OM ONS HEEN
Aspirin-
HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 18 OCT. 1927 LETTEREN EN KUNST
No. 3701
MODEKNE ANTIQUITEITEN.
Natuurlijk vreten wij allemaal heel
goed. dat artikelen van glas. van hout,
van allerlei andere grondstoffen, ver
gankelijk zijn. Hebben wij zelf niet de
grootste moeite om een stel van twaalf
of zeg zes glazen of schalen compleet
te houden, zoo dat nergens een scherf
af is of een oor? En toch kunnen wij
ons heel goed voorstellen, dat ergens in
het kleinste winkeltje van oudheden zes
encerispelyke wijnglazen van het jaar
1800 op een kooper staan te wachten.
Hoeveel bezitters of juister gezegd be
zitsters moeten dan niet achtereenvol
gens. door al die jaren heen, het voor
beeld gevolgd hebben van onze moeder
of grootmoeder, die haar bezit aan kost
baar glaswerk zelf placht te beheeren,
zelf schoonmaakte wanneer het ge
bruikt was, zelf wegzette in het donker
ste hoekje van de kast, nadat zij het
eerste en beste middel tot behoud van
haar schatten haar leven lang had toe
gepast. namelijk se niet of bijna niet
voor den dag te halen en dat enkel en
alleen te doen bij extra buitengewone
gelegenheden, een vijftigsten verjaardag
bijvoorbeeld of een zilveren bruiloft en
de kostbaarheden zelfs dan nog maar
alleen in handen te geven van kalme,
voorzichtige en bij uitstek vertrouwde
familieleden of vrienden.
Maar goed, wij aanvaarden dan die
trere zorg van anderen voor breekbare
voorwerpen, die wij zelf ook wel eens
gekend hebben en denken er liever niet
aan, dat de mooie stukken die we zoo
plotseling aantreffen, volstrekt niet zoo
cud zijn als ze lijken, maar integendeel
r.og geen half Jaar weg zijn uit de werk
plaats van den knappen nabootser. Ja.
wanneer ai het ..antiek" dat in een heel
land aanwezig is. bij elkaar gebracht
was in één groot magazijn- dan zou de
onwaarschijnlijkheid en niet minder de
eenvormigheid van de massa ons wel
wantrouwend maken. Maar wij zien
immers altijd maar een heel klein ge
deelte en we willen zoo graag wat vin
den, wat ontdekken! Dat is nu eenmaal
heel moeilijk. Amerika bijvoorbeeld is
el l3ng ontdekt door Columbus en de
diamanten in Zuid-Afrika ook al jaren
geleden, vermoedelijk door een dommen
Kaffer, wiens kinderen er mee speel
den en ze voor glas aanzagen. Om wat
te ontdekken moet een mensch geniaal
wezen of bijzonder volhardend of ui
terst gelukkig, liefst alle drie tegelijk
anders vindt hü niet veel. De anti
quiteitenhandelaar is er evenwel nog en
in onze nabijheid gevestigd, misschien
wel in de straat waar wij zelf wonen.
Daar ligt de kans. De kans namelijk, om
iets voor weinig geld te bemachtigen
dat grof geld waard is.
Over dit onderwerp heb ik onlangs in
bet Duitsche weekblad ..die Woche" een
artikel gevonden, dat een aardigen kijk
geeft op de jacht naar antiquiteiten zoo
als die" in de heele wereld gedreven
wordt, misschien af en toe wel door ens
zelf. Het is inderdaad voorgekomen, dat
iemand bij puur toeval ergens in een
donker hoekje op zijn of andermams zol-
cer een schilderstuk vond, overtrokken
met een laagje stof of vastgekleefd vuil,
dat na de schoonmaak een Bembranüt
of een Velasquez bleek te wezen en
tienduizenden guldens waard. Maar het
tegendeel kemt vaker voor, namelijk
dat de antiquiteiten-jager een lor van
een schilderij vindt, opzettelijk in een
hoek vol spinrag weggezet met de be
doeling dat het er gevonden worden
zou en aangezien voor het werk van een
ouden meester; zelfs kan het wezen dat
de eigenaar er voorzichtig een paar
voorletters heeft opgezet, die de fanta
sie van den liefhebber nog wat te hulp
komen moeten.
Wanneer een handelaar zóóver gegaan
is. dan kan er van bedrog gesproken
•-orden. Maar als hij alleen maar een
orulschilderijtje een beetje handig ver
scholen heeft en de liefhebber het vindt
en koopt, hopende dat hij iets bijzon
ders ontdekt heeft en naderhand een
onbeduidend dingie ziet. neergspenseeld
door e-n man zonder eenige reputatie
wie kan den verkooper dan nog een
verwijt maken! De antiquiteitenspeur
der hoopte immers zelf. een kostbaar
voorwerp voor eenige stuivers machtig
te kunnen worden is dat al geen op
lichting in den gebruikelijken zin van
het woord, het beantwoordt eventnin
aan de spreuk: geef des keizers wat des
keizers is. Wie een put graaft voor een
ander, valt er zelf in, past beter op de
situatie.
De handelaar in antiquiteiten kent
natuurlijk de „vindziekte" van zijn klan
ten heel goed. Wat zij wenschen kun
nen zij krijgen, wanneer het zijn omzet
maar vergroot. Buitendien is het den
kleinen handelaar ook nog daarom aan
genaam, daar hij zelf gewoonlijk niet
precies cp de hoogte is en op informa
ties naar naam en soort meestal maar
een antwoord stamelen kan, dat alles en
niets beteekent. Alles wat kromme poo-
ten heeft is in zulke gevallen „barok
stijl", ieder schilderijtje vermoedelijk
„een Wouwerman" en de rommel, die
heelemaal niet precies nagegaan kan
voorden, zeker „meer dan honderd jaar
oud". Nooit zal zoo iemand den moed
hebben te beweren: „dat is zoo en zoo",
altyd zal hij als een voorzichtige koop
man het risico aan den kooper overla
ten.
Antiek is eigenlijk alleen maar een
gezamenlijk begrip geworden voor alles,
wat uit een vroegeren tijd afkomstig is.
Hoe reusachtig groot dit gebied is, kan
men zich voorstellen uit het eenvoudige
feit dat de werkelijk groote en deskun
dige handelaars, evenals geleerden en
kunstkenners, allen specialisten zijn, dat
w;l zeggen hun werk, hun belangstel
ling concentreeren op een bepaalde
snort antiquiteiten: porcelein of schil
derijen of meubelen ol- tapijten, of op
een bepaalde soort van voorwerpen, een
bepaalde periode en dergelijke.
De schrijver van het artikel in „die
Woche" ontkent natuurlijk volstrekt
niet. dat er fabrieken zijn van zuiver
vervalschte antiquiteiten: de teekenaar,
die zijn beschouwing illustreert, beeldt
een man af, die druk bezig is, mum
mies na te maken: juist heeft hy er een
onder handen en achter hem staat er
een, kant en klaar, te wachten op een
lichtgeloovigen kooper. Een andere prent
stelt een ouden snuiter voor, druk bezig
met de vervaardiging van zoogenaamd
oude beelden; hij heeft er den bril bij
opgezet, want het moet precies wezen,
anders lykt het niet voldoende op de
echte waar. Een derde industrieel van
dezelfde klasse is bezig, met een geweer
hagelkorrels of klein schroot in het
houtwerk te schieten, dat hy pas gefa
briceerd heeft. Niets lijkt zóó precies op
de wormgaatjes, die door ouderdom in
het echte artikel ontstaan. Hoe moeilyk
het dikwyls is. oud van nieuw te on
derscheiden, toont een groepje van
kunstkenners, vier in getal, die met ge
zichten vol onzekerheid naai' een schil
derijtje kijken. „Oud of nieuw, ziedaar
de vraag", heeft de schrijver er onder
gezet: Daarvoor hebben wy trouwens
„die Wcche" niet noodig. Komt het niet
af en toe in onze eigen omgeving voor.
dat de eene kunstkenner met stellig
heid een kunstwerk herkent, dat zyn
collega minstens verdacht, soms zelfs
wel absoluut onvertrouwbaar voorkomt
te zijn?
Natuurlijk is het altijd moeilyk. op
zettelijk bedrog aan te toonen. De ver
kooper is immers op zyn beurt ook een
maal kooper geweest en kan er even
goed mgeloopen zyn als de laatste koo
per, die bespeurt dat het gekochte voor
werp geen of weinig waarde heeft.
Maar er komen gevallen voor. waarbij
het bedrog er dik op ligt. ..Ieder jaar",
zoo schrijft de auteur van het artikel
onder een prentje, „wordt het oude fa
miliekabinet minstens eenmaal met een
bezwaard hart tegen zwaar geld ver
kocht". ja. waar komt dan eigenlyk
de kast vandaan, die telkens weer in
de plaats van de nieuwe wordt neer
gezet? De oude man met de pijp in den
mondhoek, de dikke oude moeke naast
hem, kijken wel met een stug afweren-
cicn trek om den mond den automobi
list aan. die zin in het meubel schijnt
te hebben, maar reken er op, dat zij
slimmer zijn aan hij en al tot den koop
besloten hebben wanneer hy nog in
angst en beven zichzelf afvraagt, of zy
zullen toehappen. Het eenige waar zij
aan denken is immers, hoeveel geld zy
uit den liefhebber kunnen persen.
Grappig is deze knosiery natuurlijk
niet, maar zij heeft toch een vermakely-
ken kant: namelijk, dat de aspirant-
kooper, die iets ontdekt meent te heb
ben. niet het minste verstand van het
artikel heeft, onverschillig of het een
schilderij is of een meubelstuk of wat
ook. Er staat op een schilderytje mis
schien de naam Ruisdael te lezen, maai
de kooper denkt er by de onderhande
ling niet aan, den verlrooper naar. de.
echtheid te vragen: de man zou daar
door imnrrs op de groote waarde op
merkzaam gemaakt kunnen worden!
Een korte tweestryd en de liefhebber
koopt, niet zender dat hy nog een tien
tje bij z:;r. laatste bod doet. Maar de
eerste deskundige dien hy gaat raadple
gen lacht en zegt den ongelukklgen koo
per, dat er weliswaar molens voorko
men op schilderijen van Ruisdael, maar
dat dit stuk minstens een eeuw na den
dood van den meester gemaakt en
bovendien van Itaüaanschen, niet van
Holiandschen oorsprong is. De naam
achter op 't dcek doet niets ter zake: dat
kan een vroegere eigenaar er uit groot
heidswaanzin op geklad hebben, die
even weinig kennis had van de Neder -
landsche schilderschool der zeventiende
eeuw, als de tegenwoordige eigenaar.
Het schilderij is niets anders dan een
aardig landschapje uit de achttiende
eeuw. Bedrog? Weineen, de verkooper
heeft den naam Ruisdael niet ge
noemd. De prijs komt overeen met het
stuk. Niets verplichtte' hem, den naam
achter op het stuk er af te nemen. De
kooper daarentegen had tot zichzelf
moeten zeggen: ten eerste vliegen de
Ruisdaels maar niet zoo in de streek
rond. Ten tweede moet of kan iedere
handelaar in oudheden den naam Ruis
dael kennen. Ten derde heeft de ver
kooper zeker den naam achter op het
doek gezien en stellig heeft hij naar de
echtheid geïnformeerd, wanneer hy er
zelf niets van verstaat. Maar het woerd
Ruisdael is niet genoemd en de prys
ver onder de waarde van een Ruisdael.
Derhalve kan met 90 procent zekerheid
aangenomen worden, dat het geen
Ruisdael is.
De schrijver van het artikel ln „die
Woche" geeft dan ook aan den ge-
eerden antiquiteiten-liefhebber, zoeker
en vinder, de volgende wijsheid mee,
voordat hij zich in gevaar begeeft of
naderhand moord en brand schreeuwt:
„elke verkooper kan even slim zijn als
gy, ook wanneer men het hem niet
aanziet. Als gij hem voor zoo dom houdt,
dat hij de waarde van een zaak niet
kent, moet gy er ook niet over uitvaren,
dat hij ook zoo dom was de vervalsching
niet te kennen. Beproef nooit, den groo-
fcen prys in een antiquiteitenwinkel te
vinden an dan nog wel in een heel
kleinen het kan wel eens voorkomen,
maar niet zoo vaak als gy denkt. Stum
per niet met gesloten oogen op het ge
bied van uw hartstocht rond, -dan kan
u veel minder overkomen. En loopt gy
er eens in. gedraag u dan waardig en
bedenk, dat de mensch in het leven
overal leergeld betalen moet".
J. C. P.
HET TOONEEL.
EEN NIEUWE VISCHW1NKEL.
In de Kleine Houtstraat is op no. 87
een nieuwe vischwinkel geopend, die
den naam draagt van „De Concurrent".
De zaak ziet er frisch en zindeiyk uit
Witte tegels zijn tegen de wanden aan
gebracht en alle houtwerk is wit ge
schilderd. Het manner en granito werkt
mee om den heideren indruk te verhoo
gen. De eigenaar, de heer W. Bok is al
reeds 35 jaren in het vak, zoodat men
in deze zaak wel kan verwachten, dat
men vakkundig en goed bediend wordt.
JACOB VAN LENNEP.
DE KOEKOEK.
De Koekoek is wel „volbloed Fa-
biieius"! Ook als de naam van den
auteur my onbekend ware geweest, zou ik
by de lezing van dit stuk dadelijk heb
ben geweten, dat geen ander aan Fabri
cius de schrijver kon zyn. Men herkent
er schier op elke blacizyde den auteur
van De Rechte Lijn, Onder één Dak en
Ynske uit. Dit stuk is een Fabricius zoo
wel in zyn deugden als in zUn gebreken.
Eeriyk gezegd, verwonderde ik er my by
de lezing telkens over. dat De Koekoek
na de eerste opvoeringen door het be-
roepstooneel een zóó slechte pers heeft
gehad en sta ik mei mijn oordeel dichter
by de Tartaud's die in hun gesprekken
met my over „De Koekoek" voor dit
stuk van Fabricius een groote voorliefde
toonden dan by dat der critici. Het is
in ieder geval een sterk speelstuk met
bijna zonder uitzondering prachtige
speelrollerf! Al was het alleen daarom,
dan had dit stuk reeds een betere pers
verdiend.
Fabricius blijft altyd romanticus, ook
in de stukken, die in het boerenmilieu
spelen. Alle personen uit De Koekoek zyn
als in Ynske gedrenkt in de ro
mantiek. Zy staan met hun voeten fei
telijk meer op het tooneel dan in het
werkelijke leven, de boeren en boerinnen
uit De Koekoek ademen meer de lucht
der coulissen dan die van het land. Ze
zyn louter geschapen voor het tooneel!
Ik ben volstrekt niet blind voor dit ge
brek en vermoed, dat dit de voornaam
ste oorzaak is geweest van het zoo on-
vriendelyfc oordeel der eer nuchtere
dan romantisch aangelegde Neder-
landsche critici.
Maar als men dit opzettelijke en ro
mantische, zoowel in de schildering der
personen als in't gegeven de verwisse
ling der twee zoogkinderen docr Aalke
Aaikes eenmaal heeft aanvaard, dan
dient erkend, dat het stuk goed van
bouw en boeiend is tot het laatste toe en
dat de handeling wordt voortgestuwd
door iemand van het meest onvervalschte
tooneelbloed. Eet is alles „du theatre!"
zal men mij misschien toevoegen! Goed,
goed. maar, vraag ik, zitten wy in Hol
land zoo dik in de geboren tooneelsehrij-
vers, dat wij een stuk, dat voortreffelyk
„theatre" is, maar dadelijk geheel en al
moeten verwerpen? Ik kan my voorstel
len, dat ras-acteurs en ras-actrices
zooals de Tartauds en Jules Verstraete
zich met ziel en lichaam aan hun rol
len in De Koekoek hebben gegeven.
Welke ongewoon krachtige speelrollen!
De meeste zijn min of meer aan elkan
der of aan andere personen uit Fabri
cius' stukken verwant. Ja, zelfs ecnigen
aan den auteur zelf. Spontane krachtke
rels en krachtvrouwen, neven en nich
ten van Wilco de Hond, boer Wolters en
Ynske zyn ze byna allen! Zelfs, ja
misschien hy het meest... Klaus Eeck!
Fabricius, de man, die spot met con
ventie en „gekleede jassen", die kelt
meermalen in zijn bewogen leven de
mooiste aanbiedingen durfde weigeren
omdat hij v r ij wilde zijn ën zich niet in
de gekleede jas wilde persen, moet geno
ten hebben bij het scheppen van dezen
Klaus Eeck!. Deze verloopen student,
maar een man, die zich zélf durft zyn
men voelt dit telkens had Fabri
cius' liefde. En al was het om deze fi
guur alleen dan had het stuk reeds een
beter lot verdiend.
En ook dokter Giystra is meer dan
Aalke Alkes, die mij te veel bedenksel
toeschijnt een prachtige tooneelfi-
guur! Welk een speelrol Maar ze
else hen allen eerste rangs krachten, in
ieder geval menscben „van het vak". In
een bezetting van dilettanten .kan dit
stuk van Fabricius, dat véél en vee!
moeilijker is dan bijvoorbeeld Onder
één Dak nooit volkomen tot zijn
recht komen. Steeds za! hot min of meer
benaderen blijven: het hangt van de
krachten af, of het niin aan wel meer
za! zyn. Met genoegen kan ik hier zeg
gen dat het bij Van Lennep „meer" is
geworden. Ket was als geheel een zoo
goede voorstelling da: men het van lief
hebbers niet beter kon verwachten.
Ik heb bewondering voor wat Willem
Hunsche in korten tijd van Van Lennep
heeft weten te maken. Dat is werkelijk
iets byzonders. Spelers, die vroeger in
bijrollen zelfs nauwelijks opvielen, heeft
hij niet alleen in zware rollen durven
zetten, maar hij heeft hun ook zooda
nige leiding gegeven.dat zij er een uit
stekend figuur in maakten. Onder de
regie van Hunsche is van Lennep met
reuzenschreden vooruitgegaan. Er moet
bij Van Lennep wel ontzettend hard ge
werkt zijn dat men tot een zoo verras
send resultaat is gekomen. Tot zoo'n
boeiende voorstelling van zulk een voor
dillettanten schier onspeelbaar stuk had
ik Van Lennep eerlijk gezegd niet
in staat geacht! Aan Willem Hunsche
mijn harteiyk compliment
Er waren enkele spelers by wien men
zelfs niet meer van een „benaderen"
behoefde te spreken. Daar was aller
eerst de „gast", mej. Cor Visser, die
van de zware rol van Aalke Aikes iets
heel bijzonders heeft gemaakt. Met het
scherpe gezicht en de priemende oogen
was zij werkelyk de harde, oude boeren
vrouw met het verborgen leed, die zy
zijn meest. Zy gaf meer dan een type,
zy gaf een karakter. Dat een jeng meis
je een oude vrouw zoo voortreffelijk
vermag te spelen is werkelyk iets onge
woons en het was duidelijk te merken,
dat dit knappe spel ook de gasten van
Van Lennep verraste. Zooals zij daar
zat op haar troon was die oude boeren
vrouw een domineerende figuur. En ook
in détails kon men dit spel volop bewon
deren. Wat was dat koude harde lachen
bijvoorbeeld niet uitstekend! En hoe
overtuigend was zij in haar liefde voor
Klaus, hoe mooi wist zy het tweede be
drijf te sluiten Heel knap ook zoo
wel in grime als in spel gaf zij het
verouderd en verzwakt zijn in II en m.
Waarlijk, dat was spel, dat boven
dilettantisme uitging. Wat een dilettan
te van talent met sterke wil en onder
goede leiding kan bereiken, hebben wij
gisteren van deze vrouw Aikes gezien.
Ik herhaal: het was iets byzonders.
De 'neer Tuninga kwam als dekter
Glystra niet tot die hoogte toe. Wat de
heer Tuninga in deze rol heeft bereikt,
is werkelijk merkwaardig, even verras
send eigenlijk als van Cor Visser, die
meer natuurlijken aanleg bezit. Hy had
uitstekende momenten ik denk hier
byv. aan het verhaal aan den notaris
van zijn verdrijving uit de boerderij, en
aan zijn gesprek met zijn zoon Klaus
en zyn spel boeide voortdurend. Maar
dat hy volkomen de heer Jan Giystra
was drinker van gewoonte en boeren-
typc van huis uit, zooals Fabricius hem
beschi-yft zou ik toch niet durven
beweren. Zyn spel leek my ook voor
dezen dorpsdokter vriend van Aalke
wat te fyn. 1-Iet kon alles iets sterker
en iets forscher. Ook zag men van dezen
man niet. dat hy naar zyn bier hun
kerde. dat het drinken hem een genot
was. zyn gebukte houding in zyn oogen-
blikken van smart was plastisch niet
fraai en zyn gang naar de deurpost aan
het slot waarbij hij den indruk maakte
van op vliegenvangst te zyn mag neg
wel eens voor den wedstrijd gerepeteerd
worden. Maar de heer Tuninga stond
voor een ontzaglijk moeiiyke opgave.
Van alle Haarlemsche dilettanten zou
den alleen Theo Bouwmeester en Henk
Bakker deze rol misschien tot .haar recht
weten te brengen.
Ook in het spel der dames Ko van
der Berg en Tuninga en de heeren
de Vries en van Zandbergen was duide
lijk de invloed van Hunsche's leiding
merkbaar. Het spel van de beeren was
veel breeder en voller, de dictie veel
meer ingesteld op de zaal. Zoo vulden zy
allen veel meer dan vroeger het tooneel
en kwam de tekst ook veel beter tot zyn
recht. Zoowel de notaris als Jurn wer
den zeer goed gespeeld. Mevrouw Tu
ninga trof my in de rol van Fogeltien
door haar aardig, pittig en coquet spel,
dat steeds binnen de perken bleef, zoo
dat het begrijpeiyk werd, dat de student
Klaus haar medevoerde. Mevrouw Ko
van der Berg voldeed goed in de rol van
Frya Schortinghuizen de eenige vage
rol in het stuk en was zelfs uitste
kend toen zy in den stoel van Aalke
Alkes de teugels van het bewind in
handen nam. Maar was zy niet wat ope-
rette-achtig gekleed naast Jurn, die
kleine fout van de regie altyd maar
door met opgestroopte armmouwen bleef
ronüloopen.
De heer Hafkenscheid was Klaus Eeck.
Klaus vind ik de mooiste maar ook de
moeilijkste rol in het stuk. De heer Haf
kenscheid was we! de verwijfde en ver
wende jongen en als tegenstelling met
den krachtigen Jurn was uiterlijk het
type lang niet onverdiensteiyk, al viel 't
moeilijk eraan te geloovcn, dat deze jonge
man in Brussel en Parys overal bekend
was. Doch de cynische, decadente Klaus
Eeck, de boemelaar en tegeiyk de man.
die met een glimlach langs den afgrond
danst en met stoïcynsche kalmte er in
zal springen, na eerst nog 8 dagen „ge
leefd" te hebben.... nee, dat was de
heer Hafkenscheid niet. Maar waar den
dilettant te vinden, die deze rol eenigs-
zins tot haar recht zou kunnen bren-
l.gen? Yan^Lennep heeft den heer Haf-
"STensoheid erkentelijk te zyn voor wat
hy reeds in deze rol presteerde. De ver
gissing van zyn verkeerde entree in III
zal de regie wel opgemerkt hebben.
De voorstelling, die o.a. door den nieu
wen bescherntfieer Jhr. O. van Lennep
en vele leden van het eere-comité voor
den wedstryd werd bygewcond, had een
zeer groot en verdiend succes. Wij wen
schen er Van Lennep en den heer Hun
sche hartelyk geluk mee.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
SOCIéTé DES INSTRUMENTS
ANCIENS.
De vereenieing .Kunst aan het Volk'
Kunstkring voor Haarlem en Omstre
ken heeft ons een hoogstbelangrijken
avond bezorgd. De gelegenheid, oude
muziek in de oorspronkelijke instrumen
tale bezetting te hcoren, komt niet vaak
voor: gewoonlijk wordt die muziek in
modern gewaad opgediend. De composi
ties der oude clavecinisten, Couperin,
Rameau, Bach en zoovele andere speelt
men op een modernen concertvleugel;
het clavecin, als begeieidingsinstrument
bij de recitatieven in de Passies wordt,
als het al gebruikt wordt, in een groote
ruimte bij een talrijk koor en orkest ge
plaatst. zoodat zijn toonvolume ontoerei
kend is en de klank haast onhoorbaar
is. Enkele virtuozen, zooals b.v. Wanda
Landowska, hebben het clavecin als solo-
instrument weer in eere hersteld en met
recht, want hoeveel bekoorlyke effecten
zijn op dit instrument met 2 klavieren
en zes pedalen te bereiken, hoeveel ver
schil van kleur waartoe onze moderne
vleugel ondanks zijn machtigen en zan-
gerigen toon niet in staat is! Het is jam
mer dat de vervaardiging van clavecins
zich heden tot een paar fabrieken en
enkele exemplaren beperkt, want daar
door biyven de prijzen te hoog om er
aan te kunnen denken deze instrumen
ten weer meer algemeen in gebruik te
nemen voor de beoefening en vertolking
der oude muziek. Een clavecin van
Pleyel, gehjk mevr. Patorni-Casadesus
hier gisteravond bespeelde, kost, naar zij
my zeide de kleinigheid van 50000
francs, dus een kleine 5000. Het bezit
van zulk een instrument zal dus voor
de meeste liefhebbers wel een vrome
wensch bi y ven.
De Société des Instruments anciens
werd door Henri Casadesus in 1901 opge
richt. Ik leerde hem en zijn broeder
Marcel Casadesus in 1913 kennen, toen
beiden resp. als altist en cellist deel uit
maakten van het toenmalige Capet-
kwartet dat in dat jaar voor het eerst
ons land bezocht. In 1914 kwam de oor
log; beide broeders Casadesus kwamen
op voor de verdediging van hun vader
land; Marcel sneuvelde reeds in den
aanvang door een granaatexplosSe, Henri
bleef ongedeerd. De Société d. I. a. be
staat met uitzondering van den bespeler
der basse de viole, Maurice Deviüiers.
eigenlijk geheel uit leden der familie
Casadesus. Allen zijn kunstenaars van
den eersten rang, en zoo kregen we een
aantal werken uit de oude litteratuur te
hcoren in een vertolking, die gerust vol
maakt mag worden genoemd. Vooreerst
een Symphonie van Bruni, (waarin een
zeer geestig bewerkte Menuet, die aan
een combinatie van Haydn's en Beet
hoven's schrijf manier doet denken) voor
Quinton, Viole d' amour, Viole de Gam-
be, Basse de Viole en Clavecin, een com
binatie van bteooverende klankschoon
heid. Dan drie soli voor Clavecin van
Haydn, Scarlatti en Ayr ton. door mevr.
Patorni-Casadesus met greote virtuosi
teit. elegance en zin voor klankschakee-
ring gespeeld: ee ncor.cerfc voor Quinton
(een kleine hoog gebouwde viool met
v'jf snaren) door Marius Casadesus. een
virtuoos op dit instrument gelijk Henri
Casadesus op de Viole d'Amour (een
soort groote altriool met 14 snaren,
waarvan 7 bespeeld worden en 7 gelyk-
gestemde slechts den toon versterken);
de laatste droeg als solist een Divertis
sement van Cimarosa, den componist
van de opera „Tl matrimonio segreto",
voor. Beiden bekoorden door hun toon-
schoonhoid en volmaakte techniek en
werden door den luiden bijval tot een
toegift genoopt. De diepste muzikale in
drukken werden gewekt door het Con
certo van Ph. Em. Bach, dat het
Quatuor des Violes voordroeg. In het
geweldige Adagio van dit werk is de
componist tot üe hoogte van zijn on-
sterfelijken vader Joh. Ssb. Bach geste
gen; de ontroerende melodie en de gran-
diooze polyhpor.le deden ons aan de meest
diepzinnige Adagios van den grooten
Cantor denken. Een amusant Divertisse
ment van Monteclair, vol aardige klank
combinaties vooral in Tambourin en
Carillon besloot dezen interessanten en
leerrijken avond.
We hopen deze voortreffelyke kunste
naars nog meermalen in ons midden
terug te zien.
KAREL DE JONG.
HET ZANGERSFEEST TE UTRECHT.
Ter gelegenheid van het 20-jarig be
staan van de Utrechtsche zangvereeni-
ging „Polyhymnia", dir. Alphons Vran-
ken, was deze vereeniging op het ori-
gincele en lofwaardige idee gekomen
inplaats van het uitschrijven van een
concours een gezamenlijk concert te
geven met eenige der meest vooraan
staande Nederlandsche gemengde ko
ren. Hiertoe waren drie vereenigingen
uitgenoodigd n.l. „Crescendo" uit Am
sterdam, dir. Willem Hespe, „Haar
lem's Klein a Capella-koor, dir. Nico
Hoogerwerf en „Concordia" uit Rotter
dam. dir. Piet 't Hart.
Zondagmiddag werden deze capella-
koren door drie muziekkorpsen afge
haald. gemarcheerd werd naar het park
Tivoli. In de concertzaal aldaar kwam
men ter begroeting byeen. Dc voorzitter
van „Polyhymnia" heette allen welkom
en zeide o.m. dat het hem zoo'n groot
genoegen was dat de zustervercenigin-
gen die elkaar op concoursen reeds
meermalen bekampten nu vriendschap
pelijk en zonder het „tikje" naijver te
zamen een concert gingen geven. Zeer
terecht is een dergelijke vergelijking
boven een concours te stellen. Het con
coursstelsel kan onmogelyk een juiste
beoordeeiing geven en werkt oneenig-
heden en oppervlakkigheid in de hand.
Zeer belangrijk was de rede van den
heer Anton Averkamp, die de muziek-
waarde der geschiedenis en een richting
voor de toekomst aanwees. Na de ver
klaring van het woord Polyhymnia
uit de Grieksche mythologie (naast
Apollo een der muzen), wees spr. er op
dat .Polyhymnia" direct als gemengd
koor was opgericht. Er waren en er zyn
mannenkoren genoeg die door kleinen
omvang der stemmen (pl.m. 2y3 octaaf)
zeer onvolmaakt zyn tegenover de ge
mengde koren. Na evenals de voorzitter
het concours gehekeld te hebben was
het my een groot genoegen dat deze
autoritaire musicus wees op de slechte
of leege muziek waaruit de meeste pro
gramma's worden samengesteld. Als
ogede en niet moeilijke werken herin
nerde spr. aan Mendelssohn, Schu
mann. Bremhs en den blceityd der vo
cale kunst( Nederlandsche school, Pa-
lestrina enz.). Onder leiding van Alph.
Yranken is „Polyhymnia" dezen weg al
opgegaan. Spr. herinnerde aan woorden
van Plato en Aristoteles over den in
vloed van goede muziek als directe zie-
letaal. Maar ook constateerden zij reeds
den verderfeiyken invloed van slechte
muziek. Als voorbeeld van de macht
der muziek besloot de heer Averkamp
zijn kernachtige rede met de herinne
ring aan de Beethoven-feesten, toen
ministers uit alle omliggende landen ge
schaard stonden om het graf van den
componist van „Alle Menschen werden
Brüder".
Door de uitgenoodigde vereenigingen
werd vervolgens een zilveren palmtak
aan „Polyhymnia" aangeboden. Vele
medailles werden voorts door „Poly
hymnia" uitgereikt. Ook Hoogerwerf's
koor werd goed bedacht!
De eere-avond
„Polyhymnia" voerde na een korten
Feestzang als eerste nummer van het
programma „Christus is Opgestanden"
van A. Diepenbrock op sublieme wyze
uit. Uiterst beschaafd en veelzijdig van
klankkleur was deze enorme prestatie,
die hedenavond niet overtroffen kon
worden.
De vier dirigenten van de deelnemen
de koren dwongen trouwens allen groote
bewondering af; het is geen kleinigheid
om dergelijke uitgelezen koren te fok
ken met meestal geen superieur mate
riaal! Het moeiiyke „Meilied" van Sem
Dresden werd eveneens prachtig ver
tolkt, zeer zuiver en met bijna orkestra-
!en klank. „Polyhymnia" gaf waarach
tige kunst! Dat dit voorbeeld navolging
moge vinden, de „liedertafelachtige"
styi verbannen worde! Toch wist Haar
lem's Klein A-Capella-Koor onmiddel-
ïyk zeer te Interesseeren en oogstte
enorm succes met „Zonneloop" van M.
C. v. d. Rovaart. Pittig, fijntjes en zeer
stemmig werd dit werkje voorgedragen.
Ook „Miserére Mei Deus" van H. v.
Nieuwenhoven had geweldig succes.
Minder gelukkig was Willem Hespe's
A-Capella-Koor „Crescendo". .Lente
dauw" van Ph. Loots en „Adstant Ange-
lorum Chori" van Ant. Averkamp wer
den uitgevoerd. ..Concordia" uit Rot
terdam zong uitstekend maar de num
mers waren niet bijster interessant. Tot
slot werd door de vier koren gezamen-
luk een ode gezongen aan het „Koren"
van Alph. Vranken onder leiding van
den componist. Het werk klinkt prettig
en is stemmingsvol en sterk van uit
drukking. Iedereen haastte zich daarna
naar de extra-trams die de gasten naar
het station zouden terugbrengen. Zoo
behoort dit feest dat een stap vooruit
beteekent naar 'n hooger staande zang
kunst, wederom tol het verleden.
PIET MÖHRINGER
(Reeds in een gedeelte van uc vorige
iplaag opgenomen).
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN
a 60 Cents per regel.
Den geheelen dag druk bezig
j en des avonds hoofdpijn, afmatting
cnvermoeidheid.Men nemedanl-2
Tabletten.
Zij brengen onmiddellijk ver
lichting en herstellen het denk
vermogen.
Men eische echter steeds de origlneele
verpakking ,,0oys*.", ken
baar aan dec oranje
band en het Bayerkrnis.
WEIGER NAMAAK 39
OF LOSSE TABLETTEN
„DOOR INSPANNING UITSPANNING"
Cabaret- en baiavond.
Zaterdagavond gaf de Tooneelvereeni-
ging „Door Inspanning Uitspanning" een
cabaret- en balavond in de groote zaal
van het Gemeenteiyk Concertgebouw,
welke zeer groote belangstelling genoot,
en dank zij de uitstekende organisatie
uitnemend slaagde. Natuuriyk was het
succes voor een groot deel ook te dan
ken aan de dames en heeren. die een zeer
afwisselend en onderhoudend program
ma hadden samengesteld. Mevr. Ko v.
d Berg in de kringen der Haarlem
sche tooneeldilettanten een bekende sou
brette, het vermaarde vocaal kwartet
„Euphcnia" onder leiding van Nico Hoo
gerwerf, en de heer Ar.tonini, prestidi-
gitateur, oftewel goochelaar (die zijn
evenknie in Haarlem en omstreken niet
heeft) deden al het mogelijke om het
feesteiyk samenzijn prettig te maken.
Zoowel Mevrouw Ko v. d. Berg, als de
heer Antonini en het kwartet „Eupho-
nia" hebben wU reeds meermalen hier
om haar en hun qualiteiten geprezen.
Tenslotte vermelden wü dan wat bet
artistieke deel van het programma be
treft dat nog optrad de heer II. Smal een
uitstekend cabaretier, die vlot kon confe-
reeren en zingen.
De heer Antonini bewees na de pauze
zyn veelzijdigheid door ook nog op te
treden „Met zijn levende en sprekende
pop August".
Het bal-programma stond onder lei
ding van de heeren Michgielse en van
Ake, de muziek onder die van den heer
H. Hagen.
Men vermaakte zich natuuriyk tot
lang na middernacht.
KET AUTO-ONGEVAL BIJ HALFWEG
Naar w(j bij informatie aan de Maria-
Stiohting vernamen is de toestand van
den heer Ferwerda uit Amsterdam, een
der wielryders die Vrijdag te Halfweg
door een auto aangereden en daarbij
ernstig verwond werd, zeer bevredigend.
POLTITEKONDENDRESSUUR.
Zondag hield de politiehondendres-
seervsreeniging „Kent u zelf" voor den
tweeden keer een onderlingen wed
stryd op de buitenplaats „Caprera" te
Blcemendaal.
Als keurmeester fungeerden de hee
ren J. Doornbosch en H. A. Switser te
Haarlem; de heer J. Doornbosch had
de leiding op zich ger.omen en de heer
B< Pcsma was helper.
In klasse A waren drie honden inge
schreven en klasse B 4 en in klasse C 1.
De prijzen werden als volgt gewonnen:
Klasse A: le prijs H. M. A. Klabou te
Haarlem, met de Groenendaeler teef.
Moortje, oud 2 jaar. Deze hond liet heel
mooi werk zien, vooral in de gehoor-
zaamheiclsoefeningen, voorwerp bewa
ken enz. De eigenaar van Moortje be
haalde tevens een specialen prys voor
de gehoorzaamheidsoefeningen; hy
kwam ook in het bezit van den wissel-
prys.
Tweede prijs H. J. Colijn te Haarlem,
met de Duitsche herdersteef „Hertha",
oud 3 1/2 jaar, ook deze hond liet aar
dige oefeningen zien.
Derde prys D. v. d. Merkenhof te
Haarlem, met den Belgischen herder
reu „Mase" oud 1 1/2 Jaar. Deze hond
liet zien dat hy niet bang was, maar
„appél" zit er nog niet veel in, vermoe
delijk doordat hy nog te kort In dres
suur is.
Klasse B In deze klasse was de heer
A. v. Raaphorst tc Haarlem, met de teef
„Zaza Ora van Maarland", oud 1 1/2
jaar, no. 1. Dit dier liet heel mooi werk
zien in de „appél"-oefentngen, waardoor
zij voor haar eigenaar niet alleen den
eersten prys wen, doch tevens een spe
cialen prys.
Tweede prys: P. Coiyn te Haarlem,
met den Duitschen herdersteef „Asta",
oud 10 maanden.
Derde prys A. v. d. Heuvel te Haar
lem, met den Duitschen herder-reu
Nero, oud 9 1/2 maand.
Vierde prijs K. v. Walraven te Haar
lem met den Ohien de Bric „Max", oud
1 1/2 jaar.
Klasse C. Eerste prys de heer Dijk
man, tuinbaas van „Caprera" te Bloe-
mendaal, met den Belgischen herder-reu
Brigand, oud 5 maanden.