt 'n strook grasland, dat letterlijk onder onze voe ten begint te golven. Wonderlijk gevoel, om een verschgemaaide grasmat te zien bewegen bij eiken stap; de gewaarwor ding is voor beginnelingen meer vreemd dan prettig. We hadden nu gezien, waar de kiekendief neerstreek; het was in een van de vele rietstrooken, die met stre pen open water afwisselen in deze oude veenderij. Maar in welke, en hoe ver? De voorman dringt op zyn waterlaar zen door zoover hy kan, maar de oude kiekendief kan gerust zijn: het. nest wordt niet gevonden. Dan maar als schadeloosstelling een vaart over een van de allermooiste plassen, verderop. We komen er, en midden op weigert de motor. Er was éen stel riemen aan boord, en een mtorboot ligt niet bepaald als een meeuwenveer op het water. Maar enfin, wij zyn weer thuis gekomen en het eten smaakte na al die rustige rust buitengewoon lekker. Helaas, hoe gauw ls het de laatste dag van een prettigen tyd! Het is een prachtdag, de eerste van onverdeelden zonneschijn dien we hier meemaken en we maken een onvergeteiyken tocht met de cano over het even rimpelende wa ter maar het is de laatste tocht, en dat stemt toch even weemoedig, 's Mid dags koffiedrinken met de maaiers op het land. Terwyl zy een vuurtje stoken onder hun aardappelen-met-vet en gor tepap maakt ons metatoestel de melk warm voor de koffie. Dan gaat het weer verder, even kruisen over het Prinsen hof, dat ongeloofeüjk mooi is bij deze zon. Wij zetten den verrukten passagier, dien we onderweg opdeden, weer af bij den glcoidam, opdat de Opeinders niet den heelen dag van doktershulp versto ken zullen blijven, en zakken af naar huis. 's Avonds komt baas Terpstra ons drijvend huis weer ophalen en door de stilte van een wondermooien avond trekt de stoet voor de tweede maal over de watervlakten. Vannacht nog aan boord slapen, morgenochtend pakken. En dan een hartelijk afscheid van juf frouw Terpstra. Maar wy komen terug, hoor! A. R. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 979 LECTUUR B!J DEN TANDARTS hy wacht tot het zyn beurt is en denkt daarby de gebruikelijke gedach ten der tandheelkunde neemt een geïllustreerd j tijdschrift op om zyn tan- J den te vergeten vindt een serie fotos I constateert op den om- over de stormramp tc I slag dat het tydschrift Borculo I wel. de tandarts echter I minder actueel is legt het tijdschrift neer, zich afvragende hoeveel gaten de tandarts bij hem zal vinden neemt een ander tydschrift op en begint aan een verhaal ontdekt spoedig dat hij dit reeds eerder gelezen heeft, waarschünlijk zes jaar geleden neemt een tijdschrift over reizen op en vindt een plaatje van een in lander, die zijn tanden veilt legt het tijd schrift snel neer begint een diepgaand onderzoek van den voor raad en vindt een maandblad over econo mische onderwerpen tracht zich te verdiepen in een artikel over de staatsbegrooting, vraagt zich af of Minister de Geer ooit naar den tand arts moet beseft na een halve blad zijde dat hy van het ge- lezene niets in zich op neemt legt het tijdschrift neer en geeft zich openiyk over aan gedachten over boren, zenuwen, vullen enz. fNadrulc verboden.) HET NOORDZEEKANAAL. Inklaring en smokkelen. GEOCTROOIEERDE VLETTERLIEDEN. Onze correspondent te IJmuïden schrijft: Vele mïllioenen zijn uitgegeven voor den aanleg van het fraaie Noordzee kanaal; onderhoud en verbetering van dezen toegangsweg van de hoofdstad des lands n2ar zee hebben mede vele millioenen geëischt en nog is het einde niet in zicht. De bouw van de nieuwe schutsluis en de daaropvolgende ver breeding van het kanaal kosten weder om schatten geld. Als deze werken over eenige jaren gereed zijn, zal het Noordzeekanaal ongetwijfeld het beste scheepvaartkanaal ter weigeld zyn, met de zee verbonden door de grootste sluis ter wereld. Het spreekt vanzelf, dat waar geen kosten gespaard worden, om het kanaal te verbeteren, bevaarbaar te maken voor de grootste zeekasteelen, het te verbreeden en uit te diepen om de schepen in staat te stellen ook bij greoten diepgang met volle kracht te varen, dat ook naar middelen gezocht wordt om alle belemmeringen van welken aard ook uit den weg te ruimen. De spoorbruggen zijn velen een doorn in het oog. Het lijdt geen twijfel of ook eens zullen zij verdwijnen om plaats te maken voor tunnels. r is echter nog een andere belem mering, n.l. het inklaren te IJmuiden, een formaliteit, die dikwijls de schepen langen tyd in de sluizen ophoudt. Het gebeurt meermalen, dat het een of andere vaartuig een uur of langer wordt opgehouden, wat tengevolge heeft niet alleen dat het betrokken vaartuig zoo veel later op de plaats van bestemming aankomt, doch dat andere schepen op hun beurt moeten wachten tot de sluis weer vrij is. Reeds vroeger hoorde men van plan nen tot opheffing van den inklarings- dienst te IJmuiden. Tot nu toe is hier- echter niets gekomen. Thans (wy maakten reeds eerder in ons blad daar van melding) schijnt het, dat het er eindelijk van zal komen. Van betrouw bare zijde werd ons, naar aanleiding van het in ons blad gepubliceerde be richt, nog medegedeeld, dat de plannen zich in een vergevorderd stadium van voorbereiding bevinden; doch tevens werd ons medegedeeld, dat indien de voorgestelde wijziging van den ïnkla- ringsdienst tot stand komt, de te IJmui- den gevestigde scheepsagenturen "den terugslag daarvan terdege zullen onder vinden. Ongetwijfeld zal de scheepvaart by een eventueele opheffing van de inkla ring te IJmuiden ten zeerste gebaat zyn. In de eerste plaats vervalt daardoor het oponthoud, veroorzaakt door het vervullen der douane-formaliteiten en in de tweede plaats zal het niet meer noodig zijn, de booten communicatie met den wal te verleenen. Ze behoeven slechts op de trossen te worden vastge legd tot dat de deuren achter hen ge sloten en voor hen geopeni zyn. Het manoeuvreeren om dicht aan den wal te komen vervalt dus. Als men in aanmerking neemt, dat op den Nieuven Waterweg alle schepen rechtstreeks naar Rotterdam of andere Maashaven doorvaren, zonder opont houd voor inklaring, dan vraagt men zich af, waarom niet eerder tot een zelfden maatregel op 't Noordzeekanaal is overgegaan. Smokkelen is een riskant bedrijf, maar op den Waterweg niet ris kanter dan op het Noordzeekanaal. In tegendeel, voor een massa-smokkelparty biedt het Rotierdamsche vaarwater met zUn op vele plaatseE verlaten Zuid oever veel meer gelegenheid dan de drukke oevers van het Noordzeeka- nal. Een fleschje Riga-balsem of Ham burger Kiimmel voor de nbrugwachter, oi een fleschje eau-de-cologne voor diens vrouw? Och kom; als men smok kelen wil kan dat evengoed zonder als met inklaring te IJmuiden. Het is ons bekend, dat voorheen op een bepaald soort booten sterk gesmokkeld werd; maar in den regel werden de artikelen dan zoo goed verstopt, dat ze voor den ambtenaar onvindbaar waren. Als het uitlekte was er gewoonlijk verraad in het spel. Menig opvarende heeft zyn maatschappelijken ondergang aan het verleidelijke doch gevaarlijke smokke len te wyten. Want by ontdekking volg de niet alleen de fiscale straf, doch ook ontslag. Bovendien is door de veran derde tijdsomstandigheden de room er af. Behalve op het sleepen, waarover den laatsten tijd zooveel is geschreven, is ook dikwijls kritiek uitgeoefend op de vletterüeden, die zich hun onmisbare hulp, vooral door vreemde kapiteins wel eens wat al te goed lieten betalen. Dat deze menschen die nacht en dag, storm of geen storm gereed moeten staan om him moeilijk en gevaarvol bedrijf uit te oefenen, hunne diensten niet voor een appel en een ei verrichten, is alles zins te billijken. Maar er werd wel eens misbruik gemaakt van de onbekendheid der vreemde kapiteins met de plaatse lijke omstandigheden; de rekening was wel eens wat &1 te hoog. Aan dezen mis stand zal met de inwerking treding van 1 het onlangs door den minister van Wa terstaat vastgestelde nieuwe reglement van politie voor het Noordzeekanaal een einde komen. Volgens dit reglement zal het verlee nen van hulp by het invaren der slui zen aan zeeschepen in de sluizen, alsook daarbuiten, in het vervolg alleen mogen geschieden door „bekwaam personeel". Als zoodanig zullen, behalve de beman ning der zeeschepen, alleen zy worden beschouwd, die voorzien zyn van een vergunning door of vanwege den mi nister verleend. Het tarief voor het verleenen van be doelde hulp aan zeeschepen, voorzoover dit niet door de betrokken partijen bij overeenkomst is vastgesteld, behoeft de goedkeuring van den minister. Ongetwijfeld zal deze maatregel den naam van IJmuiden als zeehaven ten goede komen. KONINGINNEFEEST TE SPAARNDAM. De Commissie tot het houden van kinderfeesten op Koninginnedag te Spaarndam zal op 31 Augustus weer met een flink programma voor den dag komen. Zeer veel prijzen zijn voor alle spelen beschikbaar gesteld, waardoor dan ook een buitengewone belangstelling is te verwachten. Het programma voor dien dag is als volgt: 8.30 v.m. Verzamelen der schoolkinde ren op het schoolplein, ook voor die kin deren, die in een andere gemeente schoolgaan. Muziek in de tent. 9.— v.m. Rondgang der schoolkinderen door het dorp met muziek. 9.30 v.m. Kinderzang (Aubade) Ver snaperingen. 10.30 v.m. Kinderspelen. Jongens van 6 en 7 jaar blokjes- rapen; van 8 en 9 jaar zakloopen; van 10 en 11 jaar koekhappen; van 12 en 13 jaar boegsprietvechten. Meisjes van 6 en 7 jaar blokjesrapen; van 8 en 9 jaar schortje binden; van 10 en 11 jaar popkleeden; van 12 en 13 jaar wasch ophangen. 12.Kindervoorstelling. 2.n.m. Optocht van versierde per sonen en fietsen. 3.n.m. Ringrijderij met hindernis sen per rijwiel voor dames en heeren. 4.n.m. Behendigheidswedstrijd voor dames. 5.n.m. Koekhappen per rijwiel voor heeren. 6.n.m. Ringrijderij met los paard voor dames en heeren. 7.30 n.m. Uitreiking der pryzen. 8.30 Concert, zang en muziek. 10.n.m. Tot slot groot vuurwerk op de Rietpol. door AGATHA CHRISTIE. Vertaling van A. d. Z. 36) „Ja, dat ls mogelijk", gaf John toe, „Toch", voegde hij erbij „ben ik een boon als ik begrijp wat zyn beweegre den kan geweest zijn." Ik beefde. „Kijk eens", zei ik, ik kan me geheel en al vergissen. En denk eraan, dat dit alles in vertrouwen gezegd is." „O. natuurlijk dat spreekt van zelf". We waren opgewandeld terwijl we praatten, en nu gingen we door het kleine hek den tuin in. Er klonken dicht bij stemmen, want de thee was gedekt onder den plantaan, zooals op den dag van mijn komst. Cynthia was van het hospitaal terug, en ik zette mijn stoel naast haar neer, en vertelde haar van Poirots wensch, haar apotheek te bezoeken. „O, ziaiüurlyk: Ik vind het aardig als hij die ziet. Hy moet daar dan maar eens komen theedrinken. Ik zal het met hem afspreken. Het is zoo'n aardige man! Maar hij is grappig. Hy liet me laatst de broche uit mijn das nemen, en er weer in steken, omdat hij zei dat die niet recht zat." Ik lachte. „Het is bepaald een manie van hem". „Ja, nietwaar?" We zwegen een paar minuten en toen zei Cynthia, terwyl ze in de richting van Mary Cavendish keek en haar stem liet dalen: „Mr. Hastings". „Ja". „Na de thee wil ik wel eens spreken." Haar blik naar. Mary had me te denken gegeven. Ik verbeeldde me dat er tus schen die twee weinig sympathie be stond. Voor het eerst kwam het bij me op, me af te vragen, wat de toekomst van het meisje zou zijn. Hevrouw In- glethorp had geen beschikking voor haar gemaakt, maar Je stelde me voor, dat John en Mary er waarschijnlijk op aan zouden dringen, dat ze haar thuis bij hen had in ieder geval tot het eind van den oorlog. John, dat wist ik, hield van haar, en het zou hem spijten, haar te laten gaan. John, die in huns was gegaan, kwam nu weer te vorsehijn. Zijn goedhaiwg gezicht droeg een ongewone trek van boosheid. Die vervloekte rechercheurs! Ik be grijp niet, wat ze willenZe zijn in alle kamers van het huis geweest en heb ben de dingen binnenste buiten en on derste boven gekeerd. Het is heusch te erg Ik denk, dat ze er gebruik van heb ben gemaakt, dat we allemaal uit wa ren. Ik zal het dien Japp inpeperen, als ik hem weer me!" „Een troep dwarskijkers", bromde miss Howard. Lawrence meende, dat ze wel moesten doen alsof ze iets uitvoerden. Mary Cavendis zei niets. Na de thee vroeg ik Cynthia, mee te gaan wandelen, en we kuierden samen het bosch in. „Wel?" vroeg ik, zoodra we door een bladerschut voor nieuwsgierige oogen beschermd waren. Met een zucht wierp Cynthia zich neer, en gooide haar hoed af. Het zon licht, dat door de takken drong, maak te het kastanjebruin van haar haar tot trillend goud. ,.Mr. Hastings, u bent altijd zoo vrien delijk, en u weet zooveel". Het trof mij op dit oogenblik, dat Cynthia werkelijk 'n heel lief meisje was! Veel liever dan Mary, die nooit zoo iets zei. „Wel?" vroeg ik goedgunstig, toen ze aarzelde. „Ik wilde u om raad vragen. Wat moet ik doen?" „Doen?" „Ja. Ziet u, Tante Emily heeft me altijd gezegd, dat er voor me gezorgd was. Ik denk, dat ze het vergat, of niet dacht, dat ze sterven zou in ieder geval, er is niet voor me gezorgd. En ik weet niet, wat ik doen moet. Vindt u, dat ik hier dadelijk vandaan moet gaan?" Goede hemel, neen! Ik weet zeker, dat ze je niet willen missen". Cynthia aarzelde een oogenblik, met haar kleine handjes aan het gras pluk kend. Toen zei ze: „Mevrouw Cavendish wel. Die haat me". „Haat je?" vroeg ik verwonderd. Cynthia knikte. „Ja. Ik weet niet waarom, maar ze kan me r.iet uitstaan, en hij ook niet". „Daar heb je het mis", zei ik warm. IntegendeelJohn houdt veel van je". „O, ja John. Ik bedeelde Lawrence. Niet dat ik er om geef, natuurlijk, of Lawrence me haat of niet. Toch is het vrij akelig, als niemand van je houdt, nietwaar?" „Maar dat doen ze wel, lieve Cyn thia", zei ik ernstig. „Ik weet zeker, dat je je vergist. Daar heb je John en Miss Howard Cynthia knikte vrij somber, „Ja, John houdt van me, geloof ik, en Evie, met al hare ruwe manieren, zou natuurlyk geen vlieg kwaad doen. Maar Lawrence spreekt nooit tegen me. als hij het eenigszins laten kan en Mary kan byna niet van zich verkrijgen, beleefd tegen me te zijn. Ze wil, dat Evie blijft, vraagt het haar, maar ze wil mij niet hebben, enenik weet niet, wat ik doen moet". Plotseling begon het arme kind te schreien. Ik weet niet, wat me bezielde. Mis schien haar schoonheid, zooals ze daar zat, met het zonlicht op haar hoofd neerstralend; misschien het gevoel van verlichting, iemand te ontmoeten, die zoo klaarblijkelijk geen verband met de tragedie kon hebben, misschien eeriyk medelijden met haar jeugd en eenzaam heid. In ieder geval, ik boog voorover, en haar handje nemend, zei ik onhan dig: „Trouw met me, Cynthia". Onwetend had ik een prachtig middel tegen haar tranen gevonden. Ze ging dadeiyk overeind zitten, trok haar han den weg, en zei, niet zonder scherpte: „Wees niet zoo dwaas!" Ik was een beetje boos. „Ik ben niet dwaas. Ik vraag je, my de eer aan te doen, m'n vrouw te wor den". Tot mijn groots verbazing barstte Cynthia in lachen uit, en noemde me een „malle jongen". „Het is heel lief van je", zei ze, „maar je weet, dat je het niet wilt!" „Jawel. Ik heb „Het komc er niet op aan, wat je hebt. Je wilt het eigenlijk liever niet en ik evenmin „Nu, dat beslist het natuurlyk", zei ik stijf. .Maar ik zie niets om te lachen. Er is niets grappigs in een huwelijks aanzoek". „Neen, zeker niet", zei Cynthia. „Een anderen keer kan iemand je aannemen. Adieu, je hebt me erg opgevroolykt". En met een laatste onbedwingbare lachbui verdween ze tusschen de boo men. Toen ik over het gesprek nadacht, trof het me als verregaand onbevredigend. Ik vatte op eens het plan op, naar het dorp te gaan en Bauerstein op te zoe ken. Iemand moest toch een oogje op den kerel houden Tegelijkertijd zou het verstandig zijn. als hy mocht vermoe den, dat hy verdacht werd, die vermoe dens te ontzenuwen. Ik herinnerde me, hoe Poirot op mijn diplomatie vertrouwd had. Dus ging ik naar het huisje met de kaart „Kamers te huur" in het raam, waar ik wist, dat hij verblijf hield, en belde aan. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 6