HAARLEM'S DAGBLAD leelyke tandaanslag DE POSTDUIF WEER THUIS! Haarlemmer Halletjes. ZATERDAG 29 OCT. 1927 DERDE BLAD „Uit de lucht komen vallen." EEN VLOTTE LANDING, ENORM ENTHOUSIASME, EN TELEURSTELLING. RIDDERS IN DE ORDE VAN ORANJE-NASSAU. (Zie de foto's in de Fotopagina) INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 CENTS PER REGEL. wu.i». zinwekkend. Deze schoonheidsgebreken worden spoedig verholpen door het poetsen met de heerlyk verfrissckende Chlorodont Tandpasta. De tanden krygen een schitterenden, ivoorkleurigen glans, ot>k aan de zvkanten, by gelyktydig gebruik van den speciaal voor dit doel geschikten Clilorodont Tandenborstel, waarop de haren in den vorm van de tanden geplaatst zyn. Rottende spysresten, welke onverroydelyk tusschen de tanden achterblyven en de hoogst onaangename lucht veroorzaken, worden geheel verwyderd. Probeert U eerst een kleine tube van 35 cent in verpakking met garantiestrook en meisjeskopje. Chlorodont Tandenborstel voor kinderen 45 cent, voor dames (middelhard haar) 75 cent, voor heeren (hard haar) 75 cent, in de bekende blauw-groene Chlorodont-doos. Alom verkrygbaar. 110 mm „Vaarwel en tot weerziens", schreven wil nu juist vier weken geleden. In den vroegen morgen van Zater dag den eersten October stonden wij op het vliegveld Schiphol, en wuifden het vaarwel toe aan den witten vogel, die opsteeg, opt de groote reis te on dernemen. Met spanning volgden wij hem op den verren tocht en vernamen met vreugde, dat hij na negen dagen vliegen reeds op de plaats van bestem ming was aangekomen. En nu Vrijdag middag, verwachtten wij dan op het zelfde vliegveld de terugkomst van lui tenant Koppen en de zijnen, die aan gekondigd hadden, dat zij 's morgens, uit Belgrado zouden wegvliegen. Meer niet. Of zij uit Belgrado vertrokken waren was ons niet bekend, en even min waren de vliegers in den loop van den dag gesignaleerd. Tegen vier uur werd luitenant Koppen op Schiphol verwacht, en een zeer groot aantal per sonen begaf zich dan ook naar het vliegveld om er tegen dien tijd te zijn. Bijna allen zijn te laat gekomen! Ongeveer kwart over drieën vloog over de hoofdstad een vliegtuig, dat niet veel belangstelling trok. Het nam zijn koers recht over het Leidscheplein. over het kantoortje van de K. L. M., en de menigte, die daarvoor verzameld was herkende eensklaps de witte vo gel als luitenant Koppen's Postduif. Op Schiphol was men in afwachting. Het was mistig. Op het terras voor de groote hangar wandelden de menschen heen en weer, wachtte het comité. Een groot aantal officieren en manschap pen van het vliegkamp Soesterberg was aanwezig. Autobussen en particuliere auto's rolden aan. Plotseling kwam uit de mist een vliegtuig te voorschijn cirkelde een paar maal boven het veld. De Postduif streek te 3 21 op het vlieg veld neer, als uit de lucht gevallen, be groet door een oorverdoovend gejuich van de verraste en verblUde toeschou wers. Koppen zette ztfn machine met groo te behendigheid op het terrein neer, waarvan hij nog maar 28 dagen gele den opgestegen was. Een legertje mare chaussees en politic-agenten kon niet verhinderen, dat het publiek, zoodra Koppen's gezicht door het geopende deurtje verscheen de afzettingen ver brak en op den luchtheld los stormde. Maar voor zy allen hem bereikt hadden, was reeds zijn zoontje op den vlieger toegesneld en hem in de armen gevlo gen. En mevrouw Koppen volgde wel dra. De andere dapperen, sergeant Frijns en mecanicien Elleman stapten uit en in geestdrift werd het drietal meegevoerd naar een zestal vlaggen, die op het terrein geplant stonden. Daar drukten den vli.egers de hand, Overste Van Hardenberg, Commandant van het Vliegkamp Soesterberg, Mi nister Lambooy, Ir. Damme en vele andere autoriteiten op elk gebied. Daar werden groote kransen, van de Fokker fabrieken en een van de Posterijen om hun schouders gehangen en hield de Overste een toespraak. De eerste, dien zij op vaderlandschen bodem te hooren kregen. De eerste heildronk werd uit gebracht. Luitenant Koppen begaf zich naar het vliegtuig terug, dat immers de „Postduif" heet, en haalde er den in houd uit te voorschijn, 3054 briefkaar ten, en 1288 brieven, met een waarde van 21.635, veilig en behouden over gekomen. Plechtig werden deze aan Ir. Damme, directeur-generaal der Posteryen en Telegrafie overgedragen. De eerste luchtmail BataviaAmsterdam. Het verblijf op het vliegveld was niet van langen duur. De vliegers namen plaats in een open auto, waarin zij weldra bedolven werden onder de bloe men. Het overige gezelschap nam in volg auto's plaats en de zegetocht naar de hoofdstad ging beginnen. Langs den- Ringdijk kwamen in tus schen reeksen auto's en fietsen aange reden: ieder was nog van meening straks van de landing getuige te zUn. Voor de onafzienbare reeks auto's en bussen die van den anderen kant na derde moest echter wel gestopt worden, en zoo zag men de vliegers slechts voor bijtrekken. Dat was voor velen wel een desillusie. Op den Sloterstraatweg ook allerwe gen belangstelling. Overal liepen de bewoners de huizen uit, werd gewuifd met hoeden en zakdoeken en hoerage- roepen. De groote drukte begon bij de nieuwe brug over den Schinkel, tegen over de Zeilstraat. Het was vier uur en de scholen waren juist uitgegaan. Dichte hagen schoolkinderen en oude ren stonden in de Zeilstraat langs den weg geschaard; de vreugde was op ieders gezicht te lezen. Bij de kruising Amstelveensche wegZeilstraat hokte het even. De verkeersagent kon den stroom niet verwerken. Tientallen agenten waren langs den weg om het verkeer te regelen. Marechaussees te paard begeleidden den stoet, die langs Koninginneweg en Willemsparkweg trok naar Hotel de lEurope, waar de eigenlijke huldiging zou plaats hebben. Amsterdam heeft de vliegers op en thousiaste wijze ontvangen. In Hotel Je l'Europe. Op de Munt en in de Doelenstraat zag het zwart van de menschen, en er heerschte een buitengewone drukte. Met groote moeite baanden de auto's zich een weg door de menigte, om hun kostbaren last af te zetten aan het hotel. Binnen verzamelden zich talrijke autoriteiten, familieleden van de vlie gers, officieren cn manschappen van het vliegkamp Soesterberg en belang stellenden. O.a. waren aanwezig de oud-commandant van het vliegkamp Soesterberg Overste Van Walaerdt Sa- cré en de vliegers Geysendorffer en Van Weerden Poelman. Ook de direc teur der My. Nederland de heer P. L. Tegelberg. De vliegers kregen gelegenheid om zich wat te verfrïsschen, wat den kra- nigen kerels na ongeveer negen uur vliegen wel toekwam. Het was in de zaal stampvol. Te ongeveer vyf uur kwamen luite nant Koppen, sergeant G. M. H. Frijns en mecanicien S. Elleman beneden. Luitenant Koppen was in luitenants uniform. De muziek speelde de Holland Indië Marsch van Louis Metz. Luid gejuich ontving de nationale helden. Het allereerst werd een toespraak tot luit. Koppen gehouden door den heer De Vogel, namens het comité Vlieg tocht Nederland—Indië en de Konink- Ujke Nederlandsche Vereeniging voor de Luchtvaart. Hoe moet ik u nu aan spreken? vroeg de heer De Vogel, als luitenant, als vlieger of alspost bode. Hoe het ook zij, zeker kan ik u aanspreken als Vaderlander, als zoon van het Nedèrlandsche Volk. Gij hebt getoond, wat Nederlanders vermogen, en wat de Nederlandsche industrie ver mag. Gij hebt den band versterkt tus schen beide deelen van ons vaderland. De Ned. Ver. voor de Luchtvaart is zeer getroffen door deze prestatie. Gy hebt de post overgebracht in korter tyd dan het tot dusver mogeiyk was. Hulde wil ik ook brengen aan de dames, voor hun toewijding en hun opoffering. Hierna overhandigde de heer De Vo gel den vliegers de gouden medaille van de Kon. Ned. Ver. voor de Luchtvaart, onder luid applaus van de aanwezigen. Tweede spreker was de minister van Waterstaat, onder wiens departement de Luchtvaart ressorteert, de heer H. v. d. Vegte. Hy bracht de gelukwen- schen over van de Nederlandsche re geering. Is het werkeiyk waar, dat gy weg zyt geweest? vroeg de minister. Zoo kort geleden zeidet gü my nog, dat u weg zou gaan. Hebt u die reis in die 28 dagen werkelijk volbracht? Wan neer dat waar is, dat gy den weg van Van der Hoop en Geysendorffer hebt gevolgd, zyt gij de gelukkigen, op wie wy alle met grooten trots neerzien. Met spanning zagen wij de berichten om trent uw vliegtuig tegemoet. Het heeft H. M. de Koningin behaagd u alle drie te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Luide toejuichingen weerklonken by deze bekendmaking van den minister. Dr. Schönveld, admi nistrateur bij het departement van Wa terstaat spelde den vliegers ae onder- scheidingsteekenen op den borst. Namens B. en W. van Amsterdam sprak de heer J. ter Haar, wethouder voor de Haven- en Handelsinrichtingen, waaronder Schiphol ressorteert. Gy hebt de Nederlandsche vlag ge toond aan heel wat landen zeide hy o.m. Hulde breng ik u niet het minst voor den grooten eenvoud, waarmede gy de vlucht heb'; voorbereid, en volbracht. Uw aankomst kondigdet gij niet eens aan. Inderdaad gy zyt uit de lucht ko men vallen. Overste Hardenberg, commandant van het vliegkamp Soesterberg, merkte o.a. op. dat deze Postduif behoort tot het goede postduivenras, dat de eigen schap heeft met groote volharding naar de plaats van uitgang terug te keeren. De Postvlucht NederlandIndië en te rug neemt een eereplaats in in de ge schiedenis der groote vluchten. Het stoffeiyk blijk van hulde, dat het vlieg kamp luitenant Koppen en de zynen wil aanbieden bestaat uit een drietal zilveren bekers, die geschonken zyn door officieren, onderofficieren, solda ten en beambten allen gezamenlyk. Spr. noodigde de korpsleden uit gezamenlyk een driewerf hoera aan te heffen, waar aan spontaan voldaan werd. Namens het bedryf der Pos'erijen en Telegrafie sprak Ir. Damme, die er aan herinnerde in hoe ongelooflijk korten tyd deze postvlucht volbracht is. De pi loot ziet zelf met verlangen uit naar een vaste verbinding tusschen de beide dee len van ons vaderland, omdat hy dan geregeld zal kunnen correspondeerer. met zyn moeder, die te Bandoeng woont. Een telegram van hulde en geluk- wensch was ontvangen van den Indi- dischen administrateur van den dienst der Posteryen c- Telegrafie. De heer Joh. Bol voerde het woord namens de Amsterdamsche Kamer van Koophandel, de heer Nieuwenhuis voor den Raad van Beheer der EL L. M. en noemde daarby de drie samenwerkende organisaties, die een aandeel in de vlucht hebben, het vliegkamp Soester berg, de Fokkerfabrieken, en den dienst der Posteryen en Telegrafie. Hulde bracht hy aan de vrouwen en moeders van de vliegers. Generaal-majoor Insinger, Inspecteur van de Artillerie bood namens het wa pen der artillerie de beeltenis aan van een penning, die geslagen zal worden. Ir. Stephan van de Fokkerfabrieken bracht dank voor den roem, die de vlie gers de Fokkerfabrieken en de fabriek der Siddeley-motoren hebben doen ver werven, vooral door toedoen van den mecanicien. Ir. Baumhauer sprak voor den Rijksstu diedienst voor de Luchtvaart. Groote vreugde ontstond toen ook de „oud-Indië-vlieger" Scholte een korte toespraak hield en zyn collega's harte- ïyk gelukwenschte. Voorts spraken nog de heer v. d. Burg, secretaris van de Vereeniging Oost en West, een vertegenwoordiger der Ultra- phoonmaatschappy, en de heer De Vo gel, die dank bracht aan de regeering, aan de sprekers en alle aanwezigen. „Dat de bemanning leve!" riep hy uit, en hiermede stemden alle aanwezigen van harte in. Luitenant Koppen sprak een kort woord van dank aan de regeering en aan H. M. de Koningin, tot de sprekers voor de waardeerende woorden en tot de aanwezigen voor hun groote belangstel ling. Lulde werd het drietal nog eens toege juicht, en daarmede was de officieele huldigingsplechtigheid ten einde. Het was zes uur geworden, doch voor de vliegers zich af mochten zonderen om in den familiekring weer te keeren en wat te rusten, zyn nog velen him de hand komen drukken. DE RAMP DER „MAFALDA". Een dappere kapitein. GUGLI'S DOOD. NOG 200 VERMISTEN? Volgens de tot dusver binnengeko men berichten bedraagt het aantal ge redden van de „Principessa Mafalda" 932. Het Nederlandsche stoomschip „Alhena" is, te middernacht te Rio de Janeiro gearriveerd, alwaar 530 schipbreukelin gen aan land zyn gezet. De Italiaansche gezant te Rio de Janeiro schijnt den Braziliaanschen mi nister van Buitenlandsehe Zaken te hebben verzocht te beletten, dat zich Journalisten- aan boord van de Alhena zouden begeven. Voorts is het Braziliaansche ss. Bage te Rio de Janeiro binnengeloopen, dat eveneens de plaats des onheils was ge passeerd. Het schip had echter geen overlevenden van de „Principessa Ma falda" aan boord. Het Britsche s.s. „Avelona" dat tien uur na de ramp op de noodlottige plaats arriveerde, heeft gedurende drie uur tusschen wrakhout van het verongelukte schip gekruist. Men ontmoette twee reddingbooten en een aantal vlotten, echter zonder overleven den. Het schip heeft daarop zyn reis voortgezet. Volgens het van den kapitein van dit schip, den heer Vemon, ontvangen draadloos telegram zouden minstens tweehonderd opvarenden, ln hoofdzaak vrouwen en kinderen, bij de ramp het leven hebben verloren. Ook naar het oordeel van den kapitein van de „Avelona" moet de oorzaak van de ramp worden toegeschreven aan het breken der schroef en het binnendringen van het water in de machinekamer. Het dientengevolge veroorzaakte uitgaan der lichten aan boord van het zinkende schip had de geweldige paniek ten ge volge, die vermoedelijk een grooter aan tal slachtoffers heeft veroorzaakt, dan de op de eerste ontstellende berichten gevolgde telegrammen deden hopen. De „Avelona" meldde nog, dat de redding booten der „Principessa Mafalda" zich in slechten staat bevonden, terwyi be vestigd wordt, dat de zee wemelde van haaien. Verder schrijft het Hbld.: De marconist van de „Principessa Mafalda" seinde nog de volgende uit latingen van den kapitein, Gugli, even voordat het schip zonk. „De bemanning en de mannelijke passagiers gedragen Zich heldhaftig", zeide de gelukkige kapitein. „Wij hebben veel vrouwen en kinderen aan boord. Ik vertrouw, dat ik de onder hen ontstane paniek tot bedaren kan brengen. Ik zal order geven de signaallichten te ontsteken. Even la ter liet de kapitein het enkele woord „gewond" seinen. Naar men weet, be hoort ook de heldhaftige maroonist, die tot het laatste oogenblik op zyn post bleef, zeer waarschijniyk tot de slacht offers der ramp. Het laatste telegram, dat de „For mosa" van hem opving, luidde: „Ik ben in myn seinkamer ingesloten. Ik weet niet, wat er gebeurd is, behalve dat de kapitein mij gelast heeft S. O. S.- seinen uit te zenden. Alle berichten brengen hulde aan den gezagvoerder der „Mafalda", Gugli, die gelijk wy reeds meldden het red dingswerk leidde van de commando brug af. Eer. correspondent van de .üvenlng Standard" kreeg een verslag van het ge beurde van twee overlevenden, die wer den opgepikt door het Grieksche ss. „Pera". Daaruit blijkt, dat het voorschip snel wegzonk, nadat drie ontploffingen had den plaats gehad. Officieren en beman ning èeden alles om een paniek te voorkomen. De juist aan tafel zynde derde klasse-passagiers stormden naar de dekken, waarop de gezagvoerder riep: „Kalm blyvenEr is geen gevaar!" De eersteontploffing had plaats even na vijf uur en was het hevigst. Op de zenuwachtig vragen der passa giers antwoordden kapitein en offi cieren: „Er is een kleine avery in de machinekamer, die spoedig hersteld zal zijn!" Maar ondanks het pogen der officieren ontstond een stormloop naar de -booten; de derde klasse-passagiers overstroom den het tweede klasse-dek. Twee ont ploffingen volgden, alles werd donker, velen sprongen overboord, dieper dook het voorschip in de golven weg, de mannelijke passagiers hielpen om de booten neer te laten en vrouwen en kinderen van reddingsgordels te voor zien. Vrouwen en kinderen namen eerst plaats in de booten toen ook eenige mannen. Doch weldra bleek dat er in de booten geen plaats voor allen was. De overigen wachtten op het dek en kregen plaatsen op de vele vlotten. De schepelingen werkten als paarden. In de booten werd alleen drinkwater ge plaatst; voedsel was onnoodig, wyi de kust dichtbij was. De dichte duisternis belemmerde het reddingswerk in hevige mate, maar alle schepelingen, ook de stewards, deden al het mogelijke om het lot der passagiers te verlichten. Vijf uren nog bleef de „Mafalda" dryven, toen ging zy onder, met een geweldige en laatste ontploffing in een draaikolk van machtige golven. Even voor het geweldige drama plaats had, heerschte overal aan boord feest, vooral onder de landverhuizers. Gelach en danspartijen maakten echter weldra plaats voor angstkreten en tranen Maar lachend en grappenmakend gin gen de schepelingen rond te midden der naar de booten snellende passagiers, pogend hen allen gerust te stellen. En tusschen het weenen en de kreten der vrouwen en kinderen klonk plotseling het volkslied op, de Marcia Reale, ge speeld door de scheepskapel. Licht-signalen gingen omhoog, de marconist zond S. O. S.-seinen uit. Maar het duurde minuten alvorens een ant woord 'werd ontvangen. Eindelijk ant woordden de „Formose" en de „Alhena" en daarna kwam het draadloos sein der „Empirestar": „Keep cheerful! We are coming". Boven alles uit, hoog op de comman dobrug stond kapitein Gugli, leiding gevend, aansporend, kalmeerend. En volgens de berichten ging hij korten tijd later onder met zijn nu snel zinkend schip, juichend: „Leve Italië". „Het was een verschrikkelijk schouw spel!" verklaarde m^t tranen in de oogen kapitein Privet van de „Mosella". Toen velen reeds een veilig plaatsje in de booten hadden gekregen, sprongen anderen nog maar steeds van de hel lende dekken in zee". De laatste woorden, die Giugli, de ge zagvoerder van de „Principessa Ma falda" volgens een radiobericht van den marconist van het schip gesproken heeft waren: ,De kapitein zegt: Aan boord wordt zoowel door de bemanning als door de mannelijke passagiers groote moed betoond, wy hebben vele vrouwen en kinderen aan boord. Ik ben er van overtuigd de paniek te zullen bezweren. Ik zal last geven vuurpijlen te ont steken". EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Toen ik nog jong was en zelf voor St. Nicolaas-cadeaux zorgde (wanneer je ouder wordt, laat je dat gewooniyk aan een ander over) begon zoo tegen half October of primo November myn geweten te knagen. Daar wordt een mensch altijd wat ongeduldig van, al thans dat werd ik en zoo zei ik dan naar binnen toe: „Geweten, wat wil je nu weer?" „Maak je nou maar niet boos", zei mijn Geweten dan, want dat is ook niet op zyn mondje gevallen, „en doe je plicht". „En wat is myn plicht dan dezen keer, man?" „Dat weet Je heel goed: langzamer hand gaan zorgen voor je St. Nicolaas- cadeaux". „Jawel, goed hoor. Langzamerhand zeg je...." „Maar niet te langzaam. Weet je niet meer, dat je het vorig jaar ook aangespoord bent omstreeks November en dat je op den 4den December hals over kop je cadeaux hebt moeten koo- pen. Doe dat nu toch niet weer! Begin op tyd, dan gaat alles rustig, je kunt op je gemak uitzoeken en nadenken én „Hoor eens, Geweten, je verveelt me. Ik heb nu heusch geen tijd meer om er over te praten. Tot ziens". Mijn Geweten loosde een zware zucht en hield zich verder stil. En ik liet het 15 November worden, 20 November, 25 November mijn Geweten p-otesteerde dan wel een keer of wat heel zwakjes, maar ik lette er niet op cn evenals an- öo-n inrpn r'ndi-de het weer daarmee, dat ik in don middag van den 4den, soms zelfs wel op den morgen van den 5den December haastifr myn inkoopen deed en pakken ging, uit mijn humeur over al die haastigheid en boos op my- zelf. Dit Jaar heb ik milzelf beloofd, dat ik mijn leven zal beteren. Maar nog met een ander doel Is deze ervaring verteld. Sedert 1 Mei is Haarlem vergroot.. De stad telt nu 110.000 zielen. Er ziin er oneeveer 30 000 bijgekomen. Is er geen aanleiding om aan dc nieuwe gemeente een St, Nicolaascdeau aan te bieden0 Stel. dat de honderd en tien duizend zielen ieder gemiddeW een kwartje bij dragen (de een wat meer, de ander wat minder, elk naar zijn krachten) dan zouden we meer dan een kwart ton by elkaar hebben. Een mooie som, om een aardig St. Nicolaascadeau aan te bieden. Of vinden wij dat niet genoeg. Zou het gemiddeld een gulden per ziel moe ten wezen, de onbemiddelde een dub beltje en de ryken een rijksdaalder! Het denkbeeld is onlangs op een kransavond door mij in den vriendenkring ter sprake gebracht, maar zeer tot mijn spyt viel het niet in goede aarde. De een zei: „wij moeten al zooveel aan de gemeente betalen, uit vrije beweging geef ik geeh cent." Een ander verklaarde: „geen stuiver in de zinkput!" Een derde be weerde: „dan keil ik myn ryksdaalder nog liever in t Spaame en heb er het pleizier van, dat hy over de golfjes scheert". Maar de vrienden begrepen de be doeling niet. Geld kritJgt de gemeente Haarlem natuurlijk niet in handen. Dat sist en is weg. We zouden er een pas send St. Nicolaascadeau voor moeten koopen. Wie ooit van zyn leven in de groote hal van 't Stadhuis komt, heeft gezien hoe schrikkeiyk leeiyk de groot? witte ruit staat aan den zuidwest kant, in de richting van de Koningstraat. Daar behoorde een gekleurd glasraam te staan. Voor een duizend gulden of tien is. denk ik zoo, een pracht van een raam wel te krygen. De hal zou er van opfleuren. En als er gevraagd wordt naar het onderwerp, dan geef ik in overweging de godin Flora onn krans reikende aan het gemeentebestuur, wat dan beteekerit dat Bloembollencultuur uit de gemeentekas een som van hon derdduizend gulden gekregen heeft voor een nieuw gebouw. Het is geen moei lijk onderwerp. Iedereen kan een rede- lyke Flora teekenen en als de tegenfi- guur geen Stedemaagd mag ziin (een juffrouw met een helm op en een lans in de hand is wat uit den tyd) dan zou de kloeke figuur van den burge meester lang niet misstaan. Maar dan biyft er van de kwartton, die ik op zijn minst verwacht, nog vyf- •iendvïzend gulden over. Hoe besteden we die? Hoe anders, dan door een pas send uniform aan de leden van den Raad aan te bieden! Burgemeester en Wethouders in een gala uniform met -crgulde kraag, waarop het wapen van Haarlem en de vermaarde spreuk Vicitvim Virtus in wat we met St. Nicolaas plegen te noemen bloklet- 'ers. De leden van den Raad in hetzelf de pak, maar met een versiering op de kraag van zilver. Er moet afstand we zen en onderscheid. Hoe het galacos- tuum voor de dames wezen moet, kan ik niét zeggen. Daaraan, ronduit ge zegd, waag ik my niet. De mode is daar voor al te onzeker. Maar de dames zijn man genoeg, vrouws genoeg bedoel ik. om daar zelf voor te zorgen. Sticht daarvoor een commissie en benoem er alle vrouwelyke Raadsleden in, dat er geen stryd ontsta over den voorrang. Voeg aan deze commissie een deskundi ge toe Madame Coralie bijvoorbeeld of Madame Eugenie uit Parijs, van wie we immers allemaal weten, dat zy zulke wondermooie creaties tot stand weten te brengen. Uit deze samenwerking moet iets goeds ontstaan. Welk een dag zal dat zijn, wanneer de Raad voor den eersten keer ver schijnt in het nieuwe gewaad. Weg met met de colbertjes en de blouses in den Prinsenhof. Het mag niet langer duren, dat de wethouders er minder keurig uit zien, dan de boden. Het prestige van den Raad zal er by winnen. Maar be grijp my goed/de Raad mag het nieuwe uniform alléén dragen bij openbare ge legenheden: in de Raadsvergadering, by feestelijke ontvangsten in de hal en dergelyke. Als die gelegenheden voorby zyn, moeten de uniformen ingenomen worden door de boden en gecontroleerd door een commissie voor de kleeding. Ik sprak daar van het leeiyke raam in den zuidwesteiyken hoek van de hal. Als het nieuwe raam van gekleurd glas in lood het vervangt, kan de schilder voor myn part de groote eikenhouten klok, die het uur aanwyst en den da tum, wat my betreft, op zyn wagen meenemen en ergens anders neerzetten. Bijvoorbeeld in het nieuwe bureau voor den geneeskundigen dienst dat vandaag of morgen wel gesticht zal moeten wor den. Het is met die klok een beetje gek geloopen. Op zekeren dag werd een ver zameling radertjes op een zolder van 't Stadhuis gevonden. Oude radertjes, dat staat vast. Zoo oud, dat veilig ge sproken kan worden van een hoopje oudroest. Deze verzameling werd toe vertrouwd aan een bekwamen klokken maker. die er na bekwamen tyd een vol ledig uurwerk van- maakte. Wel gaat de kunst ver. De raderen herkenden zich zelf niet en de Raad had niet durven óroomen, dat er ooit zoo iets moois van groeien zou. De klok werd in 't midden van de hal tegen een langen wand neer gezet en als iets by zonder prachtigs •'an landgenoot en vreemdeling gewezen. Maanden, Jaren lang, gold ze als ons mooiste roerend bezit, na het Coster- monument in den Hout en de fontein, die reikhalzend uitziet naar de Hilde- brandiaansche beeldjes. Toen gebeurde er iets vreemds. Zon der dat iemand wist hoe of wat, wanneer en waarom, begonnen wij Haarlemmers de klok scheef aan te zien. Ze was toch zoo byzonder mooi niet, vonden we, ze paste heelemaal niet in deze haL Op zekeren morgen was ze van de eere plaats, midden in de hal, verdwenen en stond in een jjoekje aan aenzelfden zuidwestkant van het leelijke, witte raam. Wie dat gedaan heeft durf ik niet zeggen. Men beweert, dat de kabouters daar de hand in gehad hebben, maar als dat waar was zou de nachtwaker in 't Stadhuis het opgemerkt moeten heb ben en daarvan heb ik niets vernomen. Wel gaan er geruchten, dat het beeld Inspiratie, dat tusschen de wacht kamer en de kamer van den burge meester staat, op een nacht, toen»het klaarbiykeiyk naar inspiratie zocht, de houten rechterhand heeft opgeheven en zich bedenkelyk achter het houten oor gekrabt, waardoor een schram ontstond, die de bode aan belangstel lende toeschouwers Iaat zien. Bloed is daar gelukkig niet by gevloeid. Wat dit ongewone gebaar beduidde is nog niet geheel zeker. Ten stadhuize wordt, wan neer ik goed ben ingelicht, verondersteld dat het beeld, ingenomen met zijn mooie plaats, ziende naar de vermaarde klok bang geworden is, dat het ook eens zou moeten verhuizen, by voorbeeld naar de kamer van den wethouder van finan ciën, die vooral in den begroctingstyd wel inspiratie noodig heeft, om de be grooting sluitend te maken. Anderen schryven het bedenkelijk ge baar van het beeld toe aan een klein voorval, dat een dag of wat geleden moet zijn voorgekomen. Twee leden van den Raad liepen door de hal, op weg naar de leeskamer en bleven voor het beeld staan. „Zou jy het in je huis willen hebben?" vroeg de een. „Myn vrouw ls wat schrikachtig", zei de ander. „Ze gaat voor muizen op den loop en geeft een gil, als er 's avonds een boomtak tegen de ruiten tikt. voor mij is het niets. Maar wat denk jij er van?" .Ik heb al akeligheid genree in huis", zei de een. „By my in dt huiskamer, hangt aan den eenen kant Mazeppa, die door een hollend paard door de steppen gesleept wordt en aan den ande ren kant Maria Stuart, op *t punt ont hoofd te worden door den beul. Deze sombere heer er ook nog bij te zetten, dat is te veel". „De gemeente moest het maar aan iemand cadeau geven voor St. Nicolaas", zei daarop de ander. „Vind je niet, dat de gemeente wel eens een beleefdheid kon bewijzen aan Minister Kan, die voor de grensregeling heeft gezorgd?" ,,'t Is er ook een grensregeling naar". „Zyn voorgangers deden heelemaal niets". „Ik ben er toch tegen. Inspiratie aan een Minister sturen is veel te gevaar lijk: hy zou er een idee voor een nieuwe belasting door kunnen krygen". Daarop stapten ze samen verder. Se dert dat oogenblik worden er by het beeld teekenen van onrust opgemerkt. Ik doe niets liever dan ronddwalen ln ons Raadhuis. Als Je zoo in de ha! staat, dan schiet er een ambtenaar langs je heen, rechts en een oogenblik later stapt in haast een andere ambte naar langs je, links en je zegt. wel vol daan tegen je zelf: „goed zoo, hier wordt gewerkt, hu merk ik tenminste eens waar mijn centen blyven". Toen ik" daar den laatsten keer weer mee zoo bezig was, dacht ik op eens aan een eepvoudige en practische ma nier, om het betalen van belasting voor verschillende menschen plezieriger te maken. „Als ik maar wist waarvoor myn belasting dienen moet, zou ik het nog zoo erg niet vinden", zegt menige be lastingbetaler, als hy zyn belastingpen ningen stort. Waarom zou de wethouder dat ge noegen aan de ongelukkige slachtoffers niet gunnen? De wielryder bestemt zijn belasting voor het onderhoud van de wegen, de fabrikant, die groote gebou wen heeft, voor de brandweer, de mede lijdende oude dame voor de armenzorg en zoo voort. Er zullen nog altijd ge noeg menschen overbiyven, die hun dui ten betalen zonder dat het hun kan schelen waarvoor en die zeggen: „ik ben ze toch kwyr. Hoe prettiger de men schen gestemd zyn, des te gemakkelijker stappen ze van hun geld af. Misschien komt het neg eenmaal zoover, dat de menschen voldoen aan een advertentie in de dagbladen: BETAAL MEER BELASTING! in navolging van de bekende aankondi gingen: EET MEER BROOD en DRINK MEER FOSCO. Als ik er persoonlijk belang bij had, zou ik met plezier den raad aan mijn lezers geven: EE7T MEER HAARLEMMER HALLETJES. makr zoolang daar geen redelijke pro visie aan te verdienen is, ben ik daar niet toe overgegaan. Men zegt, dat menigeen, zoodra de bladeren afvallen en door den wind ver strooid worden, sommige menschen moeite hebben om hun gedachten niet te laten wegwaaien daar hoor ik ook zeker bij, want ik ben van de hal in het stadhuis afgedwaald, hoewel ik er nog iets van zeggen wou. Hebben myn lezers wel eens gelet op de trap naar de hal? De afstand tus schen de treden is zoo groet, dat zelfs de jongste klerk die onmogelijk op een drafje kan opstuiven. Je moet ze deftig en ernstig bestygen: een... twee Let er maar eens op: de luchthartig- ste mensch wordt gedwongen tot beza digde bewegingen, zoodra hy in het Stadhuis trappen klimt. Wie het niet ge looft, moet nog maar eens een tweede trap probeeren, die naar de openbare leeszaal. Die ophollen is onmogelijk. Een statige tred is daarvoor noodzakeiyk. In gedachten zien wy. voor ons de deftige regeerders de trap bestygen, onbewust van haar toekomstige bestemming, zy lieten aan ons, hun nageslacht, de trap ha, zooals wy die zullen overleveren aan hen die na ons komen, maar ook zonder te weten welk gebruik dezen van dc trap zullen maken. Wilt gy een verschil zien? Ga dan naar het politiebureau in de Smede- straat en vraag daar de trap te zien. Hoog is die en steil. Het is moge1 ijk. dat iemand die in een vaartje opgaat (ik kan het niet) maar het is zeker, dat hy de trap nog veel sneller afdaalt. Na- melyk als hy reden zou geven tot klach ten en bezwaren. En ook als hy niet heel goed oppast en niet stevig in zyn schoenen staat. In romans en verhalen lees je veel van menschen, die de trap worden afgegooid. Ik heb het zelf nooit gezien, ook niet van de trap in het po litiebureau. Maar als het er toe komen meest ja, dan heb ik nooit een trap gezien, die zich zoo goed er toe leent om er af te worden gesmeten. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9