LETTEREN EN KUNST.
DE EERSTE MATINéE DER NEDERLANDSCHE
FILMLIGA.
DINSDAG 4 OCT. 1927
VIERDE BLAD
Cavalcanti en drie zijner films,
HET DOEL DER LIGA.
Wij zullen vertoonen wat er in de
Russische-, Fransche-, Duitsche- of
Amerikaansche avant-garde bereikt
wordt
Een »cène uit „En Rade" (Op de Reede).
Waarom een aantal kunstzinnige Ne
derlanders zich vereenigd hebben tot
een filmliga moge blijken uit de onder
staande citaten uit het eerste nummer
van het orgaan der Liga die doel en
idealen der ligaïsten typeeren:
„Wij willen: de reeds begonnen ont
wikkeling van de film tot filmkunst
bevorderen door het organiseeren van
een filmpubliek. Die van de bioscoop
vervreemd zijn, willen wij terug bren
gen tot de film. De eerste stalen van
filmkunst zijn er. Soms ziet gy ze
in de bioscoop. Maar meestal liggen
zij renteloos. Want zij hebben gec-n
publiek. wy zullen ze vertoonen.
Voor U!
Wij zullen vertoonen wat er in de
werkplaatsen der Fransche, Duitsche,
Russische en Amerikaansche avant-
garde, wat en waar ook, geëxperimen
teerd en bereikt wordt. Maar ook zul
len we oude. goede, doch te spoedig
vergeten films herhalen. Op ons pro
gram staan films van: Robert Wiene,
Fritz Lang, Lupu Pick, Paul Leni, Vi
king Eggeling, Hans Richter, onbe
kende Chaplinfilms, Erich von Stro-
heim, René Clair, Abel Gance, Marcel
THcrbier, Jean Epstein, Louis Delluc.
Henry Chomette, Man Ray, Ferdinand
Léger, A. Cavalcanti, Dmitri Kirsanoff,
Victor Sjöström, W. Poedowkin,
Alexander Sanin. Samen met de Film
liga Amsterdam en alle liga's, die in
ons land nog worden opgericht, ver
toonen we ze.
Wy hebben één voordeel: goede
films zyn niet duur, want het groote
publiek waardeert ze toch niet. In
Parys en Beriyn liggen de goede
films renteloos.
Wy zullen ze koopen.
In het seizoen 1927—1928 zullen wij
te Amsterdam geven een 12-tal ma-
tinées op Zaterdagen, waarop wij tel
kens, als première voor Nederland,
zullen vertoonen een groote, nieuwe
film, die op belangstelling van een
werkelijk kunstzinnig publiek recht
heeft. Naar het voorbeeld van de
Studio des Ursulines te Parys, die het
pionierswerk verrichtte, dat thans in
alle groote steden der wereld navol
ging begint te vinden, zullen wij op
deze matinées eveneens reprises bren
gen van oude, goede, maar helaas te
spoedig vergeten films. Asta Nielsen.
Charlie Chaplin. Vooraanstaande
technische adviseurs zullen ons bij
het arrangeeren dezer middagen ter
zijde staan".
Dit zijn werkeiyk schoone plannen!
En niet ongemotiveerde plannen. Want
het is maar al te waar dat er onder 100
films niet veel uitblinkers zijn. Iemand
die iederen Vrijdagavond een program
ma afgedraaid ziet worden kan dit we
ten.
De Amsterdamsche filmliga za.1 het
dus zóó ver kunnen brengen, dat zij,
als de medewerking van een kunstzinnig
publiek duurzaam mag biyken, Amster
dam de premières van een aantal be-
langryke artistieke films kan bezorgen.
En wat de voorstelling van jongstleden
Zaterdagmiddag aangaat, zou men zoo
zeggen, dat de publieke belangstelling
niet gering is. Centraal was zoo goed als
uitverkocht.
Voor één ding zouden wy deze avant-
gardisten, zooals zij zich gaarne noe
men, willen waarschuwen: voor overdry-
ving. Want klink het niet eenigszins be-
lachelyk en ondankbaar tegenover wat
de film tot nu toe al presteerde als
men gaat schrijven by zijn entrée in de
wereld:
„In het monsterhuwelijk van cellu
loid en dollar is het kind de film te
vondeling gelegd. Laten we bij elkaar
komen voor het duistere portiekje, waar
het nog ligt en laten wy het mee op
voeden".
Nee, dat is toch wat t e erg. Laat men
het immense gebouw van de film, on
danks zyn gebreken, nu toch niet met
een „duister portiekje" gaan vergely-
ken!
Dat klinkt van het standpunt der
Liga werkeiyk te verwaand.
Nu lezer, ter zake. Zooals u wellicht
weet, hebben Parys, New-York, Londen
en Brussel haar avantgarde theaters.
Daar wordt geëxperimenteerd met de
resultaten van artistieken en individuee-
len film arbeid. De stichters hebben me
de het doel voor oogen gehad een select
en uit een oogpunt van filmkennis,
op gevoed publiek te vormen, dat
niet zoo maar alles aanvaaidt wat door
Amerikaansche dollarkoningen wordt
gedecreteerd. Nederland dat niet zoo
vast zit aan filmkapitalisme, als bijvoor
beeld Amerika en Duitschland zal uit
den aard van de zaak in die richting
met meer succes kunnen werken dan
de groote naties. De Hollandsche film
liga telt dan ook al zeer vele overtuigde
aanhangers.
Dat het desondanks niet makkelijk is
om tegenover de hedendaagsche filmin
dustrie een héél andere te stellen, en
een véél betere bleek Zaterdagmiddag
wel by de eerste voorstelling van de
Amsterdamsche Liga in het Centraal
Theater. Want de avantgardisten mo
gen nu wel hard schelden op het echt
paar Dollar-Celluloid dat zelfde echt
paar heeft ondanks het kwaad dat het
stichtte toch een gansche filmschool
achter den rug waarin vele grooten der
aarde gelegenheid hadden om hun talen
ten, dienstbaar te maken aan de film.
En dank zy den dollar op een groot-
scheepsche wyze. ('t Is dunkt ons niet
noodig om namen van films, werkeiyk
groote acteurs en actrices te noemen.
De voorbeelden zyn er te over). Zeker,
de film En Rade (Op de Reede) die wij
Zaterdagmiddag hebben gezien is een
superieur document, een juweel van
een film. Maar het fragment uit „Le
train sans yeux" leek ons absoluut on
belangrijk. De burleske „La petite Lily"
was grappig, inderdaad, fijntjes van iro
nie marionette-achtig achter het mas
ker waarmee de film vertoond werd.
Maar of een dergelijk product het ooit
zal dóén voor een critisch publiek be
twijfelen wy zeer.
Maar wy moeten hierby vermelden
dat de menschen der Liga er zelf van
overtuigd zyn dat iedere film die zij
naar Holland halen, geen succes kan
zyn.
Laten wy daarom biyzyndat één film
dezen middag een aanwinst bleek: En
Rade. Zy is van den Franschen regis
seur van Braziliaanschen afkomst, Ca
valcanti, iemand die gelukkig niet on-
begrijpelyk modern is, maar wel zeer
gevoelig voor de spychologie van het
détail Hy \indt dat terecht, gewichtiger
dan de zoogenaamde hoofdzaak en ge
looft dat de kleinigheid den loop der
dingen beheerscht.
Wat dat betreft staat Cavalcanti
dus geheel aan de zyde van de psycho-
analisten dezer eeuw. In „Op de reede"
ontwikkelt deze regisseur langs lijnen
van geleideiykheid, doch in een supe
rieuren stijl, de liefde tusschen twee zeer
arme menschen. Zoon en dochter van
een havenstad. De havenstad is ook het
cadre voor het drama. En de komende
en gaande schepen, de zwoegende
verlangende zeelieden met hun harts
tochten en gevoelige zielen, die zich uiten
in de dagelyksche dingen van het sleur-
leven, gebruikt Cavalcanti om zijn dra
ma uit te beelden. Met expressieve,
groot gefotografeerde koppen en met
natuurbeelden (de haven met de Immen
se schepen) weet hy series van stem
mingen uit te beelden die in haar groo
ten eenvoud, in hooge mate aangrijpend
zyn. Cavalcanti is eerlyk in dit werk.
Hy gebruikt geen enkel middel dat op.
grof effect is berekend, en uit artistiek
oogpunt niet verdedigbaar zou zyn. Ver
der betracht hy zeer consequent, den
grootst mogelyken eenvoud.
In alle nuances is deze film dus
voortreffeiyk en als de Liga meer van
dergelyke werken voor 't Nederlandsch
publiek zal kunnen brengen dan zal
haar streven ruimschoots de moeite
waard zyn. Catharine Hessling, Philip
pe Hériat en andere jonge Franschen
spelen er de hoofdrollen in. Onze foto
toont de jonge hoofdrol voor de zee
manskroeg. Hierbij zij nog opgemerkt,
dat Cavalcanti bij voorkeur zyn films
laat spelen onder de behoeftigen en on
der de door het levenslot in elk opzicht
slecht bedeelden. De foto geeft hiervan
een begrip.
Mr. Cavalcanti hield Zaterdagmiddag!
og een lezing in de Fransche taal,
waarvan in 't Hollandsch een excerpt
werd gegeven. Eén der passages uit die
lezing luidde als volgt:
Onze films zyn nog slechts experi
menten; men disputeert er nog over, in
hoever de film kunst is of industrie. Om
zekerheid te krijgen hebben wy uw steun
noodig. De toekomst van de film opent
zulke wyde perspectieven, haar midde
len zyn zoo ongekend en onbegrensd, dat
l menschelyke verbeeldingskracht
zich daarin geheel kan verplaatsen.
Juist daarom kunt gy er trotsch op zyn,
dat gy thans met die film contact hebt
gezocht.
De heer Cavalcanti werd toegejuicht.
De Nederlandsche Liga wil in den geest
van zijn woorden verder arbeiden. Bin
nenkort wordt de tweede matinee gege
ven. Van deze en volgende voorstellin
gen zal het afhangen of de liga verder
zal kunnen arbeiden. Ook de verdere
uitgave van het orgaan der Liga „Film
liga" zal afhangen van het antwoord
van het kunstzinnig publiek, dat Zater
dagmiddag in Centraal aanwezig was.
Is dit antwoord „Ja" dan zal men
voortgaan, is het een weifelend gebaar
of „Neen" dan zal de uitgave onmiddel
lijk gestaakt worden.
Voorzoover wij er thans over kunnen
oordeelen is het wel van beteekenis dat
de Liga steun ondervindt. Haar werk is
te interessant dan dat men het zou wil
len missen.
F. A.
(Uit „Filmliga"),
MUZIEK.
IIEEMSTEEDSCHE KUNSTKRING.
HAAGSCH STRIJKKWARTET.
De Heemsteedsche Kunstkring open
de gisteren de rij zyner uitvoeringen met
een kwartetavond in het gebouw van
den Protestantenbond aldaar. De heeren
Sam Swaap, Adolphe Poth, Jean Devert
en Charles van Isterdael, die het Haag-
sche Strykkwartet vormen, waren ieder
voor zich ons reeds lang als uitstekende
instrumentalisten bekend; geen wonder
dus dat het ensemble van het viertal de
goede eigenschappen der samenstellende
leden vertoont. Welluidende toon, aan
mooie instrumenten ontlokt, virtuositeit,
temperament het is alles aanwezig. Dat
het samenspel op enkele kritieke plek
ken nog wel eens niet de absolute een
heid doet hooren, die enkele beroemde
kwartetgezelschappen bezitten, mogen
den Haagschen heeren, die allen in
het Residentie-orkest een belangrijke
plaats bekleeden en een drukken werk
kring vinden, niet kwalijk nemen.
Zoo was de kennismaking- met dit
kwartet zeer aangenaam, doch De had
gaarne een programma gehoord dat min
der vaak gespeelde werken had gebracht
dan Schumann's op. 41 no. 3 en Debus
sy's op. 10. We hebben deze beide wer
ken in de laatste jaren zóó uit en daar
van allerlei kwartetgezelschappen
gehoord, dat ze wél geschikte toetestee-
nen voor de bekwaamheden der voor
dragenden geworden zijn maar geen
nieuwe indrukken meer kunnen wek
ken. Het kwartet van Schumann is in
't Jaar 1842. twee jaar na zijn huwelyk
met Clara Wieck geschreven, als laatste
vah het drietal dat hij schiep. Het
draagt de kenmerken van een gelukki
gen gemoedstoestand, slechts bijwylen,
zooals in 't Scherzo, verontrust en neemt
soms werkelijk, als in het Cis-maj. ge
deelte in het eerste hoofddeel, een dich-
terlyke vlucht naar oorden die trillen
van licht en gelukzaligheid. Maar het
vermoeit door de vele herhalingen van
eenzelfde rhythme of thema; zoo turf
den we van het opdringerige syncopi
sche hoofdthema der finale- acht blok
jes 1. zegge 41 herhallingen! En ook
in de amoureuze stemming van het eer
ste hoofddeel komt het „Küss' mich" dat
de kwintenval, (analoog met dien in
Beethoven's klaviersonate op. 31 no. 3.)
suggereert, zóó vaak terug; dat een bui
tenstaander neiging gevoelt, het geluk
kige jonge paar niet verder door zyn
aanwezigheid te storen. In het Scherzo
is daarentegen de hardnekkige syncopee
ring van het- hoofdmotief wat hinderlijk,
terwijl het Adagio naast zeurende pe
riodes brokjes bevat van een schoon
heid. die aan Beethoven's laatste kwar
tetten doet denken, en zonder deze
ook niet ontstaan zou zyn.
Debussy's kwartet is grootendeels mt
één enkel thema ontwikkeld, met groote
harmonische kunst en klankfantasie,
doch het thema zelf is weinig zeggend
en in zijn chromatiek weinig welluidend
en zoo interesseert my in dit opus steeds
meer de wijze van bewerking dan de
gedachten en stemming. Alleen het
Adagio is als een heerlyk visioen, dat
ons even in de door de maan beschenen
Bergamasker alpen verplaatst, al zingt
de componist hier een ander lied.
Tusschen deze beide werken in brach
ten de Hagenaars Brahms kwartet op.
51 no. 1 ten gehoore, dat ook het Hol
landsche Strijkkwartet hier eens voor
droeg, een belangrijk werk van echt
mannelijke kracht; een werk waarin ro
mantische stemmingen zich paren aan
een meesterlijke kunst van bewerking.
Een paar honderd toehoorders waren
aanwezig op dezen avond, die door den
voorzitter van den Heemsteedschen
Kunstkring geopend werd met eenige
toepasselyke woorden, waarin hy de ge
zonde vitaliteit van Heemstede prees,
dat na zyn verschillende historische ver
deelingen, verminkingen en amputaties
er steeds weer boven op was gekomen.
Spreker noemde eenige jaartallen; dat
der laatste amputatie noemde hij even
min als de door Heemstede gevraagde
schadeloosstelling, doch dit ligt alles nog
versch in het geheugen. Reden van bc
staan en levensvatbaarheid schynt in
elk geval de Heemsteedsche Kunstkring
wel te bezitten. Hy moge zich dan
bloeiend ontwikkelen.
KAREL DE JONG.
HERMAN^GORTER.
ZIJN NAGELATEN WERK.
De heer C. A. J. van Dishoeck deelt
mede, dat Mejuffouw J. Clinge Doorcn-
bos hem gemachtigd heeft bekend te
maken, dat Herman Gorter haar de zorg
voor zyn literaire nalatenschap heef',
toevertrouwd.
Wanneer de ongeveer acht bundels,
het werk van de jaren 1910 tot 1927, zul
len verschijnen, staat nog niet vast.
HET TOONEEL.
TE AMSTERDAM.
NIEUW NEDERLANDSCH
TOONEEL.
„BOEVEN EN BURGERS".
Wanneer niet alle teckenen bedrie»
gen, dan heeft de heer A. Defrcsne,
die verleden jaar met zijn bewerking
van „De Opstandigen" het Nieuw Nc»
derlandsch Tooneel aan een „Schlager"
hielp, ook dit jaar Saalborn en de zij#
ncn aan den „trekker" van het seizoen
geholpen. Althans, toen wij Zaterdag
de negende opvoering van Boeven
en Burgers te Amsterdam bij'
woonden, was de zaal van het Paleis
voor Volksvlijt tot de laatste plaats
toe uitverkocht en bracht het enthou»
siastc publiek den spelers aan het slot
staande een zeer warme ovatie. Voor»
teekenen dus voor een lange en succes»
volle serie. En een bewijs ook, dat het
publick van tegenwoordig nog onge»
veer denzelfden smaak heeft als in den
tijd van Justus van Maurik- Want dit
volksstuk staat zoowel in zijn overge»
voeligheid als in zijn humor dichter bij
een Van Maurik dan bij een Heijer»
mans.
Het tooneelstuk Boeven en Burgers"
heeft zoo schrijft Fra f is Pau»
wels in zijn voorwoord van het pro»
gramma dezelfde tendenz als het
door velen gelezen boek van dezen
auteur. Het is een pleidooi tegen de
celstraf. Pauwels is niet de eerste, die
het tooneel te hulp roept in zijnzeer
zeker sympathie afdwingenden
strijd tegen de cel. Galsworthy deed
hetzelfde in zijn eenige jaren geleden
door de Rotterdammers gespeelde
„Justice" en Herman Smits waagde in
zijn „Oordeelt niet!" eveneens een
eerlijk bedoelde gelijke poging. Beide
stukken hebben helaas weinig gehol»
pen de menschen van het demorali»
scerende der celstraf te overtuigen,
Heijermans bereikte met een klein
navrant tooneel in zijn dramatische
schets Feest meer dan beide ge»
noemde schrijvers te zamen.
En eerlijk gezegd ook dan Pau»
wels en Dcfresne met hun tooneelstuk
Boeven en Burgers. En Heijermans
had daarvoor niet eens ais al die
andere schrijvers noodig om „ons
de cel voor oogen te stellen". Hij toon»
de ons het deerniswekkend resultaat
van de celstraf bij een gevangene en
achter dien ouden, versuften stakkerd
zagen wij het verschrikkelijke en
menschonteerende van heel het sys»
teem. Dit enkele tooneel was een
feller, dieper treffende aanklacht dan
de 23 tafereelen, welke Defresne en
Pauwels voor hun bewijsvoering noo»
dig hadden.
Het verschrikkelijke van de celstraf
wordt ons in de drie tafereelen. welke
in de cel spelen, allerminst voor oogen
gesteld. Want waarin ligt het neer»
drukkende en demoraliseerende van
deze straf? In het absoluut alleen zijn
en in den langen duur. En nu is het
opmerkelijk, dat wij Anna Terborgh,
de vrouwelijke hoofdpersoon, aan
wie de demoraliseerende wer*
king der celstraf moet wor»
den gedemonstreerd, in de cel
nooit alleen zien, maar steeds in gezel,
schap van den man, dien zij lief heeft.
Dc oogenblikken van het samenzijn
met den advocaat zijn feitelijk de
hoogtepunten van haar leven, en die
hoogtepunten beleeft zij in de cel! Van
wat daar tusschen ligt de uren van
het langzaam sloopend alleen zijn
hooren wij alleen, maar wij zien het
niet. En wij worden er allerminst van
overtuigd, dat het juist de gevolgen
van dc celstraf zijn, die Anna Ter
borgh hoe langer hoe meer naar om»
laag trekken. De schrijvers zeggen dit
wel, maar wat wij zién, is eer het te»
gendeek Want in de cel leert zij de
groote, veredelende liefde kennen en
het is enkel door de willekeur van de
auteurs, dat Anna Terborgh telkens
wanneer zij uit de cel ontslagen wordt,
niet aan die roepstem der liefde ge»
hoor geeft. En van den slechten in»
vloed der celstraf op de andere boe»
ven, die wij in de verschillende tafe»
reclen in actie zien, merken wij ook
al heel weinig! Alleen in het tafereel
onder de brug, waar een versufte ont»
slagen gevangene een type als num»
mer 7 uit Heijermans' Feest zich
verdrinkt, komt er iets van de nood»
lottige gevolgen der celstraf tot ons.
Als tendenz»stuk lijkt ons Boeven
cn Burgers dan ook allerminst ge»
slaagd. De tendenz van het toonvel»
stuk culmineert zooals Fra t is
Pauwels zelf in het programma schrijft
in het hartstochtelijk pleidooi
den advocaat voor de rechtbank, ah
hij de verzen van Pauwels tegen dc
celstraf citeert. Dat is dus.... in w o o r»
den! Zij hebben het succes van alle
met vuur en hartstocht gesproken
woorden op het tooneel, zij lokken een
warm en lang applaus uit bij het pu»
bliek. Maar het blijven klaterende
woorden. Bewijzen doen ze niets en
ontroeren nog minder en dat laatste
is toch de taak van het tooneel. Een
oogenblik van waarachtige ontroering,
cn de schrijvers hadden den strijd te»
gen de celstraf meer gediend dan met
de meest hartstochtelijke pleitrede van
ccn advocaat.
Toch „doet" dit stuk van Defresne
cn Pauwels het ongetwijfeld op het
tooneel, maar het is om andere rede»
nen dan om de tendenz. Het is door
dc vele levendige en voortreffelijk gc»
speelde Amsterdamsche volkstoonecl»
tjes en dc zware meIo»dramatiek
waarvoor een groot deel van het pu;
bliek nog altijd uiterst gevoelig blijkt
tc zijn.
Dcfresne heeft om verschillende
schetsen uit Pauwels* Boeven en Bur-
gers aan elkaar te rijgen een liefdes»
geschiedenis van den advocaat Van
Acnistcl er door heen geweven. Het
stuk begint hoe vreemd het ook
moge lijken bij het eind. Mr. Aris»
tide van Acmstel moet als oud advo»
caat pro deo pleiten voor een bedela»
res, in wie hij de vrouw herkent, die
bijna heel zijn leven heeft beheerscht,
De ontroering grijpt hem zoodanig
aan, dat de zitting voor een dag ge;
schorst moet worden en wanneer hij
met den president van de rechtbank
alleen in zijn kamer is, vertelt hij hem,
hoe deze vrouw ook vroeger twee» nitieve graf van den dichter, op 9 dezer
maal zijn cliënte was en hoe zijn leven zullen bijwonen.
met het hare verweven is- Dat verhaal
nu wordt telkens „geïllustreerd" door
de verschillende tafereelen uit het le»
ven van Van Aemstel en Anna Ter»
borgh, tafereelen, die grootendeels
ontleend zijn uit de schetsen Boeven
en Burgers van Pauwels. Dat deze alle
direct verband houden met het lief»
desdrama van Aristide zal niemand
wol durven beweren. Sommige taferee*
len hangen er zelfs gevaarlijk -los aan,
en het geheel doet meer aan een los
getimmerte van een film dan aan een
stevig gebouwd tooneelstuk denken.
Maar het is die afwisseling, weAke het
publiek blijkbaar pakt. En laten wij er
dadelijk bijzeggen, dat die losse bui,
ten het eigenlijke stuk staande tafe»
reelcn, zooals het bezoek van Nehe»
mia Baro, den gooohemen zaakwaar»
nemer bij Van Aemstel, de voorberei»
ding van den juweelen»diefstal, de
bruiloft van den Koning van de Zee»
dijk en bet toonecltje onder de brug
juist de meest kleurrijke en dank»
baarste zijn van het stuk, al zijn ze
dan ook dikwijls van het genre der
„Jantjes", Het bijwerk wint het verre
van het melo»dramatische hoofdwerk,
dat in zijn sentimentaliteit sterk aan
Justus van Maurik herinnert.
Men moge zich over die voorliefde
voor zulke dikke" effecten bij twee
jonge auteurs verwonderen, zeker is
het. dat Defresne die door Pauwels
blijkbaar zonder ironie „beroeps»
tooneelauteur" wordt genoemd den
smaak van het publiek kent- Want af»
wisselende film trekt meer dan fijn»
afgestemd tooneeL En men moet er»
kennen, dat hij de regie cn de spelers
met zijn stuk een prachtige kans heeft
gegeven.
Van die kans hebben Saalborn en
de zijnen ten volle geprofiteerd. Qua
regie en spel behoort de vertooning van
Boeven en Burgers, tot het beste, dat
wij in den laatsten tijd op ons tooneel
hebben gezien. En dat verklaart voor
een groot deel oolc het ongewone suc»
ces van dit stuk. In hét weergeven van
het Hollandsch onverbloemd realis»
tische in zijn komische drastiek too»
nen onze acteurs zich altijd op hun
best. Wat acteurs als Van Praag
zeer geestig in zijn uitbeelding van
Nehemia Baro, den Joodschen zaak»
waarnemer. Kreeft kostelijk en fijn
als Dickie Sluim, Tourniaire in zijn
twee rollen van Piet de Metselaar en
Jap Kolkmeier, den koning van de
Zeedijk geven is sappige, echt Hol»
landsche tooneelspeelkunst. En waar»
lijk subliem is Marie MeunierNagte-
gaal in het kleine rolletje van het
„meisje" van Jan Kolkmeier. Het klei»
ne tooneeltje, waarin zij optrad, werd
door het zuivere en warm-menscheiyke
van haar spel tot een der hoogtepun»
ten van den avond.
En dan was er Magda Janssens, die
met de rol van Anna Terborgh weer
bij haar oude kameraden terugkeerde
en haar groote waarde voor dit al»
tijd nog stevige, op elkaar ingespeelde
ensemble weer overtuigend be»
wees. Zij speelde de rol met dat war»
me accent, dat wij van haar kennen.
Prachtig was zij reeds dadelijk in het
verhaal van haar misdrijf aan Van
Aemstel. dat zij voortdurend heel zui»
ver in toon zei. En ook verder gaf zij
zoowel in haar dictie als in haar
plastiek Steeds superieur aan deze
rol het warme en gevoelige van haar
temperament. Het lag werkelijk niet
aan haar, dat Anna Terborgh mij pcr=
soonlijk geen moment van waarachtige
ontroering heeft geschonken,
Saalborn, die Mr. van Aemstel tech»
nisch knap speelde eigenlijk zou»
den wij moeten zeggen „jongejande",
want hij moest den ouden Van Aem»
stel telkens a la minute in den jonge
omtooveren heeft als regisseur zich
zelf in het ensceneeren van deze 23
tafreelen overtroffen. Het spel behoef,
de bijna nooit onderbroken te wor»
den, doordat men het tooneel in vak»
ken had verdeeld, waarvan telkens
het bespeelde vak het volle licht ont»
ving, terwijl de andere in het donker
bleven, een voor onze gezelschappen
geheel nieuwe methode, die wij in Ne»
derland enkel kenden van de voorstel»
Üngen van Les Ratés door Pitoëff ee»
nige jaren geleden te Amsterdam ge»
geven en welke voor het eerst bij de
vermaarde opvoeringen van „Kapel,
meister Kreisler" te Berlijn in praktijk
was gebracht.
Ook in het samenspel en het rhyth»
me voortreffelijk bijvoorbeeld de
bruiloft op den Zeedijk bleek de
hand van den zeer kundigen uit de
school van Royaards voortgekomen
regisseur. Al deze eigenschappen werkj
ten mede tot het door mij reeds ge
constateerde zeer groot succes-
Nu het Nieuw Nederlandsch Too»
necl voorloopig niet te Haarlem komt
spelen, meende ik de aandacht van
mijn lezers op deze alleszins merk.
waardige vertooning van Boeven er
Burgers te Amsterdam te moeten ves»
tigen.
J. B. SCHUTL.
DR. WILLEM ROYAARDS.
AAN DE BETERENDE HAND.
HEIJERMANS GEDENK-
TEEKEN.
IN HET VONDELPARK.
Naar de N. R. Crt. verneemt heeft
het bestuur van het Vondelpark te Am
sterdam zich vereenigd met het plan
van de hiertoe gevormde commissie om
het gedenkteeken ter nagedachtenis van
Herman Heijermans in dat park
plaatsen. Ook over de plaats is overeen
stemming verkregen.
EERT DE GROOTE
MANNEN.
EMILE VERHAEREN.
De overbrengng van het stoffelyk
overschot van Emile Verhaeren van de
begraafplaats te Wulveringen in West-
Vlaanderen naar het monumentale graf
op den oever der Schelde te Sint-
Amands zal naar men uit Brussel meldt,
7 dezer geschieden. Koning Albert
koningin Elisabeth hebben aan het Ver-
hneren-comitê bericht, dat zy de plech
tige inwyding van het nieuwe en defi-
Dr. Willem Royaards is uit Noord-
wykerhout, waar hy in een rusthuis
verpleegd werd, weer naar Amsterdam
vertrokken.
Hij had het rusthuis in Noordwyker-
hout moeten opzoeken, omdat een ern
stige ziekte hem tijdens de zomer-
vaoantie overvallen had. Dr. Royaards
voelde zich nu in zooverre hersteld, dat
hij het rusthuis verlaten kon, om naar
zyn eigen waning in Amsterdam te
ian.
Duizenden bewonderaars zullen hem
zeker van harte beterschap wenschen.
HET AMSTERDAMSCH
TOONEEL.
RECLAME.
,,Je eet nooit eendeneieren- he?"
„Nee!"
„En wel kippeneieren?"
,,Ja!'
..Waarom eet je kippeneieren en geen
eendeneieren?"
„Omdat n eend, als ze 'n ei gelegd
heeft, zoo stom is om d'r snater te
houden en 'n kip dadelijk met d'r
kukeleku aan het menschdom verkon»
digt. dat ze weer 'n ei geproduceerd
heeft. Het is de reclame, anders niks!"
Dat is één van de bewijsgronden,
waarmee Ambrose Peale aan Rodney
Martin de groote macht der reclame
bewijst En als die gelanceerd wordt
door iemand als Lou Chrispijn, dan
davert de zaal van lachen.
Het is wel jammer, dat er nor de
voorstellingen van Reclame niet wat
meer belangstelling was te Haarlem!
Het blijft altijd één der vermakelijk»
ste blijspelen, die uit Amerika werden
geïmporteerd en met Chrispijn als
hoofdrol en =>regisseur wist men van te
voren, dat de vertooning goed zou
zijn!
Welk 'n voortreffelijk komisch spe»
Ier is toch Chrispijn! Zie hem daar zit»
ten bij de deur in angst en beven, de
knieën opgetrokken, de voetjes met
de teenen op den grond! 'n Houding,
die kostelijk is! En hoor. hoe hij elk
gezegde lanceert, nooit dik op, altijd
fijntjes en steeds raak. Chrispijn be»
hoort tot die komieken, die als
zij goed op dreef zijn geen vinger
verroeren, zonder dat de zaal in lachen
uitschiet!
En wat zouden de dilettanten van
zulk een voorstelling onder regie van
Chrispijn kunnen leerenl Zij zouden
eenig begrip krijgen van wat tempo
bet aanzetten van tempo vooral
voor zoo'n blijspel waard is.
Chrispijn vond in Philip de Vries,
die Rodney de oude rol van Con»
stant van Kerckhoven voor zijn re»
kening had, een vlot tegenspeler. De
Vries gaf levendig, opgewekt spél en
vormde met Chrispijn een geestig duo.
Annie Follender was 'n lieve, be»
schaafde Mary Grayson, al bleef haar
spel nu en dan wat schraaltjes naast
dat van Chrispijn en Philip de Vries.
Coen Hissink is zoo zeer romanti»
cus, dat men hem zelfs in de rol van
een Amerikaansch blijspelletje omhan»
gen met een Romeinschen mantel
denkt. Het is voor iemand als Hissink
moeilijk den lichten blijspeltoon van een
Chrispijn te benaderen, maar interes»
sant speler blijft hij altijd. Mevrouw
Caroline van Dommelen verving me»
vrouw Gilhuys in de rol van de gravin
de Beaurien. Ik denk mij de rol leven»
diger en drukker, waarmee ik aller»
minst wil zeggen, dat zij niet goed ge»
speeld werd-
Om Ellery Clark van Folkert Kra»
mer heeft het publiek geschaterd, zoo»
als trouwens om het heele stuk. Een
vlotte, beschaafde voorstelling dus van
een aardig Amerikaansch blijspel, d'e
een volle zaal had verdiend.
J. B. SCHUIL.
VOORDRACHTAVOND VAN
MEVROUW C. E. DE VOGEL.
Ten bate van de „Vereeniging tot be
vordering v^n het Onderv s en Kin
derverzorging en opvoeding K. en O.
aideeling Kaailem en Omstreken"
ik meen dat ik niets vergeten heb
heeft mevrouw Kitty de Vogel gisteren
in den Schouwburg aan der. Jansweg
een voordrac! .nd gegeven, waarmee
zij mevrouw Vr-" der Mu 'en mocht
dit aan het slot met recht zeggen
niet alleen de vereeniging maar ook
de vele a- .wezigen tc.. zeei. e ji zich
heeft verplicht. Het was een wel zeer
zware opdracht, geheel sn enkel
met begeleiding van vleugel een
avond met het zingen - an oude volkslie
deren te vullen en v vreesden in het
begin dan cx even, '-t mevrouw de
Vogel - haar krachten overschat had.
Maar aan 't einde van den avond zeiden
wy 'len: „Jammer, dat het gedaan
is!". Een bewijs, dat m< vouw de Vogel
het pleit in alle opzichten gewonnen
had.
Mevrouw de Vogel lijkt my een leer
linge van Yvette Guilbei' Misschien
niet direct maar dan t ~h indirect. Zij
moet de beroemde Fran sob diseuse
dikwyls hebben gezien en een —oote
bewonderaarster van haar ziin. Dit was
in haar voordracht van oud-Fransche
volksliederen duidelijk te merken.
Vooral bij „Uimone et son curé", waar
in sommige accenten prec:' gelijk' waren
als van Yvette Guilbe viel dit op!
Hiermee doel Ik mevrouw de Vogel
ien welgemeend com "neut tc maken!