LETTEREN EN KUNST. DE EERSTE MATINéE DER NEDERLANDSCHE FILMLIGA. DINSDAG 4 OCT. 1927 VIERDE BLAD Cavalcanti en drie zijner films, HET DOEL DER LIGA. Wij zullen vertoonen wat er in de Russische-, Fransche-, Duitsche- of Amerikaansche avant-garde bereikt wordt Een »cène uit „En Rade" (Op de Reede). Waarom een aantal kunstzinnige Ne derlanders zich vereenigd hebben tot een filmliga moge blijken uit de onder staande citaten uit het eerste nummer van het orgaan der Liga die doel en idealen der ligaïsten typeeren: „Wij willen: de reeds begonnen ont wikkeling van de film tot filmkunst bevorderen door het organiseeren van een filmpubliek. Die van de bioscoop vervreemd zijn, willen wij terug bren gen tot de film. De eerste stalen van filmkunst zijn er. Soms ziet gy ze in de bioscoop. Maar meestal liggen zij renteloos. Want zij hebben gec-n publiek. wy zullen ze vertoonen. Voor U! Wij zullen vertoonen wat er in de werkplaatsen der Fransche, Duitsche, Russische en Amerikaansche avant- garde, wat en waar ook, geëxperimen teerd en bereikt wordt. Maar ook zul len we oude. goede, doch te spoedig vergeten films herhalen. Op ons pro gram staan films van: Robert Wiene, Fritz Lang, Lupu Pick, Paul Leni, Vi king Eggeling, Hans Richter, onbe kende Chaplinfilms, Erich von Stro- heim, René Clair, Abel Gance, Marcel THcrbier, Jean Epstein, Louis Delluc. Henry Chomette, Man Ray, Ferdinand Léger, A. Cavalcanti, Dmitri Kirsanoff, Victor Sjöström, W. Poedowkin, Alexander Sanin. Samen met de Film liga Amsterdam en alle liga's, die in ons land nog worden opgericht, ver toonen we ze. Wy hebben één voordeel: goede films zyn niet duur, want het groote publiek waardeert ze toch niet. In Parys en Beriyn liggen de goede films renteloos. Wy zullen ze koopen. In het seizoen 1927—1928 zullen wij te Amsterdam geven een 12-tal ma- tinées op Zaterdagen, waarop wij tel kens, als première voor Nederland, zullen vertoonen een groote, nieuwe film, die op belangstelling van een werkelijk kunstzinnig publiek recht heeft. Naar het voorbeeld van de Studio des Ursulines te Parys, die het pionierswerk verrichtte, dat thans in alle groote steden der wereld navol ging begint te vinden, zullen wij op deze matinées eveneens reprises bren gen van oude, goede, maar helaas te spoedig vergeten films. Asta Nielsen. Charlie Chaplin. Vooraanstaande technische adviseurs zullen ons bij het arrangeeren dezer middagen ter zijde staan". Dit zijn werkeiyk schoone plannen! En niet ongemotiveerde plannen. Want het is maar al te waar dat er onder 100 films niet veel uitblinkers zijn. Iemand die iederen Vrijdagavond een program ma afgedraaid ziet worden kan dit we ten. De Amsterdamsche filmliga za.1 het dus zóó ver kunnen brengen, dat zij, als de medewerking van een kunstzinnig publiek duurzaam mag biyken, Amster dam de premières van een aantal be- langryke artistieke films kan bezorgen. En wat de voorstelling van jongstleden Zaterdagmiddag aangaat, zou men zoo zeggen, dat de publieke belangstelling niet gering is. Centraal was zoo goed als uitverkocht. Voor één ding zouden wy deze avant- gardisten, zooals zij zich gaarne noe men, willen waarschuwen: voor overdry- ving. Want klink het niet eenigszins be- lachelyk en ondankbaar tegenover wat de film tot nu toe al presteerde als men gaat schrijven by zijn entrée in de wereld: „In het monsterhuwelijk van cellu loid en dollar is het kind de film te vondeling gelegd. Laten we bij elkaar komen voor het duistere portiekje, waar het nog ligt en laten wy het mee op voeden". Nee, dat is toch wat t e erg. Laat men het immense gebouw van de film, on danks zyn gebreken, nu toch niet met een „duister portiekje" gaan vergely- ken! Dat klinkt van het standpunt der Liga werkeiyk te verwaand. Nu lezer, ter zake. Zooals u wellicht weet, hebben Parys, New-York, Londen en Brussel haar avantgarde theaters. Daar wordt geëxperimenteerd met de resultaten van artistieken en individuee- len film arbeid. De stichters hebben me de het doel voor oogen gehad een select en uit een oogpunt van filmkennis, op gevoed publiek te vormen, dat niet zoo maar alles aanvaaidt wat door Amerikaansche dollarkoningen wordt gedecreteerd. Nederland dat niet zoo vast zit aan filmkapitalisme, als bijvoor beeld Amerika en Duitschland zal uit den aard van de zaak in die richting met meer succes kunnen werken dan de groote naties. De Hollandsche film liga telt dan ook al zeer vele overtuigde aanhangers. Dat het desondanks niet makkelijk is om tegenover de hedendaagsche filmin dustrie een héél andere te stellen, en een véél betere bleek Zaterdagmiddag wel by de eerste voorstelling van de Amsterdamsche Liga in het Centraal Theater. Want de avantgardisten mo gen nu wel hard schelden op het echt paar Dollar-Celluloid dat zelfde echt paar heeft ondanks het kwaad dat het stichtte toch een gansche filmschool achter den rug waarin vele grooten der aarde gelegenheid hadden om hun talen ten, dienstbaar te maken aan de film. En dank zy den dollar op een groot- scheepsche wyze. ('t Is dunkt ons niet noodig om namen van films, werkeiyk groote acteurs en actrices te noemen. De voorbeelden zyn er te over). Zeker, de film En Rade (Op de Reede) die wij Zaterdagmiddag hebben gezien is een superieur document, een juweel van een film. Maar het fragment uit „Le train sans yeux" leek ons absoluut on belangrijk. De burleske „La petite Lily" was grappig, inderdaad, fijntjes van iro nie marionette-achtig achter het mas ker waarmee de film vertoond werd. Maar of een dergelijk product het ooit zal dóén voor een critisch publiek be twijfelen wy zeer. Maar wy moeten hierby vermelden dat de menschen der Liga er zelf van overtuigd zyn dat iedere film die zij naar Holland halen, geen succes kan zyn. Laten wy daarom biyzyndat één film dezen middag een aanwinst bleek: En Rade. Zy is van den Franschen regis seur van Braziliaanschen afkomst, Ca valcanti, iemand die gelukkig niet on- begrijpelyk modern is, maar wel zeer gevoelig voor de spychologie van het détail Hy \indt dat terecht, gewichtiger dan de zoogenaamde hoofdzaak en ge looft dat de kleinigheid den loop der dingen beheerscht. Wat dat betreft staat Cavalcanti dus geheel aan de zyde van de psycho- analisten dezer eeuw. In „Op de reede" ontwikkelt deze regisseur langs lijnen van geleideiykheid, doch in een supe rieuren stijl, de liefde tusschen twee zeer arme menschen. Zoon en dochter van een havenstad. De havenstad is ook het cadre voor het drama. En de komende en gaande schepen, de zwoegende verlangende zeelieden met hun harts tochten en gevoelige zielen, die zich uiten in de dagelyksche dingen van het sleur- leven, gebruikt Cavalcanti om zijn dra ma uit te beelden. Met expressieve, groot gefotografeerde koppen en met natuurbeelden (de haven met de Immen se schepen) weet hy series van stem mingen uit te beelden die in haar groo ten eenvoud, in hooge mate aangrijpend zyn. Cavalcanti is eerlyk in dit werk. Hy gebruikt geen enkel middel dat op. grof effect is berekend, en uit artistiek oogpunt niet verdedigbaar zou zyn. Ver der betracht hy zeer consequent, den grootst mogelyken eenvoud. In alle nuances is deze film dus voortreffeiyk en als de Liga meer van dergelyke werken voor 't Nederlandsch publiek zal kunnen brengen dan zal haar streven ruimschoots de moeite waard zyn. Catharine Hessling, Philip pe Hériat en andere jonge Franschen spelen er de hoofdrollen in. Onze foto toont de jonge hoofdrol voor de zee manskroeg. Hierbij zij nog opgemerkt, dat Cavalcanti bij voorkeur zyn films laat spelen onder de behoeftigen en on der de door het levenslot in elk opzicht slecht bedeelden. De foto geeft hiervan een begrip. Mr. Cavalcanti hield Zaterdagmiddag! og een lezing in de Fransche taal, waarvan in 't Hollandsch een excerpt werd gegeven. Eén der passages uit die lezing luidde als volgt: Onze films zyn nog slechts experi menten; men disputeert er nog over, in hoever de film kunst is of industrie. Om zekerheid te krijgen hebben wy uw steun noodig. De toekomst van de film opent zulke wyde perspectieven, haar midde len zyn zoo ongekend en onbegrensd, dat l menschelyke verbeeldingskracht zich daarin geheel kan verplaatsen. Juist daarom kunt gy er trotsch op zyn, dat gy thans met die film contact hebt gezocht. De heer Cavalcanti werd toegejuicht. De Nederlandsche Liga wil in den geest van zijn woorden verder arbeiden. Bin nenkort wordt de tweede matinee gege ven. Van deze en volgende voorstellin gen zal het afhangen of de liga verder zal kunnen arbeiden. Ook de verdere uitgave van het orgaan der Liga „Film liga" zal afhangen van het antwoord van het kunstzinnig publiek, dat Zater dagmiddag in Centraal aanwezig was. Is dit antwoord „Ja" dan zal men voortgaan, is het een weifelend gebaar of „Neen" dan zal de uitgave onmiddel lijk gestaakt worden. Voorzoover wij er thans over kunnen oordeelen is het wel van beteekenis dat de Liga steun ondervindt. Haar werk is te interessant dan dat men het zou wil len missen. F. A. (Uit „Filmliga"), MUZIEK. IIEEMSTEEDSCHE KUNSTKRING. HAAGSCH STRIJKKWARTET. De Heemsteedsche Kunstkring open de gisteren de rij zyner uitvoeringen met een kwartetavond in het gebouw van den Protestantenbond aldaar. De heeren Sam Swaap, Adolphe Poth, Jean Devert en Charles van Isterdael, die het Haag- sche Strykkwartet vormen, waren ieder voor zich ons reeds lang als uitstekende instrumentalisten bekend; geen wonder dus dat het ensemble van het viertal de goede eigenschappen der samenstellende leden vertoont. Welluidende toon, aan mooie instrumenten ontlokt, virtuositeit, temperament het is alles aanwezig. Dat het samenspel op enkele kritieke plek ken nog wel eens niet de absolute een heid doet hooren, die enkele beroemde kwartetgezelschappen bezitten, mogen den Haagschen heeren, die allen in het Residentie-orkest een belangrijke plaats bekleeden en een drukken werk kring vinden, niet kwalijk nemen. Zoo was de kennismaking- met dit kwartet zeer aangenaam, doch De had gaarne een programma gehoord dat min der vaak gespeelde werken had gebracht dan Schumann's op. 41 no. 3 en Debus sy's op. 10. We hebben deze beide wer ken in de laatste jaren zóó uit en daar van allerlei kwartetgezelschappen gehoord, dat ze wél geschikte toetestee- nen voor de bekwaamheden der voor dragenden geworden zijn maar geen nieuwe indrukken meer kunnen wek ken. Het kwartet van Schumann is in 't Jaar 1842. twee jaar na zijn huwelyk met Clara Wieck geschreven, als laatste vah het drietal dat hij schiep. Het draagt de kenmerken van een gelukki gen gemoedstoestand, slechts bijwylen, zooals in 't Scherzo, verontrust en neemt soms werkelijk, als in het Cis-maj. ge deelte in het eerste hoofddeel, een dich- terlyke vlucht naar oorden die trillen van licht en gelukzaligheid. Maar het vermoeit door de vele herhalingen van eenzelfde rhythme of thema; zoo turf den we van het opdringerige syncopi sche hoofdthema der finale- acht blok jes 1. zegge 41 herhallingen! En ook in de amoureuze stemming van het eer ste hoofddeel komt het „Küss' mich" dat de kwintenval, (analoog met dien in Beethoven's klaviersonate op. 31 no. 3.) suggereert, zóó vaak terug; dat een bui tenstaander neiging gevoelt, het geluk kige jonge paar niet verder door zyn aanwezigheid te storen. In het Scherzo is daarentegen de hardnekkige syncopee ring van het- hoofdmotief wat hinderlijk, terwijl het Adagio naast zeurende pe riodes brokjes bevat van een schoon heid. die aan Beethoven's laatste kwar tetten doet denken, en zonder deze ook niet ontstaan zou zyn. Debussy's kwartet is grootendeels mt één enkel thema ontwikkeld, met groote harmonische kunst en klankfantasie, doch het thema zelf is weinig zeggend en in zijn chromatiek weinig welluidend en zoo interesseert my in dit opus steeds meer de wijze van bewerking dan de gedachten en stemming. Alleen het Adagio is als een heerlyk visioen, dat ons even in de door de maan beschenen Bergamasker alpen verplaatst, al zingt de componist hier een ander lied. Tusschen deze beide werken in brach ten de Hagenaars Brahms kwartet op. 51 no. 1 ten gehoore, dat ook het Hol landsche Strijkkwartet hier eens voor droeg, een belangrijk werk van echt mannelijke kracht; een werk waarin ro mantische stemmingen zich paren aan een meesterlijke kunst van bewerking. Een paar honderd toehoorders waren aanwezig op dezen avond, die door den voorzitter van den Heemsteedschen Kunstkring geopend werd met eenige toepasselyke woorden, waarin hy de ge zonde vitaliteit van Heemstede prees, dat na zyn verschillende historische ver deelingen, verminkingen en amputaties er steeds weer boven op was gekomen. Spreker noemde eenige jaartallen; dat der laatste amputatie noemde hij even min als de door Heemstede gevraagde schadeloosstelling, doch dit ligt alles nog versch in het geheugen. Reden van bc staan en levensvatbaarheid schynt in elk geval de Heemsteedsche Kunstkring wel te bezitten. Hy moge zich dan bloeiend ontwikkelen. KAREL DE JONG. HERMAN^GORTER. ZIJN NAGELATEN WERK. De heer C. A. J. van Dishoeck deelt mede, dat Mejuffouw J. Clinge Doorcn- bos hem gemachtigd heeft bekend te maken, dat Herman Gorter haar de zorg voor zyn literaire nalatenschap heef', toevertrouwd. Wanneer de ongeveer acht bundels, het werk van de jaren 1910 tot 1927, zul len verschijnen, staat nog niet vast. HET TOONEEL. TE AMSTERDAM. NIEUW NEDERLANDSCH TOONEEL. „BOEVEN EN BURGERS". Wanneer niet alle teckenen bedrie» gen, dan heeft de heer A. Defrcsne, die verleden jaar met zijn bewerking van „De Opstandigen" het Nieuw Nc» derlandsch Tooneel aan een „Schlager" hielp, ook dit jaar Saalborn en de zij# ncn aan den „trekker" van het seizoen geholpen. Althans, toen wij Zaterdag de negende opvoering van Boeven en Burgers te Amsterdam bij' woonden, was de zaal van het Paleis voor Volksvlijt tot de laatste plaats toe uitverkocht en bracht het enthou» siastc publiek den spelers aan het slot staande een zeer warme ovatie. Voor» teekenen dus voor een lange en succes» volle serie. En een bewijs ook, dat het publick van tegenwoordig nog onge» veer denzelfden smaak heeft als in den tijd van Justus van Maurik- Want dit volksstuk staat zoowel in zijn overge» voeligheid als in zijn humor dichter bij een Van Maurik dan bij een Heijer» mans. Het tooneelstuk Boeven en Burgers" heeft zoo schrijft Fra f is Pau» wels in zijn voorwoord van het pro» gramma dezelfde tendenz als het door velen gelezen boek van dezen auteur. Het is een pleidooi tegen de celstraf. Pauwels is niet de eerste, die het tooneel te hulp roept in zijnzeer zeker sympathie afdwingenden strijd tegen de cel. Galsworthy deed hetzelfde in zijn eenige jaren geleden door de Rotterdammers gespeelde „Justice" en Herman Smits waagde in zijn „Oordeelt niet!" eveneens een eerlijk bedoelde gelijke poging. Beide stukken hebben helaas weinig gehol» pen de menschen van het demorali» scerende der celstraf te overtuigen, Heijermans bereikte met een klein navrant tooneel in zijn dramatische schets Feest meer dan beide ge» noemde schrijvers te zamen. En eerlijk gezegd ook dan Pau» wels en Dcfresne met hun tooneelstuk Boeven en Burgers. En Heijermans had daarvoor niet eens ais al die andere schrijvers noodig om „ons de cel voor oogen te stellen". Hij toon» de ons het deerniswekkend resultaat van de celstraf bij een gevangene en achter dien ouden, versuften stakkerd zagen wij het verschrikkelijke en menschonteerende van heel het sys» teem. Dit enkele tooneel was een feller, dieper treffende aanklacht dan de 23 tafereelen, welke Defresne en Pauwels voor hun bewijsvoering noo» dig hadden. Het verschrikkelijke van de celstraf wordt ons in de drie tafereelen. welke in de cel spelen, allerminst voor oogen gesteld. Want waarin ligt het neer» drukkende en demoraliseerende van deze straf? In het absoluut alleen zijn en in den langen duur. En nu is het opmerkelijk, dat wij Anna Terborgh, de vrouwelijke hoofdpersoon, aan wie de demoraliseerende wer* king der celstraf moet wor» den gedemonstreerd, in de cel nooit alleen zien, maar steeds in gezel, schap van den man, dien zij lief heeft. Dc oogenblikken van het samenzijn met den advocaat zijn feitelijk de hoogtepunten van haar leven, en die hoogtepunten beleeft zij in de cel! Van wat daar tusschen ligt de uren van het langzaam sloopend alleen zijn hooren wij alleen, maar wij zien het niet. En wij worden er allerminst van overtuigd, dat het juist de gevolgen van dc celstraf zijn, die Anna Ter borgh hoe langer hoe meer naar om» laag trekken. De schrijvers zeggen dit wel, maar wat wij zién, is eer het te» gendeek Want in de cel leert zij de groote, veredelende liefde kennen en het is enkel door de willekeur van de auteurs, dat Anna Terborgh telkens wanneer zij uit de cel ontslagen wordt, niet aan die roepstem der liefde ge» hoor geeft. En van den slechten in» vloed der celstraf op de andere boe» ven, die wij in de verschillende tafe» reclen in actie zien, merken wij ook al heel weinig! Alleen in het tafereel onder de brug, waar een versufte ont» slagen gevangene een type als num» mer 7 uit Heijermans' Feest zich verdrinkt, komt er iets van de nood» lottige gevolgen der celstraf tot ons. Als tendenz»stuk lijkt ons Boeven cn Burgers dan ook allerminst ge» slaagd. De tendenz van het toonvel» stuk culmineert zooals Fra t is Pauwels zelf in het programma schrijft in het hartstochtelijk pleidooi den advocaat voor de rechtbank, ah hij de verzen van Pauwels tegen dc celstraf citeert. Dat is dus.... in w o o r» den! Zij hebben het succes van alle met vuur en hartstocht gesproken woorden op het tooneel, zij lokken een warm en lang applaus uit bij het pu» bliek. Maar het blijven klaterende woorden. Bewijzen doen ze niets en ontroeren nog minder en dat laatste is toch de taak van het tooneel. Een oogenblik van waarachtige ontroering, cn de schrijvers hadden den strijd te» gen de celstraf meer gediend dan met de meest hartstochtelijke pleitrede van ccn advocaat. Toch „doet" dit stuk van Defresne cn Pauwels het ongetwijfeld op het tooneel, maar het is om andere rede» nen dan om de tendenz. Het is door dc vele levendige en voortreffelijk gc» speelde Amsterdamsche volkstoonecl» tjes en dc zware meIo»dramatiek waarvoor een groot deel van het pu; bliek nog altijd uiterst gevoelig blijkt tc zijn. Dcfresne heeft om verschillende schetsen uit Pauwels* Boeven en Bur- gers aan elkaar te rijgen een liefdes» geschiedenis van den advocaat Van Acnistcl er door heen geweven. Het stuk begint hoe vreemd het ook moge lijken bij het eind. Mr. Aris» tide van Acmstel moet als oud advo» caat pro deo pleiten voor een bedela» res, in wie hij de vrouw herkent, die bijna heel zijn leven heeft beheerscht, De ontroering grijpt hem zoodanig aan, dat de zitting voor een dag ge; schorst moet worden en wanneer hij met den president van de rechtbank alleen in zijn kamer is, vertelt hij hem, hoe deze vrouw ook vroeger twee» nitieve graf van den dichter, op 9 dezer maal zijn cliënte was en hoe zijn leven zullen bijwonen. met het hare verweven is- Dat verhaal nu wordt telkens „geïllustreerd" door de verschillende tafereelen uit het le» ven van Van Aemstel en Anna Ter» borgh, tafereelen, die grootendeels ontleend zijn uit de schetsen Boeven en Burgers van Pauwels. Dat deze alle direct verband houden met het lief» desdrama van Aristide zal niemand wol durven beweren. Sommige taferee* len hangen er zelfs gevaarlijk -los aan, en het geheel doet meer aan een los getimmerte van een film dan aan een stevig gebouwd tooneelstuk denken. Maar het is die afwisseling, weAke het publiek blijkbaar pakt. En laten wij er dadelijk bijzeggen, dat die losse bui, ten het eigenlijke stuk staande tafe» reelcn, zooals het bezoek van Nehe» mia Baro, den gooohemen zaakwaar» nemer bij Van Aemstel, de voorberei» ding van den juweelen»diefstal, de bruiloft van den Koning van de Zee» dijk en bet toonecltje onder de brug juist de meest kleurrijke en dank» baarste zijn van het stuk, al zijn ze dan ook dikwijls van het genre der „Jantjes", Het bijwerk wint het verre van het melo»dramatische hoofdwerk, dat in zijn sentimentaliteit sterk aan Justus van Maurik herinnert. Men moge zich over die voorliefde voor zulke dikke" effecten bij twee jonge auteurs verwonderen, zeker is het. dat Defresne die door Pauwels blijkbaar zonder ironie „beroeps» tooneelauteur" wordt genoemd den smaak van het publiek kent- Want af» wisselende film trekt meer dan fijn» afgestemd tooneeL En men moet er» kennen, dat hij de regie cn de spelers met zijn stuk een prachtige kans heeft gegeven. Van die kans hebben Saalborn en de zijnen ten volle geprofiteerd. Qua regie en spel behoort de vertooning van Boeven en Burgers, tot het beste, dat wij in den laatsten tijd op ons tooneel hebben gezien. En dat verklaart voor een groot deel oolc het ongewone suc» ces van dit stuk. In hét weergeven van het Hollandsch onverbloemd realis» tische in zijn komische drastiek too» nen onze acteurs zich altijd op hun best. Wat acteurs als Van Praag zeer geestig in zijn uitbeelding van Nehemia Baro, den Joodschen zaak» waarnemer. Kreeft kostelijk en fijn als Dickie Sluim, Tourniaire in zijn twee rollen van Piet de Metselaar en Jap Kolkmeier, den koning van de Zeedijk geven is sappige, echt Hol» landsche tooneelspeelkunst. En waar» lijk subliem is Marie MeunierNagte- gaal in het kleine rolletje van het „meisje" van Jan Kolkmeier. Het klei» ne tooneeltje, waarin zij optrad, werd door het zuivere en warm-menscheiyke van haar spel tot een der hoogtepun» ten van den avond. En dan was er Magda Janssens, die met de rol van Anna Terborgh weer bij haar oude kameraden terugkeerde en haar groote waarde voor dit al» tijd nog stevige, op elkaar ingespeelde ensemble weer overtuigend be» wees. Zij speelde de rol met dat war» me accent, dat wij van haar kennen. Prachtig was zij reeds dadelijk in het verhaal van haar misdrijf aan Van Aemstel. dat zij voortdurend heel zui» ver in toon zei. En ook verder gaf zij zoowel in haar dictie als in haar plastiek Steeds superieur aan deze rol het warme en gevoelige van haar temperament. Het lag werkelijk niet aan haar, dat Anna Terborgh mij pcr= soonlijk geen moment van waarachtige ontroering heeft geschonken, Saalborn, die Mr. van Aemstel tech» nisch knap speelde eigenlijk zou» den wij moeten zeggen „jongejande", want hij moest den ouden Van Aem» stel telkens a la minute in den jonge omtooveren heeft als regisseur zich zelf in het ensceneeren van deze 23 tafreelen overtroffen. Het spel behoef, de bijna nooit onderbroken te wor» den, doordat men het tooneel in vak» ken had verdeeld, waarvan telkens het bespeelde vak het volle licht ont» ving, terwijl de andere in het donker bleven, een voor onze gezelschappen geheel nieuwe methode, die wij in Ne» derland enkel kenden van de voorstel» Üngen van Les Ratés door Pitoëff ee» nige jaren geleden te Amsterdam ge» geven en welke voor het eerst bij de vermaarde opvoeringen van „Kapel, meister Kreisler" te Berlijn in praktijk was gebracht. Ook in het samenspel en het rhyth» me voortreffelijk bijvoorbeeld de bruiloft op den Zeedijk bleek de hand van den zeer kundigen uit de school van Royaards voortgekomen regisseur. Al deze eigenschappen werkj ten mede tot het door mij reeds ge constateerde zeer groot succes- Nu het Nieuw Nederlandsch Too» necl voorloopig niet te Haarlem komt spelen, meende ik de aandacht van mijn lezers op deze alleszins merk. waardige vertooning van Boeven er Burgers te Amsterdam te moeten ves» tigen. J. B. SCHUTL. DR. WILLEM ROYAARDS. AAN DE BETERENDE HAND. HEIJERMANS GEDENK- TEEKEN. IN HET VONDELPARK. Naar de N. R. Crt. verneemt heeft het bestuur van het Vondelpark te Am sterdam zich vereenigd met het plan van de hiertoe gevormde commissie om het gedenkteeken ter nagedachtenis van Herman Heijermans in dat park plaatsen. Ook over de plaats is overeen stemming verkregen. EERT DE GROOTE MANNEN. EMILE VERHAEREN. De overbrengng van het stoffelyk overschot van Emile Verhaeren van de begraafplaats te Wulveringen in West- Vlaanderen naar het monumentale graf op den oever der Schelde te Sint- Amands zal naar men uit Brussel meldt, 7 dezer geschieden. Koning Albert koningin Elisabeth hebben aan het Ver- hneren-comitê bericht, dat zy de plech tige inwyding van het nieuwe en defi- Dr. Willem Royaards is uit Noord- wykerhout, waar hy in een rusthuis verpleegd werd, weer naar Amsterdam vertrokken. Hij had het rusthuis in Noordwyker- hout moeten opzoeken, omdat een ern stige ziekte hem tijdens de zomer- vaoantie overvallen had. Dr. Royaards voelde zich nu in zooverre hersteld, dat hij het rusthuis verlaten kon, om naar zyn eigen waning in Amsterdam te ian. Duizenden bewonderaars zullen hem zeker van harte beterschap wenschen. HET AMSTERDAMSCH TOONEEL. RECLAME. ,,Je eet nooit eendeneieren- he?" „Nee!" „En wel kippeneieren?" ,,Ja!' ..Waarom eet je kippeneieren en geen eendeneieren?" „Omdat n eend, als ze 'n ei gelegd heeft, zoo stom is om d'r snater te houden en 'n kip dadelijk met d'r kukeleku aan het menschdom verkon» digt. dat ze weer 'n ei geproduceerd heeft. Het is de reclame, anders niks!" Dat is één van de bewijsgronden, waarmee Ambrose Peale aan Rodney Martin de groote macht der reclame bewijst En als die gelanceerd wordt door iemand als Lou Chrispijn, dan davert de zaal van lachen. Het is wel jammer, dat er nor de voorstellingen van Reclame niet wat meer belangstelling was te Haarlem! Het blijft altijd één der vermakelijk» ste blijspelen, die uit Amerika werden geïmporteerd en met Chrispijn als hoofdrol en =>regisseur wist men van te voren, dat de vertooning goed zou zijn! Welk 'n voortreffelijk komisch spe» Ier is toch Chrispijn! Zie hem daar zit» ten bij de deur in angst en beven, de knieën opgetrokken, de voetjes met de teenen op den grond! 'n Houding, die kostelijk is! En hoor. hoe hij elk gezegde lanceert, nooit dik op, altijd fijntjes en steeds raak. Chrispijn be» hoort tot die komieken, die als zij goed op dreef zijn geen vinger verroeren, zonder dat de zaal in lachen uitschiet! En wat zouden de dilettanten van zulk een voorstelling onder regie van Chrispijn kunnen leerenl Zij zouden eenig begrip krijgen van wat tempo bet aanzetten van tempo vooral voor zoo'n blijspel waard is. Chrispijn vond in Philip de Vries, die Rodney de oude rol van Con» stant van Kerckhoven voor zijn re» kening had, een vlot tegenspeler. De Vries gaf levendig, opgewekt spél en vormde met Chrispijn een geestig duo. Annie Follender was 'n lieve, be» schaafde Mary Grayson, al bleef haar spel nu en dan wat schraaltjes naast dat van Chrispijn en Philip de Vries. Coen Hissink is zoo zeer romanti» cus, dat men hem zelfs in de rol van een Amerikaansch blijspelletje omhan» gen met een Romeinschen mantel denkt. Het is voor iemand als Hissink moeilijk den lichten blijspeltoon van een Chrispijn te benaderen, maar interes» sant speler blijft hij altijd. Mevrouw Caroline van Dommelen verving me» vrouw Gilhuys in de rol van de gravin de Beaurien. Ik denk mij de rol leven» diger en drukker, waarmee ik aller» minst wil zeggen, dat zij niet goed ge» speeld werd- Om Ellery Clark van Folkert Kra» mer heeft het publiek geschaterd, zoo» als trouwens om het heele stuk. Een vlotte, beschaafde voorstelling dus van een aardig Amerikaansch blijspel, d'e een volle zaal had verdiend. J. B. SCHUIL. VOORDRACHTAVOND VAN MEVROUW C. E. DE VOGEL. Ten bate van de „Vereeniging tot be vordering v^n het Onderv s en Kin derverzorging en opvoeding K. en O. aideeling Kaailem en Omstreken" ik meen dat ik niets vergeten heb heeft mevrouw Kitty de Vogel gisteren in den Schouwburg aan der. Jansweg een voordrac! .nd gegeven, waarmee zij mevrouw Vr-" der Mu 'en mocht dit aan het slot met recht zeggen niet alleen de vereeniging maar ook de vele a- .wezigen tc.. zeei. e ji zich heeft verplicht. Het was een wel zeer zware opdracht, geheel sn enkel met begeleiding van vleugel een avond met het zingen - an oude volkslie deren te vullen en v vreesden in het begin dan cx even, '-t mevrouw de Vogel - haar krachten overschat had. Maar aan 't einde van den avond zeiden wy 'len: „Jammer, dat het gedaan is!". Een bewijs, dat m< vouw de Vogel het pleit in alle opzichten gewonnen had. Mevrouw de Vogel lijkt my een leer linge van Yvette Guilbei' Misschien niet direct maar dan t ~h indirect. Zij moet de beroemde Fran sob diseuse dikwyls hebben gezien en een —oote bewonderaarster van haar ziin. Dit was in haar voordracht van oud-Fransche volksliederen duidelijk te merken. Vooral bij „Uimone et son curé", waar in sommige accenten prec:' gelijk' waren als van Yvette Guilbe viel dit op! Hiermee doel Ik mevrouw de Vogel ien welgemeend com "neut tc maken!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 13