BEURSKRONIEK TVtacfünlosIVs BRUILOFT Toffee de Luxe In de U bekende roode verpakking VAN KUNST EN KUNSTENAARS. HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 24 SEPT. 1927 Opruiming van handelsbelemmeringen in Europa. Mexicaansche schulden. Onze handel. De Emissie» markt. De Amsterdamsche Beurs. Amsterdam, 22 September Toen eenigen tijd geleden het Fransch- Dmtsche handelsverdrag na onderhan delingen van twee jaar, tot stand kwam, werd hiermede niet alleen aan Duitsch- Jand en Frankrijk hun meest natuur lijke afzetgebied teruggegeven (door het verdrag werd een débouehé geschapen voor het surplus aan landbouw- en tex tielproducten van Frankrijk en voor de chemische, mechanische en andere fa brikaten van Duitschland)De voor naamste beteekenis ervan zou men kun nen schetsen, door te verklaren, dat dit verdrag ongetwijfeld de voorlooper is van vele dergelijke verdragen tus- schen de verschillende Europeesche lan den en aldus een belangrijke stap in houdt naar meer gezonde politieke et economische verhoudingen, door een verlaging van de huidige douane-barriè res, zulks in overeenstemming met de aanbevelingen van de jongste economi sche conferentie te Genève. Hierdoor werd namelijk een basis gevormd voor de aanvullende handelsverdragen, wel ker ratificatie wachtte op de afsluiting van het Fransch-Duitsche verdrag, en welke aan den eenen kant afgesloten souden worden tusseben Frankrijk België, Italië en Zwitsehrland, en aan den anderen kant tusschen Duitschland en Polen en andere Europeesche geal lieerden van Frankrijk. Duitschland beeft reeds een begin gemaakt voor een tol-unie door verdragscnderhandelingen met Tsjecho-SIowakye, Joego-Slavië, Griekenland, Litauen, Hongarije, Roe menië en verschillende andere landen in Zuid-Oost Europa. Een aantal andere handelsverdragen staan op het punt af gesloten te worden. Hongarije heeft fcijn positie versterkt, wat zijn landbouw producten en levensmiddelen aangaat, door de afsluiting van overeenkomsten met bijna alle buurstaten. Ook Oosten rijk en Tsjecho-Slowakije hebben voor de nationale industrieën gunstige over eenkomsten aangegaan. Aan alle kanten zien we dus pogingen in het werk stel len ,om de handelsbetrekkingen te ver gemakkelijken. De propaganda die van bepaalde zij de tegen het huidig bewind in Mexico wordt gevoerd, heeft voedsel gegeven aan geruchten omtrent een eventueele onderbreking van den dienst op de Mexi caansche schulden. Volgens nauw aan het Internationale Comité van bankiers gelieerde kringen zijn deze geruchten echter absoluut ongegrond. Niets geeft reden om te veronderstellen, dat de ko mende betalingen niet op de vervalda gen zullen geschieden. De gedeeltelijke betalingen hebben geheel normaal by de instellingen, die met den dienst der coupons belast zijn, plaats en bij hen is geen enkele ongunstige tijding bin nengekomen, met betrekking tot de aan staande betalingen. De betaling van De cember zou verzekerd zijn. De Nederlandsche hendel blijft zich op zeer gelijkmatige wijz-e in opgaande lijn ontwikkelen. Het invoereijfer van 218 millioen voor Augustus en het uitvoer- cijfer van 164 millioen, wijst op een kleine stijging ten opzichte van vorige maanden. Het invoersaldo bleef nage noeg onveranderd op 54.7 millioen. Van de emissies enz. noemen we: 13.500.000 i-/2 pCt. obi. a 99 7/3 pCt-, 3 millioen 6 pCt. 5 j. notes Deutsche rfaar het Italiaansch van LUTGI PIRANDELLO <Auteursrecht voorbehouden, nadruk verboden) V Vier hemden, vier beddelakens, vier onderrokken, kortom vier stuks van iedere soort. En zij werd het niet moe, dit uitzet van haar dochter, dit uitzet, dat zij zelf met het geduld van een spin had geweven, draad voor draad, den an deren morgen, door de buurvrouwen te laten bewonderen. „Arme menschen, maar zoo proper!" Uit de oude kleerkast, die lang en smal was gelijk een doodkist, nam zij stuk voor stuk het schcone linnengoed, langzaam en aandachtig, alsof haar arme bleeke werkhanden iets heiligs zouden aanraken. Achtereenvolgens de wollen dekens: eerst de eene voor den bruiloftsnacht met het borduursel en de lange, zijden frarje. die tot den grond reikte; dan de andere, bescheidener, maar toch altijd nog wol; zij spreidde ze op het bed uit een zeide telkens weer piet een deemoedig glimlachje: „Armeluisgoedje. Maar haar stem en haar armen beef den van vreugde. „Alles, alles heb ik geheel alleen ge maakt". zeide ze. „alleen met deze beide handen, die nu ternauwernood meer verder willen. Alles alleen in het water gespoeld, in de zon, in de rivier gewas- schen en in de bron. En amandelen ge plukt, olijven geplukt, zco bier en daar. en water gedragen en meid geweest. Doet er niet toe. God, die mijn leven kent, heeft mijn tranen geteld. Hij heeft mij kracht en gezondheid gegeven. Na zoo veel werk kan ik nu sterven. En mijn man zaliger, die mij daarginds wacht, wanneer hij naar onze dochter vraagt, dan zal ik hem kunnen antwoorden: „Wees maar gerust, je behoeft je om niets te bekommeren; ik heb je dochter goed verzorgd. Zij zal niet behoeven te lyden. zij za! geen gebrek hebben. Ik heb al zooveel voor haar geleden „Nee. nee. laat maar. ik huil van blijdschap...." Moeder Antonia ging met een punt van den zwarten hoofddoek, dien zij on der den kin geknoopt, droeg, over de oogen. Het was heel merkwaardig, haar zoo te hooren praten, geheel zooals au- Bank a 99 1,2 pCt.; 1.500.000 dollar 6 pCt. obl. Republiek Columbia a 92 3 pCt. Ter beurze werden geïntroduceerd 5 pCt. en 4 pCt. obl. Crédit communal de Belgique resp. tegen isy2 en 66 pCt. Dan kwam heden nog 50 millioen kort schat-kistpapier aan de markt, ter wijl een conversieleening Nederland van 84 millioen wordt aangekondigd, ter conversie van Staatsleening 1923 B (6 pCt.). Verder wordt de 6 pCt. leening 1923 A ad pro resto 83.897.000 afgelost. De noodige fondsen hiervoor werden verschaft door het liquidatie-saldo van de N. U. M. ad 47y, mill., aflossing van het Fransche crediet ad 25 mill., en buitengewone aflossingen van ge meentelijke woningvoorschotten. Buitengewoon optimistisch was het verloop van de Amsterdamsche beurs in de afgeloopen overzichtsperiode nu juist niet. Van een algemeene markttendenz was feitelijk geen sprake. De stemming was verdeeld. Behoudens een enkele uit zondering was de handel evenwel gering. Bankwaarden droegen van het min of meer ongunstige beursverloop de sporen en kwamen meestal een fractie lager af. Kol. Bank wist het echter nog tot een kleine avans, zij het dan ook van nog geen twee punten, te brengen. In de industrieele af deeling trok voor al de groote vraag (en dientengevolge: de stijging) voor Holl. Kunstzijde de aandacht. De oorzaak wordt gezocht in geruchten betreffende toetreding tot het internationale kartel voor kunstzijde. Maekubee en Enka monteerden ook eenige punten. Jurgens zette de stijging voort en belandde op 218 1/2. Overige waarden vrij goed prijshoudend. De Nederl. Indische Portland Cement Mij. keert 5 DCt. (v. L nihil) dividend uit. Oliewaarden per saldo op ongeveer het vorig peil. New York adviseerde wat gunstiger en de prijsverhooging voor lichtolie droeg er het hare toe bij, om de stemming hier minder gedrukt te maken. Rubbers meestal 10 of meer punten lager. De ongunstige ontwikkeling op de rubbermarkt veroorzaakte een flaïiwe stemming. Wel trad af en toe de contra mine even op. om te dekken, hetgeen de koers ten goede kwam, doch de al gemeene tendenz is hier bepaald flauw. Scheepvaarten maakten een goed fi guur en kwamen op ongeveer het vo rig niveau (hier en daar zelfs iets hoo- ger) af. De handel was echter van wei nig beteekenis. De ontwikkeling van de vrachtenmarkt wordt voor net oogenblik vrij goed beoordeeld. De suikerwaarden gaven ook weinig verandering te zien, met uitzondering dan van H.V.A., die een nieuw hoogte record vestigde, doch later weer wat af brokkelde, om op ca. 835 te sluiten. De zeer sterke stijging (die natuurlijk later winstnemingen uitlokte) houdt verband met hardnekkige geruchten omtrent een op handen zijnde emissie. Tabakken stü en loom, waardoor de koersen meestal eenige punten moesten inboeten, hoewel soms voor Dell Bats. via wat vraag opdoemde. Mexicaansche waarden vast. ders, ofschoon ze toch op dezen dag in haar nieuwe kleeren in het geheel niet te herkennen was. De buurvrouwen be klaagden en vertroetelden haar om strijd. Maar Marastella, de dochter in bruidstooi, zij droeg een grijs satijnen japon en een hemelsblauw zijden doekje om den hals, men had haar voor de ge beurtenis van den dag op zijn best op geknapt, trok zich in een hoek van het kamertje terug en toen zij moeder zag schreien brak ook zij in tranen uit. „Maraste, Maraste, wat doe je nu.—?" De buurvrouwen gingen, bezorgd, om haar heenslaan, ieder zeide een woordje „Nee, maar. die is goed! Wat scheelt je? Op zoo'n dag huilt men toch niet. Weet je, wat het spreekwoord zegt? Heete tranen drogen snel. „Ik denk aan mijn vader!" Marastella zuchtte en sloeg de handen voor de oogen. Die was voor zeven jaar een kwaden dood gestorven. Als havenmeester bij een nachtelijken controletocht. Plotse ling. in de stormachtige duisternis, was de boot omgeslagen en spoorloos met de drie mannen, die haar geroeid hadden, verdwenen. De herinnering aan deze schipbreuk was aan de geheele kust nog levendig. Allen herinnerden zich nog het oogenblik, dat Marastella en haar moeder kwamen aanstormen, allebei huilend en met de armen om zich heen slaand, midden in den storm en de hoog- opzwiepende watergutsen van de stort zeeën, naar de kale rotsen van de nieuwe haven toe, waar de golven na twee dagen vruchteloos zoeken de drie drenkelingen vanzelf hadden neergewor pen. In plaats van naast het lijk van haar vader op de knieën te vallen, was Marastella als versteend bij een ander lijk blijven staan en had, de handen over de borst gekruist, gejammerd: „Ach lieveling! Mijn lieveling!" Moeder Antonia, de ouders van den verdronken jongeman, alle vol ontzet ting te hoop gelooDen menschen. wa ren over deze onverdachte onthulling verbaasd geweest. En de moeder van den doode hij heette Tino Sparti nam het bedroefde meisje plotseling in de armen, drukte haar met kracht aan 't hart, heftig, alsof zij alle aanwezigen wilde laten zien, dat zij bij elkaar be hoorden, zij beiden en de doode zoon en zij riep luid: „Dochter! Dochter!" En nu, toen Marastella zeide: „lk denk aan mUn vader", wisselden de 1 buurvrouwen een blik van verstandhou ding en beklaagden haar. Nee, het arme meisje schreide niet om haar v ader. Of misschien schreide het by de gedachte, dat vader, had hU geleefd, dit huwelijk nooit zou hebben goedgekeurd, het hu welijk, dat moeder in haar kommervolle omstandigheden zulk een groot geluk toescheen. Wat had moeder Antonie niet moeten vechten, om den tegenstand van haar dochter te overwinnen. „Kijk mij toch eens aan! Ik ben al zoo oud, dichter by den dood dan bij het leven wat kun je nog van mij ver wachten? Wat zul je geheel alleen be ginnen, zonder hulp, alleen op straat?" Ach ja! Moeder had gelijk. Maar Ma rastella had aan zooveel anders te den ken. Een brave kerel was hij zeker. Don Lisi Chirico, dien men haar tot man wilde geven, dat viel niet te ontken nen, maar zoo oud en bovendien nog weduwnaar. HU was het ternauwernood een jaar en trouwde voor de tweede maal, arme kerel, meer omdat hy moest dan dat liU wilde, hU had daar boven onvoorwaardelUk een vrouw noodig, om op het huis te passen en 's avonds iets warms te koken. Daarom trouwde hij natuurlijk voor de tweede maal. „Wat gaat jou dat aan?" meende de moeder. „Integendeel, zoo'n verstandige, geposeerde man wekt toch juist vertrou wen. Niet? Nog niet eens veertig. Het zal je aan niets ontbreken; hij heeft vast loon, zoo'n mooie betrekking. Vijf Lire per dag: een vermogen!" Ach ja, een betrekking, zoo'n mooie betrekking. Daar zat hem de kneep; moeder Antonia had het dadelijk by het begin gemerkt', het was de aard van de betrekking van den goeden Chirico. Op een mooien Meidag had zU, de arme eenige buurvrouwen tot een wandeling uitgenoodigd, naar boven, op den heuvel met het mooie uitzicht. Aan het hek van het kleine witte kerkhof, vanwaar men ver, ver vooruit over het land, achter waarts over de zee zag, stond Don Lisi Chirico en noodde den stoet vrouwen vriendelyk uit, binnen te komen. „Nu, wat geeft het? Gelijk een tuin met veel bloemen", had moeder Anto nia aan Marastella gezegd, nadat zij den doodenakker hadden bezocht. „Bloemen die nooit verwelken. En heel landelijk en vredig rondom. Wanneer je je hoofd een beetje door het hek steekt, dan zie je heel de streek aan je voeten, hoort van beneden alle stemmen. En heb je de mooie, vróWijke witte kamer ge zien? Zoo proper. 's Avonds maak je deur en ramen dicht, steekt het licht aan; dan ben Je bU je thuis: in een huis, dat een huis is als ieder ander. Nu, wat geeft het?" En de buurvrouwen zeiden haar woordje. „Maar natuurlUk! Alles is toch maar gewoonte: na een paar dagen zul je er heelemaal niet meer aan denken. Meisje de dooden zijn niet kwaad; alleen voor de levenden moet je je in acht nemen. En je bent zooveel jonger dan wU, Je zult ons geleidelijk allen daar krUgen. Het is een groot huis en jy zult er de huisvrouw zyn, een goede gastvrouw. Het bezoek daar boven op dien mooien middag in Mei. jaagde door Marastella's ziel gelyk een troosteloos vizïoen, alle elf maanden van de verloving lang; daaraan klemde zU zich in de donkere uren met al haar gedachten vast, in het bijzonder des avonds, wanneer de sche mering zoo plotseling viel, dat haar ziel van angst en ontzetting beefde. Zy kon nog juist de tranen afdrogen, toen Don Lisi Chirico op den drempel verscheen, met twee groote zakken in den arm niet te herkennen, zooals hij er uitzag. .Madonna!" riep moeder Antonia uit, „wat heb je gedaan?" „Ik? Ach jade baard Don Lisi antwoordde met een bedroef den glimlach, die angstig op zijn breede, bleeke lippen beefde. Hy was echter niet- alleen geschoren. Don Lisi, hij was ook kris en kras gehavend, zoo borste lig en sterk had de baard gestaan op zijn holle wangen, die hem nu het aan zien gaven van een ouden, gehavenden bok. „Ik, ik heb hem zich laten scheren!" haastte zich zeer opgewonden Donna Nela tusschen beide te komen. Het was de zuster van den bruidegom en zij was dik en heftig. Onder den omslagdoek droeg zy verscheidene wijnfleSschen en in haar groenzUdén japon, die ritselde en ruischte als een bron, scheen zy ge heel het kamertje te vullen. Haar man. mager als Don Lisi, volgde haar norsch en zwygend met de oogen. „Heb ik soms niet goed gedaan?" bab belde zij verder en ze wikkelde zich uit den doek. „De bruid moet beslissen. Maar waar is zy toch? Kijk, Lisi, heb ik het niet ge zegd? Zy huilt. Schoon gelijk, kind. Wij hebben ons verlaat. Lisi's schuld. Zal ik het doen? Zal ik het laten? Twee uur heeft het geduurd, eer hU had besloten. Zeg toch eens, is hij niet veel jonger zoo? Die gryze stoppels op den trouwdag, nee. „Ik zal hem weer laten groeien!" viel Chirico haar in de rede en zag de jonge bruid bedroefd aan. „Oud ben ik zoo ook en nog leeiyker bovendien." V.) Werken voor 2 violen en pianobegel. „Man is man. ezel, niet mooi en niet leelijk", voer de zuster uit. „Kijk liever eens. wat je met je nieuwe pak hebt ge daanmooi ingewijdEn zij be gon met haar wanstaltige handen de mouwen af te slaan, waarop het meel voor de koeken uit de beide zakken stoof. Het was al te laat, men moest eerst naar het stadhuis gaan, om de ambte naren niet te laten wachten, daarna naar de kerk en het geheele feest moest toch voor het invallen van de duisternis zijn afgeloopen. Don Lisi, die aan de plichten van zyn beroep dacht, verweer de zich tegen zijn zuster die het feest maal en de rijkelUke dranken naar het hoofd stegen. „Er móet toch muziek zijn! Heb Je ooit van een bruiloft zonder muziek ge hoord? Wij willen dansen! Laat den een- oogigen Sidoro halenGuitaars en mandolines!" Zij riep zoo luid, dat haar broer haar terzijde moest nemen. „Schei toch uit, Nela. houd toch op! Je had allang kunnen begrijpen, dat ik van zulk lawaai niet houdDe zus ter siste hem toe: „Wat? Waarom? In tegendeel Don Lisi fronste de wenkbrauwen en zuchtte diep. „Stel je voor, dat de arme kerel nog geen jaar „Werkelijk en waarachtig, denk je daar nog altijd aan?" viel Donna Nela hem in de rede. „Wanneer Je toch weer trouwt! Arme Nunziatal" „Ik trouw weer!" zeide Don Lisi, sloot de oogen en werd nog bleeker „Maar ik wensch daar zoomin muziek als dans by. Daar is mUn stemming niet naar". En toen het hem scheen, of de zon neiging had, onder te gaan, vroeg hfj de schoonmoeder, het afscheid voor te bereiden. „U weet. lk moet daar boven het Ave Maria luiden". Marastella hing aan den hals van haar moeder, brak weer in tranen uit en schreide, schreide, alsof zU nooit zou ophouden. Nee. zU moest haar toch niet naar boven laten gaan, geheel alleen met hem „Wij gaan allen met je mee. huil maar niet!" troostte de moeder. „Huil maar niet, gekje". Maar zU huilde zelf en enkele buur vrouwen huilden mee. „Zoo'n moeiiyk afscheid!" Alleen Donna Nela. de zuster van Chirico, was niet ontroerd. Met hoog- roode wangen verzekerde zy. al aan twaalf bruiloften te hebben deelgeno men; tranen waren er tenslotte overal, eind goed, al goed, die hooren er bij. „De dochter huilt om de moeder, de moeder om de dochter". Dat weet men nu eenmaal; nog een glaasje, anders wordt men te zeer ontroerd! En dan vooruit, omdat Lisi zoo'n haast heeft". Men zette zich in beweging. Het leek meer een ïykstoet. dan een brui loftsstoet. De menschen staken de hoof den uit de ramen en deuren en bleven op straat staan en zuchten: „Arme bruid!" Boven, op het kleine plein voor het ijzeren hek. aarzelden de gasten een beetje, eer zij zich veroorloofden, Mara stella goeden moed in te spreken. De zon stond dien in het Westen, de hemel was rozenrood en daaronder vlamde de zee in dieoen gloed. Uit de vlakte be neden golfde een zachte, onduidelijke nevel van verward® stemmen, ononder broken. bruisend als een ver oproer en deze stemmen sloegen zacht te pletter op de ruwen, witten muur, die het in zwygen verloren kerkhof omringde. De zilveren klank van het klokje, dat Don Lisi voor het Ave Maria luidde, gaf het teeken. om te gaan. Deze klank deed allen den kerkhofmuur nog witter schijnen. Mischlen omdat het intus- schen donkerder was geworden. Men moest op weg gaan, anders werd het te laat. Allen gaven de bruid met de beste wenschen de hand. Alleen de moeder en de twee beste vriendinnen bleven nog bij Marastella. die van ont zetting tot Us verstUfd scheen. Boven aan den hemel dompelde een onzicht bare hand de te voren vlammende wol ken in donkere rookkleur. ..Wilt u binnenkomen?" vroeg Don Lisi van den drempel van het yzeren hek. Maar moeder Antonia wenkte hem met de hand toe, te zwygen. Marastel la schreide en bezwoer haar tusschen tranen, haar toch weer mee naar be neden te nemen. „Om Christus wil!" ZU huilde niet, zy fluisterde het, maar zoo zacht en met zooveel angst in de stem, dat de arme moeder haar hart voelde grooter worden. Het afgrUzen van de dochter, zU begreep het heel goed kwam van het open hek, waar door men het kerkhof zag, al de witte kruisen, waarover nu de avondscha duwen neerzonken. Don Lisi opende de deur links van den ingang en maak te in de kamer licht; hy keek onder zoekend om, of alles wel in orde was en bleef dan wat besluiteloos staan. Zou hij weggaan of wachten, tot zyn schoonmoeder de jonge vrouw zou heb ben overgehaald, den drempel over te gaan? Hy begreep alles en het deed hem leed. Hij was zich ten volle be wust, dat zijn treurige, oudachtige, wan staltige verschyning de Jonggehuwde liefde noch vertrouwen kon inboeze men en ook zyn hart was vol tranen Tot heden was hij iederen avond voor een klein houten kruis op het kerk hof op de knieën gevallen en had om zijn eerste vrouw geschreid gelijk een klein kind. HU mocht er werkelijk niet meer aan denken. Nu moest hij voor deze andere alles zUn. man en vader tegelijk; maar de nieuwe zorgen moch ten hem niet ten koste van de oude in beslag nemen. hU moest ze verder vol liefde beschermen, gelijk al die jaren lang de bekenden en onbekenden die onder zijn hoede daarginds vredig sliepen. Dat had hij gisteren op zijn nachtelijken omgang allen kruisen be loofd. Tenslotte had Marastella zich laten bewegen, binnen te treden. De moe der sloot haastig de deur; zy wilde een grendel leggen tusschen haar doch ter. daarbinnen in de huiselijkheid van de kamer en de afgrUselUkheid van de plek daarbuiten. En het scheen inder daad. alsof de aanblik van de vertrouw de voorwerpen Marastella iets zou kal- meeren. „Doe je doek af!" zeide moeder An tonia. „Wacht, ik zal je helpen. Nu ben je in je eigen huis „Als huisvrouw!" voegde Don Lisi er schuchter aan toe. HU poogde ver geefs. beminnelijk te glimlachen. „Hoor je?" meende moeder Antonia. om den schoonzoon tot spreken op te wekken. „Zij is huisvrouw en heeft over mij en al het andere te beschikken", sprak Don Lisi verder. „Zy moest het al weten. Zij zal iemai d hebben, die haer eert en haar genegen is, zooals haar eigen moeder. En zy behoeft nergens bang voor te zijn." „Voor niets, heelemaal voor niets, na tuurlijk!" Moeder Antonia werd openhartig. „Ze is nog zoo'n kind, nietwaar? Zal ook weldra zooveel werk hebben. Wie zou zich dan ongerust maken?" Marastella knikte toestemmend met het hoofd, maar nauwelijks maakten moeder Antonia en de vriendin aan stalten, zich te verwijderen of zij 'orak weer in tranen uit en klemde zich krampachtig aan den hals van haar moeder. Die maakte zich met za^htcn drang uit de armen van haar dochter los gaf haar voor de laatste maal in overweging, in God en in haar echtge noot vertrouwen te scheppen en sloop met het schreiende meisje naar buiten. Marastella bleef tegen de deur leunen, die haar moeder weer gesloten had en poogde in dehanden, die zij voor het gelaat had geslagen, de zuchten te on derdrukken, toen een lichte luchtstroom weer een spleet van de deur opende. Met de handen voor het gezient bemerk te zy het in het geheel niet; toch kwam het haar voor, alsof zich achter haar heel plotseling een hemelsche droome- rige tuin had ontsloten; zU hoorde een ver. zacht sjilpen van krekels, voelde zich gehuld in een bedwelmende geur als van frissche bloemen. Zij nam de handen van de oogen. op het kerkhof lag een bovenaardsch helder schijnsel, dat al de stilte buiten doopte in een tooverachtig licht. Don Lisi was komen aansnellen om de deur te sluiten. Maar daar vlijde Marastella zich vol afgrij zen in den hoek tusschen deur en muur en steunde: „Om Christus' wil, raak mij niet aan!" Don Lisi, door deze instinct matige beweging van afschuw gekwetst bleef staan. „Ik wilde je niet aanraken!", zeide hU- ,.Ik wilde de deur dicht doen". „Neen, neen!" sprak Marastella haas tig verder, „laat haar maar open. Ik ben niet bang." „Dus?.stamelde Don List en hij liet de armen langs het ïyf neenrellen Door de half open deur glipte uit de nachtelyke stilte het verre lied vin een landman binnen, die ergens beneden in het maanschynsel door de zoelie van den zomernacht naar huls wandelde. „Wanneer je wilt, dat ik wegga i", zeide Don Lisi vernederd en zeer bitter, „ga ik naar buiten, het hek sluipen, het is open gebleven." Marastella verroerde zich niet in den hoek, waar zij was neer gehurkt. Lisi Chirico stapte langzaam de deur uit. dan kwam hij terug, keerde zich om en zag, dat zU hem/ als ge vangen in een plotselinge bedwelming, tegemoetsnelde. „Waar, waar is mUn vader' Z.-g mU, waar ligt hU? Ik wil naar mijn va der!" „Je hebt volkomen gelijk, waar om ook niet? Ik zal je er heen bren gen". antwoordde hU somber. „Iederen avond voor ik naar bed ga, mark ik nog INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel. een ron v\ Dat is mUn plicV t. Ik wilde hem vandaag alleen voor jou verzuimen. Laten we gaan. WU hebben geen lan taarn noodig. Daar is immers de lan taarn aan den hemel..." En zU gingen de grindwegen langs, tusschen de bloeiende lavendelhagen. In 't helde re maanlicht kwamen de opschriften op de voorname, steenen grafzerken spookachtig naar voren en de Uzeren kruisen van de armen lagen zwart op den grond. Nog helderder, nog duidely- ker klonk uit de nabUe velden het sidde rende sjilpen van krekels en uit de ver te het diepe murmelen van de zee. „Hier!" zeide Chirico en wees op een eenvoudigen, lagen heuvel, waarop een ruwe steen herinnerde aan de schip breuk van de drie slachtoffers van hun plichit. „Daar ligt ook Sparti!" voegde hU er aan toe, toen Marastella voor het graf snikkend op de knieën viel. „Schrei jy hier maarik ga nog een stukje verder; niet veelDe maan keek van den hemel stil op den kleinen doo denakker aan den heuvelrand. In den zoelen zomernacht zag hU alleen de twee zwarte schaduwen op den gelen grind weg naast de twee graven. Over het graf van zUn eerste vrouw. gebogen steunde Don Lisi: „Nunziata, Nunziata, hoor je my?" EEN KUNSTKOOPER HERDACHT. WU hebben vanmiddag de begrafenis bygewoond van een merkwaardig man, den op 83-jarigen leefttjd gestorven heer Tersteeg, die, hoewel reeds lang niet meer in zaken, en in Baarn gevestigd, toch als gérant van het huis Goupil in den Haag een rol gespeeld heeft, toen de kunst der Haagsche School een sterk nationale glorie, en de handel daarin een internationale bezigheid was. Het was wel eigenaardig, dat zonder eenige voor afgaande afspraak het geheele gilde der kunstkoopers, die dien tyd gekend heb ben. zich naar Den Haag had opge maakt om by Tersteeg's eenvoudigen uitvaart aanwezig te zUn. Voor den Ne- derlandschen Kunstkoopersbond sprak de voorzitter, de heer Klein, een kort woord ten afscheid, de heer Niekerk, Tersteeg's laatste chef en thans in den zelfden geest een zaak In Den Haag drijvend was natuurlUk aanwezig, maar eveneens de thans grUze heer Reekers, die vóór ruim dertig jaar tot den staf van den overledene behoorde. Ik spaar u verdere namen. Voor de jongeren onder ons en in ons kunstwereldje, zegt de naam Tersteeg niet veel misschien. Ik meen zoo de luidjes van beneden de dertig of daar omtrent. Maar een twintig jaar geleden en wel dertig jaar lang daarvóór was er geen Hollandsch schilder en geen vader- landsch verzamelaar, die niet wel eens met H. G. Tersteeg te maken had ge had of hoopte dat hij met dien man te maken zou krijgen. Tersteeg en het is volstrekt geen ge mis aan eerbied voor diens figuur, als wU het vervelende: de heer Tersteeg, hier en in het vervolg van zUn aandui dende omschrUving ontdoen.... integen deel, weinige oudere en jongere colle ga's die ik mocht leeren kennen, waren zoo zeer „heer" als hU- Tersteeg dan was een dier weinige kunsthandelaars in gfooten stijl, zooals het laatste kwart der negentiende eeuw ze kon opleveren en waarvan wy" de gelUken thans niet meer kennen. ZUn evenknieën en die toch weer zU'n gelUken niet waren, zijn al eerder heengegaan: Abraham Preyer stierf kort geleden in ParUs, na zich al lang uit zaken teruggetrokken te hebben en Slagmulder, de man, die de bekende firma Buffa een overzeesche reputatie verschafte, is alweer eenige jaren langer geleden gestorven. Met dit driemanschap is een periode van bloei van den Nederlandschen kunsthandel geteekend, zooals wij, in dien vorm niet wederom beleven zullen.Zeker, d'histolre se répète.... de historie herhaalt zich, maar niet immer onder gelUke bUom- standigheden en bestaans-voorwaarden. Die bU-omstandigheden waren den men schen uit dat tUdvak gunstig. Hun ar beid liep naast en met dien. van de schil ders der z.g. Haagsche School, die door hen een afzetgebied vonden in Engeland en Amerika, terwijl him kunst, die nauw verband hield met de Fransche roman tische school van Barbizon, juist in Hol land weer de verzamelaars ook voor die Fransche werken toegankelyk maakte. Zoo vonden de Hollandsche kunstkoo pers. die leiding gaven, een naar twee zy'den gerichte bezigheid: export der Hollandsche, import der Fransche kunst. En onder de bestaansvoorwaarden was wel de voornaamste, en uiteraard toen mogelijke, de harmonie tusschen schil der en handelaar, het welbegrepen ge meenschappelijk belang, dat producent en verkooper aan elkaar bond; bond waar natuurlUk door hen die er buiten bleven, gemakkelyk praatjes over ge maakt en anecdotes over uitgedacht kon den worden, die waariyk soms niet ge heel uit den duim gezogen werden, maar waarvan dan toch het batig slot was dat het overgroote deel dier Haag sche schilders, burgerjongens van huis uit, het tot inkomens van ministers ge bracht hadden. In die sfeer, die met den tijd van vandaag niets, maar ook niets gemeen heeft, moet men zich Tersteeg's werk zaamheid voor oogen stellen om hem in zyn waarde te zien. Met Jaap Maris, Bosboom, Mauve was hjj door zakelijke, maar ook door vriendschapsbanden verbondendoor zUn positie als leider van het Holland sche huis der wereldfirma Boussod Vala- don» (vroeger Goupil) was hU in staat de mooiste werken der Barbizonners in Den Haag te laten zien in een tUd dat die nog in Frankrijk voor het grUpen waren. Die schoone dagen van Aranjuez zUn voorbij. Concurrentie van over wegend belang was er aanvankelijk niet. De Van Wïsselinghs, vader en zoon speel den nog geen rol, de andere in Holland gevestigde kunsthandelaren ageerden in hoofdzaak met kunst die aan die der Hagenaars onmiddellijk vooraf ging. De „zaak van Goupil" was h t, in Den Haag. Daar kwam tydens de regee ring van Koning Willem III 's morgens om negen uur een adjudant in cavalerie-ruwa officierstenue de straatdeur openwerpen om naar binnen te brullen, dat „Zyne Majesteit om half elf kwam kijken". Dan werden in allerUl eenige loopers door de vertrekken gelegd en schoot „GUs" zooals de baas, gemeenzaam maar in stilte, door het personeel ge noemd werd, zUn gekleede jas aan. ZUne Majesteit verscheen punktueel om half elf; zyn stap dreunde door de zaaltjes en als Z. M. goed gehumeurd was. werd een aquarel van Rochussen of een Detaille of De Neufville aan gekocht. DanToopertjes opgenomen, vier kant-jasje uitgetrokkenging de zaak weer haar gang. Dat was alles vóór myn tyd en is mij door ouderen over gebriefd. Doch reeds toen ik voor het eerst den heer Tersteeg mocht ont moeten, was het vierkante jasje gesierd met de kleurtjes der Oranje-NasSbuorde. Die hy overigens ruimschoots verdiend had al was het alleen maar wegens zijn verdienstelijken arbeid van com- mercieel-organisatorischen aard ten op zichte der Hollandsche Teekenmaat- schappij. Directe leerlingen heeft Tersteeg als kunsthandelaar niet gevormd. Wel zün er. later bekend geworden menschen ln zün zaak werkzaam geweest Zoo kwam C. F. L. de Wild, de beroemde eerste restaurateurs van dien naam der Haarlemsche Halsen, als jongmensch op het restaureer-atelier der firma Goupil. Als aankomend bediende werkte daar ook, meer in de prütenuitgevery-af- deeling, P. C. Eilers, tegenwoordig fir mant van het huis Wisselingh; Bies- sing, gedurende vele jaren in den Haag een bekend kunsthandelaar, begon in derdaad by Tersteeg zün loop-baan: hem was n.l. opgedragen verkochte schilderüen weg te brengen. Altemaal figuren die in een nog te schrUven ge schiedenis van den Nederlandschen kunsthandel zullen moeten figureeren. Uit een aardige periode van het vak, toen onder kunsthandel nog uitsluitend handel in schilderUen en prenten en geen andere bezigheden verstaan wer den. Te midden dier figuren zal Tersteeg dan een „daaldersplaats", om met één zyner cliënten, den ouden Van Rand- wy'k te spreken, krijgen. Een mooi, een eereplaatsje. De kleine, bewegelijke man, die, altijd correct gekleed, de gouden pince-nez tusscherr rechter duim en wüsvinger zoo genoegelijk uit zün praktUk vertellen kon, nooit ln zün handel en wandel voor een commercieel incorrectheidje te vinden zou zijn ge weest en die een yzeren geheugen voor prijzen en data hadhij zal ln zulk een geschiedenis moeten worden afge beeld zooals hij er uitzag in zijn meest actieve jaren; niet zooals ik hem voor ontmoette:, nog wel steeds met de enkele jaren nog het laatst te Baarn levendige, prikkende oogjes maar met het sterk verouderde dat allerlei ver drietelijkheden van latere jaren op den toch zoo zenuw-sterken kleinen man hadden gestempeld ï0 Sept. 1927.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 10