Purol bij Ruwe Handen
HAARLEM'S DAGBLAD
DE ARCHITECTUURTENTOONSTELLING.
FLITSEN
FEUILLETON
Het Huis met den Pijl
WOENSDAG 26 OCT. 1927 TWEEDE BLAD
"Wij hebben den heer K. Jonkheid,
architect te Heemstede verzocht om
voor ons een artikel te schrijven over
de huidige architec tuur-tentoonstelling
van den Gewestelijlcen Kring Haarlem
yan den Bond van Ned. Architecten, in
de Statenzaal. Zijn beschouwing volgt
hier,
ondanks de zeer 'overzichtelijke op
stelling van deze expositie, verbijstert
zij even, bij eerste kennisname, door de
belangrijkheid en de groote hoeveelheid
van het tentoongestelde.
Van de 186 fraaie foto's van bouw
werken in Nederland zijn er maar wei
nige die ons. niet boeien; een dominant
in deze teiltoonstelling is dan ook moei
lijk aan te geven.
Dit "vele en verdienstelijke werk wijst
er duidelijk op, dat wij het chaotische
tijdperk in de bouwkunst te boven be
ginnen te komen en zich grooter een
heid in de realiseering der aesthetische
idee begint te openbaren, ondanks de
groote verscheidenheid der verschil
lende bouwkunst-uitingen.
Deze eenheid, welke de namwkeurige
beschouwer in al de geëxposeerde
bouwwerken vinden zal, vindt haar ba
sis in het juist begrijpen en zuiver aan
voelen van den tijd waarin wij leven,
door de uitvoerende bouwkunstenaars.
Al deze bouwwerken spreken de taal
van den tijd waarin zij tot stand geko
men zijn, en op dankbare wijze is ge
bruik gemaakt van de geestelijke en
materieele winst die de laatste kwart
eeuw heeft opgeleverd.
Geestelijk is de winst van de laatste
25 jaar dat oude verloren gewaande,
idoch altijd geldige waarheden en ver
geten algemeen menschelijke normen,
•weer naar voren gebracht zijn en in
«ere hersteld, dank zU de groote gees
telijke activiteit die gevolgd is op het
tijdperk van slaperigheid en sleur.
Deze activiteit kenmerkte zich in de
kunst op vrijwel alle liniën, van de
meest vrije der kunsten, de literatuur,
tot de meest gebondene, de bouwkunst.
Voor de bouwkunst was ongetwijfeld, -
om niet al te ver in de geschiedenis te
rug te gaan. Dr. H. P. Berlage de pio
nier. Zijn rationeele beginselen, werken
ook thans nog in vrijwel alle kunstrich
tingen, waarin de bouwkunst zich sinds
dien verdeeld heeft door, en zijn voor
een groot deel de oorzaak van de klaar
heid waarin de bouwkunst zich thans
mag verheugen.
Materieel is de winst der laatste 25
jaar de groote vooruitgang van de tech
niek, die den bouwkunstenaar in staat
stelt, om de stoutste zyner droomen te
verwezenlijken; de techniek staat ner
gens meer voor, ongekende mogelijkhe
den zijn geschapen en de materie waar
de bouwmeester aan gebonde,n is, is
kneedbaarder dan ooit geworden. Voe
gen wij hier bij de groote vooruitgang
op het gebied der sociale wetgeving,
waardoor het mogelijk geworden is, ook
in financieel opzicht, belangrijke bouw
werken in het leven te roepen, dan zijn
de levenskansen van de architectuur,
in de laatste jaren zeker aanmerkelijk
verbeterd.
Het staat aan den modernen kunste
naar, deze levenskansen aan te grijpen
en in daden om te zetten en deze archi
tectuur expositie toont aan, dat onze
bouwmeesters dit met enthousiasme en
liefde voor de kunst hebben gedaan.
Vanwaar evenwel toch die groote ver
scheidenheid?
In de eerste plaats Is die natuurlijk
toe te schrijven aan het verschil in gees
teshouding van de scheppers der bouw
werken. Echter zijn deze verschillen niet
zoo groot als uiterlijk mocht lijken; Im
mers hebben verschillende factoren,
welke grootendeels buiten de geestesge
steldheid van den architect omgaan,
veel invloed op het project. Daar zijn
o.a. de aard van het bouwwerk, de
keuze van het materiaal, de omgeving
waarin het bouwwerk geplaatst moet
worden, het beschikbare terrein, de
bouwsom, de verschillende verordenin
gen en last not least, de bouwheer, die
ook een woordje heeft mee te spreken.
De bouwmeester heeft van al deze
eischen elk het zijne te geven, en de wij
ze waarop hij dit doet zal ten slotte be
palen in hoever hij van zijn. werk een
kunstwerk vermag te maken. Zijn
schoonheidsideaal zal hij bij al deze be
lemmerende factoren, steeds voor oogen
blijven houden en trachten te verwer
kelijken.
De kracht nu van de moderne archi
tectuur is, dat deze verwerkelijking niet
in de eerste plaats op schoone wijze
geschiedt en ook niet kan geschieden,
maar wel steeds op karakteristieke wij
ze in den ruimsten zin van het woord.
Men tracht de bestemming van het ge
bouw zoowel geheel als in onderdeelen,
de constructies, de materialen enz. op
karakteristieke wijze te deen spreken,
eerlijk naar zijn aard, zonder daarbij in
een dogmatisch rationalisme te verval
len. Men ziet een gebouw weer als een
organisch geheel, niet als een platte
grond, met vier opgesierde gevels en
een dak, maar als een geslepen kristal
met zooveel facetten als den bouw
meester goeddunkt, als een totaliteit,
waar niets af en niets bij kan. Men
streeft weer naar een logische ruimte
omsluiting, een evenwichtige vormge
ving, en fijn afgestemde verhoudingen.
In dit verband gezien, is een verge
lijking tusschen de nos. 96 en 97 van de
catalogus interessant.
No. 96 vertoont een interieur van het
kantoorgebouw de Nederlanden van
1841 in den Haag, no. 97 een interieur
van de koopmansbeurs te Amsterdam.
Niemand zou vermoeden dat deze beide
scheppingen, van denzelfden bouwmees
ter zijn. Toch is het zoo. Beide werken
zijn van Dr. H. J. Berlage, en zU zijn ge
baseerd op dezelfde beginselen, hoewel
zij in uiterlijke verschijning zeer ver
schillend zijn. Dit verschil komt voor
een groot deel voort uit het feit, dat
eerstgenoemd interieur van gewapend
beton het laatste van baksteen is ge
construeerd. Echter beide op zeer ka
rakteristieke rationeele wijze. Zoo zijn
op deze tentoonstelling vele vergelijkin
gen te treffen. Opmerkelijk is tevens,
dat de onvolprezen koopmansbeurs te
Amsterdam, van Dr. H. P. Berlage (no.
132) desondanks hij nu reeds meer dan
25 jaar staat, het nog zeer goed uit
houdt tegen het beste werk van de laat
ste jaren, ook een bewijs dat de eenheid
in de architectuur grooter is dan men
uiterlijk zou vermoeden.
Het actueelstc werk op deze tentoon
stelling vindt men op de no's 102, 103 en
104, nl. de teekeningen voor een nieuw
raadhuis te Hilversum, van architect W.
M. Dudok. Indien de Hilversumsche ge-
jneenteraad mooht besluiten dit ont
werp tot uitvoering te brengen, belooft
dit raadhuis, gelijk de koopmansbeurs
te Amsterdam, een mijlpaal te worden
in de ontwikkeling der bouwkunst.
Het bekende onovertroffen en zeer
persoonlijke werk van wijlen M. de
Klerk is op deze tentoonstelling ruim
vertegenwoordigd. Ook van wijlen K.
P. C. de Bazel, mede een der pioniers
voor de moderne architectuur, is het
bekende bedachtzame fijnzinnige werk
aanwezig.
Typisch vrouwelijk is het werk van
mevrouw A. J. Kropholler, de eenige
vrouwelijke architect waarvan hier
werk geëxposeerd wordt. Vooral het
brugje te Bergen (no. 144) bekoort door
zijn eenvoud en schilderachtigheid.
Het bureau van Openbare Werken te
Haarlem exposeert foto's van welbeken
de gebouwen en bruggen. Het interes
santst van deze inzendingen zijn zeker
wel het gymnasium (no. 172) de dubbele
school aan de Karolingenstraat (no. 170)
en de nieuwe zwem- en badinrichting
aan de Houtvaart (no. 161, 162). Beide
laatstegenoemde werken zijn bij uit
stek monumentaal, men zal deze gebou
wen niet voorbij loopen zonder belang
stellend te vragen frat het is, wel een
bewijs, dat het houding heeft, echter is
het in zoover niet modern dat het naar
buiten niet den aard van zijn bestem
ming manifesteert, terwijl het ook wat
stug en onvriendelijk aandoet, wat voor
een school en een zweminrichting min
der gewenscht is.
De H. B. S. aan de Santpoorterstraat
geeft beter haar bestemming weer, ver
mag niettemin veel minder te boeien
dan de school aan de Karolingenstraat.
Ook de kunstnijverheid is op deze ten
toonstelling ruim vertegenwoordigd. De
kleinkunst toont hier dat zij in haar
ontwikkelingsgang gelijke tred heeft
gehouden met de architectuur. Hier is
veel fijngevoeld, gezond werk te zien
van verschillende bekende Haarlemsche
kunstn ijver aars.
Ook de Haarlemsche beeldhouwers
hebben het hunne bijgedragen om de
aantrekkelijkheid van deze expositie te
verhoogen.
Haardem lean terecht trotsch zijn op
deze tentoonstelling en een bezoek er
aan zij den lezer warm aanbevolen.
K. JONKHEID.
LEZING
H. G. CANNEGIETER.
IS DE MOEDER
ALBEHOEDSTER?
Voor iedeh en introducées van
Verêeniiging voor Kinderverzorging
Opvoeding hield Dinsdagavond de he
H. G. Cannégiéter een lezing over h
onderwerp: „Is de Moeder Albehoe*
ster?"
Wel is opvoeding een taak van beide
ouders, zeidè spr., maar toch heersc.
ér een algemeen misverstand, dat de
móeder méér met de opvoeding belast is
dan de vader.
In de dierenwereld heeft de moed
een groote taak. Ook bij de menscht
is dat zoo. De religieuze kunst leert ohs
reeds de bescheiden positie kennen,
de vader inneemt.
Waar is de figuur van Joseph in &e
oude Madonna-schilderijen?
Wat de erfelijkheid echter betre
daarbij heeft de vader den meesten i
vloed.
In de meeste oude verhalen treedt op
den voorgrond de liefde van de vade
tot hun kroost. Is dan de maatschap)
In dit opzicht achteruit gegaan? Beha!
een practisch overwicht heeft de mo
der ook een theoretisch overwicht
kregen in de laatste decenniën. De
vrouwenemancipatie heeft geleid tpt
opvoedkundige studiën van de vrouw,
Spr. waarschuwde tegen de „bemoed
ringsmethode". Een Italiaansch paed
goge mevT. Pormiggini pleit hier v,
wat al te veel voor meende spr.
Zy paste haar opvoedkunde toe op e>
geadopteerd kind. dat onder de voor
durende zorgen en waarnemingen ze
eigenwys werd, en zich niet altijd all
aantrok, van wat zy zegt. Somtijds ve
valt de jongen tot razernij.
Citeerende uit eigen werk toonde s)
aan, dat het systeem om de kinder*
van elkaar te scheiden; het angstval!
waken voor een goeden omgang, ni
altijd bevorderlijk is. Later hebben
opgegroeide kinderen weinig kijk op
menschen. Wanneer kinderen voor
geestelijk gepantserd worden tegen
invloeden, die slechte vrienden op h<
zullen hebben, kan ook de omgang m
anderen niet zooveel kwaad.
Spr. is er sterk voor, dat de kinder*
met iedereen omgaan.
De jaloersche moederliefde van mei
Pormiggini kan spr. niet goed keure
De consequentie van haar methode
dat het kind haar „verslindt". Wel
het goed als de ouders offers brengt
ter wille van de kinderen, maar ook ai
dere plichten hebben zy te vervulle
echtelijke, vriendschappelijke en maa
schappelyke. Tusschen al deze verho'
dingen en verplichtingen moet het evei
wicht bewaard worden. Dat is de moe
lyke levenskunst.
De ware persoonlykheid Is de vri
mensch, die zich niet laat verslindt
noch door zijn beroep, huishouden pf
kinderen.
Bovendien wordt het kind zelf slach
offer van te veel bemoedering.
Spr. legde uit, dat alle persoonlijkhe
dan verdwijnt uit het kind, tenzy tie
natuur van 't kind zelf zich daar tegt
verzet.
Moeders moeten, nu zij meer dan vrofe
ger paedagogie studeeren wel eens o;
passen voor stokpaardjes.
Spr. hoopte, dat men zijn betoog ni pt
zou opvatten als een pleidooi voor zor
geloosheid. Tusschen overdreven zorg en
zorgeloosheid ligt de middenweg. Voor
het eerste bestaat in dezen tijd meer ge
vaar dan voor het laatste, gelooft spr.
Menig kind wordt tegenwoordig op
gevoed in de vrees voor werkelijke Ibf
vermeende gevaren. Door op veiligheids
maatregelen te wijzen kan vrees vera;
derd worden in vertrouwen. De gevaren
vreezén, is reeds slachtoffer zijn van tie
gevaren. Tot de moeders, die AlbehoeA-
sters willen wezen zou spr. willen spr
ken het machtige woord van Mussolir
„Leef gevaarlijk". Dan leert men het 1
ven kennen. En de kinderen zullen da
later dankbaarder voor zijn, dan wa;
neer zij er verre van gehouden worden.
Na het einde van de rede werden do
eenige aanwezigen vragen gesteld,
de spreker beantwoordde.
EEN LEZING VOOR POLITIE
PERSONEEL
Voor een groot aantal inspecteurs e
agenten van politie hield de hee
Keesom, inspecteur van politie alhie
Dinsdagmiddag in Het Blauwe Kruis
een lezing over de op 1 November a.
in werking tredende Motor- en Rijwiel
wet.
Het onderwerp gaf rUpe stof tot be
spreking en vele waren de vragen d;
gesteld en beantwoord werden.
INGEZONDEN MEDEDEEL1
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1035
MOEILIJK BESLUIT
Als je op weg bent naar een deftig concert en een
vriendelijk poesje bewijst je attenties. Zul je trachten
het te ontloopen of vertrouwen, dat het we 1 iemand
anders tegen zal komen, die het nog beter aanstaat?
(Nadruk verboden).
VAN KUNST EN KUNSTENAARS.
DE KUNST VAN B. VAN DER LECK.
In den Rotterdamschen kunstkring
werd gedurende de eerste helft van Oc
tober een zestigtal werken van dezen
kunstenaar bijeen gebracht die van 1903
af tot 1927 toe diens arbeid doen ken
nen.
Het is vooral het werk dat na 1920
ontstaan is waardoor Van der Leek zich
voor de meeste beschouwers ongeniet
baar gemaakt heeft, hetzelfde werk ook
echter, waarin zyn bewonderaars en uit
leggers het hoogste meenen te zien tot
nu door den schilder bereikt. Het is eene
kunstproductie, die belachen en gehoond
kan worden en die niettegenstaande dat,
absoluut ernstig is. Men stelle zich een
klein, vierkant wit vlak voor waarover
een groot aantal kleine rechtlijnige fi
guurtjes in de primaire kleuren rood,
blauw, geel zijn uitgestrooid. Zoo lijkt
het althans op het eerste gezicht: in wer
kelijkheid is er van strooien geen sprake
geweest doch is elk vierkantje, recht
hoekje, driehoekje na ampele overwe
ging da&r en, juist daar, terecht geko
men. Die verschillende kleurblokjes, al
dus geplaatst, kunnen, voor wie zich
daarin eenigszins getraind heeft, by
aandachtig beschouwen den vorm sug-
gereeren van wat aan de compositie ten
grondslag heeft gelegen: hetzy dit een
stilleven, een dierstudie of een bloem
stuk geweest is. Juist op deze tentoon
stelling was het interessant van éénzelf
de sujet de markante naturalistisch ge-
teekende voorstudie (van een olifant by-
voorbeeld) te zien, en vlak er naast het
eindelyk kunstwerk, de abstractie, het
geheel van de naturalistische voorstelling
vrij gemaakte, geschilderd-begrip:
„olifant". Zonder die voorstudie er naast,
is denkelijk voor velen dat geschilderd
begrip vrijwel onleesbaar cn daaraan
moge men dan, als men wil, het spot
tend lachje wijten, waarmee deze kunst
bekeken wordt. Nu staat het vast dat
Van der Leek geen fiunisterie. geen
nonsens uithaalt, maai- wel degelijk in
deze abstracte uitbeeldingen een deel
van zijn eigen geestesleven uitleeft.
Kunstproductie dus, doch van een ge
halte, voor den gewonen burger niet ge
makkelijk toegankelijk, evenmin als het
werk van den nóg abstracteren Piet
Mondriaan.
Wanneer nu bij menigeen de vraag
opkomt, of dit soort werk eigenlyk nog
iets met schilderkunst van doen heeft,
behoeven wy ons daarover nu niet direct
op te winden of die lieden voor „achter
lijke bourgeois" in de kunst te verslyten.
60 CENTS PER REGEL
10
Het hangt er maar weer van af wat men
van kunst verwacht en er onder ver
staat, of men zich tegenover deze ab
stracties bewonderend of misprijzend ge
dragen zal. Houdt men zich aan de defi
nitie dat kunst is wat „gekund" is, dan
krijgt dit vreemdsoortige werk zelfs bij
na een akademisch karakter, want kun
dig is het zeker, al gaat het meer naar
den kunstigen kant.
De ontroerings-capaciteit. die wij als
eisch mochten stellen asn de producten
der impressionistische schilders der wer-
kelykheid of aan die der dramatiseeren-
de kunstenaars der romantiek, kunnen
wij hier niet verlangen en niet verwach
ten. Integendeel, als producten van lou
ter hersenarbeid, met moedwillige uit
schakeling van iederen ontróerenden im
puls, kunnen deze schilderwerken inte
resseeren en tot overpeinzen aanzetten,
waarachtig „genot" zullen ze slechts voor
die kleine minderheid hebben, waaron
der men de enthousiaste bewonderaars
van een mooi spel schaak of een zuiver
opgelost wiskundig probleem zoeken
moet. Gevolg: een zeer nauwe kring
waarbinnen deze abstracte kunst wer
king oefenen kan, met, als secundair ge
volg, een ongewenschte groei van het
snobisme in kunstwaardeering, by de
omstaanders, die gaarne meehuppelen
met het nieuwste omdat zulks gekleed
staat en niets kost.
Zoo komen wy er dan toe, met alle
waardeering voor den ernst van den
kunstenaar in diens arbeid een gevaar
lijke afwijking te zien van den weg dien
de kunst van onzen eigen tyd te gaan
heeft, wil ze niet van het eigen volk
vervreemden. In den grond is dit gespan
nen hersen-werk in kunstproductie on-
Hollandsch en een uitvloeisel van dat te
wantrouwen internationaal modernisme,
dat zijn aanhang en beoefenaars
hoofdzaak vindt in naties, die geen pic
turale cultuur bezitten. Ik weet wel dat
hier een onderwerp wordt aangeroerd,
waaraan een artistieke debating-club
eenige avonden vol nuttelooze discussie
besteden kan, dat men aan zal voeren
dat het cubisme byvoorbeeld, op Fran-
schen bodem, bodem der kunst by uit
stek, ontstond, en zoo voort, doch een
feit wordt daarmee niet weggeredeneerd:
dat namelijk door al dat geëxperimenteer
en getheoretiseer der jongere kunste
naars het contact met het groote pu
bliek ik zonder het kapelletje der in
gewijden, en het salonnetje der snobs
uit finaal is weg-geëxperimenteerd.
Men heeft vergeten en voorbijgezien dat
wie oprecht van kunst houdt, niet immer
beleerd en belezen wil worden. Er is
een teveel aan ijver gekomen bij de op
voeding tot kunstgenot. Zoo min als de
liefde zich dwingen laat, kan men op
den duur zijn volk iets opdringen waar
voor het, ja misschien ïntellectueele be
langstelling koestert, maar in den grond
niets voelt. Wij a3Jen hebben op dit punt.
•.vel eenige malen gezondigd en kunnen
het misschien juist daarom des te zui
verder constateeren. Soms worden wij
dan opgeschrikt als wij plotseling z^n
waartoe te groote ijver leiden kan. Zap
vond ik in een gewoon tentoonstellingA-
verslag (uit Utrecht) in de N. Rottere!..
Courant van 15 Oct. elf malen het
woord „aandacht". Dat is een moderne
panacee, die „ook den middelmatig be
gaafden kunstenaar leiden kan tot hefc
scheppen van kunst". Jawel goeden mor
gen! Dat men met ijver en aandacht tot
het scheppen van kunst geraakt is een
funeste dwaalleer, die alleen den dilet
tant zoet houdt, maar den geboren,
kunstenaar schaadt. Er is een teveel aam
yver en aandacht in de kunstproductie
van vandaag en van een soort en dit
is de hoofdzaak die niet door natuur-
iyken aanleg gesteund wordt. Maar wij
geraken van Van der Deck af, die wel.
uitgangspunt was van enkele beschou
wingen, maar die in ieder geval in eer
sten aanleg schilder en artist was. Het
is iets anders artist te zijn en zich re
kenschap te geven van zich-zelf en het
werk, en iets anders met ijver en aan
dacht artist te willen worden. Wij schrij
ven dit stukje toevallig op den zeven
tigsten verjaardag van een artist dieni
het nimmer aan aandacht ontbrak eru
wiens ijver nimmer aangevochten werd..
Maar dat sprak als het ware toch van
zelf omdat hy in aanleg al artist, was.
Zulk éénen moet deze, onze tijd, vaak
lachwekkend voorkomen. Haverman ze
ventig! Troebel of onklaar waren nim
mer noch zijn kunst noch zyn gedach
ten. en een lichte ironie paste hem, die
van huis uit de gave had, opperbest.
Hij moge als een Haagsche Hokusai, tot
diep in de tachtig doorgaan, en nog lang
een levend voorbeeld blijven van een.
kunstenaar, die een belangrijk oeuvre
schiep, dat commentaar en explicaties
ontberen kan, en voor een ieder toegan
kelijk, voor zeer, zeer velen een bron
van genot is.
23 October 1927.
J. H. DE BOIS.
ROODE-KRUISCOLLECTE
Het Haarlemsche Roode Kruis stelt
zich voor op 5 November de jaarlyk-
sche collecte te houden.
Een parkherstellingsoord staat op *t
programma van de werkzaamheden der
afdeeling.
Het vroegere Lighalterrein aan den
Rijksstraatweg zal hiervoor worden in
gericht.
Daarvoor is natuurlijk geld noodig en
het bestuur der afdeeling rekent daar
om op den steun van velen.
Milde gaven worden verwacht en een
ruini aanbod van collectanten, welke
zich daartoe kunnen opgeven aan het
Vereenigingsgebouw, Kenaustraat 9.
Naar het Engelsch van
A. E. W. MASON.
39)
„Ik legde de brieven weg om ze na
het diner eens op myn gemak te lezen.
Ik had er in geen geval eerder eenige
aandacht aan kunnen besteden want
dien ochtend diende monsieur Boris zyn
aanklacht tegen mij in, en 's middags
werd ik bij den rechter van instructie
geroepen. „U kunt wel begrypen dat ik
ik wil niet zeggen bang, maar dan
toch in de war was door die aanklacht;
en pas laat in den avond, en eigenlyk
meer om eens tot andere gedachten te
komen kwam ik er toe de brieven
eens te bekyken. Maar zoodra ik ze zag
begreep ik dat ze vernietigd moesten
worden. Er waren redenen diehaar
stem begaf haar en ze had een oogen-
blik tyd noodig om weer tot kalmte te
komen „het lilkt. my haast heilig
schennis om dit alles te vertellen. Het
waren brieven die gewisseld waren tus
schen myn oom Simon en mevrouw
Harlowe. in den tyd dat zij nog zeer
ongelukkig getrouwd, was met monsieur
Raviart en van hem gescheiden leefde
soms lange brieven, soms enkele re
gels. Het waren brieven van en
weer brak haar stem en ging over in
een zacht gefluister „van geliefden,
zeer uitgesproken en intiem. Er viel niet
aan te twijfelen of die brieven moesten
vernietigd worden. Maar ik besloot ze
allemaal te lezen, in de eerste plaats
omdat er misschien iets in kon staan
dat ik moest weten. Ik las er dien avond
nog een heele boel en verbrandde ze.
Maar het werd laat en ik liet de rest
liggen tot Zondagochtend. Ik las de
overgeblevenen dus Zondags en ver
brandde ze dadelyk. Kort nadat ik
hiermee klaar was kwam de commissa
ris de kamers verzegelen. De asch. die u
hier ziet, monsieur Hanand. is de asch
van de brieven die ik Zondagochtend
verbrand heb".
Betty sprak kalm en met een zekere
waardigheid en ze maakte een sympa
thieken indruk op allen, die naar haar
luisterden. Hanand keek nog eens naar
de asch.
..Mademoiselle, ik maak altijd fouten
tegenover u", zei hy op berouwvollen
toon. Want ik dwing u altyd tot het af
leggen van verklaringen die my be
schaamd maken en u alle eer aandoen".
Jim gaf toe dat Hanand, als hy wilde
soms zeer innemend kon zijn. Helaas
duurde het nooit lang en dezen keer
ook niet. Hy lag nog op zyn knieën v
den haard. Terwijl hy zijn verontsch
digingen maakte had hy schijnbaar
dachtenloos, met de kolenschep in
asch zitten scheppen. Maar plotsel
werd zyn aandacht scherp gespann
Tusschen de asch lag een stukje bla
wit papier dat niet verbrand was. I
nand boog zich voorover en nam
papiertje op, terwyl Betty zich
nieuwsgierig bukte.
Hanand ging weer op zijn hurken
ten.
„Aha! U heeft Zondagochtend
iets anders verbrand behalve
zei hy.
Betty begTeep hem niet en
stak haar het stukje papier toe.
„Rekeningen ook, mademoiselle".
Betty nam het stukje papier in
hand en schudde het hoofd. Blyk
was het de achterbovenhoek van eer
kening. Een deel van een gedrukt a
was er op zichtbaar en daaronder
kele cyfers.
„Er zaten zeker een paar rekenii
tusschen de brieven", zei Betty. „Ik
inner het my niet".
Zij gaf het papiertje weer terug
Hanand die er naar ging zitten ky
Jim Frobisher stond vlak achter
en las de gedrukte letters en woorden
hy onthield het alles heel goed I
nand hield ze zoo lang in zyn hand;
bovenste naam in groote hoofdletters;
de woorden er onder in kleine hoofdlet
ters; dan de cijfers in kolommen en al
les omsloten door een soort van drie
hoek waarvan de schuine lijn bruin
was geworden in het vuur, op deze ma
nier
E R O N
nnemers
375.05
„Enfin, het is gelukkig onbelangryk",
zei Hanand en hy gooide het stukje pa
pier weer in den haard. „Heeft u Zon
dagochtend deze asch zien liggen, mon
sieur Girardot?" En om te voorkomen
dat iemand in deze vraag twijfel zou
vinden aan de waarheid van Betty's
wooiden voegde hy er bij:
„Het is altyd verstandig om wat men
vertelt door iemand anders te laten be
vestigen, mademoiselle'..
Betty knikte, maar Girardot wist niet
hoe hij zich houden meest. Hij deed zijn
best om een heel gewichtig gezicht te
zetten, maar daar was het niet om te
doen.
„Ik herinner het me niet", zei hij.
Maar in zekeren zin werd Betty's ver
klaring toch door iemand anders beves
tigd.
„Mag ik even iets zeggen, monsieur
Hanand?" vroeg Maurice Thevenet.
„Maar natuurlijk!" antwoordde Ha
nand.
„Ik ben Zondagochtend vlak achter
monsieur Girardot de kamer binnen ge
komen. Ik heb geen asch in den haard
gezien, dat is waar. Maar mademoiselle
zette net dat scherm van blauw lakwerk
voor den haa,rd, zooals het er vandaag
stond. Toen ze zag wie haar bezoekers
waren ging ze met een schok recht op
staan".
„Aha!" zei Hanand vriendelyk. Hij
glimlachte tegen Betty. „Dit is van even
veel belang als wanneer hij ons verteld
zou hebben dat hy werkelyk. de asch
gezien had".
Ky stond op en ging vlak by haar
staan.
„Maar er is nog een brief die u my
beloofd heeft", begon hy.
„De anbegon ze en Hanand
legde haar haastig het zwijgen op.
„Laten we het lieer niet uitspreken",
zei hy met een knik en een grijns. „Dit
is ons geheimpje, en als hy heel zoet is.
mag de commissaris het ook weten".
Hij lachte hartelyk om zyn grapje,
terwijl Betty een lade van het schryf-
bureau open maakte. Girardot de com
missaris grinnikte even, en vond het
eigenlyk niet erg grappig. Monsieur Bex
daarentegen keek zeer afkeurend en
maakte het volkomen duidelijk dat hij
dergelijke aardigheden zeer, zeer onge
past vond.
Betty nam een opgevouwen stuk pa
pier uit de lade en gaf het aan Hanand,
die er mee by het raam ging staan en
het zeer nauwkeurig door las. Toen gaf
hij Girardot een wenk om by hem te
komen.
„Monsieur Frobisher mag ook komen,
want hy kent het geheim ook", voegde
hij er bij, en bij het raam stonden de
drie mannen met elkaar het vel papier
ts bekyken. Het was gedateerd 7 Mei en
onderteekend met „De Plaag" evenals
de andere anonieme brieven en er stond
geen aanhef boven. stonden slechts
enkele getypte woorden op en enkele
daarvan waren zóó. dat ze hier niet her
haald kunnen worden. Jim ergerde zich
er aan dat een meisje als Betty ze ooit
had moeten lezen.
„Je tyd is gekomen, jij en mi
volgde een heele serie afgrijselijke bena
mingen. „Je bent er bij, Bctty Harlowe.
Hanand. de detective uit Parijs komt
met de handboeien in zyn zak naar je
toe. Je zal er aardig uitzien met hand
boeien, denk je ook, Betty? Hoera voor
Waberski!
De Plaag.
(Wordt vervolgd.);