OM ONS HEEN FLITSEN HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 6 OCT. 1927 DERDE BLAD No. 3699 DE HAARLEMSCHE REINIGING VÓÓR 1877. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1018 Vader wenscht zichzelf geluk met de goede ge dachte om moeders ver jaarscadeau twee weken voor den tijd te koopen I vraagt zich terloops af. I waar hij het ook weer heeft gelegd acht het beter om zich ervan te overtuigen dat het ln zijn ladenkast is vindt het daar niet I herinnert zich dat hij het later in een andere la heeft gelegd, maar deze is gesloten het blijkt dat Jan beslag heeft gelegd op die la voor zijn eigen cadeau voor moeder snuffelt in een spiegel kast, als Mientje protes teert, dat hij daar vol strekt niet in mag kij ken vindt tenslotte zijn in- koapen in een klein bij zettafeltje in de gang stopt het voor meerdere veiligheid in z'n zak en zoekt op moeder's ver jaardag overal omdat hij niet meer weet, in welk pak het zit. (Nadruk verboden). Met November a.s. zal het 50 jaar ge leden zijn, dat de Haarlemsche reini ging door de gemeente zelf ter hand genomen werd. Vóór dien was zij ver pacht aan een particulier en uit dien tijd zijn er in het Haarlemsche ge meente-archief verschillende stukken aanwezig, die ons eenig denkbeeld ge ven van de manier waarop dat geschied de. Om niet al te ver terug te gaan begin ik met een brief van burgemees ter David Hoeuflt van 31 October 1915 „aan den Heer Staatsraad, gouverneur van Noordholland". Hij berichtte daarin, dat de termijn voor de verpachting van haardasch en vuilnis binnen Haarlem om was (eigen lijk schreef hij op z'n Fransch .ge ëxpireerd") en dat na oproeping in de couranten twee inschrijvers zich had den aangemeld, een voor 50.en een voor 25.Bij den afslag was geen hooger bod gevolgd, zoodat de verpach ting niet doorgegaan was. maar opge houden op 2100.'s jaars. Het ge meentebestuur had deze som bepaald ln verband met wat voorheen op de ge meenterekening daarvoor was uitgetrok ken en „in redelijkheid bepaald". De tegenvaller was groot en de burge meester had beproefd, ervan te maken wat hij kon. Daartoe probeerde hij zelfs van den laatsten pachter een beter bod te krijgen, maar blijkbaar was deze op het werk niet begeerig meer. Althans, na eenige dagen van beraad verklaarde hij zich wel bereid, zijn werk voort te zet ten, maar onder verschillende voorwaar den, o.fi. dat de pachter na 5 jaar, de stad evenwel pas na 15 jaar de overeen komst zou kunnen opzeggen en dat in dit laatste geval de pacht zou zijn ge durende de eerste 5 jaar 100.per jaar, gedurende de tweede 5 jaar 200 en gedurende de derde 5 jaar 300. Mocht de stad of het Rijk belasting leg gen op het vervoer van haardasch en vuilnis, dan zou de stad den pachter dadelijk van zijn verplichting ontslaan of deze belasting zelf voor haar rekening nemen. De vroegere pachter beweert dit niet alleen, hij geeft er ook argumenten bij, waarom hij geen betere voorstellen doen kan. Er liggen in Brussel en andere Brabantsche plaatsen groote hoeveelhe den asch, die meer dan waarschijnlijk ln geen jaren kunnen worden afgeleverd. In deze negotie (namelijk van asch) zijn er weinig kooplui. Geleerd door verlie zen zijn ze daarvan afgestapt. Maar burgemeester Hoeufft vindt den termijn van 15 jaar te groot en de pachtsom te gering. Als zich geen andere personen voordoen, stelt hij vcor de reiniging van de stad voor rekening der stal zelve te nemen, in weerwil van de zwarigheid dat de stad dan van de tegenwoordige pachters de aschschuur, schuiten, paarden, karren en gereed schappen tegen taxatie contant zou moeten overnemen. Ik weet niet, zoo zeurt burgemeester Hoeufft verder, hoe veel dat zijn zou, maar nog al een aanzienlijke som; toch minder bezwa rend dan een nieuwe pachter. „Ik verzoek dus", zoo schrijft hy aan den gouverneur, „na deliberatie met den Raad mij te qualificeeren, provisio neel niet te verpachten, maar voor rekening van de stad, onder behoorlijk opzicht, het bovengenoemde over te nemen en uitgaven en ontvangsten in extraordinaire (buitengewone) ontvang sten en uitgaven te verantwoorden". Wat de gouverneur daarop antwoordt vind ik in het archief niet, maar blijk baar laat een pachter zich nog vinden, want kort daarna schryven de gecom mitteerden tot de stedelijke financiën aan den Raad, dat de positie van dsn pachter Hendrik Smits Jzn., hoogst be klagenswaardig is en adviseeren gun stig op zyn verzoek tot remissie (terug gave) der pachbpcnningen van de laat ste betaling af tot het einde van hst pachtcontract. Niet zoo gunstig adviseeren zij even wel over de verlenging van de pacht voor zes of 10 jaar, tegen een retri butie (vergoeding) van f 600, door de stad te voldoen en het daarstellen van een nieuwe aschschuur. Zy stellen daarom voor, den pachter voor 3 jaar het ophalen van asch en vuilnis en puin te gunnen, zonder eenige retributie van weerskanten. By deze gelegenheid wordt ook beslo ten de vuilnisbelt over te brengen naar het Harmenjansseveld, waardoor de klachten vervallen van de burgers, die nu by de aschbelt wonen. Blijkbaar vonden dezen de belt geen pretfcigen buurman. Uit latere stukken biykt, dat er meer klachten zyn. Den 26sten Juni 1839 beklaagt H. Muis zich over de morsig- FEUILLETON Het Huis met den Pijl Naar het Engelsch van A. E. W. MASON. 22) „Natuurlijk men kan niet verwach ten dat mademoiselle het toegeeft. Ieder een vecht voor zijn behoud, niet waar?" „Maar", viel Hanand hem weer in de rede „wy moeten niet vergeten dat madame Harlowe op den zevenden Mei al tien dagen dood was. Waarom zou mademoiselle dan eigenlyk nog naar den winkel van Jean Cladcl toe gaan?" „Om te betalen", zei Waberski. „Want de waar van Jean Cladel is ongetwijfeld duur en er zal wel meer dan eens voor betaald moeten worden, monsieur". „Met „waar" bedoelt u vergif", zei Harend. Laten we vooral duidelyk zijn. „Ja". „Vergif dat gebruikt werd om madame Harlowe te vermoorden"'. „Juist", zei Waberski en vouwde zyn armen over elkaar. „Goed", zei Hanand. Hij nam uit de groene map weer een ander papier, met een fijn handschrift beschreven en voor zien van een officieelen stempel. En wat suit u dan wel zeggen, monsieur, als heid op het open erf naast zyn woning aan den Kruisweg en zyn erf aan de Molensteeg. Veel troost krijgt hy niet, By het onderzoek is het eerste niet gezien en dat betreffende het erf is zyn eigen schuld. Vroeger heeft hij voor reiniging van de goten die er voorby- loopen, twee en een halven cent per week betaald, maar sedert hij dat geweigerd heeft en anderen dat navolgden moest ieder zyn eigen goot reinigen. De een deed dat op Zaterdag, de an der op een anderen dag en daardoor was wel eenig vuil in de goot gekomen. B. en W. verklaarden dus de bezwaren van Muis ongegrond of aan hem zeiven te wyten. Sohoone toestand van blijkbaar open goten, die ieder voor zichzelf maar schoonhouden moest! Intusschen zyn er nog altyd lief hebbers voor de pacht. Den 27sten Sep tember 1834 verzoekt N. Rozenkrans, koopman in hooi en stroo, pachter te mogen worden voor een ruimer tydvak en uit door B. en W. opgestelde voor waarden blykt, dat hij inderdaad pach- 'ter geworden is. In de straten in het midden van de stad moet hy puin, haardasch en vuilnis eiken dag, ln an dere straten tweemaal per week opha len. Drie maanden later klaagt de man er over, dat in de stad belangrijke ver zamelingen haardasch en vuilnis be staan, die door anderen worden opge haald, derhalve tot zyn schade. De stads-opzichter de Geus vindt deze klacht niet ongegrond en acht het ook wenschelijk, dat Rozenkrans ook met het wegvoeren van modder en specie uit de heulen begunstigd wordt. B. en W. zyn van meening dat zooveel mogelyk moet worden voldaan aan zyn verzoek, ook in het belang der gemeen te. daar door deze ophoopingen veel stank wordt veroorzaakt. Heel overtui gend klinkt dit alles niet. het is duide lyk dat B. en W. geen kans zien, deze concurrentie voor hun pachter tegen te gaan. Maar blykbaar is het met de reiniging in de stad nog altyd slecht gesteld. Rozenkrans houdt het dan ook niet lang vol. Altaians op 10 December 1851 wordt door het gemeentebestuur een nieuwe verordening gemaakt. Er is alweer een nieuwe pachter opgestaan, en nog wel een met een langen naam, de Maatschappij ter bevordering van Landbouw en Landontginning. Inder daad duurt dit nu eens een flinken tijd. De lijdensgeschiedenis met de pacht schynt voorbij, want de concessie loopt van 1849 af 25 jaar, dus tot 1874, en- gestoord door. Maar de klachten zijn daarom nog niet voort Een touwsla ger requestreert, omdat er in den blijkbaar openbaren) vuilnisbak voor zy'n fabriek asch en vuilnis gegooid wordt, zoodat er vaak een lichte brand ontstaat, die dan door zyn personeel gebluscht wordt. Als dat *s nachts eve:— -1 gebeurt, kan er een groote brand uit volgen. Het systeem van de openbare vuilnisbakken moet nog al uitgebreid gev/eest zijn, want in 1870 hobben B. en W. machtiging gegeven tot het wegbreken van een steenen vuil nisbak onder Heemstede. Maar ook met de paclitster met den langen naam dreigt het mis te loopen. Wel wenscht zy in 1874 verlenging maar voor niet langer dan voor 3 jaar. Daarna, dus in 1877. stellen B. en W. den Raad voor, de reiniging voor 3 of vijf jaar uit te besteden, en wanneer dat niet gelukt, de bestaande reiniging over te nemen en allengs verbeteringen in te voeren. Hiertoe wordt besloten, maar nu doet zich geen enkele liefhebber op, zoodat de Raad besluit zelf de reiniging ter hand te nemen. Voorloopig wordt er 3000.uitgetrokken o.a. tot aanstel ling van een opzichter. Na jaren tobbens komt men dan ten slotte tot eigen exploitatie, ofschoon de rapporteur van de commissie zich er nog min of meer voor excuseert met een beroep op andere steden. Het was blykbaar meer dan tyd. „De faecaliën worden ln den regel verzameld in kuilen en putten, die wel de vaste stoffen te rughouden, maar aan de vloeibare ge legenheid geven om zich in den om ringenden grond te verspreiden en dien te verpesten; of zij worden door riolen, die reeds van den beginne af aan door dringbaar zyn of het later worden, voortgeleid of naar putten die later worden geledigd, of naar de stadswate- ren, waaruit zij, na ook die verontrei nigd te hebben, later weer worden uit gebaggerd. De ruiming van putten en het vervoer van faecaliën in daarvoor bestemde karren laten op den publie- ik u vertel dat het lichaam van madame Harlowe is opgegraven", vervolgde Ha nand en 'theetje kleur dat Waberski nog op zyn wangen had, verdween. Hij staarde Hanand aan, zijn kaken gingen zenuwachtig op en neer, maar hy zei geen woord. „En wat zult u er dan wel van zeggen als ik u vertel dat er niet meer mor phine in is gevonden dan voor één slaap drankje noodig was. en geen spoor van eenig ander vergif?" Er heerschte volkomen stilte in het vertrek, toen Waberski zUn zakdoek uit zyn zak nam en zijn voorhoofd afveeg de. Het was afgeloopen. Hij had gehoopt zyn voorwaarden te kunnen stellen, maar hy was overbluft. Hy had geen greintje vertrouwen in zijn eigen beschul diging. Er stond maar één weg voor hem open en dat was, zyn beschuldiging in te trekken en te beweren dat zijn ge hechtheid aan zyn schoonzuster hem er toe gebracht had een vreeseiyke fout te maken. Maar daar was Boris Waberski de man niet naar. Hij bezat de listig heid waarop wel meer boeven stranden. En hij was dom genoeg om te denken dat Hanand misschien ook meer zei dan hij verantwoorden kon. Hy trok zijn stoel wat dichter naar de tafel toe. Hij grinnikte en knikte ver trouwelijk tegen Hanand. „U zegt: „als ik u vertel" zei hü vriendelyk. Ja, maar u vertelt het m8 ken weg en !n den dampkring walge- lyke sporen na. Zulk een wyze van ver zamelen en vervoer van faecaliën nu verdient ten volle de kwalificatie van onvoldoende". Zoo spreekt men In 1784 al. Nu, in 1927, heeft de eigen gemeen tereiniging een halve eeuw bestaan. Is zy nu, menschelykerwilze gesproken, volmaakt? Verre van dien, want het tonnenstelsel, in 1877 aangeprezen, werd later verafschuwd, zóó zelfs dat de Raad tot afschaffing besloot. Maar tot den huidigen dag bestaat het nog: de prac- tijk heeft het van de goede plannen ge wonnen. Er blijft dus ook in de tweede halve eeuw van haar bestaan nog heel wat te verbeteren over. J. C. P. STADSNIEUWS. DE VOLKSUNIVERSITEIT. EEN CURSUS VAN DR. J. D. BIERENS DE HAAN. Men schryft ons; De mededeeling in het programma der Volksuniversiteit, dat Dr. Bierens de Haan uit Aerdenhout dit winterseizoen weer een leergang hoopt te geven, zal. menigeen onzer stadgenooten met groote voldoening hebben gelezen. Deze fijnzin nige wijsgeer heeft het bereikt, ook te Haarlem een kring van getrouwen om zich te vereenigen, waarvan er gewoon- lyk, wanneer er van hem een leergang georganiseerd wordt, weinigen ontbre ken, De bedoeling van dit artikel is echter ook menigeen, die misschien tot nog toe zich nog niet aangetrokken ge voeld heeft tot een philosofischen leer gang, op te wekken, van deze gelegen heid gebruik te maken, zich zeiven een geestelyk genot te bereiden, waarvan hy misschien na lange jaren nog getuigen zal, dat het van beslissenden invloed ge weest is op zyn levensbeschouwing en zyn persoonlijkheid. Misschien zal een lezer denken, dat dit nu toch de lofrede wel wat erg opschroeven heeten moet, maar schryver dezes, die het voorrecht had, verleden jaar in het Huldigings comité van Dr. Bierens de Haan deel uit te maken, heeft het toen ervaren, hce velen van heinde en verre uit het land datzelfde met zooveel woorden ge waagden omtrent den invloed op him geestelijke persoonlijkheid, uitgeoefend door dezen talentvollen man. „De stryd tusschen naturalisme en idealisme" zoo heeft de docent ditmaal zijn cursus genoemd". Wat bedoelt hy daarmee? Ik zal het trachten uit te leg gen in enkele weinige woorden. Men noemt onzen tyd dien van „de techniek" en niemand zal ontkennen, dat hy zoo heeten mag. Wy leven in een eeuw van ongeëvenaarde beheersching der natuur door den mensch, die zich door middel van zijn scherp ontledend verstand een natuurwetenschap geschapen heeft, die het aanzien geschonken heeft dan aan al die techniek, waardoor onze tijd ge typeerd wordt. Aan den anderen kant echter zien we duidelyk behalve deze „naturalistische strooming" in onzen tijd en vooral in de laatste jaren een te genstrooming werkzaam en eerst als we „strooming" en „tegenstrooming" tegen elkaar en op elkaar in zien werken, kun nen we iets verstaan van wat we dik- wyls zoo gedachteloos noemen „den geest van dezen tijd." De tegenstrooming noemt Dr. Bierens de Haan de „idea listische", maar men zy op z'n hoede voor dat woord want het wordt in een ande ren zin gebruikt, als waarin wy in het dagelijksch leven ook alweer „gedach teloos" dat woord bezigen. „Idealisme", moeten wij nu een oogenblik begrypen als een zienswyze, die niet uitgaat van de ervaarbare werkelykheid. doch zich bezint op wat alle natuur te boven gaat Het naturalisme bevat een gedeeltelijke waarheid en heeft een onmiskenbare taak, daar het den mensch leidt tot de bovenbedoelde- „beheersching der na tuur" maar het idealisme verstaat den zin der menschelykheid. „Het is nog niet helder," zal misschien een lezer zeggen. Tot hem richt ik my. Want hij is grooter philosoof dan hy zelve vermoedt; inzooverre hy ervan be wust is, dat hij iets niet begrijpt en den moed heeft, ervoor uit te komen ook. Maar hy dacht toch zeker niet, dat het mij gegeven is in één korte alinea uit te leggen, waar Dr. Bierens de Haan acht avonden voor noodig heeft. Maar mijn bedoeling is geweest, iets aan te duiden, waardoor belangstelling gewekt wordt voor den cursus van Dr. Bierens de Haan, die het hebben zal over de te genstelling tusschen die twee kapitale levens- en wereldbeschouwingen, die van zoo algemeene en vérstrekkende betee- kenis is voor onzen tyd, de twee polen a. h. w. waartusschen onze tijd zich be weegt en door welke te kennen alleen haar geest begrepen wordt, „de stryd tusschen naturalisme en idealisme". niet, monsieur Hanand. heelemaal niet. Integendeel wat u zegt is dit: „Vriend Waberski, dit is een moeibjk geval, en als het publiek wordt komt er een groot schandaal waarvan de gevolgen nog niet te overzien zijn. Laat al die rommel maar met rust". „O, heb ik dat gezegd?" vroeg Hanand terwijl hij vriendelyk glimlachte. Waberski voelde zich nu veel meer zeker van zijn terrein. „Ja. en u heeft nog meer gezegd. U zei-de: „Je bent slecht behandeld, vriend Weberski en als je nu eens gaat praten met dat nichtje ven je En zijn stoel schoof achteruit tegen de boekenkast en hij zette een gezicht als een man op wien geschoten is. Hanand was overeind gesprongen en stond met een woedend gezicht by de schrijftafel. „Zoo. heb ik dat allemaal gezegd?" bulderde hy. „Ik ben dus heelemaal uit Parys gekomen cm deze moord- aanklacht met een kleine financieele overeenkomst op te lossen Ik Hanand! O, ló 16! Daar zal ik u eens een lesje voor geven! Lees dit eens! en hij schoof het papier met den offi cieelen stempel naar hem toe. „Hei is het rapport van den analist. Hier zeg ik u lees dat eens!" Waberski stak zyn bevende arm uit en durfde niet dichterbij te komen. En DE B. A. N. S. Men schrijft ons: Dinsdag hield de afdeeling Haarlem van den B. A. N. S. haar eerste ver* gadcring in dit winterseizoen. De voorzitter opende de zeer druk bezochte vergadering en heette in het bijzonder den Bondsvoorzitter den heer K. Bloothoofd welkom. De voor» zitter deed verder uitkomen dat deze vergadering zou staan in het teeken der classificatie en verband met de anncxatie»groot»Haarlem. Gelijk bekend is heeft de afdeeling de standplaatsaftrek steeds als een groot onrecht aangevoeld en daarom alle acties daartegen krachtdadig ge» steund. Door de annexatie voelt men thans zelf aan den lijve dit groote on» recht want het is nu mogelijx dat men in GrooteHaarlem in de 4c resp. 3e kl. woont, terwijl men toch het voorrecht geniet Je 1ste klas hooge belasting enz. van Haarlem te moeten betalen. „Het is niet waar" dat men op een 2e of 3e klasse standplaats goedkoo» per leeft dan op een 1ste klasse, men bedenke maar eens de schoolgelden de verplcgingskosten enz. dit alles geldt des te meer bij den spoorweg» ambtenaar in het bijzonder. Daar nu de directie heeft besloten om in verband met de annexatie van Haarlem, den bestaanden duurtckring niet noemenswaard te wijzigen, zijn du spoorwegambtenaren die zich te Wes» ten van den 6poorlijn Amsterdam Rotterdam willen vestigen ten zeerste gedupeerd. Want in verband met de ligging vfln hunne kantoren is het wonen in het N., Z. of O. van de stad uitgesloten. Pogingen door de afdeeling in het werk gesteld om door middel van den Personecbraad hierin verbetering te krijgen, hebben gefaald, doch de afd. zal niet blijven zitten en steeds ha» meren op deze aangelegenheid- Door de degradeering van dc werk» zaamheden, uitzuiniging personeel, verslechtering in de dienst» cn rust» tijden en het halsstarrig blijven wei» geren van directie en Minister van Waterstaat om gelijkstelling voor wat bctereft classificatie rijksperso» neel. wordt de geest onder het spoor» wegpersoncel er niet beter op. De bondsvoorzitter lichtte dit alles nog nader toe. Hij besprak de ver» schillende conferenties met directie en den Minister, waaruit bleek, dat deze tegenwoordige bewindsman alle bc» raadslagingcn enz. tot een sinecure tracht tc maken. Het deed den bondsvoorzitter goed te bemerken dat de afd. Haarlem krachtdadig zou willen medewerken om haar goed recht te verkrijgen. toen hy het papier in zyn hand hield trilde hij zoo dat hy niet kon lezen. Maar aangezien hy nooit in zyn eigen aanklacht had geloofd deed dit er ook niet veel toe. „Ja", mompelde hy „ik heb onge- twyfeld een fout gemaakt". Hanand viel hem weer aan. „Feut! Een mooi woord! Ik zal u eens toonen wat voor soort fout - ge maakt heeft. Zet uw stoel eenr de schrijftafel, tegenover mij! Z> EV neem u eens een pen zoo! En nu moet u een brief voor my schryven". „Ja, Ja", stemde Waberski ter. Alle listigheid en zekerheid was uit lijn op treden verdwenen. Hij trilde van het hoofd tot de voeten. „Ik zal schryven dat het my spyt". „Dat is niet noodig", brulde Hanand. „Ik zal er wel voor zorgen, dat het u spijt! Neen! U schryft voor my in het Engelsch op wat ik u dicteer. Klaar? Ja? Dan begint u maar. „Myne Hee- ren". Heeft u dat?" „Ja, ja", zei Waberski. terwyi hy haastig schreef. Het duizelde hem. Hy kon bijna niet schryven met den de tective vlak tegenover hem. Hy wist nog niet waar het op uit zou loopen. „Goed. „Myne Heeren", herhaalde Hanand. Maar er moet nog een datum boven den brief staan. Dertig April hè dat is wel goed. De dag dat madame Harlowe's testament is voorgelezen en u ontdekte dat zy u niets had nage laten. Dertig April set het ex maar BALAVOND „J. J. CREMER" De „band" is toch maar alles op zoo'n bal. Daar draait het om. en als die goed is. is alles goed. Stemming is er vanzelf. De zaal van den Kegelbond is ideaal, de bezoekers willen dansen, niets dan dansen, den ganschen avond, van negen tot twee uur. Welnu, allons, on dansera, de saxo phonist Herman Stinis een zeer goede zet het riet aan de lippen, het boch tig koper stoot zijn diepe weemoedig klagende klanken uit. Of gilt en krijscht in hooge tonen zyn smart, of vreugde, of wat het bezielen moge de zaal in. En de andere „Melodians" volgen gewillig, en laten de trompet er tusschen knetteren en snerpen en het slagwerk bonzen om de scheppingen der jazz-componisten zoo zuiver mogelyk weer te geven. En volgzaam schuift en knieknikt de massa. En dan werpt Stinis de snatertonen van de sopraan-saxophone er midden in, een aansporing om hartstochtelijker en vuriger te dansen. Om later weer kal mer te wiegen, bij de donkerder klan ken van de alt. Een goede band, „The Melodians". Zy weet het nieuwste te geven en het op moderne wijze uit te voeren, d.w.z. met goede bezetting en niet te cacophonisch. Het is dan ook een goed geslaagd bal. Met hernieuwde animo wordt het tel kens op den parketvloer geprobeerd, en klaterend applaus vraagt om méér mu ziek zoodra er een oogenblik rust komt. Aan de kanten hebben zeer velen een gezellig plaatsje gezocht, van waar het dansen wordt gadegeslagen. De annalen van de Kon. Letterlieven de Vereeniging „J. J. Cremer" kunnen van een geslaagd bal te meer spreken. VERNIETIGING DER HUURVERORDENINGEN. De gronden er toe. IN STRIJD MET DE GEMEENTEWET. Nadat de regeering telegrafisch aan de betrokken gemeente mededeeJing had gedaan van de vernietiging der huurverordeningen., heeft zij thans be» richt, op welke gronden dit is ge» schied. In de koninklijke besluiten wordt dienaangaande naar dc Tel. meldt, het volgende overwogen: Op grond van den inhoud en de ge» boven. Ziezoo nu gaan we weer ver der. „Mijne Heeren .Zend mij dadelyk per aangeteekenden brief tienduizend gulden anders maak ik moeilijkheden." Waberski liet zyn pen vallen en sprong uit zyn stoel. „Ik begryp u niet dat kan ik niet schrijven het is een vergissing het was niet mijn bedoelingstotterde hy en hief zyn handen op alsof hy een aanval wilde afweren. „O, het was uw bedoeling niet om geld af te persen!" riep Hanand. „Zoo, zoo' Het is maar goed voor u dat ik dit weet! Want wanneer zooals u zoo vrien delijk tegen mademoiselle heeft gezegd, het oogenblik aanbreekt waarop van verzachtend? omstandigheden gespro ken wordt, zal ik ev over beginnen. Dan zal ik zeggen: „Meneer de President, hy schreef het wel, maar het was niet de bedoeling van dien armen kerel om geld af te persen. Dus geeft u er hem nog maar vyf jaar by!" en meteen ren de Hanand de kamer door en gooide de deur open waarachter Jim Frobisher stond te wachten. „Kom maar!" zei hij en nam Jim mee de kamer in. „Laat u die twee brieven eens zien die hij aan uw firma heeft gestuurd, monsieur Frobisher". Maar het was niet eens noodig. Boris Waberski was op een stoel neergevallen en in tranen uitgebarsten. Het was aan allen, die in de kamer waren, te mer ken dat ze zich hierby niet op hun ge mak voelden, behalve aan Hanand; al- schiedenis van de huurcommissiewet, met name in verband met de bepaÜn» gen van die wet, waarbij ook, wat be» treft de afschaffing differentiatie naax de gemeenten mogelijk is gemaakt» moet de strekking der bij de huur* commissiewct cn hare opvolgende wijzigingen gegeven regeling van dien aard geacht worden te zijn. dat ten aanzien van het onderwerp dier regc* ling na het vervallen der wet eeniger* lei regeling, ook van een ander over» heidsgezag, niet verder behoort te gelden. Dc verordening treedt in het geen van algemeen rijksbelang is. en de verordening is dus in strijd met ar* tkel I5O der gemeentewet. Onder de tegenwoordige omstandig» heden, voor zoover de vraag naar eenige soort van woningen het aanbod overtreft, is bovendien vermeerdering van het aanbod door den bouw van nieuwe woningen mogelijk en het eenige middel, waardoor in een wer» kclijkc behoefte kan worden voorzien. Hierdoor kan stijging van de huren boven het gewone peil. dat door de tegenwoordige bouwkosten geboden wordt, worden voorkomen. Een beperking van de vrijheid om voor een deel der woningen een huur» prijs overeen te komen, kan wel de vraag naar die woningen doen toene* men, maar niet het aanbod daarvan doen vermeerderen; zij kan dus slechts de strekking hebben een toekomstig tekort van die woningen te bevor* deren. Belemmering van den verhuurder in de bepaling van dc huur. kan huurop* zegging ten gevolge hebben zooals dc ervaring geleerd heeft, voordat de maatregelen van de huurcommissic» wet waren aangevuld met de huurop» zeggingswet. De verdreven huurder zou dan een duurdere woning moeten betrekken of wel tot samenwoning zijn toevlucht moeten nemen. Derhalve wordt overwogen, dat de bepalingen der verordening de belan» gen van de volkshuisvesting niet bevor, deren, maar schaden en derhalve niet alleen in strijd met de wet zijn. maar ook in strijd met het algemeen belang. PERSONALIA Te Leiden zijn geslaagd voor het candidaatsexamen geneeskunde de hee- renM. J. W. de Groot uit Santpoort, en M. Bruining uit Haarlem. Aan de Technische 1ogeschool t9 Delft is geslaagd voor het candidaats examen civiel ingenieur de Leer A. M. Verschoor uit Haarlem. leen zyn woede verdween plotseling. Hy keek Waberski zwijgend aan. „Wij schamen ons over u. Gaat u maar weer naar uw hotel", zei hij eln- deiyk. „Maar u mag Dyon niet verla ten, monsieur Waberski, voor wy uitge maakt hebben wat er met u zal gebeu ren". Waberski stond op en strompelde naar de deur. „Ik vraag om vergeving", stamelde hij. „Het is een vergissing. Ik ben heel arm ik heb er niets kwaads mee be doeld", en zonder naar iemand te ky- ken ging hij de kamer uit. „Wat een vent! Hij zal nu wel nooit meer zeggen dat het in Dyon zoo saai en vervelend is." zei Hanand, nu weer in het Engelsch. „Weet u wat myn vriend Ricardo gezegd zou hebben? Neen? Dan zal ik het u vertellen. Ily zou gezegd hebben: „Wat 'n lef heeft die kerel!" Zij, die nog in de kamer waren, Betty, Ann Upcott en Jim Frobisher grepen gaarne elke gelegenheid tot lachen aan op dat oogenblik. De smet was van het huis wegenomen. De aanklacht tegen Betty was ongegrond gebleken, de heele ellendige geschiedenis was afgeloo pen. Tenminste, het scheen zoo. Maar Hanand liep snel naar de deur, die hij dicht deed. en toen hij terug kwam lachte hy allerminst. (Wordt vervoIgdJ INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL. Stelt het toch niet uit tot de ongemakken van een slechte spijsvertering" zich voordoen: bestelt nog heden 5 ARR'S SVloüTBROÖD

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9