OM ONS HEEN
FEUILLETON
DE GEHEIMZINNIGE ZAAK
VAN STYLES
FLITSEN
WatSrengt
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 6 SEPT. 1927
No. 3690
REISHERINNERINGEN.
VAN KONSTANZ OVER BREGENZ NAAR LANDECK.
Het was vol ln den trein en warm tus-
Bchen Frankfurt en Konstanz. Omdat
we in een verkeerden wagen waren ge
stapt en dus niet recht door konden
gaan, geloof ik, of om een andere reden
of voor mijn part heelemaal zonder re
den (ik weet het niet meer) moesten
we te Offenburg uitstappen en daar op
een anderen trein wachten. Zooiets is
onplezierig omdat je altijd weer op de
bagage moet letten, vijf koffers, vier
jassen, twee stokken en een paraplule
en er altijd wel de een of de ander over
een onderdeel daarvan bezorgd is. „Heb
je mijn jas ook gezien? Is mijn tasch
er wel bij?" Maar overigens Is het wel
een aardige afwisseling, op zoo'n doodstil
station een frisch glaasje bier te drin
ken en van het biermeisje te hooren dat
het goed gaat met het buffet of van den
wachthebbenden politieman, dat hij
veertien uur dienst heeft wat we
toch wel heel erg vonden. Je smoort
bijna een zucht, als Je weer in den vol
genden trein stapt» en daar wéér smoort,
namelijk van hitte. Maar ten slotte kom
je toch aan en wel te 23.23. aan een nog
veel kleiner station dan Offenburg. waar
je een kruier vindt, die met de bagage
links gaat naar het hótel en je aan
raadt, zelf rechts te gaan. Dat moest
misloopen en het liep ook mis, zoodat
we langs een blijkbaar ongewonen weg
in het Insel-Hötel (eüandhótel) kwa
men na een wandeling door nauwelijks
verlichte straten. Neen, Frankfort was
het niet. En 't scheen ons toe, dat wij
langs geheimzinnige, duistere gangen
naar onze kamers werden geleid. Maar
den volgenden morgen! Hoe verrukt
waren we over de veranda in den prach-
tigen tiim aan de Bodensee en hoe mooi
was het kijkje op het meer zelf. Maar
vooral, hoe verrassend zag het hótel er
zelf uit, met zijn antieke gangen en
kolonnades. zijn schilderijen, zijn voor
plein en toegangsbrug, den eenigen toe
gangsweg trouwens, daar het hótel aan
alle kanten in 't water ligt, waaraan
het zijn naam te danken heeft.
In de vitrines in onze Tijdingzaal zijn
eenige kaarten neergelegd, die van dit
ongewone hotel, een voormalig klooster,
een denkbeeld geven en ook van een
kerk in het stadje Konstanz. Laat men
toch niet verzuimen die afbeeldingen te
bekijken. Ze zijn de moeite waard. Bo
vendien kan niemand er aan zien, dat
ze ons nog zorg hebben opgeleverd, die
van de kerk namelijk omdat het bezoek
aan dat gebouw ons bijna te laat had
doen komen aan de boot. Zelfs een klein
stadje kan grooter zijn dan je gedacht
hebt en wanneer dan bovendien nog de
afsluitboom van den spoorweg dicht
gaat net als je er aan komt en de stren
ge wachter onverbiddelijk wijst naar de
hooge brug, die je maar overklimmen
moet, dan slaat de schrik je om 't hart.
Want daar ginds, nog tamelijk ver, lag
de boot en spuwde rookwolken van ik
ga er dadelijk vandoor. Wij maakten
beenen. En dat in die hitte! En nog
wel tegen het gebod van den dokter aan
een onzer, dat hij nooit hard loopen
mag. Gelukkig was de medicus niet in
de buurt en gaven wü al gauw het hard
draven op, toen bij de boot een welwil
lend mensch uit de verte het gebaar
maakte, dat in alle talen van de wereld
bcteekent: „Je hebt nog al den tijd!"'
Konden wij in Holland vermoeden, dat
11.10 niet zoo ernstig bedoeld was en
dat het makkelijk een kwartiertje later
worden mocht?
Zoo bliezen we utt op het dek van de
boot. Het hart. waarover de Haarlem-
sche medicus zich bezorgd maakte,
klopt nog. En goed en warm. Intusschen
stak de boot gemoedelijk van wal en
begon de Hbdensee, ook wel het meer
van Konstanz geheeten te bevaren.
Vier uur zouden wij daarop doorbren
gen. hetgeen in het mooie, zonnige weer
volstrekt geen onaangenaam vooruit
zicht was. Ik zal niet zeggen, dat de
weg over de golven van het meer, recht
uit van Konstanz naar Bregenz, niet
meer dan twee uur vorderen zou, maar
dat maakt de rekening van de stoom
bootonderneming niet, die liefst overal
aanleggen wil, waar passagiers te halen
zijn. Zoo levendie als op het Vierwald-
statter meer is de vaart op de Boden
see niet. maar er zijn verschillende aar
dige plaatsen, waar veel gebaad, ge
zwommen en gezeild wordt. Ook daar
van is op kaarten in de Tijdingzaal heel-
wat te zien.
Geen gemakkelijker manier van
reizen dan op een boot op het meer.
Er zijn menschen, die rust voor ziel
en lichaam vinden in het overbekende
reisje met de Nederland naar Genua
en als de zee meewerkt, is dat ook
w-1 verklaarbaar, jammer dat ze dat
niet altijd doet. Maar de Bodensee was
in ieder geval een beeld van kalme
rust. zoodat wij bij onze komst te
Bregenz zielskalmte genoeg hadden
vergaard om de twee uur die wij daar
moesten doorbrengen, gelaten te onder
gaan. Want Bregenz levert niet veel
moois op. Twee bijzonderheden: het ligt
op Oos tenrijkschen bodem en je krijgt
er dus weer met een andere munt
soort te maken, den shilling, op zijn
Duitsch schilling gespeld. Het trof ons
aangenaam, dat de douane het er ons
alweer niet lastig maakte, Integendeel
voor de Nederlandsche nationaliteit
een soort van voorkeur scheen te heb
ben, want de koffers mochten dicht
blijven en de passen werden met een
vriendelijk begroetend: „Alle Hollan
der" dicht teruggegeven. Het vriendelijk
gebaar, in en na den oorlog door Neder
land gemaakt tegenover beklagens
waardige Oostenrijksche kindertjes,
wordt daar waarlijk niet gauw verge
ten.
Nu moesten we ons nog drie uur
sporens getroosten (je krijgt er lang
zamerhand genoeg van) en dan was
het voorloopig met de treinreizen uit.
Halfnegen kwamen wij dus in Landeck
Het was er druk met reizigers, met
koffers, met commissionairs van hotels,
en met auto's, die klaarstonden om de
gasten te vervoeren, maar de voorhanden
voertuigen waren niet in staat, alle
reizigers zoo vlug als zij wel wenschten
over te brengen naar het hotel „Zin-
Post", dat blijkbaar het meest de gunst
genoot. In de duisternis van het
Stationsplein raakte ik verzeild in een
vierpersoons auto, waarvan de voor
plaatsen waren ingenomen door twee
dikke Duitschers, die op naar achter
doorgezakte stoeltjes bijna op de
knieën van de achterlieden zaten, waar
van ik het ongeluk had, er een te zijn.
Toen wij aan het hotel arriveerden,
had ik net nog beenen om te staan
en dat was niet overbodig, omdat mijn
reisgenooten aan het station waren
achtergebleven en nog door een terug
gezonden auto zouden worden aange
voerd. Intusschen was het vermake
lijk om de drukte en het gedrang aan
het bureau van het hotel te zien, waar
in diverse talen gasten gereserveerde
kamers opelschten of met benauwde
gezichten om logies verzochten. Het huis
was blijkbaar Vut den top toe vol. Wie
zich nu pas aanmeldden werden niet
ongetroost weggestuurd, maar na tele
fonische onderhandelingen over andere
hotels verdeeld. Als je dat op reis zoo
ziet, krijg je den indruk, dat alleen in
het hotelleven Arcadische toestanden
heerschen, het eenige vak zou je zeg
gen waarin collega's en geen concurren
ten bestaan.
Langzamerhand raakte de gang leeg
en ieder geborgen in het voor hem
bestemde hokje. Mijn reisgenooten ver
schenen op him beurt en na een beetje
heen en weer gesjouw mét koffers en
tasschen (ik had alle moeite een reus-
achtigen koffer van mijn kamer te
weren die toch heusch mijn eigendom
niet was) brak het heerlijk oogenblik
van koud water met zeep aan. Gevolgd
door dat van het avondmaal. Ik zal niet
zeggen, dat Landeck in laatstgenoemd
opzicht uitblonk, maar ten slotte ver
scheen er dan toch wat op de gedekte
tafel en maakten wij kennis met den
man, aan wien wij den volgenden dag
ons leven zouden toevertrouwen en
dien ik hier wel even wat uitvoeriger
mag beschrijven. Hij zal het zeker niet
kwalijk nemen.
De heer Pelizzoni was vroeger kapri-
ten ter zee in dienst van Oostenrijk en
destijds een vermogend man. De oorlog
brak zijn positie, zooals hij met zooveel
anderen heeft gedaan. Zijn fortuin,
voornamelijk belegd in Oostenrijksche
fondsen, smolt weg. zijn positie als of
ficier verviel. Met vele anderen stond
hy voor een onzekere toekomst en
niets meer, met de taak daarin een
nieuw bestaan te scheppen. Dat gelukte
door zyn energie. Hij schafte zich een
paar auto's aan en sloot zich aan bij
het bekende Karersee-hótel, waar hij
die auto's zelfstandig exploiteert. Vele
namen van bekende Nederlanders heeft
hü ons genoemd, die in dat hotel heb
ben gelogeerd en zich aan hem en zijn
auto hebben toevertrouwd op hun toch
ten door de bergen van Tirol.
Hoe de heer Pelizzoni die taak opvat
en uitvoert zouden wij zelf ondervin-
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 992
OP JE VROUW WACHTEN BIJ DE BIOSCOOP
Je hebt afgesproken, je
vrouw by de bioscoop te
ontmoeten en je bent
op tyd
loopt een eindje de
straat op om te zien of
ook aankomt
de hal van de oioscoop
loopt vol en je drukt je
tegen den muur en
wacht
je ziet haar aankomen
en geeft signalen
ontdekt dat het een
vreemde is, met net
zoo'n hoed als je vrouw
en tracht gewoon te kij
ken
je geduld raakt langza
merhand uitgeput
tot je haar plotseling in
de hal ontdekt en de
grootste moeite hebt, om
haar te overtuigen, dat
je niet net gearriveerd
{Nadruk' verboden.)
door
AGATHA CHRISTIE.
Vertaling van A. d. Z.
49)
„Neen, U zult u herinneren, dat ik
sprak van een vlek op het kleed in de
kamer van mevrouw Inglethorp? Er wa
ren een paar eigenaardige dingen met
die vlek. Ze was nog vochtig, verspreid
de een sterken geur van koffie, en ver
borgen in de wol van het kleed vond
ik een paar splintertjes porselein. Wat
er gebeurd was, werd me duideiyk, want
geen twee minuten tevoren had ik myn
portefeuille op het tafeltje by het raam
gelegd, en het tafeltje, dat opwipte, had
die op precies dezelfde plaats op den
grond gedeponeerd. Juist zóó had me
vrouw Inglethorp haar kopje koffie
neergezet, toen ze den vorigen avond in
haar kamer kwam, en het verraderiyke
tafeltje had haar dezelfde poets gebak
ken. Wat er daarna gebeurde, is slechts
een gissing van me. maar ik zou zeggen,
dat mevrouw Inglethorp het gebroken
kopje opraakpte. en op het tafeltje bij
het bed zette. De behoefte gevoelend
aan één of anderen stimulans, warmde
ze haar chocolade, en dronk die direct
op. Nu staan we tegenover een nieuw
probleem. We weten, dat de chocolade
geen strychnine bevatte. De koffie werd
niet gedronken.Toch moet de strychnine
dien avond tusschen zeven en negen
uur zhn toegediend. Welk derde middel
was er een middel, zóó geschikt, om
den smaak van strychnine te bedekken,
dat het verwonderlijk is, hoe niemand er
aan gedacht heeft?" Poirot keek de ka
mer rond en antwoordde zelf toen met
nadruk: „Haar medicijn!"
„Bedoelt u, dat de moordenaar de
strychnine in haar drank heeft gedaan"
riep ik uit.
„Het was niet noodig. die er in te bren
gen. Ze was er al in in den drank.
De strychnine, die mevrouw Inglethorps
dood veroorzaakte, was dezelfde strych
nine, die door dr. Wilkins werd voorge
schreven. Om u dat duidelijk te maken,
zal ik u een uittreksel voorlezen uit een
boek over geneesmiddelen, dat ik in de
apotheek van 't Roode Kruis Hospitaal
te Tadminister gevonden heb:
„Het volgende geval is in de hand
boeken bekend geworden:
„Strychnine Sulph. m. g. 65.
„Potass Bromid. gr. 24.
„Acqua ad. gr 256.
den. De kennismaking gaf ons daar de
beste verwachtingen van. De slanke,
forsche figuur, het open gezicht, trek
ken aan, de manieren zouden aan den
voormaligen officier doen denken, ook
al had de gewoonte, by de kennisma
king de hakken tegen elkaar te slaan,
hem niet dadeiyk als zoodanig doen
kennen. Hy bracht den avond ge
noeglijk in onzen kring door en zou
ons den volgenden dag met zyn auto
over de Reschenpas naar Spondlnlg
brengen en naar Trafol. Vandaar, als
het weer meewerkt, dat wil zeggen in
dien de wolken het uitzicht niet ver
hinderen maar het Stilfserjoch, dat de
hoogste berijdbare bergweg in Europa Is.
2800 Meter.
Landeck is een dal te midden van het
Tlroolsche bergland. Den volgenden
morgen konden wij pas goed opmer
ken, hoe het 't punt van vertrek is voor
allerlei tochten in deze streek. Auto's
reden door de smalle dorpsstraat, tal
van bergbeklimmers en hoogtewande
laars begaven zich op pad, byna even
veel vrouwen als mannen. De dag be
gon met ideaal zonnig weer. De groote
auto van kapitein Pelizzoni was al voor
het hótel gereden en hy zelf spoorde
ons aan, wat voort te maken wij
hadden dien dag een verren tocht te
doen. Op zyn kalme, beschaafde ma
nier maakte hy het ons allen gemak
kelijk, hielp den een in zyn jas, daar
het boven koud kon wezen en voorzag
den anderen van een warmen deken,
zoodat, toen wy eindelijk konden ver
trekken, met de bagage op den wagen,
het kleine reisgezelschap met de beste
verwachtingen den komenden dag te
gemoet zag. „Sind die Herren fertig?"
En wy, hem den titel gevende waarop
hy recht had, antwoordden: .Herr
Oberst, wir sind bereit". Met een stoot
op den klaxon rolde de wagen de
dorpsstraat uit, het mooie bergland
tegemoet
J. C. P.
NICO GERHARZ.
TEN AFSCHEID.
Straks zal Gerharz scheiden van Haar
lem, van zyn kunstvrienden, scheiden
uit een werkkring die hem hoe kan
't anders? lief geworden was, trots
de moeilijkheden die hij hem bood, trots
de bezwaren waarmee hy te kampen
had.
Zyn lof zal waarschijnlijk in enkele
min of meer welgelukte (maar zeker
welgemeende) toespraken worden ver
kondigd. Dat is goed, dat is zooals het
behoort; maarhet is niet voldoende.
Het komt mij en zeker ook mijn
kunstbroeders gewenscht voor dat „uit
het eigen kamp" een stem gehoord wor
de; dat een collega uiteenzet wat de
arbeid van Gerharz voor Haarlem in
't by zond er, voor de kunst in 't alge
meen beteekent. Aan den wensch van
de huldigings-commissie, dat die uiteen
zetting door my zou worden geschreven,
voldoe ik gaarne. Ik meen dat myn leef
tijd my daartoe wel het recht geeft, en
dat ook, nu ik geheel uit het openbare
muziekleven getreden ben, en dus alle
directe voeling met de kunstbroeders
verloren heb, mijn woord als dat van
een volstrekt onpartydige zal worden
aangehoord.
Er is meer: ik ken Gerharz reeds
meer dan 25 jaren, en heb zijn loop
baan in haar geheel kunnen gadeslaan.
Ik heb hem reeds gekend als eenvoudig
stafmuzikant bij „het achtste" te Arn
hem, heb een van zyn eerste composi
ties voor symphonie-orkest te Utrecht
en elders mogen uitvoeren, en by die
gelegenheid een sterken indruk gekregen
van 's mans gaven en talenten; ook van
de energie die hij toonde by het nastre
ven van zyn levensdoel, waarvan hy
hetzelfde zeggen mocht als Gustav
Mahler: „ich habe es redlich gemeint,
mein Ziel hochgesteckt".
De berichten over de werkzaamheid
van Gerharz in Indië, die ik -geregeld
ontving en met de grootste belangstel
ling vernam, hebben bevestigd wat ik
steeds vermoed, neen! voorspeld heb:
dat Gerharz nog „groote dingen" zou
„Fiat Mistura".
Deze oplossing zet in een paar uur
het grootste deel van het strychnine-
zout als een onoplosbare bromide in
doorschijnende kristallen af. Een dame
in Engeland verloor het leven door een
dergelijken drank te gebruiken; de ge
kristalliseerde strychnine verzamelde
zich op den bodem, en by het gebruik
van de laatste dosis, slikte ze bijna de
geheele hoeveelheid!"
Nu was er natuurlijk geen broom in
het recept van Dr. Wilkins, maar u zult
u herinneren, dat ik een leeg doosje
broompoeders vermeld heb. Eén of twee
van die poeders in de volle flesch medi
cijn gedaan, zouden de strychnine met
succes doen kristalliseeren, zooals het
boek dat beschrijft, en maken, dat ze
by de laatste dosis genomen werd. U
zult later hooren, dat degene, die ge
woonlijk den drank van mevrouw In
glethorp inschonk, altyd uiterst voor
zichtig was. de flesch niet te schudden,
maar het bezinksel ongestoord op den
bodem te laten.
Telkens zyn er in deze zaak bewyzen
geweest, dat de tragedie bedoeld was.
op Maandagavond plaats te doen heb
ben. Op dien dag werd de draad van
mevr. Inglethorp's schel netjes doorge
sneden en op Maandagavond bracht
mademoiselle Cynthia den nacht bij
vrienden door, zoodat mevrouw Ingle-
doen. Dat heeft hy echter het meest, en
op zeer éclatante manier bewezen gedu
rende de Jaren die hij te Haarlem werk
zaam was. Daarom lijkt het my gepast
hier de vTaag te stellen: „wat heeft Ger
harz beteeker.d voor het muziekleven
te Haarlem?" en te trachten die vraag
zoo afdoend mogelijk te beantwoorden.
Om dat juiste antwoord te vinden,
dient eerst onderzocht onder welke ar
tistieke voorwaarden Gerharz zyn func
tie, als dirigent der H. O. V. aanvaar
den moest; en, om die juist te omschrij
ven moet een beschouwing van alge-
meenen aard voorafgaan. Veertig a vijf
tig jaren geleden lag het symphonie-
orkestspel hier te lande nog maar in de
windselen. Goede krachten waren er
zeer zeker, en ook goede dirigenten,
maar de (eenig juiste) beginselen, die
in de achttiende eeuw door Cannabich
te Mannheim en enkele andere dirigen
ten werden gehuldigd, waardoor het or-
kestspel onder hun leiding tot hooge
volmaaktheid kwam, waren vergeten,
'schynbaar te loor gegaan.
Enkelen Weber, Spohr e.t.q. hiel
den de vaan hoog, maar de meeste diri
genten waren zich van de waardigheid
van hun ambt niet bewust. Dat werd an
ders, toen Wagner en Liszt hun leerstel
lingen ten opzichte van het dirigenten
ambt verkondigden, en Hans von Bülow
in Duitschland, Willem Kes hier te lan
de hun taak in overeenstemming met
die leerstellingen vervulden.
Van dien tyd af dateeren hier te lan
de een tweetal stroomingen in het or-
kestspel: aan den eenen kant de vol
gelingen van Kes, wier devies was:
„goed is alleen dat waaraan niets ont
breekt" en die dus naar de volstrekte
volmaaktheid streefden; aan den ande
ren kant zy (het ras is nl zoo goed als
uitgestorven) die iw de oude sleur voort
gingen en niet fijngevoelig genoeg wa
ren om de juistheid van de door de an
deren gehuldigde meening te kunner. er
kennen.
Te Haarlem vond Gerharz een orkest,
waarin de „moderne" begrippen nog
niet waren doorgedrongen. Men beden
ke, dat zijn onmiddellijke voorganger
slechts luttele maanden het orkest leid
de. en dus niet kon bereiken, dat, waar
toe hy sindsdien zoo duidelijk bewezen
heeft, by machte te zyn.
Gerharz had dus te kampen met de
sleur, maar met nog andere, even groote
bezwaren; met den, allen Nederland-
schen kunstinstellingen eigen, toestand
van chronisch geldgebrek, met de daar
uit voortvloeiende, de ambitie verlam
mende, onvoldoende bezoldiging der or
kestleden; met de kwantitatief zoowel
als kwalitatief-gebrekkige bezetting van
zyn orkest.
Gebrekkig naar de kwantiteit, want
hoe wil men een groot bezette sympho-
nie behoorlijk uitvoeren met slechts
zes eerste en evenzoo weinig tweede vio
len? Gebrekkig naar de kwaliteit, want
de lage salarissen hielden de beste
thorp heel alleen in den rechtervleugel
zou zyn geweest, volkomen afgesloten
van eenige hulp en naar alle waar
schijnlijkheid gestorven zou zyn, voor
dat er geneeskundige hulp kon worden
ingeroepen. Maar in haar haast, om op
tyd te zijn voor het dorpsfeest, vergat
mevrouw Inglethorp haar medicyn te
nemen en den volgenden dag lunchte ze
buitenshuis, zoodat de laatste en nood
lottige dosis vier-en-twintig uur la
ter genomen werd dan door den moor
denaar was verwacht; en het is aan dat
uitstel te danken, dat het laatste bewy's
de laatste schakel van de ketting
nu in mijn handen is".
Te midden van een ademlooze span
ning hield hij drie reepjes papier om
hoog.
„Een brief in het eigen handschrift
van den moordenaar, mes amis! Was die
een beetje duidelijker in zijn bewoor
dingen geweest, dan is het mogelijk,
dat mevrouw inglethorp, bijtyds gewaar
schuwd, ontkomen zou zijn. Zooals hy
nu was. besefte ze het gevaar, dat ze
liep. maar niet de manier waarop".
In de doodsche stilte legde Poirot de
reepjes papier aan elkaar, en zyn keel
schrapend, las hy:
„Liefste Evelyn,
Je zult ongerust zijn, dat Je niets
hoort. Het is in orde alleen zal het
vanavond zyn, in plaats van gisteren-
krachten verre van Haarlem, of deden
ze zoo zy er waren ten spoedigste
heengaan; beletten ook het op tijd
vervangen van niet langer geschikte or
kestleden.
Belemmeringen dus van alle kanten!
Gerharz kon dat niet deren. Hij zette
zich aan den arbeid met al de kracht
die hem was geschonken, met al de
energie, hem eigen; het resultaat was
verwonderlijk. Ik mag spreken uit eigen
ervaring: toen Gerharz ruim acht maan
den aan het hoofd van het orkest had
gestaan, deed hij mij het genoegen my'
uit te noodigen, een concert als gast
te leiden. Ik aanvaardde die uitnoodi-
ging gaarne, had echter geen al te hoo
ge verwachtingen.
Twee jaren te voren had ik de H.O.V.
gehoord, en was toen over de prestaties
maar matig gesticht geweest; nu vond
ik een orkest, dat op iederen wenk van
den dirigent willig reageerde en op al
zijn intenties mee inging. Toen ik een
volgend jaar het waagstuk ondernam, te
Haarlem de eerste symphonie van
Brahms te doen uitvoeren,overtrof het
resultaat myn stoutste verwachtingen,
evenals wederom een jaar later
de uitvoering van Beethoven's Eroica.
By die gelegenheid toonde het orkest
ook, met een uiterst fyne en volgzame
begeleiding van een planoconcert van
Mozart, hoe zeer het ook in die richting
was geschoold.
Dat alles is het resultaat van den ar
beid, verricht door Gerharz, den man,
die getoond heeft het begrip te bezitten
van 't geen ik hierboven aanduidde als
de beginselen van von Bülow en Kes;
die nimmer rustte voor hy, met de hem
ten dienste staande middelen, het
hoogst mogelijke bereikt had, die ik
durf mij paradoxaal uitdrukken een
enkele maal boven het mogelijke uit
kwam.
Wanneer men dit alles overdenkt en
dan daarbij zeggen moet: de man, die
dit bereikte gaat Haarlem en zijn or
kest verlaten, dan ryst de vraag, of de
zaak wel zulk een einde had behoeven
te nemen. Myn persoonlijke meening is,
dat zulk drijven tot het uiterste bijna
nimmer noodzakeiyk is, wanneer van
avond. Je begrijpt me. Er komt een
goede tyd aan, als de oude vrouw een
maal dood is en uit den weg. Niemand
kan mij met mogelijkheid van de mis
daad verdenken. Dat idee van je over
de broom was een geniale zet! Maar we
moeten heel voorzichtig zijn. Eén ver
keerde stap
„Hier. mijne vrienden, is de brief af
gebroken. Ongetwijfeld werd de schrij
ver gestoord; maar er kan geen twijfel
bestaan aan zijn identiteit. We kennen
allen zijn schrift, en
Een kreet, die bijna een gil was, brak
de stilte.
,.jy duivel! Hoe heb je dat gékregen?"
Er werd een stoel omgegooid. Poirot
sprong handig opzy. Een vlugge bewe
ging van zyn kant en zyn aanvaller viel
met een bons neer.
„Messieurs, mes dames", zei Poirot
met zwier, „laat me u voorstellen den
moordenaar, Mr. Alfred Inglethorp".
HOOFDSTUK XHL
Poirot geeft uitleg.
„Poirot, oude boosdoener", zei ik, „ik
zou u wel willen wurgen! Wat hebt u
er mee voor. me te bedriegen, zooals
u gedaan hebt?"
We zaten in de studeerkamer. Ver
scheidene koortsachtige dagen lagen
beide kanten wordt meegewerkt. Maar,
„gedane zaken nemen geen keer", dus
blijft alleen de vraag: hoe zal het, na
het heengaan van Gerharz, met de H.
O. V. gaan?
Aannemend dat overheid en burgerij
zorgen dat de fïnancieele moeilykheden
worden opgeheven, durf ik voor de toe
komst goeds voorspellen. De keus van
den opvolger is gevallen op een begaafd
toonkunstenaar, van wien mag worden
verwacht, dat hy de geschikte man zal
blyken te zijn en die zeker met lust en
ijver zyn taak zal aanvaarden. Ket or
kest is vele laren door Gerharz ge
schoold en in de goede richting geleid;
van het samenwerken van den nieuwen
leider met het orkest kan dus het beste
worden verwacht, mits zy voortbouwen
op 't geen Gerharz gegrondvest heeft en
voortwerken in zyn geest.
Daarbij brengen zij hem de beste en
de hem meest bevredigende hulde; dat
zal hem troosten in de oogenblikken
(die niet zullen uitblijven) waarin hy
zijn orkest missen zal, en hem kracht
geven door de wetenschap, dat zyn ar
beid niet tevergeefsch is geweest.
WOUTER HUTSCHENRUYTER.
Oud-Dirigent van het Utr.
Stedel. Orkest.
Den Haag, Sept. 1927.
HET AFSCHEID VAN GERHARZ.
De heer S. W. de Clercq, voorzit»
ter der H. O. V. verzocht ons mede te
deelen, dat hij hedenavond bij de
aanbieding van het huldeblijk aan den
heer Gerharz bij zijn afscheid als di»
ragent der H. O. V. niet tegenwoordig
katn zijn. Het was zijn plan geweest
om m Mei een hem voorgeschreven
kuur te doen, maar de moeilykheden
waarin de H. O. V. toen verkeerde,
maakten hem dit onmogelijk. Nu
mocht hij de kuur niet langer uitstel»
len, temeer daar het bad dat hij be»
zoeken moet in het Ibegin van Octo*'
ber gesloten wordt. Het spijt hem zeer
dat dit zoo samentreft, maar hij
verzocht ons van dit feit mededeeling
te doen, om daarvoor zijn afwezigheid
te verklaren.
achter ons. In de kamer beneden waren
John en Mary weer bij elkaar, terwijl
Alfred Inglethorp en miss Howard zich in
verzekerde bewaring bevonden. Nu ein
delijk had ik Poirot voor mezelf en kon
myn nog brandende nieuwsgierigheid
bevredigen.
Poirot antwoordde me een oogenblik
niet maar eindelijk zei hij:
„Ik heb je niet bedrogen, mon ami.
Hoogstens liet ik je jezelf bedriegen".
„Ja, maar waarom?"
„Wel, dat is moeilijk uit te leggen.
Zie je. m'n vriend, je hebt zoo'n eerlyk
karakter, en zoo 'n doorzichtig gelaat,
dat 'enfin, je gevoelens verbergen je
onmogelijk is! Als ik je myn gedachten
verteld had, dan zou den eersten keer,
dat je mr. Alfred Inglethorp gezien hadt
dat slimme heerschap in je zoo ex
pressief idioom lont gerooken heb
ben! En dan. bonjour aan onze kans,
hem te pakken!"
„Ik geloof, dat ik diplomatieker ben
dan waarvoor u me aanziet".
„M'n vriend", smeekte Poirot, „ik bid
je. maak je niet boos! Je hulp is on-
'schatbaar geweest. Het was alleen je
zeer mooie karakter, dat me deed wach
ten".
„Wel", mopperde ik, een beetje ver
zoend, „ik vind toch, dat u me een
„hint" had kunnen geven".
{Wordt vervolgd^,
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL
1 fu/?T
tri de cidoedte4iiie-4>iUtcieM<otzrL /id vc/gend
ruvrrvme*~ /j&z&n,. £Uts<ctan qeedc/igefet7
•wosnt vervolgo.