BEURSKRONIEK
TVtacfünlosIVs
BRUILOFT
Toffee de Luxe
In de U bekende
roode verpakking
VAN KUNST EN KUNSTENAARS.
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 24 SEPT. 1927
Opruiming van handelsbelemmeringen in Europa.
Mexicaansche schulden. Onze handel. De Emissie»
markt. De Amsterdamsche Beurs.
Amsterdam, 22 September
Toen eenigen tijd geleden het Fransch-
Dmtsche handelsverdrag na onderhan
delingen van twee jaar, tot stand kwam,
werd hiermede niet alleen aan Duitsch-
Jand en Frankrijk hun meest natuur
lijke afzetgebied teruggegeven (door het
verdrag werd een débouehé geschapen
voor het surplus aan landbouw- en tex
tielproducten van Frankrijk en voor de
chemische, mechanische en andere fa
brikaten van Duitschland)De voor
naamste beteekenis ervan zou men kun
nen schetsen, door te verklaren, dat
dit verdrag ongetwijfeld de voorlooper
is van vele dergelijke verdragen tus-
schen de verschillende Europeesche lan
den en aldus een belangrijke stap in
houdt naar meer gezonde politieke et
economische verhoudingen, door een
verlaging van de huidige douane-barriè
res, zulks in overeenstemming met de
aanbevelingen van de jongste economi
sche conferentie te Genève. Hierdoor
werd namelijk een basis gevormd voor
de aanvullende handelsverdragen, wel
ker ratificatie wachtte op de afsluiting
van het Fransch-Duitsche verdrag, en
welke aan den eenen kant afgesloten
souden worden tusseben Frankrijk
België, Italië en Zwitsehrland, en aan
den anderen kant tusschen Duitschland
en Polen en andere Europeesche geal
lieerden van Frankrijk. Duitschland
beeft reeds een begin gemaakt voor een
tol-unie door verdragscnderhandelingen
met Tsjecho-SIowakye, Joego-Slavië,
Griekenland, Litauen, Hongarije, Roe
menië en verschillende andere landen
in Zuid-Oost Europa. Een aantal andere
handelsverdragen staan op het punt af
gesloten te worden. Hongarije heeft
fcijn positie versterkt, wat zijn landbouw
producten en levensmiddelen aangaat,
door de afsluiting van overeenkomsten
met bijna alle buurstaten. Ook Oosten
rijk en Tsjecho-Slowakije hebben voor
de nationale industrieën gunstige over
eenkomsten aangegaan. Aan alle kanten
zien we dus pogingen in het werk stel
len ,om de handelsbetrekkingen te ver
gemakkelijken.
De propaganda die van bepaalde zij
de tegen het huidig bewind in Mexico
wordt gevoerd, heeft voedsel gegeven
aan geruchten omtrent een eventueele
onderbreking van den dienst op de Mexi
caansche schulden. Volgens nauw aan
het Internationale Comité van bankiers
gelieerde kringen zijn deze geruchten
echter absoluut ongegrond. Niets geeft
reden om te veronderstellen, dat de ko
mende betalingen niet op de vervalda
gen zullen geschieden. De gedeeltelijke
betalingen hebben geheel normaal by de
instellingen, die met den dienst der
coupons belast zijn, plaats en bij hen
is geen enkele ongunstige tijding bin
nengekomen, met betrekking tot de aan
staande betalingen. De betaling van De
cember zou verzekerd zijn.
De Nederlandsche hendel blijft zich op
zeer gelijkmatige wijz-e in opgaande lijn
ontwikkelen. Het invoereijfer van 218
millioen voor Augustus en het uitvoer-
cijfer van 164 millioen, wijst op een
kleine stijging ten opzichte van vorige
maanden. Het invoersaldo bleef nage
noeg onveranderd op 54.7 millioen.
Van de emissies enz. noemen we:
13.500.000 i-/2 pCt. obi. a 99 7/3 pCt-,
3 millioen 6 pCt. 5 j. notes Deutsche
rfaar het Italiaansch van
LUTGI PIRANDELLO
<Auteursrecht voorbehouden, nadruk
verboden) V
Vier hemden, vier beddelakens, vier
onderrokken, kortom vier stuks van
iedere soort. En zij werd het niet moe,
dit uitzet van haar dochter, dit uitzet,
dat zij zelf met het geduld van een spin
had geweven, draad voor draad, den an
deren morgen, door de buurvrouwen te
laten bewonderen.
„Arme menschen, maar zoo proper!"
Uit de oude kleerkast, die lang en
smal was gelijk een doodkist, nam zij
stuk voor stuk het schcone linnengoed,
langzaam en aandachtig, alsof haar
arme bleeke werkhanden iets heiligs
zouden aanraken. Achtereenvolgens de
wollen dekens: eerst de eene voor den
bruiloftsnacht met het borduursel en de
lange, zijden frarje. die tot den grond
reikte; dan de andere, bescheidener,
maar toch altijd nog wol; zij spreidde ze
op het bed uit een zeide telkens weer
piet een deemoedig glimlachje:
„Armeluisgoedje.
Maar haar stem en haar armen beef
den van vreugde.
„Alles, alles heb ik geheel alleen ge
maakt". zeide ze. „alleen met deze beide
handen, die nu ternauwernood meer
verder willen. Alles alleen in het water
gespoeld, in de zon, in de rivier gewas-
schen en in de bron. En amandelen ge
plukt, olijven geplukt, zco bier en daar.
en water gedragen en meid geweest.
Doet er niet toe. God, die mijn leven
kent, heeft mijn tranen geteld. Hij heeft
mij kracht en gezondheid gegeven. Na
zoo veel werk kan ik nu sterven. En mijn
man zaliger, die mij daarginds wacht,
wanneer hij naar onze dochter vraagt,
dan zal ik hem kunnen antwoorden:
„Wees maar gerust, je behoeft je om
niets te bekommeren; ik heb je dochter
goed verzorgd. Zij zal niet behoeven te
lyden. zij za! geen gebrek hebben. Ik
heb al zooveel voor haar geleden „Nee.
nee. laat maar. ik huil van blijdschap...."
Moeder Antonia ging met een punt
van den zwarten hoofddoek, dien zij on
der den kin geknoopt, droeg, over de
oogen. Het was heel merkwaardig, haar
zoo te hooren praten, geheel zooals au-
Bank a 99 1,2 pCt.; 1.500.000 dollar 6
pCt. obl. Republiek Columbia a 92 3
pCt. Ter beurze werden geïntroduceerd
5 pCt. en 4 pCt. obl. Crédit communal
de Belgique resp. tegen isy2 en 66
pCt. Dan kwam heden nog 50 millioen
kort schat-kistpapier aan de markt, ter
wijl een conversieleening Nederland van
84 millioen wordt aangekondigd, ter
conversie van Staatsleening 1923 B
(6 pCt.). Verder wordt de 6 pCt. leening
1923 A ad pro resto 83.897.000 afgelost.
De noodige fondsen hiervoor werden
verschaft door het liquidatie-saldo van
de N. U. M. ad 47y, mill., aflossing
van het Fransche crediet ad 25 mill.,
en buitengewone aflossingen van ge
meentelijke woningvoorschotten.
Buitengewoon optimistisch was het
verloop van de Amsterdamsche beurs in
de afgeloopen overzichtsperiode nu juist
niet. Van een algemeene markttendenz
was feitelijk geen sprake. De stemming
was verdeeld. Behoudens een enkele uit
zondering was de handel evenwel gering.
Bankwaarden droegen van het min of
meer ongunstige beursverloop de sporen
en kwamen meestal een fractie lager af.
Kol. Bank wist het echter nog tot een
kleine avans, zij het dan ook van nog
geen twee punten, te brengen.
In de industrieele af deeling trok voor
al de groote vraag (en dientengevolge:
de stijging) voor Holl. Kunstzijde de
aandacht. De oorzaak wordt gezocht in
geruchten betreffende toetreding tot het
internationale kartel voor kunstzijde.
Maekubee en Enka monteerden ook
eenige punten. Jurgens zette de stijging
voort en belandde op 218 1/2. Overige
waarden vrij goed prijshoudend.
De Nederl. Indische Portland Cement
Mij. keert 5 DCt. (v. L nihil) dividend
uit.
Oliewaarden per saldo op ongeveer het
vorig peil. New York adviseerde wat
gunstiger en de prijsverhooging voor
lichtolie droeg er het hare toe bij, om
de stemming hier minder gedrukt te
maken.
Rubbers meestal 10 of meer punten
lager. De ongunstige ontwikkeling op de
rubbermarkt veroorzaakte een flaïiwe
stemming. Wel trad af en toe de contra
mine even op. om te dekken, hetgeen
de koers ten goede kwam, doch de al
gemeene tendenz is hier bepaald flauw.
Scheepvaarten maakten een goed fi
guur en kwamen op ongeveer het vo
rig niveau (hier en daar zelfs iets hoo-
ger) af. De handel was echter van wei
nig beteekenis. De ontwikkeling van de
vrachtenmarkt wordt voor net oogenblik
vrij goed beoordeeld.
De suikerwaarden gaven ook weinig
verandering te zien, met uitzondering
dan van H.V.A., die een nieuw hoogte
record vestigde, doch later weer wat af
brokkelde, om op ca. 835 te sluiten. De
zeer sterke stijging (die natuurlijk later
winstnemingen uitlokte) houdt verband
met hardnekkige geruchten omtrent een
op handen zijnde emissie.
Tabakken stü en loom, waardoor de
koersen meestal eenige punten moesten
inboeten, hoewel soms voor Dell Bats.
via wat vraag opdoemde.
Mexicaansche waarden vast.
ders, ofschoon ze toch op dezen dag in
haar nieuwe kleeren in het geheel niet
te herkennen was. De buurvrouwen be
klaagden en vertroetelden haar om
strijd. Maar Marastella, de dochter in
bruidstooi, zij droeg een grijs satijnen
japon en een hemelsblauw zijden doekje
om den hals, men had haar voor de ge
beurtenis van den dag op zijn best op
geknapt, trok zich in een hoek van het
kamertje terug en toen zij moeder zag
schreien brak ook zij in tranen uit.
„Maraste, Maraste, wat doe je nu.—?"
De buurvrouwen gingen, bezorgd, om
haar heenslaan, ieder zeide een woordje
„Nee, maar. die is goed! Wat scheelt
je? Op zoo'n dag huilt men toch niet.
Weet je, wat het spreekwoord zegt?
Heete tranen drogen snel.
„Ik denk aan mijn vader!"
Marastella zuchtte en sloeg de handen
voor de oogen.
Die was voor zeven jaar een kwaden
dood gestorven. Als havenmeester bij
een nachtelijken controletocht. Plotse
ling. in de stormachtige duisternis, was
de boot omgeslagen en spoorloos met de
drie mannen, die haar geroeid hadden,
verdwenen. De herinnering aan deze
schipbreuk was aan de geheele kust nog
levendig. Allen herinnerden zich nog
het oogenblik, dat Marastella en haar
moeder kwamen aanstormen, allebei
huilend en met de armen om zich heen
slaand, midden in den storm en de hoog-
opzwiepende watergutsen van de stort
zeeën, naar de kale rotsen van de
nieuwe haven toe, waar de golven na
twee dagen vruchteloos zoeken de drie
drenkelingen vanzelf hadden neergewor
pen. In plaats van naast het lijk van
haar vader op de knieën te vallen, was
Marastella als versteend bij een ander
lijk blijven staan en had, de handen
over de borst gekruist, gejammerd: „Ach
lieveling! Mijn lieveling!"
Moeder Antonia, de ouders van den
verdronken jongeman, alle vol ontzet
ting te hoop gelooDen menschen. wa
ren over deze onverdachte onthulling
verbaasd geweest. En de moeder van
den doode hij heette Tino Sparti
nam het bedroefde meisje plotseling in
de armen, drukte haar met kracht aan 't
hart, heftig, alsof zij alle aanwezigen
wilde laten zien, dat zij bij elkaar be
hoorden, zij beiden en de doode zoon
en zij riep luid: „Dochter! Dochter!"
En nu, toen Marastella zeide: „lk
denk aan mUn vader", wisselden de
1 buurvrouwen een blik van verstandhou
ding en beklaagden haar. Nee, het arme
meisje schreide niet om haar v ader. Of
misschien schreide het by de gedachte,
dat vader, had hU geleefd, dit huwelijk
nooit zou hebben goedgekeurd, het hu
welijk, dat moeder in haar kommervolle
omstandigheden zulk een groot geluk
toescheen. Wat had moeder Antonie
niet moeten vechten, om den tegenstand
van haar dochter te overwinnen.
„Kijk mij toch eens aan! Ik ben al zoo
oud, dichter by den dood dan bij het
leven wat kun je nog van mij ver
wachten? Wat zul je geheel alleen be
ginnen, zonder hulp, alleen op straat?"
Ach ja! Moeder had gelijk. Maar Ma
rastella had aan zooveel anders te den
ken. Een brave kerel was hij zeker. Don
Lisi Chirico, dien men haar tot man
wilde geven, dat viel niet te ontken
nen, maar zoo oud en bovendien nog
weduwnaar. HU was het ternauwernood
een jaar en trouwde voor de tweede
maal, arme kerel, meer omdat hy moest
dan dat liU wilde, hU had daar boven
onvoorwaardelUk een vrouw noodig, om
op het huis te passen en 's avonds iets
warms te koken. Daarom trouwde hij
natuurlijk voor de tweede maal.
„Wat gaat jou dat aan?" meende de
moeder. „Integendeel, zoo'n verstandige,
geposeerde man wekt toch juist vertrou
wen. Niet? Nog niet eens veertig. Het
zal je aan niets ontbreken; hij heeft vast
loon, zoo'n mooie betrekking. Vijf Lire
per dag: een vermogen!"
Ach ja, een betrekking, zoo'n mooie
betrekking. Daar zat hem de kneep;
moeder Antonia had het dadelijk by
het begin gemerkt', het was de aard van
de betrekking van den goeden Chirico.
Op een mooien Meidag had zU, de arme
eenige buurvrouwen tot een wandeling
uitgenoodigd, naar boven, op den heuvel
met het mooie uitzicht. Aan het hek van
het kleine witte kerkhof, vanwaar men
ver, ver vooruit over het land, achter
waarts over de zee zag, stond Don Lisi
Chirico en noodde den stoet vrouwen
vriendelyk uit, binnen te komen.
„Nu, wat geeft het? Gelijk een tuin
met veel bloemen", had moeder Anto
nia aan Marastella gezegd, nadat zij den
doodenakker hadden bezocht. „Bloemen
die nooit verwelken. En heel landelijk
en vredig rondom. Wanneer je je hoofd
een beetje door het hek steekt, dan zie
je heel de streek aan je voeten, hoort
van beneden alle stemmen. En heb
je de mooie, vróWijke witte kamer ge
zien? Zoo proper. 's Avonds maak
je deur en ramen dicht, steekt het licht
aan; dan ben Je bU je thuis: in een
huis, dat een huis is als ieder ander. Nu,
wat geeft het?"
En de buurvrouwen zeiden haar
woordje.
„Maar natuurlUk! Alles is toch maar
gewoonte: na een paar dagen zul je er
heelemaal niet meer aan denken. Meisje
de dooden zijn niet kwaad; alleen voor
de levenden moet je je in acht nemen.
En je bent zooveel jonger dan wU, Je
zult ons geleidelijk allen daar krUgen.
Het is een groot huis en jy zult er de
huisvrouw zyn, een goede gastvrouw.
Het bezoek daar boven op dien mooien
middag in Mei. jaagde door Marastella's
ziel gelyk een troosteloos vizïoen, alle
elf maanden van de verloving lang;
daaraan klemde zU zich in de donkere
uren met al haar gedachten vast, in het
bijzonder des avonds, wanneer de sche
mering zoo plotseling viel, dat haar ziel
van angst en ontzetting beefde. Zy kon
nog juist de tranen afdrogen, toen Don
Lisi Chirico op den drempel verscheen,
met twee groote zakken in den arm
niet te herkennen, zooals hij er uitzag.
.Madonna!" riep moeder Antonia uit,
„wat heb je gedaan?"
„Ik? Ach jade baard
Don Lisi antwoordde met een bedroef
den glimlach, die angstig op zijn breede,
bleeke lippen beefde. Hy was echter
niet- alleen geschoren. Don Lisi, hij was
ook kris en kras gehavend, zoo borste
lig en sterk had de baard gestaan op
zijn holle wangen, die hem nu het aan
zien gaven van een ouden, gehavenden
bok.
„Ik, ik heb hem zich laten scheren!"
haastte zich zeer opgewonden Donna
Nela tusschen beide te komen. Het was
de zuster van den bruidegom en zij was
dik en heftig. Onder den omslagdoek
droeg zy verscheidene wijnfleSschen en
in haar groenzUdén japon, die ritselde
en ruischte als een bron, scheen zy ge
heel het kamertje te vullen. Haar man.
mager als Don Lisi, volgde haar norsch
en zwygend met de oogen.
„Heb ik soms niet goed gedaan?" bab
belde zij verder en ze wikkelde zich uit
den doek.
„De bruid moet beslissen. Maar waar
is zy toch? Kijk, Lisi, heb ik het niet ge
zegd? Zy huilt. Schoon gelijk, kind.
Wij hebben ons verlaat. Lisi's schuld.
Zal ik het doen? Zal ik het laten? Twee
uur heeft het geduurd, eer hU had
besloten. Zeg toch eens, is hij niet veel
jonger zoo? Die gryze stoppels op den
trouwdag, nee.
„Ik zal hem weer laten groeien!" viel
Chirico haar in de rede en zag de jonge
bruid bedroefd aan. „Oud ben ik zoo
ook en nog leeiyker bovendien."
V.) Werken voor 2 violen en pianobegel.
„Man is man. ezel, niet mooi en niet
leelijk", voer de zuster uit. „Kijk liever
eens. wat je met je nieuwe pak hebt ge
daanmooi ingewijdEn zij be
gon met haar wanstaltige handen de
mouwen af te slaan, waarop het meel
voor de koeken uit de beide zakken
stoof.
Het was al te laat, men moest eerst
naar het stadhuis gaan, om de ambte
naren niet te laten wachten, daarna
naar de kerk en het geheele feest moest
toch voor het invallen van de duisternis
zijn afgeloopen. Don Lisi, die aan de
plichten van zyn beroep dacht, verweer
de zich tegen zijn zuster die het feest
maal en de rijkelUke dranken naar
het hoofd stegen.
„Er móet toch muziek zijn! Heb Je
ooit van een bruiloft zonder muziek ge
hoord? Wij willen dansen! Laat den een-
oogigen Sidoro halenGuitaars en
mandolines!" Zij riep zoo luid, dat haar
broer haar terzijde moest nemen.
„Schei toch uit, Nela. houd toch op!
Je had allang kunnen begrijpen, dat ik
van zulk lawaai niet houdDe zus
ter siste hem toe: „Wat? Waarom? In
tegendeel
Don Lisi fronste de wenkbrauwen en
zuchtte diep. „Stel je voor, dat de arme
kerel nog geen jaar
„Werkelijk en waarachtig, denk je
daar nog altijd aan?" viel Donna Nela
hem in de rede.
„Wanneer Je toch weer trouwt! Arme
Nunziatal"
„Ik trouw weer!" zeide Don Lisi, sloot
de oogen en werd nog bleeker „Maar ik
wensch daar zoomin muziek als dans by.
Daar is mUn stemming niet naar".
En toen het hem scheen, of de zon
neiging had, onder te gaan, vroeg hfj
de schoonmoeder, het afscheid voor te
bereiden.
„U weet. lk moet daar boven het Ave
Maria luiden".
Marastella hing aan den hals van
haar moeder, brak weer in tranen uit en
schreide, schreide, alsof zU nooit zou
ophouden. Nee. zU moest haar toch niet
naar boven laten gaan, geheel alleen
met hem
„Wij gaan allen met je mee. huil maar
niet!" troostte de moeder. „Huil maar
niet, gekje".
Maar zU huilde zelf en enkele buur
vrouwen huilden mee.
„Zoo'n moeiiyk afscheid!"
Alleen Donna Nela. de zuster van
Chirico, was niet ontroerd. Met hoog-
roode wangen verzekerde zy. al aan
twaalf bruiloften te hebben deelgeno
men; tranen waren er tenslotte overal,
eind goed, al goed, die hooren er bij.
„De dochter huilt om de moeder, de
moeder om de dochter". Dat weet men
nu eenmaal; nog een glaasje, anders
wordt men te zeer ontroerd! En dan
vooruit, omdat Lisi zoo'n haast heeft".
Men zette zich in beweging. Het
leek meer een ïykstoet. dan een brui
loftsstoet. De menschen staken de hoof
den uit de ramen en deuren en bleven
op straat staan en zuchten: „Arme
bruid!" Boven, op het kleine plein voor
het ijzeren hek. aarzelden de gasten een
beetje, eer zij zich veroorloofden, Mara
stella goeden moed in te spreken. De
zon stond dien in het Westen, de hemel
was rozenrood en daaronder vlamde de
zee in dieoen gloed. Uit de vlakte be
neden golfde een zachte, onduidelijke
nevel van verward® stemmen, ononder
broken. bruisend als een ver oproer en
deze stemmen sloegen zacht te pletter
op de ruwen, witten muur, die het in
zwygen verloren kerkhof omringde. De
zilveren klank van het klokje, dat Don
Lisi voor het Ave Maria luidde, gaf het
teeken. om te gaan. Deze klank deed
allen den kerkhofmuur nog witter
schijnen. Mischlen omdat het intus-
schen donkerder was geworden. Men
moest op weg gaan, anders werd het
te laat. Allen gaven de bruid met de
beste wenschen de hand. Alleen de
moeder en de twee beste vriendinnen
bleven nog bij Marastella. die van ont
zetting tot Us verstUfd scheen. Boven
aan den hemel dompelde een onzicht
bare hand de te voren vlammende wol
ken in donkere rookkleur.
..Wilt u binnenkomen?" vroeg Don
Lisi van den drempel van het yzeren
hek.
Maar moeder Antonia wenkte hem
met de hand toe, te zwygen. Marastel
la schreide en bezwoer haar tusschen
tranen, haar toch weer mee naar be
neden te nemen. „Om Christus wil!" ZU
huilde niet, zy fluisterde het, maar
zoo zacht en met zooveel angst in de
stem, dat de arme moeder haar hart
voelde grooter worden. Het afgrUzen
van de dochter, zU begreep het heel
goed kwam van het open hek, waar
door men het kerkhof zag, al de witte
kruisen, waarover nu de avondscha
duwen neerzonken. Don Lisi opende
de deur links van den ingang en maak
te in de kamer licht; hy keek onder
zoekend om, of alles wel in orde was
en bleef dan wat besluiteloos staan.
Zou hij weggaan of wachten, tot zyn
schoonmoeder de jonge vrouw zou heb
ben overgehaald, den drempel over te
gaan? Hy begreep alles en het deed
hem leed. Hij was zich ten volle be
wust, dat zijn treurige, oudachtige, wan
staltige verschyning de Jonggehuwde
liefde noch vertrouwen kon inboeze
men en ook zyn hart was vol tranen
Tot heden was hij iederen avond voor
een klein houten kruis op het kerk
hof op de knieën gevallen en had om
zijn eerste vrouw geschreid gelijk een
klein kind. HU mocht er werkelijk niet
meer aan denken. Nu moest hij voor
deze andere alles zUn. man en vader
tegelijk; maar de nieuwe zorgen moch
ten hem niet ten koste van de oude
in beslag nemen. hU moest ze verder
vol liefde beschermen, gelijk al die
jaren lang de bekenden en onbekenden
die onder zijn hoede daarginds vredig
sliepen. Dat had hij gisteren op zijn
nachtelijken omgang allen kruisen be
loofd.
Tenslotte had Marastella zich laten
bewegen, binnen te treden. De moe
der sloot haastig de deur; zy wilde
een grendel leggen tusschen haar doch
ter. daarbinnen in de huiselijkheid van
de kamer en de afgrUselUkheid van de
plek daarbuiten. En het scheen inder
daad. alsof de aanblik van de vertrouw
de voorwerpen Marastella iets zou kal-
meeren.
„Doe je doek af!" zeide moeder An
tonia. „Wacht, ik zal je helpen. Nu ben
je in je eigen huis
„Als huisvrouw!" voegde Don Lisi
er schuchter aan toe. HU poogde ver
geefs. beminnelijk te glimlachen.
„Hoor je?" meende moeder Antonia.
om den schoonzoon tot spreken op te
wekken.
„Zij is huisvrouw en heeft over mij
en al het andere te beschikken", sprak
Don Lisi verder.
„Zy moest het al weten. Zij zal
iemai d hebben, die haer eert en haar
genegen is, zooals haar eigen moeder.
En zy behoeft nergens bang voor te
zijn."
„Voor niets, heelemaal voor niets, na
tuurlijk!"
Moeder Antonia werd openhartig.
„Ze is nog zoo'n kind, nietwaar? Zal
ook weldra zooveel werk hebben. Wie
zou zich dan ongerust maken?"
Marastella knikte toestemmend met
het hoofd, maar nauwelijks maakten
moeder Antonia en de vriendin aan
stalten, zich te verwijderen of zij 'orak
weer in tranen uit en klemde zich
krampachtig aan den hals van haar
moeder. Die maakte zich met za^htcn
drang uit de armen van haar dochter
los gaf haar voor de laatste maal in
overweging, in God en in haar echtge
noot vertrouwen te scheppen en sloop
met het schreiende meisje naar buiten.
Marastella bleef tegen de deur leunen,
die haar moeder weer gesloten had en
poogde in dehanden, die zij voor het
gelaat had geslagen, de zuchten te on
derdrukken, toen een lichte luchtstroom
weer een spleet van de deur opende.
Met de handen voor het gezient bemerk
te zy het in het geheel niet; toch kwam
het haar voor, alsof zich achter haar
heel plotseling een hemelsche droome-
rige tuin had ontsloten; zU hoorde een
ver. zacht sjilpen van krekels, voelde
zich gehuld in een bedwelmende geur
als van frissche bloemen. Zij nam de
handen van de oogen. op het kerkhof
lag een bovenaardsch helder schijnsel,
dat al de stilte buiten doopte in een
tooverachtig licht. Don Lisi was komen
aansnellen om de deur te sluiten. Maar
daar vlijde Marastella zich vol afgrij
zen in den hoek tusschen deur en muur
en steunde: „Om Christus' wil, raak mij
niet aan!" Don Lisi, door deze instinct
matige beweging van afschuw gekwetst
bleef staan.
„Ik wilde je niet aanraken!", zeide
hU- ,.Ik wilde de deur dicht doen".
„Neen, neen!" sprak Marastella haas
tig verder, „laat haar maar open. Ik
ben niet bang."
„Dus?.stamelde Don List en hij
liet de armen langs het ïyf neenrellen
Door de half open deur glipte uit de
nachtelyke stilte het verre lied vin een
landman binnen, die ergens beneden in
het maanschynsel door de zoelie van
den zomernacht naar huls wandelde.
„Wanneer je wilt, dat ik wegga i", zeide
Don Lisi vernederd en zeer bitter, „ga
ik naar buiten, het hek sluipen, het is
open gebleven." Marastella verroerde
zich niet in den hoek, waar zij was neer
gehurkt. Lisi Chirico stapte langzaam
de deur uit. dan kwam hij terug, keerde
zich om en zag, dat zU hem/ als ge
vangen in een plotselinge bedwelming,
tegemoetsnelde.
„Waar, waar is mUn vader' Z.-g mU,
waar ligt hU? Ik wil naar mijn va
der!" „Je hebt volkomen gelijk, waar
om ook niet? Ik zal je er heen bren
gen". antwoordde hU somber. „Iederen
avond voor ik naar bed ga, mark ik nog
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regel.
een ron v\ Dat is mUn plicV t. Ik wilde
hem vandaag alleen voor jou verzuimen.
Laten we gaan. WU hebben geen lan
taarn noodig. Daar is immers de lan
taarn aan den hemel..." En zU gingen
de grindwegen langs, tusschen de
bloeiende lavendelhagen. In 't helde
re maanlicht kwamen de opschriften
op de voorname, steenen grafzerken
spookachtig naar voren en de Uzeren
kruisen van de armen lagen zwart op
den grond. Nog helderder, nog duidely-
ker klonk uit de nabUe velden het sidde
rende sjilpen van krekels en uit de ver
te het diepe murmelen van de zee.
„Hier!" zeide Chirico en wees op een
eenvoudigen, lagen heuvel, waarop een
ruwe steen herinnerde aan de schip
breuk van de drie slachtoffers van hun
plichit. „Daar ligt ook Sparti!" voegde
hU er aan toe, toen Marastella voor het
graf snikkend op de knieën viel. „Schrei
jy hier maarik ga nog een stukje
verder; niet veelDe maan keek
van den hemel stil op den kleinen doo
denakker aan den heuvelrand. In den
zoelen zomernacht zag hU alleen de twee
zwarte schaduwen op den gelen grind
weg naast de twee graven.
Over het graf van zUn eerste vrouw.
gebogen steunde Don Lisi: „Nunziata,
Nunziata, hoor je my?"
EEN KUNSTKOOPER HERDACHT.
WU hebben vanmiddag de begrafenis
bygewoond van een merkwaardig man,
den op 83-jarigen leefttjd gestorven heer
Tersteeg, die, hoewel reeds lang niet
meer in zaken, en in Baarn gevestigd,
toch als gérant van het huis Goupil in
den Haag een rol gespeeld heeft, toen de
kunst der Haagsche School een sterk
nationale glorie, en de handel daarin een
internationale bezigheid was. Het was
wel eigenaardig, dat zonder eenige voor
afgaande afspraak het geheele gilde der
kunstkoopers, die dien tyd gekend heb
ben. zich naar Den Haag had opge
maakt om by Tersteeg's eenvoudigen
uitvaart aanwezig te zUn. Voor den Ne-
derlandschen Kunstkoopersbond sprak
de voorzitter, de heer Klein, een kort
woord ten afscheid, de heer Niekerk,
Tersteeg's laatste chef en thans in den
zelfden geest een zaak In Den Haag
drijvend was natuurlUk aanwezig, maar
eveneens de thans grUze heer Reekers,
die vóór ruim dertig jaar tot den staf
van den overledene behoorde. Ik spaar u
verdere namen.
Voor de jongeren onder ons en in ons
kunstwereldje, zegt de naam Tersteeg
niet veel misschien. Ik meen zoo de
luidjes van beneden de dertig of daar
omtrent. Maar een twintig jaar geleden
en wel dertig jaar lang daarvóór was er
geen Hollandsch schilder en geen vader-
landsch verzamelaar, die niet wel eens
met H. G. Tersteeg te maken had ge
had of hoopte dat hij met dien man te
maken zou krijgen.
Tersteeg en het is volstrekt geen ge
mis aan eerbied voor diens figuur, als
wU het vervelende: de heer Tersteeg,
hier en in het vervolg van zUn aandui
dende omschrUving ontdoen.... integen
deel, weinige oudere en jongere colle
ga's die ik mocht leeren kennen, waren
zoo zeer „heer" als hU- Tersteeg dan
was een dier weinige kunsthandelaars in
gfooten stijl, zooals het laatste kwart
der negentiende eeuw ze kon opleveren
en waarvan wy" de gelUken thans niet
meer kennen. ZUn evenknieën en
die toch weer zU'n gelUken niet waren,
zijn al eerder heengegaan: Abraham
Preyer stierf kort geleden in ParUs, na
zich al lang uit zaken teruggetrokken
te hebben en Slagmulder, de man, die
de bekende firma Buffa een overzeesche
reputatie verschafte, is alweer eenige
jaren langer geleden gestorven. Met dit
driemanschap is een periode van bloei
van den Nederlandschen kunsthandel
geteekend, zooals wij, in dien vorm niet
wederom beleven zullen.Zeker, d'histolre
se répète.... de historie herhaalt zich,
maar niet immer onder gelUke bUom-
standigheden en bestaans-voorwaarden.
Die bU-omstandigheden waren den men
schen uit dat tUdvak gunstig. Hun ar
beid liep naast en met dien. van de schil
ders der z.g. Haagsche School, die door
hen een afzetgebied vonden in Engeland
en Amerika, terwijl him kunst, die nauw
verband hield met de Fransche roman
tische school van Barbizon, juist in Hol
land weer de verzamelaars ook voor die
Fransche werken toegankelyk maakte.
Zoo vonden de Hollandsche kunstkoo
pers. die leiding gaven, een naar twee
zy'den gerichte bezigheid: export der
Hollandsche, import der Fransche kunst.
En onder de bestaansvoorwaarden was
wel de voornaamste, en uiteraard toen
mogelijke, de harmonie tusschen schil
der en handelaar, het welbegrepen ge
meenschappelijk belang, dat producent
en verkooper aan elkaar bond; bond
waar natuurlUk door hen die er buiten
bleven, gemakkelyk praatjes over ge
maakt en anecdotes over uitgedacht kon
den worden, die waariyk soms niet ge
heel uit den duim gezogen werden,
maar waarvan dan toch het batig slot
was dat het overgroote deel dier Haag
sche schilders, burgerjongens van huis
uit, het tot inkomens van ministers ge
bracht hadden.
In die sfeer, die met den tijd van
vandaag niets, maar ook niets gemeen
heeft, moet men zich Tersteeg's werk
zaamheid voor oogen stellen om hem in
zyn waarde te zien.
Met Jaap Maris, Bosboom, Mauve was
hjj door zakelijke, maar ook door
vriendschapsbanden verbondendoor
zUn positie als leider van het Holland
sche huis der wereldfirma Boussod Vala-
don» (vroeger Goupil) was hU in staat de
mooiste werken der Barbizonners in
Den Haag te laten zien in een tUd dat
die nog in Frankrijk voor het grUpen
waren. Die schoone dagen van Aranjuez
zUn voorbij. Concurrentie van over
wegend belang was er aanvankelijk niet.
De Van Wïsselinghs, vader en zoon speel
den nog geen rol, de andere in Holland
gevestigde kunsthandelaren ageerden in
hoofdzaak met kunst die aan die der
Hagenaars onmiddellijk vooraf ging. De
„zaak van Goupil" was h t, in Den
Haag. Daar kwam tydens de regee
ring van Koning Willem III 's morgens
om negen uur een adjudant in cavalerie-ruwa
officierstenue de straatdeur openwerpen
om naar binnen te brullen, dat „Zyne
Majesteit om half elf kwam kijken".
Dan werden in allerUl eenige loopers
door de vertrekken gelegd en schoot
„GUs" zooals de baas, gemeenzaam
maar in stilte, door het personeel ge
noemd werd, zUn gekleede jas aan.
ZUne Majesteit verscheen punktueel om
half elf; zyn stap dreunde door de
zaaltjes en als Z. M. goed gehumeurd
was. werd een aquarel van Rochussen
of een Detaille of De Neufville aan
gekocht.
DanToopertjes opgenomen, vier
kant-jasje uitgetrokkenging de zaak
weer haar gang. Dat was alles vóór
myn tyd en is mij door ouderen over
gebriefd. Doch reeds toen ik voor het
eerst den heer Tersteeg mocht ont
moeten, was het vierkante jasje gesierd
met de kleurtjes der Oranje-NasSbuorde.
Die hy overigens ruimschoots verdiend
had al was het alleen maar wegens
zijn verdienstelijken arbeid van com-
mercieel-organisatorischen aard ten op
zichte der Hollandsche Teekenmaat-
schappij.
Directe leerlingen heeft Tersteeg als
kunsthandelaar niet gevormd. Wel zün
er. later bekend geworden menschen ln
zün zaak werkzaam geweest Zoo kwam
C. F. L. de Wild, de beroemde eerste
restaurateurs van dien naam der
Haarlemsche Halsen, als jongmensch
op het restaureer-atelier der firma
Goupil.
Als aankomend bediende werkte daar
ook, meer in de prütenuitgevery-af-
deeling, P. C. Eilers, tegenwoordig fir
mant van het huis Wisselingh; Bies-
sing, gedurende vele jaren in den Haag
een bekend kunsthandelaar, begon in
derdaad by Tersteeg zün loop-baan:
hem was n.l. opgedragen verkochte
schilderüen weg te brengen. Altemaal
figuren die in een nog te schrUven ge
schiedenis van den Nederlandschen
kunsthandel zullen moeten figureeren.
Uit een aardige periode van het vak,
toen onder kunsthandel nog uitsluitend
handel in schilderUen en prenten en
geen andere bezigheden verstaan wer
den.
Te midden dier figuren zal Tersteeg
dan een „daaldersplaats", om met één
zyner cliënten, den ouden Van Rand-
wy'k te spreken, krijgen. Een mooi, een
eereplaatsje. De kleine, bewegelijke
man, die, altijd correct gekleed, de
gouden pince-nez tusscherr rechter duim
en wüsvinger zoo genoegelijk uit zün
praktUk vertellen kon, nooit ln zün
handel en wandel voor een commercieel
incorrectheidje te vinden zou zijn ge
weest en die een yzeren geheugen voor
prijzen en data hadhij zal ln zulk
een geschiedenis moeten worden afge
beeld zooals hij er uitzag in zijn meest
actieve jaren; niet zooals ik hem voor
ontmoette:, nog wel steeds met de
enkele jaren nog het laatst te Baarn
levendige, prikkende oogjes maar met
het sterk verouderde dat allerlei ver
drietelijkheden van latere jaren op den
toch zoo zenuw-sterken kleinen man
hadden gestempeld
ï0 Sept. 1927.