HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 17 SEPT. 1927DERDE BLAD DEVENTER'S WETHOUDSTER. Een onderhoud met mevr. Saunders-Blaauboer. natuurlijk gemakkelijk bereiken. Het was zelfs al zoover dat de verdeeling van de functies reeds onderling afgespro ken was. Maar toen ontstond er een kwestie betreffende het Burgerlijk Arm bestuur, die tengevolge had, dat de be reikte overeenstemming weer gedeeltelijk teloor ging. In de zitting van 6 Sep tember werden met de bewuste 16 stem men wel de heer Kelderman (V.D.) en ik gekozen, maar de beide andere zetels bleven nog onvervuld. De burgemeester is ziek, wij hebben op het moment een commies-redacteur als loco-secretaris en u ziet dus hoe onvolledig het college gedurende deze eerste tien dagen is geweest. Maar in de volgende zitting van den Raad, dezen Vrijdag, zal wethouderscrisis hopelijk tot een op lossing worden gebracht en zullen wij er twee collega's bij krijgen". „Welke afdeeling zult u dan voor uw rekening nemen?" „Onderwijs. Ik lieb er my nu al voor- loopig mee belast en bij 't aanvaarden van de candidatuur heb ik dat ook eigenlijk als een voorwaarde gesteld. De andere wethoudersfuncties de Bedrijven, Openbare Werken en Fi nanciën liggen te ver buiten de sfeer van een vrouw, althans de mijne.. Ja zeker, u hebt gelijk, wij vrouwen zien vooral tegen Financiën meestal als tegen een berg op. Van Onderwijs weet ik uit ervaring nogal wat af. Ik ben er zelf twaalf jaar bij geweest en het is nu acht jaar ge leden dat ik het verliet. Die acht jaar hebben mij de gelegenheid gegeven om een objectief standpunt ten opzichte van de zaak te gaan innemen en dat is van veel belang, want het is heel wat anders om het vak uit te oefenen dan om als wethouder Onderwijs in het al gemeen te moeten behandelen. Dat is mij heel duidelijk geworden. Gedurende die acht jaar heb ik mij vaak geïnteres seerd in zaken het Onderwijs betref fende, en heb vooral veel moeite gedaan om te komen tot de stichting van een Openluchtschool. En tot dusver hebben die pogingen al aardig succes gehad", „U aanvaardt uw nieuwe taak dus met optimisme?" „Dat wel, maar ik wil gaarne bekennen dat ik, pas gekozen, wel even gerild heb voor de groote verantwoordelijkheid. Ge lukkig is mijn man leeraar in de Staats wetenschappen, hetgeen ertoe heeft ge leid dat wij veel onderwerpen hebben besproken die voor mij nu kostbare theoretische kennis zijn. Sinds ik Raadslid ben hebben wij ook nog ver scheidene wetten samen doorgewerkt. En wat den practischen kant van het werk betreft dat zal de toekomst moeten leeren. Wel kan ik mij moeilijk voorstel len, dat al die dingen, die voor een man zoo begrijpelijk zijn, voor een vrouw die er zich toe zet nu zulke groote moeilijkheden op zouden leveren. Dat heb ik ook al gemerkt op dat punt van de Financiën, want wij hebben een paar vorige gemeentebegrootingen be studeerd, en zaken die zoo gecompli ceerd schenen bleken op den keper be schouwd eenvoudig genoeg." „Hoe denkt u in het algemeen over de geschiktheid van de vrouw voor het w ethoudersohap „In het algemeen vind ik de vrouw er nog lang niet geschikt voor. Er zijn er natuurlijk wel. En of ik er geschikt voor ben zal nog heelemaal moeten blij ken. Maar in het algemeen gesproken vind ik de vrouw ook nog lang niet ge Mevr. SandersBlaauboer ,,De eerste vrouwelijke wethouder in Nederland ben ik niet", begon mevrouw Saunders-Blaauboer dadelijk toen ik haar te Deventer een bezoek bracht. „Het is wel algemeen beweerd na mijn verkiezing, en ik meende het eerst zelf ook, maar later is gebleken dat er al een was, n.l. mevrouw TenJBosHarke- ma te Gasselte, een Drentsche gemeen te van een goede drieduizend inwo ners. Zij is het zelfs al vier jaar ge weest, en naar ik hoor is ze pas weer herkozen". „Maar u bent dan toch de eerste stads-wethoudster in het land". „Dat wel, en Tc wil u wel zeggen dat Ik die verantwoordelijke functie in 't minst niet verwacht had toen ik dezen zomer voor 't eerst in den Raad werd gekozen. Mijn partij, de S.D.A.P., bezet zes zetels van de drieëntwintig. In den vorigen Raad hadden wij ook al een van de vier wethouderszetels en aan vankelijk was die bezet door een uit stekende kracht, maar na 11/2 jaar werd hü ziek en stierf, waarna zijn post op diverse manieren tijdelijk is waargenomen. In dezen nieuwen Raad hebben wij een fractielid die de aan gewezen man voor de functie zou zijn als hij het zich financieel kon veroor loven. Maar het wethouderssalaris is hier maar f 2000 en er is geen noe menswaard pensioen aan verbonden. Het bewuste raadslid verdient meer in zijn functie van hoofdverpleger aan een gesticht, en zou ook nog zijn pensioen- rechten in die functie verbeuren, zoodat hij er niet aan beginnen kan. De overige leden van onze fractie zijn arbeiders, en zoo is men er toe gekomen in onze partij om mij voor de functie candi- daat te stellen. En nu ben ik het sinds itïen dagenmaar zonder dat mij nog officieel een departement is aan gewezen. De partijverhouding in onzen Raad is namelijk heel eigenaardig. Er zijn 6 S.D.A.P.'ers, 4 V.D., 3 V.B., 6 C.H. en R.K., vormende de rechtsche fractie, één AR. die daarbuiten blijft, 2 S.P., (Party-Kol thek) en een Com munist. De Vrijzinnig-Democraten wer ken met de S.D.A.P. samen, en aan vankelijk was besloten dat wij met de rechtsche fractie samen de vier wethou- dérszetels aldus zouden verdeelen dat er een S.D.A.P.'er, een V.D., een CH. en een R.K. gekozen zouden worden. Met 16 van de 23 stemmen konden wij dat schikt voor Raadslid. De meeste vrouwen hebben zoo bitter weinig belangstelling voor de openbare zaak! Het is heel wat anders dan onze strijd voor het kies recht was. Dat was een streven naar één duidelijk aangegeven punt, één vast om lijnd doel. Ik'heb er zelf met enthousias me aan mee gedaan, en denk met genoe gen aan dien tijd terug. Maar dat was heel wat anders dan constante belang stelling te moeten hebben voor alle mo gelijke uiteenloopende zaken van open baar bestuur, waarvan de meeste geheel buiten de sfeer van verreweg de meeste vrouwen liggen. Dan komt erbij dat de vrouw ik spreek steeds in 't algemeen de breed heid van visie mist van den man. Zij ziet de dingen veel meer in 't klein, elk op zichzelf, en laat zich zoo vaak en zoo sterk door persoons-overwegingen beïnvloeden. En er zijn ook de finesses van het po litieke gedoe, waaraan vele vrouwen niet kunnen wennen. Wij hebben hier b.v. een vrouw in den Raad gehad die er 8 jaar in heeft gezeten en zich ten slotte gedèsillusioneerd teruggetrokken heeft. Zij kon zich maar niet aanpassen bij het politieke gedoe, zij ergerde er zich b.v. steeds aan dat leden zoo heel anders spraken in de openbare zitting dan zij in de commissievergaderingen gedaan hadden. Zoo sprak De venter's wethoudster, en zij vertelde mij ook nog het een en an der van de onderwijs-toestanden in haar gemeente, die nogal gunstig schij nen te zijn. Men zucht er blijkbaar niet onder een teveel aan scholen en een ge weldig tekort op het hoofdstuk Onder wijs, zooals verscheidene gemeenten het kennen. Er zijn voorts een gymnasium, een Rijks H.B.S. en een Meisjes H3.S., maar laatstgenoemde gemeentelijke in stelling is een zwak punt. Al jarenlang blijkt het een vraagpunt te zijn of men haar zal continueeren of niet, en de do centen worden jaar-in, jaar-uit telkens weer tijdelijk benoemd. Een zonderlinge toestand. Mevrouw Saunders is van meening dat er een vijfde leerjaar aan toegevoegd moet worden, zoodat het einddiploma toegang tot voortgezette studies zal kunnen geven. Maar velen beschouwen de Meisjes H.B.S. als een soort luxe-school, alleen bestemd voor kinderen uit de hoogste klassen der be volking hetgeen zij vroeger wel ge weest is, maar nu allang niet meer is. Dit laatste geldt ook voor de Haarlem- sche Meisjes H.B.S., en ik vestigde er mevrouw Saunders' aandacht op dat de Haarlemsche directrice, mej. J. Berdenis van Berlekom, niet voelt voor een uit breiding van leerstof en de invoering van een dergelijk diploma, omdat zij van meening is dat er een middelbare meis jesschool moet zijn die geen .klaars too- merij" is. Te Deventer voelt de SX>.AR. niet veel voor de voortzetting der school, maar mevr. Saunders wel. Of Deventer's wethoudster succes zal hebben in haar functie? Het zal moeten blijken. In elk geval blijkt uit dit inter view duidelijk genoeg dat zij haar taak met ernst heeft aangevat en zich veel moeite heeft getroost om ook in de theo retische lijn volkomen op de hoogte van het gemeentebewind te komen. Zij uit zich zeer bescheiden, is zich bewust van de moeilijkheden van haar functie en blijkt geenszins tot die vrouwen te be- hooren die een imitatie van den man ten beste willen geven. Als vrouw wil zij sla gen in een moeilijke nieuwe taak. En dat doet zeer sympathiek aan. In vele andere gemeenten zal men met belangstelling de resultaten van dit De- ventersche experiment de eerste vrou welijke wethouder in een Nederlandsche stad volgen. R. P, LETTEREN EN KUNST. NIEUW ROTTERDAMSCH TOONEEL. HET REPERTOIRE. Het gezelschap der N.V. „Het Nieuw Rotterdamsch Tooneel", directeur Frits Tartaud, is voor dit seizoen samenge steld uit de dames Alida Tartaud— Klein, Martha Chrispijn—Walden, Mien ErfmannSasbach, Sophie Stein, Lucy van Ees, Leonie Smeding, Stien Ver- sluys—Lerou, Mieke Verstraete, Netty Strausz, en de heeren Frits Tartaud, Jules Verstraete, Charles Braakensiek, (tevens administrateur), Richard Flink, Adolf Rijkens, Eberhard Erfmann, Wouter van Riessen, Bob Clerx en Jan Teulings. In Rotterdam zullen vijftig voorstellingen gegeven worden in den Tivoli-Schouwburg, verdeeld over acht maanden; met Amsterdam worden nog onderhandelingen gevoerd; in Den Haag zullen enkele volksvoorstellingen worden gegeven in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen. Verder zal het ge zelschap in hoofdzaak in de provincie optreden. Het repertoire vermeit „Soldateneer", een nieuw stuk van A. den Hertog, „Fauteuil 47", een blijspel naar het Fransch van Louis Verneuil, welk stuk werd overgenomen van dr. Royaards die geen gelegenheid heeft het op te voe ren; „De Waarzegster", een drama naar het Engelsch van Leigton Os- mun; „Hedda Gabler" zal opnieuw wor den gespeeld met mevr. Tartaud in de titelrol en er bestaan plannen om ook ,Het leven dat ik je gaf" van Piran dello, „Maria Stuart", „Vorstenschool", en „Zwarte Griet" weer te gaan spe len. Verder blijven op het repertoire „De Scheepsbouwer" van H. John G. Er- vine; „De Rechte Lijn" van Jan Fa- bricius en Hauptmann's „Voerman Henschel", waarin thans Frits Tartaud de titelrol zal vervullen in de plaats van Louis de Vries. RIKA HOPPER TOONEEL- GEZELSCHAP. Woensdag is de acte van oprichting van de N.V. „Het Rika Hopper Tooneel- gezelschap" te Amsterdam gepasseerd. Het benoodigde kapitaal is door een aantal bekende stad- en landgenooten gefourneerd. De directie bestaat uit: mevrouw Rika van Hoven—Hopper en den heer Jac van Hoven. Tot commis sarissen zijn benoemd de heeren: Mr. A. J. van Hengel, P. van Leeuwen Boomkamp. H. Meinesz, L. B. van Nie- rop en J. G. Schlencker. HUYGENS' HOFWIJCK. Dr. H. E. van Gelder, Ant. Dijckstraat 155 te 's Gravenhage, schrijft ons: Dezer dagen heeft de laatste werk man Hofwyck kunnen verlaten. Huygens' oude huis hebben wij, dank zij veler steun, in zijn ouden staat terug gebracht. 'en een gevoel van groo'të vol doening bezielt mijn medebestuurders en mij, nu wij, ondanks de ongunst der tijden, dit werk 14 jaar geleden be gonnen toch tot een goed einde hebben kunnen brengen. Nu zal het oude huis door den dichter Constantyn Huygens gebouwd en be zongen, een plaats kunnen worden, waar de herinnering aan hem en aan zijn beroemden zoon Christiaen kan worden opgeroepen. Is het daarom niet een toeval, dat mijn vriend Schmidt Degener mij een portret van Huygens in 1641 het jaar waarin Hofwyck gebouwd werd! door Miereveld ge schilderd, kon aanwijzen, dat thans teruggevonden is in een lersche kunst verzameling. Het is het portret uit Mierevelds laatste levensjaar, waarvan Huygens in een kort gedichtje de ge lijkenis heeft geroemd, iets wat wij bij de beschouwing van het stuk ook ter stond gevoelen. Den Ierschen eigenaar heb ik bereid gevonden het stuk hierheen te zenden en gedurende korten tijd beschikbaar te stellen voor den aankoop. Zeg ik te veel, wanneer ik beweer, dat dit stuk juist dit stuk, uit Hofwyck's geboorte jaar, ons land niet meer mag verla ten, maar op Hofwyck moet komen te hangen? Is er nietr een stukje Ne derlandsche eer mede gemoeid om de 6000 gulden bijeen te brengen, die voor dit interessante en fraaie stuk noodig zijn? ISADORA DUNCAN HEEN GEGAAN. HAAR CREMATIE. Het stoffelijk overschot van Isadora Duncan wordt heden te Parijs verwacht waar de crematie zal plaats hebben. De asch zal in een urn oup 't kerkhof Père Laohaise worden geplaatst, naast die van haar moeder, haar beide kinderen en de kinderjuffrouw welke laatsten ook bij een ongeval zijn omgekomen, evenals Isadora's vader die by een schipbreuk het leven verloor. Volgens een bericht uit Nice aan de „Evening Standard", zou de danseres een uur voor haar dood tot haar vrien din Mary hebben gezegd: „Ik zoek den dood, maar ik weet niet hoe ik sterven kan", waarop de vriendin, ongerust ge worden, trachtte haar van den auto tocht te weerhouden. HET GRAF VAN VERHAEREN. PLECHTIGE BIJZETTING OP 9 OCTOBER. De Brusselsche correspondent van De Maasbode meldt Het graf van Emile Verhoeren aan den boord van de Schelde te St. Ar- nouds, zijn geboortedorp, is bijna ge reed. Het werd ontworpen en uitge voerd door den bekenden architect van der Swaelmen. Het stoffelijk overschot van den dich ter zal 7 October in allen eenvoud van het kerkhof Wulveringhem naar St.- Arnouds worden overgebracht. Op October daaropvolgende zal de bijzet ting in het monumentaal graf met veel plechtigheid plaats hebben. Hierbij zal o.m. het woord worden gevoerd door ministerpresident mr, Henri Jaspar. VAN KROCHT TOT SPAAR EN HOUT. Wij vernemen, dat het plan bestaat deze jubileum-film van de Meisjes- H.B.S. binnenkort op nader te melden datum, opnieuw te vertoonen in den Schouwburg, Jansweg. GEHEELONTHOUDERS-TOONEEL. .De geheelonthouders-tooneelvereeni- ging „Nieuw Leven" heeft het volgende programma voor het a.s. seizoen opge maakt: 12 en 13 October: „De Vrijbuiter", spel in 3 bedrijven van Hans Martin. 19 November Cabaret-avond. 28 en 29 November: „De Motor" tooneelspel in 3 bedrijven van J. van Randwijk. 25 Februari: Bal-Masqué. 21 en 22 Maart: „Het Voorbeeld", tooneelspel In 4 bedrijven van Suze W Chapelle Roobol. 2 en 4 Mei: „Ketty Jokt nooit", Amerikaansch blijspel in 3 bedrijven van Miss Margaret Mav,. Deze laatste avonden, 2 en 4 Mei, worden gevolgd door een bal, onder lei ding van Sfcoeken's Band. Als bijzonderheid is nog te vermelden, dat op de tooneelavonden op 12 en 13 October de leden Chr. Vosshard en mevr. T. Vosshard—Dijkstra hun 12 1/2- jarig lidmaatschap van de vereeniging zullen herdenken. Binnen enkele dagen verschijnt de gids voor het geheele seizoen. Lectuur over en voor onze Jeugd. TJit het Slop van Willem Klein door W. Sandberg- Gorter. Dit is een bundeltje schetsen, waarvan ik er enkelen reeds in Het Handelsblad las. Schetsen over schoolkinderen uit een Haagsch slopje. De schrijfster heeft deze kinderen in haar klas en beziet ze dus als onderwijzeres. Haar kijk op deze vaak armzalige kinderlevens lijkt me wel heel juist en haar liefde voor deze misdeelde kinderen is warm en groot, maar met haar opvoedingsmethode ben ik het niet altijd eens. Is het opvoedkundig als de onderwij zeres zegt: „Bet, als je nou niet stil zit, sla ik je dood?" Is het opvoedkundig, dat Bet, het type van een verwaarloosd kind veel straf en standjes krijgt? Zou Bet daar nog wel vatbaar voor zijn geweest? Is het opvoedkundig, dat Gerrit eerst wordt afgesnauwd, omdat de juffrouw moe is en de juffrouw later zoete brood jes gaat bakken? Waarom tracht de juffrouw niet het onbeschaafde, platte achterbuurtentaal tje door fatsoenlijk Hollandsch te ver vangen? Waarom zegt de juffrouw (er staat nJb. genoeglijk) schoffie tegen Gerard. Hij geeft de juffrouw een lesje, als hij protesteert: „Ik ben geen schoffie". Het heele verhaal van dien GeraTd vind ik een onsmakelijk verhaal. Hoe kan een onderwijzeres zoo iets toelaten in haar klas? '-Ik erken gaarne, dat er in dit boek mooie, warm-gevoeldë passages voorko men. De eerste eisch voor een opvoed ster is aanwezig, nl. liefde voor het kind. Maar daarmee zijn we er nog niet. En dit ontbrekende voelen wij in deze schet sen telkens als een hinderlijk tekort. De uitgever Ploegsma heeft het uiterlijk heel goed verzorgd. Bij de Kon. Drukkerij Floralia te As sen, is een nieuw deeltje verschenen van de Westhill-Bibliotheek, getiteld Kerst vertellingen. Deze vertellingen moeten ook werkelijk verteld worden. Er zyn heel mooie bij. Het huis met het roode lichtje is wel een der beste. Het rood borstje bevat een vrij wel afgezaagd thema. Noël is goed verteld, maar een kind zal toch voelen, dat het niet af is. Elsjes pop is wel wat heel braaf. De kerstvertellingen voor de andere kinderen vind ik krachtiger, gaan ook j dieper. I Tegen Kersttijd is dit boekje alleszins waard om ter hand genomen te worden door Zondagsschool-onderwijzeressen maar ook door ouders die voelen, dat bij een Kerstfeestviering een mooi kerstver haal hoort, W. B.—Z. INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 Cents per regel. Bij Scheren géén Pijn en nascbrijnen of stukgaan der huid, indien men vóór het inzeepen de baardoppervlakte inwrijft met 7 Doos 30 Tube 80 ct. PUROL Haarlemmer Halletjes. EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE „Goed geslapen?" vroeg ik aan .Hup- stra en zyn vrouw, toen zij aan 't ont bijt kwamen. Ze knikten van ja. Blijk- hadden zij zich nu bij hun verdieping aangepast en niet te veel getobd over hun touw met knoopen, dat op een hoogere verdieping tekort was in geval van nood. Het was dien morgen mooi weer. We zouden dus den Pilatus opgaan, met het bergspoortje. Negen uur met de boot naar Alpnachstadt en vandaar met het aansluitende treintje naar boven. Daar zouden we ongeveer twaalf uur aanko men, in het hotel eten, om een uur of twee weer afdalen, dan het monument van Thorwaldsen over de Zwitsersche lijfwacht gaan zien en ten slotte op ons gemak ergens theedrinken. Als ik in deze beschrijvingen tijd en gelegenheid had, zou ik een Ode schrijven aan de Thee, die naar mijn meening onge veer de wereld veroverd heeft, althans minstens de helft van de wereld en wel de vrouwelijke helft, want zoolang wij op reis zijn geweest, heeft het reisprogram ma dat van Stuiteren iederen dag op maakte en aan onze goedkeuring onder wierp, nooit bezwaren uitgelokt, wan neer er maar ruimte in gelaten was aan de middagthee. Tusschen vier en zes uur varen? Goed. Wandelen? Ook goed. Klimmen? (Dat; is te zeggen klim men met mate, niet hooger dan bij voorbeeld honderd meter)? Ook goed. Maar met thee. En als het kon koekjes daarbij. Emma Hopma heeft ons in volle ernst verteld, dat een nicht van haar, bij het kiezen van een beroep, dat van propagandiste voor de ontvoogding der vrouw (zoo heet dat) gekozen had, omdat je dan optrad in vergaderingen met thee. Thee met koekjes. Ook de dag van den Pilatus had daarmee rekening gehouden en wy stonden klaar voor het boottochtje naar Alpnachstadt, toen mevrouw van Stuiteren door een ietwat onvoorzichtige beweging haar japon scheurde aan een spijl van het ijzeren hek, zoodat een groot stuk er bij hing. Als er een scheur in den wereldbol was gekomen, zouden de andere dames niet meer schrik en ontsteltenis aan den dag gelegd hebben. „Jullie zult even moeten wachten tot ik 'een andere japon heb aangetrokken", zei het rampzalige slachtoffer met een voor deze gruwelijke omstandigheden heldhaftig gezicht. „Ja, maar we hebben weinig tyd", zei van Stuiteren met een bezorgd ge zicht. „Kim je het voorloopig niet met een speld wat vaststeken en dichtnaaien op de boot?" „Frederik!" zei mijn vrouw. Het klonk als een gil in tijd van doodsangst. On geveer als wanneer hij gezegd zou heb ben: „kindlief, morgen om dezen tijd zal ik je als slavin in Marokko ver- koopen!" Een gemurmel van instem ming ging in den kring der dames op. Mevrouw van Stuiteren stevende weg, het hotel weer in en haar man haalde een papiertje uit zijn zak, een dienst regeling voor den Pilatus en ging dat ijverig bestudeeren. „Ik zoek maar vast den middagtrein", zei hij somber. Helaas, zijn triestig voorgevoel kwam uit. Juist toen zijn vrouw in een nog mooier jurk het hotel uitkwam, zich blijkbaar er niet van bewust dat zij te laat zou kunnen zyn, voer de boot naar Alpnachstadt. We waren te laat en moesten tot den middag wachten. „Dan het programma maar omkeeren", zei ze opgewekt. „Het doet er immers ook niet toe. De dag blijft even lang. We drinken dan maar thee op den Pilatus". Toen het theeprobleem eenmaal was opgelost, scheen er geen vuiltje meer aan de lucht te zijn. Wij gingen dus Thorwaldsen's leeuw bekijken en de groote knikkers in kuilen van beton, die al ronddraaiend hét ontstaan van de Zwitsersche gletsehers voorstellen. Daar na werd het zoowat tijd voor het mid dagmaal. Maar het liep dien dag niet mee. Er zijn nu eenmaal van die dagen waarop alles mis gaat, ongeluksdagen die geen schepsel verbeteren kan. Het diner begon wat laat, was bovendien wat uitgebreider dan anders (en Hop ma wil nu eenmaal nooit van tafel opstaan, voordat hij van alles genoten heeft), zodat van Stuiteren, na een paar vergeefsche aanmaningen, eindelijk zijn horloge uithaalde en met een grafstem aankondigde: „de boot naar Alpnach stadt is al vijf minuten weg". „Dan maar de volgende boot", zei Hopma onverschillig. Daarvoor waren we ten slotte rijkelijk vroeg, zoodat we toen de mooiste plaatsjes op de boot konden bemachtigen en Hopma een ge zicht zette, alsof wij dat aan hem te danken hadden. Hoe dat ook zy, de boot bracht ons precies op tijd te Alpnach stadt, wij stapten uit en gingen op een drafje, zooals dat te doen gebruikelijk is, naar het plaatsbureau van het berg spoortje en waren dan ook de eersten, die plaats hadden genomen in de eerste coupé. Er was nog maar één plaats over en die belegden wij met onze jassen en mantels. De trein liep vol, maar die eene plaats bleef leeg. Niemand gaat alleen den Pilatus op, zoodat iedereen plaat sen zocht in de andere compartimenten, toen juist op het laatste oogenblik (er waren al seinen gewisseld met den berg top, de conducteur stond al op het voor- baleon, we zouden dadelijk vertrekken), een late reiziger op onzen trein toe- stormde, in onze coupé sprong en onze eenige vrije plaats in beslag nam, na dat hij de helft van onze kleeren op den vloer geslingerd had. Als ik nu een roman schreef inplaats van de nuchtere waarheid, zou hier te lezen staan: van Stuiteren werd doods bleek en siste een vloek tusschen de tanden, terwijl zijn vrouw een gil slaak te, die niets menschelijks meer had. Maar ik, die in eenvoud en oprechtheid alleen maar neerschrijf wat er werkelijk gebeurd is, moet toch boekstaven, dat het echtpaar van Stuiteren schrikte en mevrouw trachtte, wat op zij te gaan. Want de nieuw aangekomene was Bloem. W. H. Bloem en wij konden hem alle maal. Wie was Bloem! Bloem was, door een zonderlinge spe ling van het lot, datzelfde lot dat soms een bakker maakt van Bakker en een aannemer van, Timmerman, Bloem was een bloemist, die twee jaar vroeger in een conflict was geraakt met de fami lie van Stuiteren. Dat zat zoo. Een dienstmeisje, dat met ruzie bij de van Stuiterens was weggegaan (mevrouw van Stuiteren is niet gemakkelijk voor haar personeel) had op den laatsten dag van haar verblijf, een duur bloemstuk bij Bloem besteld voor rekening van de familie en met opdracht om het daar aan huis te bezorgen. Toen de bloemen kwamen, was de familie uit. Twee da gen later kwamen de van Stuiterens weerom en vonden de half verdorde bloe men, die zij aan Bloem terugstuurden met de boodschap, dat zy die niet kon den aanvaarden omdat ze die niet be steld hadden. ..Uw meisje heeft ze toch besteld", zei Bloem. „Laat ons dan de schade deelen en betaal mij tien gulden". Er zijn van die momenten, waarop je den goeien of den iwiceerder weg kunt inslaan. Van Stuiteren koos den ver keerden (ik vond het voorstel zoo on billijk niet) en dat was het begin van bitter verdriet. Want Bloem deed hem een proces aan en toen van Stuiteren dat gewonnen had, kostte het bloemstuk aan proceskosten honderd gulden, om de onaangenaamheden maar niet eens te rekenen want Bloem was boos ge worden, toen hij ook deze poging ver loren had en plaagde de van Stuiterens op alle mogelijke manieren. Als hij me vrouw tegenkwam, nam hij spottend d'iep zijn hoed af en. bleef daarbij staan; ontmoette hij meneer, dan zei hij half luid: „royaliteit is maar alles" of iets van dien aard. Dat bedierf het leven van de Van Stuiterens en een verzoe ning was nu onherstelbaar geworden. Nu toegeven? Dat nooit! Zóó was de toestand geworden. En nu, terwijl de locomotief op dezen prach- tigen middag ons naar boven duwde patapoem, patapoem, patapoem, was Bloem komen zitten op de eenige vrije plaats in ons compartiment en keek daar van Stuiteren en zijn vrouw met booze oogen aan. Wij, die de geschiede nis allemaal kenden, wachtten in span ning af, wat er verder zou gebeuren. Dat het niet zonder onaangenaamheden zou afloopen, begrepen wij maar al te goed. De krans baadde in angstzweet, de verschrikkelijkste gebeurtenissen kon den nu voorvallen. En dat op de steile hellingen van den Pilatus, waarlangs de machinist en zijn stoker, onbewust van het drama dat op het punt stond te ge beuren, ons naar boven stuuwden met het werktuigelijk en ongevoelig gepoef van de locomotief: patapoem, pata poem, patapoem! Daar opeens begon Bloem te spreken: „Aangenaam u te zien. Meneer, me vrouw! Ik denk niet, dat het genoegen wederkeerig is." De van Stuiterens zwegen. Wij ook. „Zegt u niets?" ging Bloem verder. „Dat is maar verstandig. U kunt niets zeggen. Eerst een fatsoenlijk voorstel weigeren, dan iemand nog het geld uit den zak kloppen. Het is mooi." Mevrouw van Stuiteren werd rood, haar man wit. Precies de Haarlemsche kleuren. „U is dus op reis?" vervolgde Bloem tartend. „Op reis van mijn geld!" Wij gevoelden allen de moeilijkheid van de positie. Moesten de van Stui terens een groote twist uitlokken door te antwoorden, hier in deze coupé, ten aanhoore om zoo te zeggen van heel Europa en van Amerika er nog bij! Want er zaten ook Amerikanen in den trein en in de open compartimenten kon iedereen elk woord hooren. Duit- schers in den volgenden wagen, keken al nieuwsgierig naar ons gezelschap. En Bloem ging door. Hij was ironisch beleefd, hij zei grofheden, hij zweeg geen vijf minuten. Toen opeens hoorden wij de stem van Wouter, die onzen vriend te hulp kwam. „Vindt u dit de juiste plaats om een geschil op te lossen?" Woedend keerde Bloem zich naar hem om. „Nee, ik vind het de goeie plaats niet. De rechtszaal is een betere plaats, vindt u niet? Als u de partij van uw vriend opneemt, moet u liever mijn geld terugbetalen. Twintig gulden voor de bloemen, honderdtien gulden voor proceskosten. Samen honderdder tig. Zou u niet een collecte houden? Dat is voor u samen toch de moeite niet waard? „Frederik", zei mevrouw van Stui teren, die het huil-en nabij was. Aldus te hulp geroepen, wendde van Stuiteren zich tot den conducteur en vroeg met van woede bevende stem, of hij den man uit den wagen wou zetten. Juist ging de trein langs een scherpe helling. De con ducteur maakte een gebaar van on macht en wees naar den afgrond. „Blei- ben Sie ruhig", (Houdt u kalm) wat blijkbaar half tot van Stuiteren, half tot Bloem gericht was. Ach, waarom had van Stuiteren het billijke voorstel tot; schikking met tien gulden niet aangenomen! Vijf kwartier duurt de tocht naar den top. Het was of er geen einde aan zou komen, want Bloem ging door. Hij ver koos niet te zwijgen. Hij nam nu wraak en die was pijnlijk. Ons plezier was weg. Wij letten nauwelijks op het mooie uit zicht, wij verlangden maar naar net einde van den tocht. De van Stuiterens werden steeds rooder en bleeker. Toen eindelijk de trein den top bereikt had, verdween van Stuiteren onmiddellijk met zijn vrouw. Wij gingen theedrinken. Dat hadden onze geschokte zenuwen dubbel en dwars verdiend. In liet restaurant wachtten wij op onze reisgenooten, maar zij verschenen niet. Ook Bloem was verdwenen. Einde lijk ging ik, op verzoek' van het versla gen gezelschap er op uit om de van Stuiterens te zoeken. In de verte hoor de ik een bel, als een signaalklok, maai' lette er niet op. Eindelijk, na veel zoe ken. vond ik van Stuiteren en zijn vrouw, op een rotsblok aan den ande ren kant van den berg. Toen hij mij zag aankomen sprong hij op en haalde zijn horloge uit den zak. „We zyn te Iaat! De laatste trein naar beneden is al tien minuten geleden ver trokken." Ik zie geen kans om den schrik van ons reisgezelschap te beschrijven, toen wy met die tijding terugkwamen. Dat was de bel geweest, die ik gehoord had. Bittere verwijten werden tot van Stui teren gericht, dat hij ons niet op tyd gewaarschuwd had. Hij verdedigde zich maar zwakjes en zijn vrouw zweeg, ook toen de eenparige kreet opsteeg: „wat nu?" „Wij kunnen in het hotel blijven Io- geeren," zei onze leider. Maar daarte gen protesteerden de dames. Zij hadden niets bij zich voor den nacht. Kon er geen extra trein besteld worden? Onmogelijk, zeide de hotelhouder. De machinist en de stoker waren al op weg naar huis, naar Luzern. Hupstra stelde voor te gaan loopen. Op dat dolle plan gaf niemand ant woord. Wij praatten lang, maar iedereen begreep dat er niets anders opzat, dan op den berg te logeeren in het hotel, zoo goed en zoo kwaad als dat gaan zou, zonder naehtkleeren, zonder toiletarti kelen. De stemming was verre van aange naam. Wel werd het theedrinken voort gezet, maar de conversatie wilde niet recht vlotten en zelfs het uitgebreid en smakelijk avondmaal (ik geloof zeker, dat van Stuiteren met den hotelhouder afgesproken had, het zoo lang mo gelijk te maken) bracht de goede stem ming niet terug. Op den berg werd het in den avond koud en de kachel gaf wei nig warmte. We gingen dus vroeg naar bed. „Geloof jij, dat van Stuiteren bU on geluk den tijd' verzuimde?" vroeg myn vrouw. „Wat?" zei ik. „Och nee toch, ze hebben Bloem op den terugtocht willen ontwijken." Dat was in elk geval gelukt, want wij hebben hem niet terug gezien. Maar of schoon van Stuiteren het nooit erkend zou hebben, de heele krans was. het er over eens, dat wij op den berg moesten logeeren, omdat de van Stuiterens niet weer met Bloem in den trein wilden zitten. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9