OM ONS HEEN
FLITSEN
HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 6 OCT. 1927
DERDE BLAD
No. 3699
DE HAARLEMSCHE REINIGING VÓÓR 1877.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1018
Vader wenscht zichzelf
geluk met de goede ge
dachte om moeders ver
jaarscadeau twee weken
voor den tijd te koopen
I vraagt zich terloops af.
I waar hij het ook weer
heeft gelegd
acht het beter om zich
ervan te overtuigen dat
het ln zijn ladenkast is
vindt het daar niet
I herinnert zich dat hij het
later in een andere la
heeft gelegd, maar deze
is gesloten
het blijkt dat Jan beslag
heeft gelegd op die la
voor zijn eigen cadeau
voor moeder
snuffelt in een spiegel
kast, als Mientje protes
teert, dat hij daar vol
strekt niet in mag kij
ken
vindt tenslotte zijn in-
koapen in een klein bij
zettafeltje in de gang
stopt het voor meerdere
veiligheid in z'n zak en
zoekt op moeder's ver
jaardag overal omdat hij
niet meer weet, in welk
pak het zit.
(Nadruk verboden).
Met November a.s. zal het 50 jaar ge
leden zijn, dat de Haarlemsche reini
ging door de gemeente zelf ter hand
genomen werd. Vóór dien was zij ver
pacht aan een particulier en uit dien
tijd zijn er in het Haarlemsche ge
meente-archief verschillende stukken
aanwezig, die ons eenig denkbeeld ge
ven van de manier waarop dat geschied
de. Om niet al te ver terug te gaan
begin ik met een brief van burgemees
ter David Hoeuflt van 31 October 1915
„aan den Heer Staatsraad, gouverneur
van Noordholland".
Hij berichtte daarin, dat de termijn
voor de verpachting van haardasch en
vuilnis binnen Haarlem om was (eigen
lijk schreef hij op z'n Fransch .ge
ëxpireerd") en dat na oproeping in de
couranten twee inschrijvers zich had
den aangemeld, een voor 50.en een
voor 25.Bij den afslag was geen
hooger bod gevolgd, zoodat de verpach
ting niet doorgegaan was. maar opge
houden op 2100.'s jaars. Het ge
meentebestuur had deze som bepaald
ln verband met wat voorheen op de ge
meenterekening daarvoor was uitgetrok
ken en „in redelijkheid bepaald".
De tegenvaller was groot en de burge
meester had beproefd, ervan te maken
wat hij kon. Daartoe probeerde hij zelfs
van den laatsten pachter een beter bod
te krijgen, maar blijkbaar was deze op
het werk niet begeerig meer. Althans, na
eenige dagen van beraad verklaarde hij
zich wel bereid, zijn werk voort te zet
ten, maar onder verschillende voorwaar
den, o.fi. dat de pachter na 5 jaar, de
stad evenwel pas na 15 jaar de overeen
komst zou kunnen opzeggen en dat in
dit laatste geval de pacht zou zijn ge
durende de eerste 5 jaar 100.per
jaar, gedurende de tweede 5 jaar 200
en gedurende de derde 5 jaar 300.
Mocht de stad of het Rijk belasting leg
gen op het vervoer van haardasch en
vuilnis, dan zou de stad den pachter
dadelijk van zijn verplichting ontslaan
of deze belasting zelf voor haar rekening
nemen.
De vroegere pachter beweert dit niet
alleen, hij geeft er ook argumenten bij,
waarom hij geen betere voorstellen doen
kan. Er liggen in Brussel en andere
Brabantsche plaatsen groote hoeveelhe
den asch, die meer dan waarschijnlijk
ln geen jaren kunnen worden afgeleverd.
In deze negotie (namelijk van asch) zijn
er weinig kooplui. Geleerd door verlie
zen zijn ze daarvan afgestapt.
Maar burgemeester Hoeufft vindt den
termijn van 15 jaar te groot en de
pachtsom te gering. Als zich geen andere
personen voordoen, stelt hij vcor de
reiniging van de stad voor rekening der
stal zelve te nemen, in weerwil van de
zwarigheid dat de stad dan van de
tegenwoordige pachters de aschschuur,
schuiten, paarden, karren en gereed
schappen tegen taxatie contant zou
moeten overnemen. Ik weet niet, zoo
zeurt burgemeester Hoeufft verder, hoe
veel dat zijn zou, maar nog al een
aanzienlijke som; toch minder bezwa
rend dan een nieuwe pachter.
„Ik verzoek dus", zoo schrijft hy aan
den gouverneur, „na deliberatie met
den Raad mij te qualificeeren, provisio
neel niet te verpachten, maar voor
rekening van de stad, onder behoorlijk
opzicht, het bovengenoemde over te
nemen en uitgaven en ontvangsten in
extraordinaire (buitengewone) ontvang
sten en uitgaven te verantwoorden".
Wat de gouverneur daarop antwoordt
vind ik in het archief niet, maar blijk
baar laat een pachter zich nog vinden,
want kort daarna schryven de gecom
mitteerden tot de stedelijke financiën
aan den Raad, dat de positie van dsn
pachter Hendrik Smits Jzn., hoogst be
klagenswaardig is en adviseeren gun
stig op zyn verzoek tot remissie (terug
gave) der pachbpcnningen van de laat
ste betaling af tot het einde van hst
pachtcontract.
Niet zoo gunstig adviseeren zij even
wel over de verlenging van de pacht
voor zes of 10 jaar, tegen een retri
butie (vergoeding) van f 600, door de
stad te voldoen en het daarstellen van
een nieuwe aschschuur. Zy stellen
daarom voor, den pachter voor 3 jaar
het ophalen van asch en vuilnis en puin
te gunnen, zonder eenige retributie van
weerskanten.
By deze gelegenheid wordt ook beslo
ten de vuilnisbelt over te brengen naar
het Harmenjansseveld, waardoor de
klachten vervallen van de burgers, die
nu by de aschbelt wonen. Blijkbaar
vonden dezen de belt geen pretfcigen
buurman.
Uit latere stukken biykt, dat er meer
klachten zyn. Den 26sten Juni 1839
beklaagt H. Muis zich over de morsig-
FEUILLETON
Het Huis met den Pijl
Naar het Engelsch van
A. E. W. MASON.
22)
„Natuurlijk men kan niet verwach
ten dat mademoiselle het toegeeft. Ieder
een vecht voor zijn behoud, niet waar?"
„Maar", viel Hanand hem weer in de
rede „wy moeten niet vergeten dat
madame Harlowe op den zevenden Mei
al tien dagen dood was. Waarom zou
mademoiselle dan eigenlyk nog naar den
winkel van Jean Cladcl toe gaan?"
„Om te betalen", zei Waberski. „Want
de waar van Jean Cladel is ongetwijfeld
duur en er zal wel meer dan eens voor
betaald moeten worden, monsieur".
„Met „waar" bedoelt u vergif", zei
Harend. Laten we vooral duidelyk zijn.
„Ja".
„Vergif dat gebruikt werd om madame
Harlowe te vermoorden"'.
„Juist", zei Waberski en vouwde zyn
armen over elkaar.
„Goed", zei Hanand. Hij nam uit de
groene map weer een ander papier, met
een fijn handschrift beschreven en voor
zien van een officieelen stempel. En
wat suit u dan wel zeggen, monsieur, als
heid op het open erf naast zyn woning
aan den Kruisweg en zyn erf aan de
Molensteeg. Veel troost krijgt hy niet,
By het onderzoek is het eerste niet
gezien en dat betreffende het erf is zyn
eigen schuld. Vroeger heeft hij voor
reiniging van de goten die er voorby-
loopen, twee en een halven cent per week
betaald, maar sedert hij dat geweigerd
heeft en anderen dat navolgden moest
ieder zyn eigen goot reinigen.
De een deed dat op Zaterdag, de an
der op een anderen dag en daardoor
was wel eenig vuil in de goot gekomen.
B. en W. verklaarden dus de bezwaren
van Muis ongegrond of aan hem zeiven
te wyten.
Sohoone toestand van blijkbaar open
goten, die ieder voor zichzelf maar
schoonhouden moest!
Intusschen zyn er nog altyd lief
hebbers voor de pacht. Den 27sten Sep
tember 1834 verzoekt N. Rozenkrans,
koopman in hooi en stroo, pachter te
mogen worden voor een ruimer tydvak
en uit door B. en W. opgestelde voor
waarden blykt, dat hij inderdaad pach-
'ter geworden is. In de straten in het
midden van de stad moet hy puin,
haardasch en vuilnis eiken dag, ln an
dere straten tweemaal per week opha
len. Drie maanden later klaagt de man
er over, dat in de stad belangrijke ver
zamelingen haardasch en vuilnis be
staan, die door anderen worden opge
haald, derhalve tot zyn schade.
De stads-opzichter de Geus vindt
deze klacht niet ongegrond en acht
het ook wenschelijk, dat Rozenkrans
ook met het wegvoeren van modder en
specie uit de heulen begunstigd wordt.
B. en W. zyn van meening dat zooveel
mogelyk moet worden voldaan aan zyn
verzoek, ook in het belang der gemeen
te. daar door deze ophoopingen veel
stank wordt veroorzaakt. Heel overtui
gend klinkt dit alles niet. het is duide
lyk dat B. en W. geen kans zien, deze
concurrentie voor hun pachter tegen te
gaan. Maar blykbaar is het met de
reiniging in de stad nog altyd slecht
gesteld.
Rozenkrans houdt het dan ook niet
lang vol. Altaians op 10 December
1851 wordt door het gemeentebestuur
een nieuwe verordening gemaakt. Er is
alweer een nieuwe pachter opgestaan,
en nog wel een met een langen naam,
de Maatschappij ter bevordering van
Landbouw en Landontginning. Inder
daad duurt dit nu eens een flinken tijd.
De lijdensgeschiedenis met de pacht
schynt voorbij, want de concessie loopt
van 1849 af 25 jaar, dus tot 1874, en-
gestoord door. Maar de klachten zijn
daarom nog niet voort Een touwsla
ger requestreert, omdat er in den
blijkbaar openbaren) vuilnisbak voor
zy'n fabriek asch en vuilnis gegooid
wordt, zoodat er vaak een lichte brand
ontstaat, die dan door zyn personeel
gebluscht wordt. Als dat *s nachts
eve:— -1 gebeurt, kan er een groote
brand uit volgen. Het systeem van de
openbare vuilnisbakken moet nog al
uitgebreid gev/eest zijn, want in 1870
hobben B. en W. machtiging gegeven
tot het wegbreken van een steenen vuil
nisbak onder Heemstede.
Maar ook met de paclitster met den
langen naam dreigt het mis te loopen.
Wel wenscht zy in 1874 verlenging
maar voor niet langer dan voor 3 jaar.
Daarna, dus in 1877. stellen B. en W.
den Raad voor, de reiniging voor 3 of
vijf jaar uit te besteden, en wanneer dat
niet gelukt, de bestaande reiniging over
te nemen en allengs verbeteringen in te
voeren.
Hiertoe wordt besloten, maar nu doet
zich geen enkele liefhebber op, zoodat
de Raad besluit zelf de reiniging ter
hand te nemen. Voorloopig wordt er
3000.uitgetrokken o.a. tot aanstel
ling van een opzichter.
Na jaren tobbens komt men dan ten
slotte tot eigen exploitatie, ofschoon
de rapporteur van de commissie zich
er nog min of meer voor excuseert met
een beroep op andere steden. Het was
blykbaar meer dan tyd. „De faecaliën
worden ln den regel verzameld in kuilen
en putten, die wel de vaste stoffen te
rughouden, maar aan de vloeibare ge
legenheid geven om zich in den om
ringenden grond te verspreiden en dien
te verpesten; of zij worden door riolen,
die reeds van den beginne af aan door
dringbaar zyn of het later worden,
voortgeleid of naar putten die later
worden geledigd, of naar de stadswate-
ren, waaruit zij, na ook die verontrei
nigd te hebben, later weer worden uit
gebaggerd. De ruiming van putten en
het vervoer van faecaliën in daarvoor
bestemde karren laten op den publie-
ik u vertel dat het lichaam van madame
Harlowe is opgegraven", vervolgde Ha
nand en 'theetje kleur dat Waberski nog
op zyn wangen had, verdween. Hij
staarde Hanand aan, zijn kaken gingen
zenuwachtig op en neer, maar hy zei
geen woord.
„En wat zult u er dan wel van zeggen
als ik u vertel dat er niet meer mor
phine in is gevonden dan voor één slaap
drankje noodig was. en geen spoor van
eenig ander vergif?"
Er heerschte volkomen stilte in het
vertrek, toen Waberski zUn zakdoek uit
zyn zak nam en zijn voorhoofd afveeg
de. Het was afgeloopen. Hij had gehoopt
zyn voorwaarden te kunnen stellen,
maar hy was overbluft. Hy had geen
greintje vertrouwen in zijn eigen beschul
diging. Er stond maar één weg voor
hem open en dat was, zyn beschuldiging
in te trekken en te beweren dat zijn ge
hechtheid aan zyn schoonzuster hem er
toe gebracht had een vreeseiyke fout te
maken. Maar daar was Boris Waberski
de man niet naar. Hij bezat de listig
heid waarop wel meer boeven stranden.
En hij was dom genoeg om te denken
dat Hanand misschien ook meer zei dan
hij verantwoorden kon.
Hy trok zijn stoel wat dichter naar de
tafel toe. Hij grinnikte en knikte ver
trouwelijk tegen Hanand.
„U zegt: „als ik u vertel" zei hü
vriendelyk. Ja, maar u vertelt het m8
ken weg en !n den dampkring walge-
lyke sporen na. Zulk een wyze van ver
zamelen en vervoer van faecaliën nu
verdient ten volle de kwalificatie van
onvoldoende".
Zoo spreekt men In 1784 al.
Nu, in 1927, heeft de eigen gemeen
tereiniging een halve eeuw bestaan. Is
zy nu, menschelykerwilze gesproken,
volmaakt? Verre van dien, want het
tonnenstelsel, in 1877 aangeprezen, werd
later verafschuwd, zóó zelfs dat de Raad
tot afschaffing besloot. Maar tot den
huidigen dag bestaat het nog: de prac-
tijk heeft het van de goede plannen ge
wonnen. Er blijft dus ook in de tweede
halve eeuw van haar bestaan nog heel
wat te verbeteren over.
J. C. P.
STADSNIEUWS.
DE VOLKSUNIVERSITEIT.
EEN CURSUS VAN
DR. J. D. BIERENS DE HAAN.
Men schryft ons;
De mededeeling in het programma der
Volksuniversiteit, dat Dr. Bierens de
Haan uit Aerdenhout dit winterseizoen
weer een leergang hoopt te geven, zal.
menigeen onzer stadgenooten met groote
voldoening hebben gelezen. Deze fijnzin
nige wijsgeer heeft het bereikt, ook te
Haarlem een kring van getrouwen om
zich te vereenigen, waarvan er gewoon-
lyk, wanneer er van hem een leergang
georganiseerd wordt, weinigen ontbre
ken, De bedoeling van dit artikel is
echter ook menigeen, die misschien tot
nog toe zich nog niet aangetrokken ge
voeld heeft tot een philosofischen leer
gang, op te wekken, van deze gelegen
heid gebruik te maken, zich zeiven een
geestelyk genot te bereiden, waarvan hy
misschien na lange jaren nog getuigen
zal, dat het van beslissenden invloed ge
weest is op zyn levensbeschouwing en
zyn persoonlijkheid. Misschien zal een
lezer denken, dat dit nu toch de lofrede
wel wat erg opschroeven heeten moet,
maar schryver dezes, die het voorrecht
had, verleden jaar in het Huldigings
comité van Dr. Bierens de Haan deel
uit te maken, heeft het toen ervaren,
hce velen van heinde en verre uit het
land datzelfde met zooveel woorden ge
waagden omtrent den invloed op him
geestelijke persoonlijkheid, uitgeoefend
door dezen talentvollen man.
„De stryd tusschen naturalisme en
idealisme" zoo heeft de docent ditmaal
zijn cursus genoemd". Wat bedoelt hy
daarmee? Ik zal het trachten uit te leg
gen in enkele weinige woorden. Men
noemt onzen tyd dien van „de techniek"
en niemand zal ontkennen, dat hy zoo
heeten mag. Wy leven in een eeuw van
ongeëvenaarde beheersching der natuur
door den mensch, die zich door middel
van zijn scherp ontledend verstand een
natuurwetenschap geschapen heeft, die
het aanzien geschonken heeft dan aan
al die techniek, waardoor onze tijd ge
typeerd wordt. Aan den anderen kant
echter zien we duidelyk behalve deze
„naturalistische strooming" in onzen tijd
en vooral in de laatste jaren een te
genstrooming werkzaam en eerst als we
„strooming" en „tegenstrooming" tegen
elkaar en op elkaar in zien werken, kun
nen we iets verstaan van wat we dik-
wyls zoo gedachteloos noemen „den geest
van dezen tijd." De tegenstrooming
noemt Dr. Bierens de Haan de „idea
listische", maar men zy op z'n hoede voor
dat woord want het wordt in een ande
ren zin gebruikt, als waarin wy in het
dagelijksch leven ook alweer „gedach
teloos" dat woord bezigen. „Idealisme",
moeten wij nu een oogenblik begrypen
als een zienswyze, die niet uitgaat van
de ervaarbare werkelykheid. doch zich
bezint op wat alle natuur te boven gaat
Het naturalisme bevat een gedeeltelijke
waarheid en heeft een onmiskenbare
taak, daar het den mensch leidt tot de
bovenbedoelde- „beheersching der na
tuur" maar het idealisme verstaat den
zin der menschelykheid.
„Het is nog niet helder," zal misschien
een lezer zeggen. Tot hem richt ik my.
Want hij is grooter philosoof dan hy
zelve vermoedt; inzooverre hy ervan be
wust is, dat hij iets niet begrijpt en
den moed heeft, ervoor uit te komen
ook. Maar hy dacht toch zeker niet, dat
het mij gegeven is in één korte alinea uit
te leggen, waar Dr. Bierens de Haan acht
avonden voor noodig heeft. Maar mijn
bedoeling is geweest, iets aan te duiden,
waardoor belangstelling gewekt wordt
voor den cursus van Dr. Bierens de
Haan, die het hebben zal over de te
genstelling tusschen die twee kapitale
levens- en wereldbeschouwingen, die van
zoo algemeene en vérstrekkende betee-
kenis is voor onzen tyd, de twee polen
a. h. w. waartusschen onze tijd zich be
weegt en door welke te kennen alleen
haar geest begrepen wordt, „de stryd
tusschen naturalisme en idealisme".
niet, monsieur Hanand. heelemaal niet.
Integendeel wat u zegt is dit: „Vriend
Waberski, dit is een moeibjk geval, en
als het publiek wordt komt er een
groot schandaal waarvan de gevolgen
nog niet te overzien zijn. Laat al die
rommel maar met rust".
„O, heb ik dat gezegd?" vroeg Hanand
terwijl hij vriendelyk glimlachte.
Waberski voelde zich nu veel meer
zeker van zijn terrein.
„Ja. en u heeft nog meer gezegd. U
zei-de: „Je bent slecht behandeld, vriend
Weberski en als je nu eens gaat praten
met dat nichtje ven je En zijn stoel
schoof achteruit tegen de boekenkast en
hij zette een gezicht als een man op wien
geschoten is.
Hanand was overeind gesprongen en
stond met een woedend gezicht by de
schrijftafel.
„Zoo. heb ik dat allemaal gezegd?"
bulderde hy. „Ik ben dus heelemaal
uit Parys gekomen cm deze moord-
aanklacht met een kleine financieele
overeenkomst op te lossen Ik Hanand!
O, ló 16! Daar zal ik u eens een
lesje voor geven! Lees dit eens! en
hij schoof het papier met den offi
cieelen stempel naar hem toe. „Hei is
het rapport van den analist. Hier
zeg ik u lees dat eens!"
Waberski stak zyn bevende arm uit
en durfde niet dichterbij te komen. En
DE B. A. N. S.
Men schrijft ons:
Dinsdag hield de afdeeling Haarlem
van den B. A. N. S. haar eerste ver*
gadcring in dit winterseizoen.
De voorzitter opende de zeer druk
bezochte vergadering en heette in het
bijzonder den Bondsvoorzitter den
heer K. Bloothoofd welkom. De voor»
zitter deed verder uitkomen dat deze
vergadering zou staan in het teeken
der classificatie en verband met de
anncxatie»groot»Haarlem.
Gelijk bekend is heeft de afdeeling
de standplaatsaftrek steeds als een
groot onrecht aangevoeld en daarom
alle acties daartegen krachtdadig ge»
steund.
Door de annexatie voelt men
thans zelf aan den lijve dit groote on»
recht want het is nu mogelijx dat
men in GrooteHaarlem in de 4c resp.
3e kl. woont, terwijl men toch het
voorrecht geniet Je 1ste klas hooge
belasting enz. van Haarlem te moeten
betalen.
„Het is niet waar" dat men op een
2e of 3e klasse standplaats goedkoo»
per leeft dan op een 1ste klasse, men
bedenke maar eens de schoolgelden
de verplcgingskosten enz. dit alles
geldt des te meer bij den spoorweg»
ambtenaar in het bijzonder.
Daar nu de directie heeft besloten
om in verband met de annexatie van
Haarlem, den bestaanden duurtckring
niet noemenswaard te wijzigen, zijn du
spoorwegambtenaren die zich te Wes»
ten van den 6poorlijn Amsterdam
Rotterdam willen vestigen ten zeerste
gedupeerd. Want in verband met de
ligging vfln hunne kantoren is het
wonen in het N., Z. of O. van de
stad uitgesloten.
Pogingen door de afdeeling in het
werk gesteld om door middel van den
Personecbraad hierin verbetering te
krijgen, hebben gefaald, doch de afd.
zal niet blijven zitten en steeds ha»
meren op deze aangelegenheid-
Door de degradeering van dc werk»
zaamheden, uitzuiniging personeel,
verslechtering in de dienst» cn rust»
tijden en het halsstarrig blijven wei»
geren van directie en Minister van
Waterstaat om gelijkstelling voor
wat bctereft classificatie rijksperso»
neel. wordt de geest onder het spoor»
wegpersoncel er niet beter op.
De bondsvoorzitter lichtte dit alles
nog nader toe. Hij besprak de ver»
schillende conferenties met directie en
den Minister, waaruit bleek, dat deze
tegenwoordige bewindsman alle bc»
raadslagingcn enz. tot een sinecure
tracht tc maken.
Het deed den bondsvoorzitter goed
te bemerken dat de afd. Haarlem
krachtdadig zou willen medewerken
om haar goed recht te verkrijgen.
toen hy het papier in zyn hand hield
trilde hij zoo dat hy niet kon lezen.
Maar aangezien hy nooit in zyn
eigen aanklacht had geloofd deed dit er
ook niet veel toe.
„Ja", mompelde hy „ik heb onge-
twyfeld een fout gemaakt".
Hanand viel hem weer aan.
„Feut! Een mooi woord! Ik zal u
eens toonen wat voor soort fout - ge
maakt heeft. Zet uw stoel eenr de
schrijftafel, tegenover mij! Z> EV
neem u eens een pen zoo! En nu moet
u een brief voor my schryven".
„Ja, Ja", stemde Waberski ter. Alle
listigheid en zekerheid was uit lijn op
treden verdwenen. Hij trilde van het
hoofd tot de voeten. „Ik zal schryven
dat het my spyt".
„Dat is niet noodig", brulde Hanand.
„Ik zal er wel voor zorgen, dat het u
spijt! Neen! U schryft voor my in het
Engelsch op wat ik u dicteer. Klaar?
Ja? Dan begint u maar. „Myne Hee-
ren". Heeft u dat?"
„Ja, ja", zei Waberski. terwyi hy
haastig schreef. Het duizelde hem. Hy
kon bijna niet schryven met den de
tective vlak tegenover hem. Hy wist
nog niet waar het op uit zou loopen.
„Goed. „Myne Heeren", herhaalde
Hanand. Maar er moet nog een datum
boven den brief staan. Dertig April hè
dat is wel goed. De dag dat madame
Harlowe's testament is voorgelezen en
u ontdekte dat zy u niets had nage
laten. Dertig April set het ex maar
BALAVOND „J. J. CREMER"
De „band" is toch maar alles op zoo'n
bal. Daar draait het om. en als die goed
is. is alles goed. Stemming is er vanzelf.
De zaal van den Kegelbond is ideaal,
de bezoekers willen dansen, niets dan
dansen, den ganschen avond, van negen
tot twee uur.
Welnu, allons, on dansera, de saxo
phonist Herman Stinis een zeer goede
zet het riet aan de lippen, het boch
tig koper stoot zijn diepe weemoedig
klagende klanken uit. Of gilt en krijscht
in hooge tonen zyn smart, of vreugde, of
wat het bezielen moge de zaal in. En de
andere „Melodians" volgen gewillig, en
laten de trompet er tusschen knetteren
en snerpen en het slagwerk bonzen om
de scheppingen der jazz-componisten
zoo zuiver mogelyk weer te geven.
En volgzaam schuift en knieknikt de
massa.
En dan werpt Stinis de snatertonen
van de sopraan-saxophone er midden in,
een aansporing om hartstochtelijker en
vuriger te dansen. Om later weer kal
mer te wiegen, bij de donkerder klan
ken van de alt.
Een goede band, „The Melodians". Zy
weet het nieuwste te geven en het op
moderne wijze uit te voeren, d.w.z. met
goede bezetting en niet te cacophonisch.
Het is dan ook een goed geslaagd bal.
Met hernieuwde animo wordt het tel
kens op den parketvloer geprobeerd, en
klaterend applaus vraagt om méér mu
ziek zoodra er een oogenblik rust komt.
Aan de kanten hebben zeer velen een
gezellig plaatsje gezocht, van waar het
dansen wordt gadegeslagen.
De annalen van de Kon. Letterlieven
de Vereeniging „J. J. Cremer" kunnen
van een geslaagd bal te meer spreken.
VERNIETIGING DER
HUURVERORDENINGEN.
De gronden er toe.
IN STRIJD MET DE
GEMEENTEWET.
Nadat de regeering telegrafisch aan
de betrokken gemeente mededeeJing
had gedaan van de vernietiging der
huurverordeningen., heeft zij thans be»
richt, op welke gronden dit is ge»
schied.
In de koninklijke besluiten wordt
dienaangaande naar dc Tel. meldt,
het volgende overwogen:
Op grond van den inhoud en de ge»
boven. Ziezoo nu gaan we weer ver
der. „Mijne Heeren .Zend mij dadelyk
per aangeteekenden brief tienduizend
gulden anders maak ik moeilijkheden."
Waberski liet zyn pen vallen en
sprong uit zyn stoel.
„Ik begryp u niet dat kan ik niet
schrijven het is een vergissing het
was niet mijn bedoelingstotterde
hy en hief zyn handen op alsof hy een
aanval wilde afweren.
„O, het was uw bedoeling niet om
geld af te persen!" riep Hanand. „Zoo,
zoo' Het is maar goed voor u dat ik dit
weet! Want wanneer zooals u zoo vrien
delijk tegen mademoiselle heeft gezegd,
het oogenblik aanbreekt waarop van
verzachtend? omstandigheden gespro
ken wordt, zal ik ev over beginnen. Dan
zal ik zeggen: „Meneer de President,
hy schreef het wel, maar het was niet
de bedoeling van dien armen kerel om
geld af te persen. Dus geeft u er hem
nog maar vyf jaar by!" en meteen ren
de Hanand de kamer door en gooide de
deur open waarachter Jim Frobisher
stond te wachten.
„Kom maar!" zei hij en nam Jim mee
de kamer in. „Laat u die twee brieven
eens zien die hij aan uw firma heeft
gestuurd, monsieur Frobisher".
Maar het was niet eens noodig. Boris
Waberski was op een stoel neergevallen
en in tranen uitgebarsten. Het was aan
allen, die in de kamer waren, te mer
ken dat ze zich hierby niet op hun ge
mak voelden, behalve aan Hanand; al-
schiedenis van de huurcommissiewet,
met name in verband met de bepaÜn»
gen van die wet, waarbij ook, wat be»
treft de afschaffing differentiatie naax
de gemeenten mogelijk is gemaakt»
moet de strekking der bij de huur*
commissiewct cn hare opvolgende
wijzigingen gegeven regeling van dien
aard geacht worden te zijn. dat ten
aanzien van het onderwerp dier regc*
ling na het vervallen der wet eeniger*
lei regeling, ook van een ander over»
heidsgezag, niet verder behoort te
gelden. Dc verordening treedt in het
geen van algemeen rijksbelang is. en
de verordening is dus in strijd met ar*
tkel I5O der gemeentewet.
Onder de tegenwoordige omstandig»
heden, voor zoover de vraag naar
eenige soort van woningen het aanbod
overtreft, is bovendien vermeerdering
van het aanbod door den bouw van
nieuwe woningen mogelijk en het
eenige middel, waardoor in een wer»
kclijkc behoefte kan worden voorzien.
Hierdoor kan stijging van de huren
boven het gewone peil. dat door de
tegenwoordige bouwkosten geboden
wordt, worden voorkomen.
Een beperking van de vrijheid om
voor een deel der woningen een huur»
prijs overeen te komen, kan wel de
vraag naar die woningen doen toene*
men, maar niet het aanbod daarvan
doen vermeerderen; zij kan dus slechts
de strekking hebben een toekomstig
tekort van die woningen te bevor*
deren.
Belemmering van den verhuurder in
de bepaling van dc huur. kan huurop*
zegging ten gevolge hebben zooals dc
ervaring geleerd heeft, voordat de
maatregelen van de huurcommissic»
wet waren aangevuld met de huurop»
zeggingswet.
De verdreven huurder zou dan een
duurdere woning moeten betrekken of
wel tot samenwoning zijn toevlucht
moeten nemen.
Derhalve wordt overwogen, dat de
bepalingen der verordening de belan»
gen van de volkshuisvesting niet bevor,
deren, maar schaden en derhalve niet
alleen in strijd met de wet zijn. maar
ook in strijd met het algemeen belang.
PERSONALIA
Te Leiden zijn geslaagd voor het
candidaatsexamen geneeskunde de hee-
renM. J. W. de Groot uit Santpoort, en
M. Bruining uit Haarlem.
Aan de Technische 1ogeschool t9
Delft is geslaagd voor het candidaats
examen civiel ingenieur de Leer A. M.
Verschoor uit Haarlem.
leen zyn woede verdween plotseling.
Hy keek Waberski zwijgend aan.
„Wij schamen ons over u. Gaat u
maar weer naar uw hotel", zei hij eln-
deiyk. „Maar u mag Dyon niet verla
ten, monsieur Waberski, voor wy uitge
maakt hebben wat er met u zal gebeu
ren".
Waberski stond op en strompelde naar
de deur.
„Ik vraag om vergeving", stamelde
hij. „Het is een vergissing. Ik ben heel
arm ik heb er niets kwaads mee be
doeld", en zonder naar iemand te ky-
ken ging hij de kamer uit.
„Wat een vent! Hij zal nu wel nooit
meer zeggen dat het in Dyon zoo saai
en vervelend is." zei Hanand, nu weer
in het Engelsch. „Weet u wat myn
vriend Ricardo gezegd zou hebben?
Neen? Dan zal ik het u vertellen. Ily
zou gezegd hebben: „Wat 'n lef heeft
die kerel!"
Zij, die nog in de kamer waren, Betty,
Ann Upcott en Jim Frobisher grepen
gaarne elke gelegenheid tot lachen aan
op dat oogenblik. De smet was van het
huis wegenomen. De aanklacht tegen
Betty was ongegrond gebleken, de
heele ellendige geschiedenis was afgeloo
pen. Tenminste, het scheen zoo. Maar
Hanand liep snel naar de deur, die hij
dicht deed. en toen hij terug kwam
lachte hy allerminst.
(Wordt vervoIgdJ
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL.
Stelt het toch niet uit tot de ongemakken van een slechte spijsvertering" zich
voordoen: bestelt nog heden 5
ARR'S SVloüTBROÖD