OM ONS HEEN Aspirin- HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 18 OCT. 1927 LETTEREN EN KUNST No. 3701 MODEKNE ANTIQUITEITEN. Natuurlijk vreten wij allemaal heel goed. dat artikelen van glas. van hout, van allerlei andere grondstoffen, ver gankelijk zijn. Hebben wij zelf niet de grootste moeite om een stel van twaalf of zeg zes glazen of schalen compleet te houden, zoo dat nergens een scherf af is of een oor? En toch kunnen wij ons heel goed voorstellen, dat ergens in het kleinste winkeltje van oudheden zes encerispelyke wijnglazen van het jaar 1800 op een kooper staan te wachten. Hoeveel bezitters of juister gezegd be zitsters moeten dan niet achtereenvol gens. door al die jaren heen, het voor beeld gevolgd hebben van onze moeder of grootmoeder, die haar bezit aan kost baar glaswerk zelf placht te beheeren, zelf schoonmaakte wanneer het ge bruikt was, zelf wegzette in het donker ste hoekje van de kast, nadat zij het eerste en beste middel tot behoud van haar schatten haar leven lang had toe gepast. namelijk se niet of bijna niet voor den dag te halen en dat enkel en alleen te doen bij extra buitengewone gelegenheden, een vijftigsten verjaardag bijvoorbeeld of een zilveren bruiloft en de kostbaarheden zelfs dan nog maar alleen in handen te geven van kalme, voorzichtige en bij uitstek vertrouwde familieleden of vrienden. Maar goed, wij aanvaarden dan die trere zorg van anderen voor breekbare voorwerpen, die wij zelf ook wel eens gekend hebben en denken er liever niet aan, dat de mooie stukken die we zoo plotseling aantreffen, volstrekt niet zoo cud zijn als ze lijken, maar integendeel r.og geen half Jaar weg zijn uit de werk plaats van den knappen nabootser. Ja. wanneer ai het ..antiek" dat in een heel land aanwezig is. bij elkaar gebracht was in één groot magazijn- dan zou de onwaarschijnlijkheid en niet minder de eenvormigheid van de massa ons wel wantrouwend maken. Maar wij zien immers altijd maar een heel klein ge deelte en we willen zoo graag wat vin den, wat ontdekken! Dat is nu eenmaal heel moeilijk. Amerika bijvoorbeeld is el l3ng ontdekt door Columbus en de diamanten in Zuid-Afrika ook al jaren geleden, vermoedelijk door een dommen Kaffer, wiens kinderen er mee speel den en ze voor glas aanzagen. Om wat te ontdekken moet een mensch geniaal wezen of bijzonder volhardend of ui terst gelukkig, liefst alle drie tegelijk anders vindt hü niet veel. De anti quiteitenhandelaar is er evenwel nog en in onze nabijheid gevestigd, misschien wel in de straat waar wij zelf wonen. Daar ligt de kans. De kans namelijk, om iets voor weinig geld te bemachtigen dat grof geld waard is. Over dit onderwerp heb ik onlangs in bet Duitsche weekblad ..die Woche" een artikel gevonden, dat een aardigen kijk geeft op de jacht naar antiquiteiten zoo als die" in de heele wereld gedreven wordt, misschien af en toe wel door ens zelf. Het is inderdaad voorgekomen, dat iemand bij puur toeval ergens in een donker hoekje op zijn of andermams zol- cer een schilderstuk vond, overtrokken met een laagje stof of vastgekleefd vuil, dat na de schoonmaak een Bembranüt of een Velasquez bleek te wezen en tienduizenden guldens waard. Maar het tegendeel kemt vaker voor, namelijk dat de antiquiteiten-jager een lor van een schilderij vindt, opzettelijk in een hoek vol spinrag weggezet met de be doeling dat het er gevonden worden zou en aangezien voor het werk van een ouden meester; zelfs kan het wezen dat de eigenaar er voorzichtig een paar voorletters heeft opgezet, die de fanta sie van den liefhebber nog wat te hulp komen moeten. Wanneer een handelaar zóóver gegaan is. dan kan er van bedrog gesproken •-orden. Maar als hij alleen maar een orulschilderijtje een beetje handig ver scholen heeft en de liefhebber het vindt en koopt, hopende dat hij iets bijzon ders ontdekt heeft en naderhand een onbeduidend dingie ziet. neergspenseeld door e-n man zonder eenige reputatie wie kan den verkooper dan nog een verwijt maken! De antiquiteitenspeur der hoopte immers zelf. een kostbaar voorwerp voor eenige stuivers machtig te kunnen worden is dat al geen op lichting in den gebruikelijken zin van het woord, het beantwoordt eventnin aan de spreuk: geef des keizers wat des keizers is. Wie een put graaft voor een ander, valt er zelf in, past beter op de situatie. De handelaar in antiquiteiten kent natuurlijk de „vindziekte" van zijn klan ten heel goed. Wat zij wenschen kun nen zij krijgen, wanneer het zijn omzet maar vergroot. Buitendien is het den kleinen handelaar ook nog daarom aan genaam, daar hij zelf gewoonlijk niet precies cp de hoogte is en op informa ties naar naam en soort meestal maar een antwoord stamelen kan, dat alles en niets beteekent. Alles wat kromme poo- ten heeft is in zulke gevallen „barok stijl", ieder schilderijtje vermoedelijk „een Wouwerman" en de rommel, die heelemaal niet precies nagegaan kan voorden, zeker „meer dan honderd jaar oud". Nooit zal zoo iemand den moed hebben te beweren: „dat is zoo en zoo", altyd zal hij als een voorzichtige koop man het risico aan den kooper overla ten. Antiek is eigenlijk alleen maar een gezamenlijk begrip geworden voor alles, wat uit een vroegeren tijd afkomstig is. Hoe reusachtig groot dit gebied is, kan men zich voorstellen uit het eenvoudige feit dat de werkelijk groote en deskun dige handelaars, evenals geleerden en kunstkenners, allen specialisten zijn, dat w;l zeggen hun werk, hun belangstel ling concentreeren op een bepaalde snort antiquiteiten: porcelein of schil derijen of meubelen ol- tapijten, of op een bepaalde soort van voorwerpen, een bepaalde periode en dergelijke. De schrijver van het artikel in „die Woche" ontkent natuurlijk volstrekt niet. dat er fabrieken zijn van zuiver vervalschte antiquiteiten: de teekenaar, die zijn beschouwing illustreert, beeldt een man af, die druk bezig is, mum mies na te maken: juist heeft hy er een onder handen en achter hem staat er een, kant en klaar, te wachten op een lichtgeloovigen kooper. Een andere prent stelt een ouden snuiter voor, druk bezig met de vervaardiging van zoogenaamd oude beelden; hij heeft er den bril bij opgezet, want het moet precies wezen, anders lykt het niet voldoende op de echte waar. Een derde industrieel van dezelfde klasse is bezig, met een geweer hagelkorrels of klein schroot in het houtwerk te schieten, dat hy pas gefa briceerd heeft. Niets lijkt zóó precies op de wormgaatjes, die door ouderdom in het echte artikel ontstaan. Hoe moeilyk het dikwyls is. oud van nieuw te on derscheiden, toont een groepje van kunstkenners, vier in getal, die met ge zichten vol onzekerheid naai' een schil derijtje kijken. „Oud of nieuw, ziedaar de vraag", heeft de schrijver er onder gezet: Daarvoor hebben wy trouwens „die Wcche" niet noodig. Komt het niet af en toe in onze eigen omgeving voor. dat de eene kunstkenner met stellig heid een kunstwerk herkent, dat zyn collega minstens verdacht, soms zelfs wel absoluut onvertrouwbaar voorkomt te zijn? Natuurlijk is het altijd moeilyk. op zettelijk bedrog aan te toonen. De ver kooper is immers op zyn beurt ook een maal kooper geweest en kan er even goed mgeloopen zyn als de laatste koo per, die bespeurt dat het gekochte voor werp geen of weinig waarde heeft. Maar er komen gevallen voor. waarbij het bedrog er dik op ligt. ..Ieder jaar", zoo schrijft de auteur van het artikel onder een prentje, „wordt het oude fa miliekabinet minstens eenmaal met een bezwaard hart tegen zwaar geld ver kocht". ja. waar komt dan eigenlyk de kast vandaan, die telkens weer in de plaats van de nieuwe wordt neer gezet? De oude man met de pijp in den mondhoek, de dikke oude moeke naast hem, kijken wel met een stug afweren- cicn trek om den mond den automobi list aan. die zin in het meubel schijnt te hebben, maar reken er op, dat zij slimmer zijn aan hij en al tot den koop besloten hebben wanneer hy nog in angst en beven zichzelf afvraagt, of zy zullen toehappen. Het eenige waar zij aan denken is immers, hoeveel geld zy uit den liefhebber kunnen persen. Grappig is deze knosiery natuurlijk niet, maar zij heeft toch een vermakely- ken kant: namelijk, dat de aspirant- kooper, die iets ontdekt meent te heb ben. niet het minste verstand van het artikel heeft, onverschillig of het een schilderij is of een meubelstuk of wat ook. Er staat op een schilderytje mis schien de naam Ruisdael te lezen, maai de kooper denkt er by de onderhande ling niet aan, den verlrooper naar. de. echtheid te vragen: de man zou daar door imnrrs op de groote waarde op merkzaam gemaakt kunnen worden! Een korte tweestryd en de liefhebber koopt, niet zender dat hy nog een tien tje bij z:;r. laatste bod doet. Maar de eerste deskundige dien hy gaat raadple gen lacht en zegt den ongelukklgen koo per, dat er weliswaar molens voorko men op schilderijen van Ruisdael, maar dat dit stuk minstens een eeuw na den dood van den meester gemaakt en bovendien van Itaüaanschen, niet van Holiandschen oorsprong is. De naam achter op 't dcek doet niets ter zake: dat kan een vroegere eigenaar er uit groot heidswaanzin op geklad hebben, die even weinig kennis had van de Neder - landsche schilderschool der zeventiende eeuw, als de tegenwoordige eigenaar. Het schilderij is niets anders dan een aardig landschapje uit de achttiende eeuw. Bedrog? Weineen, de verkooper heeft den naam Ruisdael niet ge noemd. De prijs komt overeen met het stuk. Niets verplichtte' hem, den naam achter op het stuk er af te nemen. De kooper daarentegen had tot zichzelf moeten zeggen: ten eerste vliegen de Ruisdaels maar niet zoo in de streek rond. Ten tweede moet of kan iedere handelaar in oudheden den naam Ruis dael kennen. Ten derde heeft de ver kooper zeker den naam achter op het doek gezien en stellig heeft hij naar de echtheid geïnformeerd, wanneer hy er zelf niets van verstaat. Maar het woerd Ruisdael is niet genoemd en de prys ver onder de waarde van een Ruisdael. Derhalve kan met 90 procent zekerheid aangenomen worden, dat het geen Ruisdael is. De schrijver van het artikel ln „die Woche" geeft dan ook aan den ge- eerden antiquiteiten-liefhebber, zoeker en vinder, de volgende wijsheid mee, voordat hij zich in gevaar begeeft of naderhand moord en brand schreeuwt: „elke verkooper kan even slim zijn als gy, ook wanneer men het hem niet aanziet. Als gij hem voor zoo dom houdt, dat hij de waarde van een zaak niet kent, moet gy er ook niet over uitvaren, dat hij ook zoo dom was de vervalsching niet te kennen. Beproef nooit, den groo- fcen prys in een antiquiteitenwinkel te vinden an dan nog wel in een heel kleinen het kan wel eens voorkomen, maar niet zoo vaak als gy denkt. Stum per niet met gesloten oogen op het ge bied van uw hartstocht rond, -dan kan u veel minder overkomen. En loopt gy er eens in. gedraag u dan waardig en bedenk, dat de mensch in het leven overal leergeld betalen moet". J. C. P. HET TOONEEL. EEN NIEUWE VISCHW1NKEL. In de Kleine Houtstraat is op no. 87 een nieuwe vischwinkel geopend, die den naam draagt van „De Concurrent". De zaak ziet er frisch en zindeiyk uit Witte tegels zijn tegen de wanden aan gebracht en alle houtwerk is wit ge schilderd. Het manner en granito werkt mee om den heideren indruk te verhoo gen. De eigenaar, de heer W. Bok is al reeds 35 jaren in het vak, zoodat men in deze zaak wel kan verwachten, dat men vakkundig en goed bediend wordt. JACOB VAN LENNEP. DE KOEKOEK. De Koekoek is wel „volbloed Fa- biieius"! Ook als de naam van den auteur my onbekend ware geweest, zou ik by de lezing van dit stuk dadelijk heb ben geweten, dat geen ander aan Fabri cius de schrijver kon zyn. Men herkent er schier op elke blacizyde den auteur van De Rechte Lijn, Onder één Dak en Ynske uit. Dit stuk is een Fabricius zoo wel in zyn deugden als in zUn gebreken. Eeriyk gezegd, verwonderde ik er my by de lezing telkens over. dat De Koekoek na de eerste opvoeringen door het be- roepstooneel een zóó slechte pers heeft gehad en sta ik mei mijn oordeel dichter by de Tartaud's die in hun gesprekken met my over „De Koekoek" voor dit stuk van Fabricius een groote voorliefde toonden dan by dat der critici. Het is in ieder geval een sterk speelstuk met bijna zonder uitzondering prachtige speelrollerf! Al was het alleen daarom, dan had dit stuk reeds een betere pers verdiend. Fabricius blijft altyd romanticus, ook in de stukken, die in het boerenmilieu spelen. Alle personen uit De Koekoek zyn als in Ynske gedrenkt in de ro mantiek. Zy staan met hun voeten fei telijk meer op het tooneel dan in het werkelijke leven, de boeren en boerinnen uit De Koekoek ademen meer de lucht der coulissen dan die van het land. Ze zyn louter geschapen voor het tooneel! Ik ben volstrekt niet blind voor dit ge brek en vermoed, dat dit de voornaam ste oorzaak is geweest van het zoo on- vriendelyfc oordeel der eer nuchtere dan romantisch aangelegde Neder- landsche critici. Maar als men dit opzettelijke en ro mantische, zoowel in de schildering der personen als in't gegeven de verwisse ling der twee zoogkinderen docr Aalke Aaikes eenmaal heeft aanvaard, dan dient erkend, dat het stuk goed van bouw en boeiend is tot het laatste toe en dat de handeling wordt voortgestuwd door iemand van het meest onvervalschte tooneelbloed. Eet is alles „du theatre!" zal men mij misschien toevoegen! Goed, goed. maar, vraag ik, zitten wy in Hol land zoo dik in de geboren tooneelsehrij- vers, dat wij een stuk, dat voortreffelyk „theatre" is, maar dadelijk geheel en al moeten verwerpen? Ik kan my voorstel len, dat ras-acteurs en ras-actrices zooals de Tartauds en Jules Verstraete zich met ziel en lichaam aan hun rol len in De Koekoek hebben gegeven. Welke ongewoon krachtige speelrollen! De meeste zijn min of meer aan elkan der of aan andere personen uit Fabri cius' stukken verwant. Ja, zelfs ecnigen aan den auteur zelf. Spontane krachtke rels en krachtvrouwen, neven en nich ten van Wilco de Hond, boer Wolters en Ynske zyn ze byna allen! Zelfs, ja misschien hy het meest... Klaus Eeck! Fabricius, de man, die spot met con ventie en „gekleede jassen", die kelt meermalen in zijn bewogen leven de mooiste aanbiedingen durfde weigeren omdat hij v r ij wilde zijn ën zich niet in de gekleede jas wilde persen, moet geno ten hebben bij het scheppen van dezen Klaus Eeck!. Deze verloopen student, maar een man, die zich zélf durft zyn men voelt dit telkens had Fabri cius' liefde. En al was het om deze fi guur alleen dan had het stuk reeds een beter lot verdiend. En ook dokter Giystra is meer dan Aalke Alkes, die mij te veel bedenksel toeschijnt een prachtige tooneelfi- guur! Welk een speelrol Maar ze else hen allen eerste rangs krachten, in ieder geval menscben „van het vak". In een bezetting van dilettanten .kan dit stuk van Fabricius, dat véél en vee! moeilijker is dan bijvoorbeeld Onder één Dak nooit volkomen tot zijn recht komen. Steeds za! hot min of meer benaderen blijven: het hangt van de krachten af, of het niin aan wel meer za! zyn. Met genoegen kan ik hier zeg gen dat het bij Van Lennep „meer" is geworden. Ket was als geheel een zoo goede voorstelling da: men het van lief hebbers niet beter kon verwachten. Ik heb bewondering voor wat Willem Hunsche in korten tijd van Van Lennep heeft weten te maken. Dat is werkelijk iets byzonders. Spelers, die vroeger in bijrollen zelfs nauwelijks opvielen, heeft hij niet alleen in zware rollen durven zetten, maar hij heeft hun ook zooda nige leiding gegeven.dat zij er een uit stekend figuur in maakten. Onder de regie van Hunsche is van Lennep met reuzenschreden vooruitgegaan. Er moet bij Van Lennep wel ontzettend hard ge werkt zijn dat men tot een zoo verras send resultaat is gekomen. Tot zoo'n boeiende voorstelling van zulk een voor dillettanten schier onspeelbaar stuk had ik Van Lennep eerlijk gezegd niet in staat geacht! Aan Willem Hunsche mijn harteiyk compliment Er waren enkele spelers by wien men zelfs niet meer van een „benaderen" behoefde te spreken. Daar was aller eerst de „gast", mej. Cor Visser, die van de zware rol van Aalke Aikes iets heel bijzonders heeft gemaakt. Met het scherpe gezicht en de priemende oogen was zij werkelyk de harde, oude boeren vrouw met het verborgen leed, die zy zijn meest. Zy gaf meer dan een type, zy gaf een karakter. Dat een jeng meis je een oude vrouw zoo voortreffelijk vermag te spelen is werkelyk iets onge woons en het was duidelijk te merken, dat dit knappe spel ook de gasten van Van Lennep verraste. Zooals zij daar zat op haar troon was die oude boeren vrouw een domineerende figuur. En ook in détails kon men dit spel volop bewon deren. Wat was dat koude harde lachen bijvoorbeeld niet uitstekend! En hoe overtuigend was zij in haar liefde voor Klaus, hoe mooi wist zy het tweede be drijf te sluiten Heel knap ook zoo wel in grime als in spel gaf zij het verouderd en verzwakt zijn in II en m. Waarlijk, dat was spel, dat boven dilettantisme uitging. Wat een dilettan te van talent met sterke wil en onder goede leiding kan bereiken, hebben wij gisteren van deze vrouw Aikes gezien. Ik herhaal: het was iets byzonders. De 'neer Tuninga kwam als dekter Glystra niet tot die hoogte toe. Wat de heer Tuninga in deze rol heeft bereikt, is werkelijk merkwaardig, even verras send eigenlijk als van Cor Visser, die meer natuurlijken aanleg bezit. Hy had uitstekende momenten ik denk hier byv. aan het verhaal aan den notaris van zijn verdrijving uit de boerderij, en aan zijn gesprek met zijn zoon Klaus en zyn spel boeide voortdurend. Maar dat hy volkomen de heer Jan Giystra was drinker van gewoonte en boeren- typc van huis uit, zooals Fabricius hem beschi-yft zou ik toch niet durven beweren. Zyn spel leek my ook voor dezen dorpsdokter vriend van Aalke wat te fyn. 1-Iet kon alles iets sterker en iets forscher. Ook zag men van dezen man niet. dat hy naar zyn bier hun kerde. dat het drinken hem een genot was. zyn gebukte houding in zyn oogen- blikken van smart was plastisch niet fraai en zyn gang naar de deurpost aan het slot waarbij hij den indruk maakte van op vliegenvangst te zyn mag neg wel eens voor den wedstrijd gerepeteerd worden. Maar de heer Tuninga stond voor een ontzaglijk moeiiyke opgave. Van alle Haarlemsche dilettanten zou den alleen Theo Bouwmeester en Henk Bakker deze rol misschien tot .haar recht weten te brengen. Ook in het spel der dames Ko van der Berg en Tuninga en de heeren de Vries en van Zandbergen was duide lijk de invloed van Hunsche's leiding merkbaar. Het spel van de beeren was veel breeder en voller, de dictie veel meer ingesteld op de zaal. Zoo vulden zy allen veel meer dan vroeger het tooneel en kwam de tekst ook veel beter tot zyn recht. Zoowel de notaris als Jurn wer den zeer goed gespeeld. Mevrouw Tu ninga trof my in de rol van Fogeltien door haar aardig, pittig en coquet spel, dat steeds binnen de perken bleef, zoo dat het begrijpeiyk werd, dat de student Klaus haar medevoerde. Mevrouw Ko van der Berg voldeed goed in de rol van Frya Schortinghuizen de eenige vage rol in het stuk en was zelfs uitste kend toen zy in den stoel van Aalke Alkes de teugels van het bewind in handen nam. Maar was zy niet wat ope- rette-achtig gekleed naast Jurn, die kleine fout van de regie altyd maar door met opgestroopte armmouwen bleef ronüloopen. De heer Hafkenscheid was Klaus Eeck. Klaus vind ik de mooiste maar ook de moeilijkste rol in het stuk. De heer Haf kenscheid was we! de verwijfde en ver wende jongen en als tegenstelling met den krachtigen Jurn was uiterlijk het type lang niet onverdiensteiyk, al viel 't moeilijk eraan te geloovcn, dat deze jonge man in Brussel en Parys overal bekend was. Doch de cynische, decadente Klaus Eeck, de boemelaar en tegeiyk de man. die met een glimlach langs den afgrond danst en met stoïcynsche kalmte er in zal springen, na eerst nog 8 dagen „ge leefd" te hebben.... nee, dat was de heer Hafkenscheid niet. Maar waar den dilettant te vinden, die deze rol eenigs- zins tot haar recht zou kunnen bren- l.gen? Yan^Lennep heeft den heer Haf- "STensoheid erkentelijk te zyn voor wat hy reeds in deze rol presteerde. De ver gissing van zyn verkeerde entree in III zal de regie wel opgemerkt hebben. De voorstelling, die o.a. door den nieu wen bescherntfieer Jhr. O. van Lennep en vele leden van het eere-comité voor den wedstryd werd bygewcond, had een zeer groot en verdiend succes. Wij wen schen er Van Lennep en den heer Hun sche hartelyk geluk mee. J. B. SCHUIL. MUZIEK. SOCIéTé DES INSTRUMENTS ANCIENS. De vereenieing .Kunst aan het Volk' Kunstkring voor Haarlem en Omstre ken heeft ons een hoogstbelangrijken avond bezorgd. De gelegenheid, oude muziek in de oorspronkelijke instrumen tale bezetting te hcoren, komt niet vaak voor: gewoonlijk wordt die muziek in modern gewaad opgediend. De composi ties der oude clavecinisten, Couperin, Rameau, Bach en zoovele andere speelt men op een modernen concertvleugel; het clavecin, als begeieidingsinstrument bij de recitatieven in de Passies wordt, als het al gebruikt wordt, in een groote ruimte bij een talrijk koor en orkest ge plaatst. zoodat zijn toonvolume ontoerei kend is en de klank haast onhoorbaar is. Enkele virtuozen, zooals b.v. Wanda Landowska, hebben het clavecin als solo- instrument weer in eere hersteld en met recht, want hoeveel bekoorlyke effecten zijn op dit instrument met 2 klavieren en zes pedalen te bereiken, hoeveel ver schil van kleur waartoe onze moderne vleugel ondanks zijn machtigen en zan- gerigen toon niet in staat is! Het is jam mer dat de vervaardiging van clavecins zich heden tot een paar fabrieken en enkele exemplaren beperkt, want daar door biyven de prijzen te hoog om er aan te kunnen denken deze instrumen ten weer meer algemeen in gebruik te nemen voor de beoefening en vertolking der oude muziek. Een clavecin van Pleyel, gehjk mevr. Patorni-Casadesus hier gisteravond bespeelde, kost, naar zij my zeide de kleinigheid van 50000 francs, dus een kleine 5000. Het bezit van zulk een instrument zal dus voor de meeste liefhebbers wel een vrome wensch bi y ven. De Société des Instruments anciens werd door Henri Casadesus in 1901 opge richt. Ik leerde hem en zijn broeder Marcel Casadesus in 1913 kennen, toen beiden resp. als altist en cellist deel uit maakten van het toenmalige Capet- kwartet dat in dat jaar voor het eerst ons land bezocht. In 1914 kwam de oor log; beide broeders Casadesus kwamen op voor de verdediging van hun vader land; Marcel sneuvelde reeds in den aanvang door een granaatexplosSe, Henri bleef ongedeerd. De Société d. I. a. be staat met uitzondering van den bespeler der basse de viole, Maurice Deviüiers. eigenlijk geheel uit leden der familie Casadesus. Allen zijn kunstenaars van den eersten rang, en zoo kregen we een aantal werken uit de oude litteratuur te hcoren in een vertolking, die gerust vol maakt mag worden genoemd. Vooreerst een Symphonie van Bruni, (waarin een zeer geestig bewerkte Menuet, die aan een combinatie van Haydn's en Beet hoven's schrijf manier doet denken) voor Quinton, Viole d' amour, Viole de Gam- be, Basse de Viole en Clavecin, een com binatie van bteooverende klankschoon heid. Dan drie soli voor Clavecin van Haydn, Scarlatti en Ayr ton. door mevr. Patorni-Casadesus met greote virtuosi teit. elegance en zin voor klankschakee- ring gespeeld: ee ncor.cerfc voor Quinton (een kleine hoog gebouwde viool met v'jf snaren) door Marius Casadesus. een virtuoos op dit instrument gelijk Henri Casadesus op de Viole d'Amour (een soort groote altriool met 14 snaren, waarvan 7 bespeeld worden en 7 gelyk- gestemde slechts den toon versterken); de laatste droeg als solist een Divertis sement van Cimarosa, den componist van de opera „Tl matrimonio segreto", voor. Beiden bekoorden door hun toon- schoonhoid en volmaakte techniek en werden door den luiden bijval tot een toegift genoopt. De diepste muzikale in drukken werden gewekt door het Con certo van Ph. Em. Bach, dat het Quatuor des Violes voordroeg. In het geweldige Adagio van dit werk is de componist tot üe hoogte van zijn on- sterfelijken vader Joh. Ssb. Bach geste gen; de ontroerende melodie en de gran- diooze polyhpor.le deden ons aan de meest diepzinnige Adagios van den grooten Cantor denken. Een amusant Divertisse ment van Monteclair, vol aardige klank combinaties vooral in Tambourin en Carillon besloot dezen interessanten en leerrijken avond. We hopen deze voortreffelyke kunste naars nog meermalen in ons midden terug te zien. KAREL DE JONG. HET ZANGERSFEEST TE UTRECHT. Ter gelegenheid van het 20-jarig be staan van de Utrechtsche zangvereeni- ging „Polyhymnia", dir. Alphons Vran- ken, was deze vereeniging op het ori- gincele en lofwaardige idee gekomen inplaats van het uitschrijven van een concours een gezamenlijk concert te geven met eenige der meest vooraan staande Nederlandsche gemengde ko ren. Hiertoe waren drie vereenigingen uitgenoodigd n.l. „Crescendo" uit Am sterdam, dir. Willem Hespe, „Haar lem's Klein a Capella-koor, dir. Nico Hoogerwerf en „Concordia" uit Rotter dam. dir. Piet 't Hart. Zondagmiddag werden deze capella- koren door drie muziekkorpsen afge haald. gemarcheerd werd naar het park Tivoli. In de concertzaal aldaar kwam men ter begroeting byeen. Dc voorzitter van „Polyhymnia" heette allen welkom en zeide o.m. dat het hem zoo'n groot genoegen was dat de zustervercenigin- gen die elkaar op concoursen reeds meermalen bekampten nu vriendschap pelijk en zonder het „tikje" naijver te zamen een concert gingen geven. Zeer terecht is een dergelijke vergelijking boven een concours te stellen. Het con coursstelsel kan onmogelyk een juiste beoordeeiing geven en werkt oneenig- heden en oppervlakkigheid in de hand. Zeer belangrijk was de rede van den heer Anton Averkamp, die de muziek- waarde der geschiedenis en een richting voor de toekomst aanwees. Na de ver klaring van het woord Polyhymnia uit de Grieksche mythologie (naast Apollo een der muzen), wees spr. er op dat .Polyhymnia" direct als gemengd koor was opgericht. Er waren en er zyn mannenkoren genoeg die door kleinen omvang der stemmen (pl.m. 2y3 octaaf) zeer onvolmaakt zyn tegenover de ge mengde koren. Na evenals de voorzitter het concours gehekeld te hebben was het my een groot genoegen dat deze autoritaire musicus wees op de slechte of leege muziek waaruit de meeste pro gramma's worden samengesteld. Als ogede en niet moeilijke werken herin nerde spr. aan Mendelssohn, Schu mann. Bremhs en den blceityd der vo cale kunst( Nederlandsche school, Pa- lestrina enz.). Onder leiding van Alph. Yranken is „Polyhymnia" dezen weg al opgegaan. Spr. herinnerde aan woorden van Plato en Aristoteles over den in vloed van goede muziek als directe zie- letaal. Maar ook constateerden zij reeds den verderfeiyken invloed van slechte muziek. Als voorbeeld van de macht der muziek besloot de heer Averkamp zijn kernachtige rede met de herinne ring aan de Beethoven-feesten, toen ministers uit alle omliggende landen ge schaard stonden om het graf van den componist van „Alle Menschen werden Brüder". Door de uitgenoodigde vereenigingen werd vervolgens een zilveren palmtak aan „Polyhymnia" aangeboden. Vele medailles werden voorts door „Poly hymnia" uitgereikt. Ook Hoogerwerf's koor werd goed bedacht! De eere-avond „Polyhymnia" voerde na een korten Feestzang als eerste nummer van het programma „Christus is Opgestanden" van A. Diepenbrock op sublieme wyze uit. Uiterst beschaafd en veelzijdig van klankkleur was deze enorme prestatie, die hedenavond niet overtroffen kon worden. De vier dirigenten van de deelnemen de koren dwongen trouwens allen groote bewondering af; het is geen kleinigheid om dergelijke uitgelezen koren te fok ken met meestal geen superieur mate riaal! Het moeiiyke „Meilied" van Sem Dresden werd eveneens prachtig ver tolkt, zeer zuiver en met bijna orkestra- !en klank. „Polyhymnia" gaf waarach tige kunst! Dat dit voorbeeld navolging moge vinden, de „liedertafelachtige" styi verbannen worde! Toch wist Haar lem's Klein A-Capella-Koor onmiddel- ïyk zeer te Interesseeren en oogstte enorm succes met „Zonneloop" van M. C. v. d. Rovaart. Pittig, fijntjes en zeer stemmig werd dit werkje voorgedragen. Ook „Miserére Mei Deus" van H. v. Nieuwenhoven had geweldig succes. Minder gelukkig was Willem Hespe's A-Capella-Koor „Crescendo". .Lente dauw" van Ph. Loots en „Adstant Ange- lorum Chori" van Ant. Averkamp wer den uitgevoerd. ..Concordia" uit Rot terdam zong uitstekend maar de num mers waren niet bijster interessant. Tot slot werd door de vier koren gezamen- luk een ode gezongen aan het „Koren" van Alph. Vranken onder leiding van den componist. Het werk klinkt prettig en is stemmingsvol en sterk van uit drukking. Iedereen haastte zich daarna naar de extra-trams die de gasten naar het station zouden terugbrengen. Zoo behoort dit feest dat een stap vooruit beteekent naar 'n hooger staande zang kunst, wederom tol het verleden. PIET MÖHRINGER (Reeds in een gedeelte van uc vorige iplaag opgenomen). INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 Cents per regel. Den geheelen dag druk bezig j en des avonds hoofdpijn, afmatting cnvermoeidheid.Men nemedanl-2 Tabletten. Zij brengen onmiddellijk ver lichting en herstellen het denk vermogen. Men eische echter steeds de origlneele verpakking ,,0oys*.", ken baar aan dec oranje band en het Bayerkrnis. WEIGER NAMAAK 39 OF LOSSE TABLETTEN „DOOR INSPANNING UITSPANNING" Cabaret- en baiavond. Zaterdagavond gaf de Tooneelvereeni- ging „Door Inspanning Uitspanning" een cabaret- en balavond in de groote zaal van het Gemeenteiyk Concertgebouw, welke zeer groote belangstelling genoot, en dank zij de uitstekende organisatie uitnemend slaagde. Natuuriyk was het succes voor een groot deel ook te dan ken aan de dames en heeren. die een zeer afwisselend en onderhoudend program ma hadden samengesteld. Mevr. Ko v. d Berg in de kringen der Haarlem sche tooneeldilettanten een bekende sou brette, het vermaarde vocaal kwartet „Euphcnia" onder leiding van Nico Hoo gerwerf, en de heer Ar.tonini, prestidi- gitateur, oftewel goochelaar (die zijn evenknie in Haarlem en omstreken niet heeft) deden al het mogelijke om het feesteiyk samenzijn prettig te maken. Zoowel Mevrouw Ko v. d. Berg, als de heer Antonini en het kwartet „Eupho- nia" hebben wU reeds meermalen hier om haar en hun qualiteiten geprezen. Tenslotte vermelden wü dan wat bet artistieke deel van het programma be treft dat nog optrad de heer II. Smal een uitstekend cabaretier, die vlot kon confe- reeren en zingen. De heer Antonini bewees na de pauze zyn veelzijdigheid door ook nog op te treden „Met zijn levende en sprekende pop August". Het bal-programma stond onder lei ding van de heeren Michgielse en van Ake, de muziek onder die van den heer H. Hagen. Men vermaakte zich natuuriyk tot lang na middernacht. KET AUTO-ONGEVAL BIJ HALFWEG Naar w(j bij informatie aan de Maria- Stiohting vernamen is de toestand van den heer Ferwerda uit Amsterdam, een der wielryders die Vrijdag te Halfweg door een auto aangereden en daarbij ernstig verwond werd, zeer bevredigend. POLTITEKONDENDRESSUUR. Zondag hield de politiehondendres- seervsreeniging „Kent u zelf" voor den tweeden keer een onderlingen wed stryd op de buitenplaats „Caprera" te Blcemendaal. Als keurmeester fungeerden de hee ren J. Doornbosch en H. A. Switser te Haarlem; de heer J. Doornbosch had de leiding op zich ger.omen en de heer B< Pcsma was helper. In klasse A waren drie honden inge schreven en klasse B 4 en in klasse C 1. De prijzen werden als volgt gewonnen: Klasse A: le prijs H. M. A. Klabou te Haarlem, met de Groenendaeler teef. Moortje, oud 2 jaar. Deze hond liet heel mooi werk zien, vooral in de gehoor- zaamheiclsoefeningen, voorwerp bewa ken enz. De eigenaar van Moortje be haalde tevens een specialen prys voor de gehoorzaamheidsoefeningen; hy kwam ook in het bezit van den wissel- prys. Tweede prijs H. J. Colijn te Haarlem, met de Duitsche herdersteef „Hertha", oud 3 1/2 jaar, ook deze hond liet aar dige oefeningen zien. Derde prys D. v. d. Merkenhof te Haarlem, met den Belgischen herder reu „Mase" oud 1 1/2 Jaar. Deze hond liet zien dat hy niet bang was, maar „appél" zit er nog niet veel in, vermoe delijk doordat hy nog te kort In dres suur is. Klasse B In deze klasse was de heer A. v. Raaphorst tc Haarlem, met de teef „Zaza Ora van Maarland", oud 1 1/2 jaar, no. 1. Dit dier liet heel mooi werk zien in de „appél"-oefentngen, waardoor zij voor haar eigenaar niet alleen den eersten prys wen, doch tevens een spe cialen prys. Tweede prys: P. Coiyn te Haarlem, met den Duitschen herdersteef „Asta", oud 10 maanden. Derde prys A. v. d. Heuvel te Haar lem, met den Duitschen herder-reu Nero, oud 9 1/2 maand. Vierde prijs K. v. Walraven te Haar lem met den Ohien de Bric „Max", oud 1 1/2 jaar. Klasse C. Eerste prys de heer Dijk man, tuinbaas van „Caprera" te Bloe- mendaal, met den Belgischen herder-reu Brigand, oud 5 maanden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 6