HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 17 SEPT. 1927DERDE BLAD
DEVENTER'S WETHOUDSTER.
Een onderhoud met mevr. Saunders-Blaauboer.
natuurlijk gemakkelijk bereiken. Het
was zelfs al zoover dat de verdeeling
van de functies reeds onderling afgespro
ken was. Maar toen ontstond er een
kwestie betreffende het Burgerlijk Arm
bestuur, die tengevolge had, dat de be
reikte overeenstemming weer gedeeltelijk
teloor ging. In de zitting van 6 Sep
tember werden met de bewuste 16 stem
men wel de heer Kelderman (V.D.) en
ik gekozen, maar de beide andere zetels
bleven nog onvervuld. De burgemeester
is ziek, wij hebben op het moment een
commies-redacteur als loco-secretaris en
u ziet dus hoe onvolledig het college
gedurende deze eerste tien dagen is
geweest. Maar in de volgende zitting
van den Raad, dezen Vrijdag, zal
wethouderscrisis hopelijk tot een op
lossing worden gebracht en zullen wij
er twee collega's bij krijgen".
„Welke afdeeling zult u dan voor uw
rekening nemen?"
„Onderwijs. Ik lieb er my nu al voor-
loopig mee belast en bij 't aanvaarden
van de candidatuur heb ik dat ook
eigenlijk als een voorwaarde gesteld.
De andere wethoudersfuncties de
Bedrijven, Openbare Werken en Fi
nanciën liggen te ver buiten de
sfeer van een vrouw, althans de mijne..
Ja zeker, u hebt gelijk, wij vrouwen
zien vooral tegen Financiën meestal als
tegen een berg op.
Van Onderwijs weet ik uit ervaring
nogal wat af. Ik ben er zelf twaalf jaar
bij geweest en het is nu acht jaar ge
leden dat ik het verliet. Die acht jaar
hebben mij de gelegenheid gegeven om
een objectief standpunt ten opzichte
van de zaak te gaan innemen en dat is
van veel belang, want het is heel wat
anders om het vak uit te oefenen dan
om als wethouder Onderwijs in het al
gemeen te moeten behandelen. Dat is
mij heel duidelijk geworden. Gedurende
die acht jaar heb ik mij vaak geïnteres
seerd in zaken het Onderwijs betref
fende, en heb vooral veel moeite gedaan
om te komen tot de stichting van een
Openluchtschool. En tot dusver hebben
die pogingen al aardig succes gehad",
„U aanvaardt uw nieuwe taak dus
met optimisme?"
„Dat wel, maar ik wil gaarne bekennen
dat ik, pas gekozen, wel even gerild heb
voor de groote verantwoordelijkheid. Ge
lukkig is mijn man leeraar in de Staats
wetenschappen, hetgeen ertoe heeft ge
leid dat wij veel onderwerpen hebben
besproken die voor mij nu kostbare
theoretische kennis zijn. Sinds ik
Raadslid ben hebben wij ook nog ver
scheidene wetten samen doorgewerkt.
En wat den practischen kant van het
werk betreft dat zal de toekomst
moeten leeren.
Wel kan ik mij moeilijk voorstel
len, dat al die dingen, die voor een man
zoo begrijpelijk zijn, voor een vrouw
die er zich toe zet nu zulke groote
moeilijkheden op zouden leveren. Dat
heb ik ook al gemerkt op dat punt van
de Financiën, want wij hebben een
paar vorige gemeentebegrootingen be
studeerd, en zaken die zoo gecompli
ceerd schenen bleken op den keper be
schouwd eenvoudig genoeg."
„Hoe denkt u in het algemeen over
de geschiktheid van de vrouw voor het
w ethoudersohap
„In het algemeen vind ik de vrouw
er nog lang niet geschikt voor. Er zijn
er natuurlijk wel. En of ik er geschikt
voor ben zal nog heelemaal moeten blij
ken. Maar in het algemeen gesproken
vind ik de vrouw ook nog lang niet ge
Mevr. SandersBlaauboer
,,De eerste vrouwelijke wethouder in
Nederland ben ik niet", begon mevrouw
Saunders-Blaauboer dadelijk toen ik
haar te Deventer een bezoek bracht.
„Het is wel algemeen beweerd na mijn
verkiezing, en ik meende het eerst zelf
ook, maar later is gebleken dat er al
een was, n.l. mevrouw TenJBosHarke-
ma te Gasselte, een Drentsche gemeen
te van een goede drieduizend inwo
ners. Zij is het zelfs al vier jaar ge
weest, en naar ik hoor is ze pas weer
herkozen".
„Maar u bent dan toch de eerste
stads-wethoudster in het land".
„Dat wel, en Tc wil u wel zeggen dat
Ik die verantwoordelijke functie in 't
minst niet verwacht had toen ik dezen
zomer voor 't eerst in den Raad werd
gekozen. Mijn partij, de S.D.A.P., bezet
zes zetels van de drieëntwintig. In den
vorigen Raad hadden wij ook al een
van de vier wethouderszetels en aan
vankelijk was die bezet door een uit
stekende kracht, maar na 11/2 jaar
werd hü ziek en stierf, waarna zijn
post op diverse manieren tijdelijk is
waargenomen. In dezen nieuwen Raad
hebben wij een fractielid die de aan
gewezen man voor de functie zou zijn
als hij het zich financieel kon veroor
loven. Maar het wethouderssalaris is
hier maar f 2000 en er is geen noe
menswaard pensioen aan verbonden.
Het bewuste raadslid verdient meer in
zijn functie van hoofdverpleger aan een
gesticht, en zou ook nog zijn pensioen-
rechten in die functie verbeuren, zoodat
hij er niet aan beginnen kan. De overige
leden van onze fractie zijn arbeiders,
en zoo is men er toe gekomen in onze
partij om mij voor de functie candi-
daat te stellen. En nu ben ik het sinds
itïen dagenmaar zonder dat mij
nog officieel een departement is aan
gewezen. De partijverhouding in onzen
Raad is namelijk heel eigenaardig. Er
zijn 6 S.D.A.P.'ers, 4 V.D., 3 V.B., 6
C.H. en R.K., vormende de rechtsche
fractie, één AR. die daarbuiten blijft,
2 S.P., (Party-Kol thek) en een Com
munist. De Vrijzinnig-Democraten wer
ken met de S.D.A.P. samen, en aan
vankelijk was besloten dat wij met de
rechtsche fractie samen de vier wethou-
dérszetels aldus zouden verdeelen dat er
een S.D.A.P.'er, een V.D., een CH. en
een R.K. gekozen zouden worden. Met
16 van de 23 stemmen konden wij dat
schikt voor Raadslid. De meeste vrouwen
hebben zoo bitter weinig belangstelling
voor de openbare zaak! Het is heel wat
anders dan onze strijd voor het kies
recht was. Dat was een streven naar één
duidelijk aangegeven punt, één vast om
lijnd doel. Ik'heb er zelf met enthousias
me aan mee gedaan, en denk met genoe
gen aan dien tijd terug. Maar dat was
heel wat anders dan constante belang
stelling te moeten hebben voor alle mo
gelijke uiteenloopende zaken van open
baar bestuur, waarvan de meeste geheel
buiten de sfeer van verreweg de meeste
vrouwen liggen.
Dan komt erbij dat de vrouw ik
spreek steeds in 't algemeen de breed
heid van visie mist van den man. Zij ziet
de dingen veel meer in 't klein, elk
op zichzelf, en laat zich zoo vaak en
zoo sterk door persoons-overwegingen
beïnvloeden.
En er zijn ook de finesses van het po
litieke gedoe, waaraan vele vrouwen niet
kunnen wennen. Wij hebben hier b.v.
een vrouw in den Raad gehad die er
8 jaar in heeft gezeten en zich ten
slotte gedèsillusioneerd teruggetrokken
heeft. Zij kon zich maar niet aanpassen
bij het politieke gedoe, zij ergerde er
zich b.v. steeds aan dat leden zoo heel
anders spraken in de openbare zitting
dan zij in de commissievergaderingen
gedaan hadden.
Zoo sprak De venter's wethoudster, en
zij vertelde mij ook nog het een en an
der van de onderwijs-toestanden in
haar gemeente, die nogal gunstig schij
nen te zijn. Men zucht er blijkbaar niet
onder een teveel aan scholen en een ge
weldig tekort op het hoofdstuk Onder
wijs, zooals verscheidene gemeenten het
kennen. Er zijn voorts een gymnasium,
een Rijks H.B.S. en een Meisjes H3.S.,
maar laatstgenoemde gemeentelijke in
stelling is een zwak punt. Al jarenlang
blijkt het een vraagpunt te zijn of men
haar zal continueeren of niet, en de do
centen worden jaar-in, jaar-uit telkens
weer tijdelijk benoemd. Een zonderlinge
toestand. Mevrouw Saunders is van
meening dat er een vijfde leerjaar aan
toegevoegd moet worden, zoodat het
einddiploma toegang tot voortgezette
studies zal kunnen geven. Maar velen
beschouwen de Meisjes H.B.S. als een
soort luxe-school, alleen bestemd voor
kinderen uit de hoogste klassen der be
volking hetgeen zij vroeger wel ge
weest is, maar nu allang niet meer is.
Dit laatste geldt ook voor de Haarlem-
sche Meisjes H.B.S., en ik vestigde er
mevrouw Saunders' aandacht op dat de
Haarlemsche directrice, mej. J. Berdenis
van Berlekom, niet voelt voor een uit
breiding van leerstof en de invoering van
een dergelijk diploma, omdat zij van
meening is dat er een middelbare meis
jesschool moet zijn die geen .klaars too-
merij" is. Te Deventer voelt de SX>.AR.
niet veel voor de voortzetting der school,
maar mevr. Saunders wel.
Of Deventer's wethoudster succes zal
hebben in haar functie? Het zal moeten
blijken. In elk geval blijkt uit dit inter
view duidelijk genoeg dat zij haar taak
met ernst heeft aangevat en zich veel
moeite heeft getroost om ook in de theo
retische lijn volkomen op de hoogte van
het gemeentebewind te komen. Zij uit
zich zeer bescheiden, is zich bewust van
de moeilijkheden van haar functie en
blijkt geenszins tot die vrouwen te be-
hooren die een imitatie van den man ten
beste willen geven. Als vrouw wil zij sla
gen in een moeilijke nieuwe taak. En
dat doet zeer sympathiek aan.
In vele andere gemeenten zal men met
belangstelling de resultaten van dit De-
ventersche experiment de eerste vrou
welijke wethouder in een Nederlandsche
stad volgen.
R. P,
LETTEREN EN KUNST.
NIEUW ROTTERDAMSCH
TOONEEL.
HET REPERTOIRE.
Het gezelschap der N.V. „Het Nieuw
Rotterdamsch Tooneel", directeur Frits
Tartaud, is voor dit seizoen samenge
steld uit de dames Alida Tartaud—
Klein, Martha Chrispijn—Walden, Mien
ErfmannSasbach, Sophie Stein, Lucy
van Ees, Leonie Smeding, Stien Ver-
sluys—Lerou, Mieke Verstraete, Netty
Strausz, en de heeren Frits Tartaud,
Jules Verstraete, Charles Braakensiek,
(tevens administrateur), Richard Flink,
Adolf Rijkens, Eberhard Erfmann,
Wouter van Riessen, Bob Clerx en Jan
Teulings. In Rotterdam zullen vijftig
voorstellingen gegeven worden in den
Tivoli-Schouwburg, verdeeld over acht
maanden; met Amsterdam worden nog
onderhandelingen gevoerd; in Den Haag
zullen enkele volksvoorstellingen worden
gegeven in het Gebouw voor Kunsten
en Wetenschappen. Verder zal het ge
zelschap in hoofdzaak in de provincie
optreden.
Het repertoire vermeit „Soldateneer",
een nieuw stuk van A. den Hertog,
„Fauteuil 47", een blijspel naar het
Fransch van Louis Verneuil, welk stuk
werd overgenomen van dr. Royaards die
geen gelegenheid heeft het op te voe
ren; „De Waarzegster", een drama
naar het Engelsch van Leigton Os-
mun; „Hedda Gabler" zal opnieuw wor
den gespeeld met mevr. Tartaud in de
titelrol en er bestaan plannen om ook
,Het leven dat ik je gaf" van Piran
dello, „Maria Stuart", „Vorstenschool",
en „Zwarte Griet" weer te gaan spe
len.
Verder blijven op het repertoire „De
Scheepsbouwer" van H. John G. Er-
vine; „De Rechte Lijn" van Jan Fa-
bricius en Hauptmann's „Voerman
Henschel", waarin thans Frits Tartaud
de titelrol zal vervullen in de plaats van
Louis de Vries.
RIKA HOPPER TOONEEL-
GEZELSCHAP.
Woensdag is de acte van oprichting
van de N.V. „Het Rika Hopper Tooneel-
gezelschap" te Amsterdam gepasseerd.
Het benoodigde kapitaal is door een
aantal bekende stad- en landgenooten
gefourneerd. De directie bestaat uit:
mevrouw Rika van Hoven—Hopper en
den heer Jac van Hoven. Tot commis
sarissen zijn benoemd de heeren: Mr.
A. J. van Hengel, P. van Leeuwen
Boomkamp. H. Meinesz, L. B. van Nie-
rop en J. G. Schlencker.
HUYGENS' HOFWIJCK.
Dr. H. E. van Gelder, Ant. Dijckstraat
155 te 's Gravenhage, schrijft ons:
Dezer dagen heeft de laatste werk
man Hofwyck kunnen verlaten.
Huygens' oude huis hebben wij, dank
zij veler steun, in zijn ouden staat terug
gebracht. 'en een gevoel van groo'të vol
doening bezielt mijn medebestuurders
en mij, nu wij, ondanks de ongunst der
tijden, dit werk 14 jaar geleden be
gonnen toch tot een goed einde
hebben kunnen brengen.
Nu zal het oude huis door den dichter
Constantyn Huygens gebouwd en be
zongen, een plaats kunnen worden,
waar de herinnering aan hem en aan
zijn beroemden zoon Christiaen kan
worden opgeroepen. Is het daarom niet
een toeval, dat mijn vriend Schmidt
Degener mij een portret van Huygens
in 1641 het jaar waarin Hofwyck
gebouwd werd! door Miereveld ge
schilderd, kon aanwijzen, dat thans
teruggevonden is in een lersche kunst
verzameling. Het is het portret uit
Mierevelds laatste levensjaar, waarvan
Huygens in een kort gedichtje de ge
lijkenis heeft geroemd, iets wat wij bij
de beschouwing van het stuk ook ter
stond gevoelen.
Den Ierschen eigenaar heb ik bereid
gevonden het stuk hierheen te zenden
en gedurende korten tijd beschikbaar
te stellen voor den aankoop. Zeg ik te
veel, wanneer ik beweer, dat dit stuk
juist dit stuk, uit Hofwyck's geboorte
jaar, ons land niet meer mag verla
ten, maar op Hofwyck moet komen
te hangen? Is er nietr een stukje Ne
derlandsche eer mede gemoeid om de
6000 gulden bijeen te brengen, die voor
dit interessante en fraaie stuk noodig
zijn?
ISADORA DUNCAN HEEN
GEGAAN.
HAAR CREMATIE.
Het stoffelijk overschot van Isadora
Duncan wordt heden te Parijs verwacht
waar de crematie zal plaats hebben. De
asch zal in een urn oup 't kerkhof Père
Laohaise worden geplaatst, naast die
van haar moeder, haar beide kinderen
en de kinderjuffrouw welke laatsten
ook bij een ongeval zijn omgekomen,
evenals Isadora's vader die by een
schipbreuk het leven verloor.
Volgens een bericht uit Nice aan de
„Evening Standard", zou de danseres
een uur voor haar dood tot haar vrien
din Mary hebben gezegd: „Ik zoek den
dood, maar ik weet niet hoe ik sterven
kan", waarop de vriendin, ongerust ge
worden, trachtte haar van den auto
tocht te weerhouden.
HET GRAF VAN
VERHAEREN.
PLECHTIGE BIJZETTING OP
9 OCTOBER.
De Brusselsche correspondent van De
Maasbode meldt
Het graf van Emile Verhoeren aan
den boord van de Schelde te St. Ar-
nouds, zijn geboortedorp, is bijna ge
reed. Het werd ontworpen en uitge
voerd door den bekenden architect van
der Swaelmen.
Het stoffelijk overschot van den dich
ter zal 7 October in allen eenvoud van
het kerkhof Wulveringhem naar St.-
Arnouds worden overgebracht. Op
October daaropvolgende zal de bijzet
ting in het monumentaal graf met veel
plechtigheid plaats hebben. Hierbij zal
o.m. het woord worden gevoerd door
ministerpresident mr, Henri Jaspar.
VAN KROCHT TOT SPAAR EN
HOUT.
Wij vernemen, dat het plan bestaat
deze jubileum-film van de Meisjes-
H.B.S. binnenkort op nader te melden
datum, opnieuw te vertoonen in den
Schouwburg, Jansweg.
GEHEELONTHOUDERS-TOONEEL.
.De geheelonthouders-tooneelvereeni-
ging „Nieuw Leven" heeft het volgende
programma voor het a.s. seizoen opge
maakt:
12 en 13 October: „De Vrijbuiter",
spel in 3 bedrijven van Hans Martin.
19 November Cabaret-avond.
28 en 29 November: „De Motor"
tooneelspel in 3 bedrijven van J. van
Randwijk.
25 Februari: Bal-Masqué.
21 en 22 Maart: „Het Voorbeeld",
tooneelspel In 4 bedrijven van Suze W
Chapelle Roobol.
2 en 4 Mei: „Ketty Jokt nooit",
Amerikaansch blijspel in 3 bedrijven
van Miss Margaret Mav,.
Deze laatste avonden, 2 en 4 Mei,
worden gevolgd door een bal, onder lei
ding van Sfcoeken's Band.
Als bijzonderheid is nog te vermelden,
dat op de tooneelavonden op 12 en 13
October de leden Chr. Vosshard en
mevr. T. Vosshard—Dijkstra hun 12 1/2-
jarig lidmaatschap van de vereeniging
zullen herdenken.
Binnen enkele dagen verschijnt de
gids voor het geheele seizoen.
Lectuur over en voor
onze Jeugd.
TJit het Slop van Willem
Klein door W. Sandberg-
Gorter.
Dit is een bundeltje schetsen, waarvan
ik er enkelen reeds in Het Handelsblad
las. Schetsen over schoolkinderen uit
een Haagsch slopje. De schrijfster heeft
deze kinderen in haar klas en beziet ze
dus als onderwijzeres. Haar kijk op deze
vaak armzalige kinderlevens lijkt me
wel heel juist en haar liefde voor deze
misdeelde kinderen is warm en groot,
maar met haar opvoedingsmethode ben
ik het niet altijd eens.
Is het opvoedkundig als de onderwij
zeres zegt: „Bet, als je nou niet stil zit,
sla ik je dood?"
Is het opvoedkundig, dat Bet, het type
van een verwaarloosd kind veel straf en
standjes krijgt? Zou Bet daar nog wel
vatbaar voor zijn geweest?
Is het opvoedkundig, dat Gerrit eerst
wordt afgesnauwd, omdat de juffrouw
moe is en de juffrouw later zoete brood
jes gaat bakken?
Waarom tracht de juffrouw niet het
onbeschaafde, platte achterbuurtentaal
tje door fatsoenlijk Hollandsch te ver
vangen?
Waarom zegt de juffrouw (er staat nJb.
genoeglijk) schoffie tegen Gerard.
Hij geeft de juffrouw een lesje, als hij
protesteert: „Ik ben geen schoffie".
Het heele verhaal van dien GeraTd
vind ik een onsmakelijk verhaal. Hoe
kan een onderwijzeres zoo iets toelaten
in haar klas?
'-Ik erken gaarne, dat er in dit boek
mooie, warm-gevoeldë passages voorko
men. De eerste eisch voor een opvoed
ster is aanwezig, nl. liefde voor het kind.
Maar daarmee zijn we er nog niet. En
dit ontbrekende voelen wij in deze schet
sen telkens als een hinderlijk tekort. De
uitgever Ploegsma heeft het uiterlijk
heel goed verzorgd.
Bij de Kon. Drukkerij Floralia te As
sen, is een nieuw deeltje verschenen van
de Westhill-Bibliotheek, getiteld Kerst
vertellingen. Deze vertellingen moeten
ook werkelijk verteld worden. Er zyn
heel mooie bij. Het huis met het roode
lichtje is wel een der beste. Het rood
borstje bevat een vrij wel afgezaagd
thema. Noël is goed verteld, maar een
kind zal toch voelen, dat het niet af is.
Elsjes pop is wel wat heel braaf.
De kerstvertellingen voor de andere
kinderen vind ik krachtiger, gaan ook
j dieper.
I Tegen Kersttijd is dit boekje alleszins
waard om ter hand genomen te worden
door Zondagsschool-onderwijzeressen
maar ook door ouders die voelen, dat bij
een Kerstfeestviering een mooi kerstver
haal hoort,
W. B.—Z.
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN
a 60 Cents per regel.
Bij Scheren
géén Pijn en nascbrijnen of stukgaan
der huid, indien men vóór het inzeepen
de baardoppervlakte inwrijft met 7
Doos 30 Tube 80 ct. PUROL
Haarlemmer Halletjes.
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
„Goed geslapen?" vroeg ik aan .Hup-
stra en zyn vrouw, toen zij aan 't ont
bijt kwamen. Ze knikten van ja. Blijk-
hadden zij zich nu bij hun verdieping
aangepast en niet te veel getobd over
hun touw met knoopen, dat op een
hoogere verdieping tekort was in geval
van nood.
Het was dien morgen mooi weer. We
zouden dus den Pilatus opgaan, met
het bergspoortje. Negen uur met de boot
naar Alpnachstadt en vandaar met het
aansluitende treintje naar boven. Daar
zouden we ongeveer twaalf uur aanko
men, in het hotel eten, om een uur of
twee weer afdalen, dan het monument
van Thorwaldsen over de Zwitsersche
lijfwacht gaan zien en ten slotte op
ons gemak ergens theedrinken. Als ik in
deze beschrijvingen tijd en gelegenheid
had, zou ik een Ode schrijven aan de
Thee, die naar mijn meening onge
veer de wereld veroverd heeft, althans
minstens de helft van de wereld en wel de
vrouwelijke helft, want zoolang wij op
reis zijn geweest, heeft het reisprogram
ma dat van Stuiteren iederen dag op
maakte en aan onze goedkeuring onder
wierp, nooit bezwaren uitgelokt, wan
neer er maar ruimte in gelaten was
aan de middagthee. Tusschen vier en
zes uur varen? Goed. Wandelen? Ook
goed. Klimmen? (Dat; is te zeggen klim
men met mate, niet hooger dan bij
voorbeeld honderd meter)? Ook goed.
Maar met thee. En als het kon koekjes
daarbij. Emma Hopma heeft ons in
volle ernst verteld, dat een nicht van
haar, bij het kiezen van een beroep, dat
van propagandiste voor de ontvoogding
der vrouw (zoo heet dat) gekozen had,
omdat je dan optrad in vergaderingen
met thee. Thee met koekjes.
Ook de dag van den Pilatus had
daarmee rekening gehouden en wy
stonden klaar voor het boottochtje naar
Alpnachstadt, toen mevrouw van
Stuiteren door een ietwat onvoorzichtige
beweging haar japon scheurde aan een
spijl van het ijzeren hek, zoodat een
groot stuk er bij hing. Als er een scheur
in den wereldbol was gekomen, zouden
de andere dames niet meer schrik en
ontsteltenis aan den dag gelegd hebben.
„Jullie zult even moeten wachten tot ik
'een andere japon heb aangetrokken",
zei het rampzalige slachtoffer met een
voor deze gruwelijke omstandigheden
heldhaftig gezicht.
„Ja, maar we hebben weinig tyd",
zei van Stuiteren met een bezorgd ge
zicht. „Kim je het voorloopig niet met
een speld wat vaststeken en dichtnaaien
op de boot?"
„Frederik!" zei mijn vrouw. Het klonk
als een gil in tijd van doodsangst. On
geveer als wanneer hij gezegd zou heb
ben: „kindlief, morgen om dezen tijd
zal ik je als slavin in Marokko ver-
koopen!" Een gemurmel van instem
ming ging in den kring der dames op.
Mevrouw van Stuiteren stevende weg,
het hotel weer in en haar man haalde
een papiertje uit zijn zak, een dienst
regeling voor den Pilatus en ging dat
ijverig bestudeeren. „Ik zoek maar vast
den middagtrein", zei hij somber.
Helaas, zijn triestig voorgevoel kwam
uit. Juist toen zijn vrouw in een nog
mooier jurk het hotel uitkwam, zich
blijkbaar er niet van bewust dat zij te
laat zou kunnen zyn, voer de boot naar
Alpnachstadt. We waren te laat en
moesten tot den middag wachten.
„Dan het programma maar omkeeren",
zei ze opgewekt. „Het doet er immers
ook niet toe. De dag blijft even lang.
We drinken dan maar thee op den
Pilatus".
Toen het theeprobleem eenmaal was
opgelost, scheen er geen vuiltje meer
aan de lucht te zijn. Wij gingen dus
Thorwaldsen's leeuw bekijken en de
groote knikkers in kuilen van beton, die
al ronddraaiend hét ontstaan van de
Zwitsersche gletsehers voorstellen. Daar
na werd het zoowat tijd voor het mid
dagmaal. Maar het liep dien dag niet
mee. Er zijn nu eenmaal van die dagen
waarop alles mis gaat, ongeluksdagen
die geen schepsel verbeteren kan. Het
diner begon wat laat, was bovendien
wat uitgebreider dan anders (en Hop
ma wil nu eenmaal nooit van tafel
opstaan, voordat hij van alles genoten
heeft), zodat van Stuiteren, na een paar
vergeefsche aanmaningen, eindelijk zijn
horloge uithaalde en met een grafstem
aankondigde: „de boot naar Alpnach
stadt is al vijf minuten weg".
„Dan maar de volgende boot", zei
Hopma onverschillig. Daarvoor waren
we ten slotte rijkelijk vroeg, zoodat we
toen de mooiste plaatsjes op de boot
konden bemachtigen en Hopma een ge
zicht zette, alsof wij dat aan hem te
danken hadden. Hoe dat ook zy, de boot
bracht ons precies op tijd te Alpnach
stadt, wij stapten uit en gingen op een
drafje, zooals dat te doen gebruikelijk
is, naar het plaatsbureau van het berg
spoortje en waren dan ook de eersten,
die plaats hadden genomen in de eerste
coupé.
Er was nog maar één plaats over en
die belegden wij met onze jassen en
mantels. De trein liep vol, maar die eene
plaats bleef leeg. Niemand gaat alleen
den Pilatus op, zoodat iedereen plaat
sen zocht in de andere compartimenten,
toen juist op het laatste oogenblik (er
waren al seinen gewisseld met den berg
top, de conducteur stond al op het voor-
baleon, we zouden dadelijk vertrekken),
een late reiziger op onzen trein toe-
stormde, in onze coupé sprong en onze
eenige vrije plaats in beslag nam, na
dat hij de helft van onze kleeren op den
vloer geslingerd had.
Als ik nu een roman schreef inplaats
van de nuchtere waarheid, zou hier te
lezen staan: van Stuiteren werd doods
bleek en siste een vloek tusschen de
tanden, terwijl zijn vrouw een gil slaak
te, die niets menschelijks meer had.
Maar ik, die in eenvoud en oprechtheid
alleen maar neerschrijf wat er werkelijk
gebeurd is, moet toch boekstaven, dat
het echtpaar van Stuiteren schrikte en
mevrouw trachtte, wat op zij te gaan.
Want de nieuw aangekomene was Bloem.
W. H. Bloem en wij konden hem alle
maal.
Wie was Bloem!
Bloem was, door een zonderlinge spe
ling van het lot, datzelfde lot dat soms
een bakker maakt van Bakker en een
aannemer van, Timmerman, Bloem was
een bloemist, die twee jaar vroeger in
een conflict was geraakt met de fami
lie van Stuiteren. Dat zat zoo. Een
dienstmeisje, dat met ruzie bij de van
Stuiterens was weggegaan (mevrouw
van Stuiteren is niet gemakkelijk voor
haar personeel) had op den laatsten dag
van haar verblijf, een duur bloemstuk
bij Bloem besteld voor rekening van de
familie en met opdracht om het daar
aan huis te bezorgen. Toen de bloemen
kwamen, was de familie uit. Twee da
gen later kwamen de van Stuiterens
weerom en vonden de half verdorde bloe
men, die zij aan Bloem terugstuurden
met de boodschap, dat zy die niet kon
den aanvaarden omdat ze die niet be
steld hadden.
..Uw meisje heeft ze toch besteld", zei
Bloem. „Laat ons dan de schade deelen
en betaal mij tien gulden".
Er zijn van die momenten, waarop je
den goeien of den iwiceerder weg kunt
inslaan. Van Stuiteren koos den ver
keerden (ik vond het voorstel zoo on
billijk niet) en dat was het begin van
bitter verdriet. Want Bloem deed hem
een proces aan en toen van Stuiteren
dat gewonnen had, kostte het bloemstuk
aan proceskosten honderd gulden, om
de onaangenaamheden maar niet eens
te rekenen want Bloem was boos ge
worden, toen hij ook deze poging ver
loren had en plaagde de van Stuiterens
op alle mogelijke manieren. Als hij me
vrouw tegenkwam, nam hij spottend
d'iep zijn hoed af en. bleef daarbij staan;
ontmoette hij meneer, dan zei hij half
luid: „royaliteit is maar alles" of iets
van dien aard. Dat bedierf het leven
van de Van Stuiterens en een verzoe
ning was nu onherstelbaar geworden.
Nu toegeven? Dat nooit!
Zóó was de toestand geworden. En
nu, terwijl de locomotief op dezen prach-
tigen middag ons naar boven duwde
patapoem, patapoem, patapoem, was
Bloem komen zitten op de eenige vrije
plaats in ons compartiment en keek
daar van Stuiteren en zijn vrouw met
booze oogen aan. Wij, die de geschiede
nis allemaal kenden, wachtten in span
ning af, wat er verder zou gebeuren. Dat
het niet zonder onaangenaamheden zou
afloopen, begrepen wij maar al te goed.
De krans baadde in angstzweet, de
verschrikkelijkste gebeurtenissen kon
den nu voorvallen. En dat op de steile
hellingen van den Pilatus, waarlangs de
machinist en zijn stoker, onbewust van
het drama dat op het punt stond te ge
beuren, ons naar boven stuuwden met
het werktuigelijk en ongevoelig gepoef
van de locomotief: patapoem, pata
poem, patapoem!
Daar opeens begon Bloem te spreken:
„Aangenaam u te zien. Meneer, me
vrouw! Ik denk niet, dat het genoegen
wederkeerig is."
De van Stuiterens zwegen. Wij ook.
„Zegt u niets?" ging Bloem verder.
„Dat is maar verstandig. U kunt niets
zeggen. Eerst een fatsoenlijk voorstel
weigeren, dan iemand nog het geld uit
den zak kloppen. Het is mooi."
Mevrouw van Stuiteren werd rood,
haar man wit. Precies de Haarlemsche
kleuren.
„U is dus op reis?" vervolgde Bloem
tartend. „Op reis van mijn geld!"
Wij gevoelden allen de moeilijkheid
van de positie. Moesten de van Stui
terens een groote twist uitlokken door
te antwoorden, hier in deze coupé, ten
aanhoore om zoo te zeggen van heel
Europa en van Amerika er nog bij!
Want er zaten ook Amerikanen in den
trein en in de open compartimenten
kon iedereen elk woord hooren. Duit-
schers in den volgenden wagen, keken
al nieuwsgierig naar ons gezelschap.
En Bloem ging door. Hij was ironisch
beleefd, hij zei grofheden, hij zweeg
geen vijf minuten. Toen opeens hoorden
wij de stem van Wouter, die onzen
vriend te hulp kwam.
„Vindt u dit de juiste plaats om een
geschil op te lossen?"
Woedend keerde Bloem zich naar
hem om. „Nee, ik vind het de goeie
plaats niet. De rechtszaal is een betere
plaats, vindt u niet? Als u de partij
van uw vriend opneemt, moet u liever
mijn geld terugbetalen. Twintig gulden
voor de bloemen, honderdtien gulden
voor proceskosten. Samen honderdder
tig. Zou u niet een collecte houden? Dat
is voor u samen toch de moeite
niet waard?
„Frederik", zei mevrouw van Stui
teren, die het huil-en nabij was. Aldus te
hulp geroepen, wendde van Stuiteren
zich tot den conducteur en vroeg met
van woede bevende stem, of hij den man
uit den wagen wou zetten. Juist ging de
trein langs een scherpe helling. De con
ducteur maakte een gebaar van on
macht en wees naar den afgrond. „Blei-
ben Sie ruhig", (Houdt u kalm) wat
blijkbaar half tot van Stuiteren, half
tot Bloem gericht was.
Ach, waarom had van Stuiteren het
billijke voorstel tot; schikking met tien
gulden niet aangenomen!
Vijf kwartier duurt de tocht naar den
top. Het was of er geen einde aan zou
komen, want Bloem ging door. Hij ver
koos niet te zwijgen. Hij nam nu wraak
en die was pijnlijk. Ons plezier was weg.
Wij letten nauwelijks op het mooie uit
zicht, wij verlangden maar naar net
einde van den tocht. De van Stuiterens
werden steeds rooder en bleeker. Toen
eindelijk de trein den top bereikt had,
verdween van Stuiteren onmiddellijk
met zijn vrouw. Wij gingen theedrinken.
Dat hadden onze geschokte zenuwen
dubbel en dwars verdiend.
In liet restaurant wachtten wij op
onze reisgenooten, maar zij verschenen
niet. Ook Bloem was verdwenen. Einde
lijk ging ik, op verzoek' van het versla
gen gezelschap er op uit om de van
Stuiterens te zoeken. In de verte hoor
de ik een bel, als een signaalklok, maai'
lette er niet op. Eindelijk, na veel zoe
ken. vond ik van Stuiteren en zijn
vrouw, op een rotsblok aan den ande
ren kant van den berg.
Toen hij mij zag aankomen sprong
hij op en haalde zijn horloge uit den
zak.
„We zyn te Iaat! De laatste trein naar
beneden is al tien minuten geleden ver
trokken."
Ik zie geen kans om den schrik van
ons reisgezelschap te beschrijven, toen
wy met die tijding terugkwamen. Dat
was de bel geweest, die ik gehoord had.
Bittere verwijten werden tot van Stui
teren gericht, dat hij ons niet op tyd
gewaarschuwd had. Hij verdedigde zich
maar zwakjes en zijn vrouw zweeg, ook
toen de eenparige kreet opsteeg:
„wat nu?"
„Wij kunnen in het hotel blijven Io-
geeren," zei onze leider. Maar daarte
gen protesteerden de dames. Zij hadden
niets bij zich voor den nacht. Kon er
geen extra trein besteld worden?
Onmogelijk, zeide de hotelhouder. De
machinist en de stoker waren al op weg
naar huis, naar Luzern.
Hupstra stelde voor te gaan loopen.
Op dat dolle plan gaf niemand ant
woord. Wij praatten lang, maar iedereen
begreep dat er niets anders opzat, dan
op den berg te logeeren in het hotel, zoo
goed en zoo kwaad als dat gaan zou,
zonder naehtkleeren, zonder toiletarti
kelen.
De stemming was verre van aange
naam. Wel werd het theedrinken voort
gezet, maar de conversatie wilde niet
recht vlotten en zelfs het uitgebreid en
smakelijk avondmaal (ik geloof zeker,
dat van Stuiteren met den hotelhouder
afgesproken had, het zoo lang mo
gelijk te maken) bracht de goede stem
ming niet terug. Op den berg werd het
in den avond koud en de kachel gaf wei
nig warmte. We gingen dus vroeg naar
bed.
„Geloof jij, dat van Stuiteren bU on
geluk den tijd' verzuimde?" vroeg myn
vrouw.
„Wat?" zei ik.
„Och nee toch, ze hebben Bloem op
den terugtocht willen ontwijken."
Dat was in elk geval gelukt, want wij
hebben hem niet terug gezien. Maar of
schoon van Stuiteren het nooit erkend
zou hebben, de heele krans was. het er
over eens, dat wij op den berg moesten
logeeren, omdat de van Stuiterens niet
weer met Bloem in den trein wilden
zitten.
FIDELIO.