HAARLEM'S DAGBLAD
leelyke tandaanslag
DE POSTDUIF WEER THUIS!
Haarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 29 OCT. 1927 DERDE BLAD
„Uit de lucht komen vallen."
EEN VLOTTE LANDING, ENORM ENTHOUSIASME, EN
TELEURSTELLING.
RIDDERS IN DE ORDE VAN ORANJE-NASSAU.
(Zie de foto's in de Fotopagina)
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 CENTS PER REGEL.
wu.i». zinwekkend. Deze
schoonheidsgebreken
worden spoedig verholpen door het poetsen met de heerlyk verfrissckende
Chlorodont Tandpasta. De tanden krygen een schitterenden, ivoorkleurigen
glans, ot>k aan de zvkanten, by gelyktydig gebruik van den speciaal voor dit doel
geschikten Clilorodont Tandenborstel, waarop de haren in den vorm van
de tanden geplaatst zyn. Rottende spysresten, welke onverroydelyk tusschen de
tanden achterblyven en de hoogst onaangename lucht veroorzaken, worden geheel
verwyderd. Probeert U eerst een kleine tube van 35 cent in verpakking met
garantiestrook en meisjeskopje. Chlorodont Tandenborstel voor kinderen
45 cent, voor dames (middelhard haar) 75 cent, voor heeren (hard haar) 75 cent,
in de bekende blauw-groene Chlorodont-doos. Alom verkrygbaar.
110 mm
„Vaarwel en tot weerziens", schreven
wil nu juist vier weken geleden.
In den vroegen morgen van Zater
dag den eersten October stonden wij
op het vliegveld Schiphol, en wuifden
het vaarwel toe aan den witten vogel,
die opsteeg, opt de groote reis te on
dernemen. Met spanning volgden wij
hem op den verren tocht en vernamen
met vreugde, dat hij na negen dagen
vliegen reeds op de plaats van bestem
ming was aangekomen. En nu Vrijdag
middag, verwachtten wij dan op het
zelfde vliegveld de terugkomst van lui
tenant Koppen en de zijnen, die aan
gekondigd hadden, dat zij 's morgens,
uit Belgrado zouden wegvliegen. Meer
niet. Of zij uit Belgrado vertrokken
waren was ons niet bekend, en even
min waren de vliegers in den loop van
den dag gesignaleerd. Tegen vier uur
werd luitenant Koppen op Schiphol
verwacht, en een zeer groot aantal per
sonen begaf zich dan ook naar het
vliegveld om er tegen dien tijd te zijn.
Bijna allen zijn te laat gekomen!
Ongeveer kwart over drieën vloog
over de hoofdstad een vliegtuig, dat
niet veel belangstelling trok. Het nam
zijn koers recht over het Leidscheplein.
over het kantoortje van de K. L. M.,
en de menigte, die daarvoor verzameld
was herkende eensklaps de witte vo
gel als luitenant Koppen's Postduif.
Op Schiphol was men in afwachting.
Het was mistig. Op het terras voor de
groote hangar wandelden de menschen
heen en weer, wachtte het comité. Een
groot aantal officieren en manschap
pen van het vliegkamp Soesterberg was
aanwezig. Autobussen en particuliere
auto's rolden aan. Plotseling kwam uit
de mist een vliegtuig te voorschijn
cirkelde een paar maal boven het veld.
De Postduif streek te 3 21 op het vlieg
veld neer, als uit de lucht gevallen, be
groet door een oorverdoovend gejuich
van de verraste en verblUde toeschou
wers.
Koppen zette ztfn machine met groo
te behendigheid op het terrein neer,
waarvan hij nog maar 28 dagen gele
den opgestegen was. Een legertje mare
chaussees en politic-agenten kon niet
verhinderen, dat het publiek, zoodra
Koppen's gezicht door het geopende
deurtje verscheen de afzettingen ver
brak en op den luchtheld los stormde.
Maar voor zy allen hem bereikt hadden,
was reeds zijn zoontje op den vlieger
toegesneld en hem in de armen gevlo
gen. En mevrouw Koppen volgde wel
dra. De andere dapperen, sergeant
Frijns en mecanicien Elleman stapten
uit en in geestdrift werd het drietal
meegevoerd naar een zestal vlaggen,
die op het terrein geplant stonden.
Daar drukten den vli.egers de hand,
Overste Van Hardenberg, Commandant
van het Vliegkamp Soesterberg, Mi
nister Lambooy, Ir. Damme en vele
andere autoriteiten op elk gebied. Daar
werden groote kransen, van de Fokker
fabrieken en een van de Posterijen om
hun schouders gehangen en hield de
Overste een toespraak. De eerste, dien
zij op vaderlandschen bodem te hooren
kregen. De eerste heildronk werd uit
gebracht.
Luitenant Koppen begaf zich naar
het vliegtuig terug, dat immers de
„Postduif" heet, en haalde er den in
houd uit te voorschijn, 3054 briefkaar
ten, en 1288 brieven, met een waarde
van 21.635, veilig en behouden over
gekomen.
Plechtig werden deze aan Ir. Damme,
directeur-generaal der Posteryen en
Telegrafie overgedragen. De eerste
luchtmail BataviaAmsterdam.
Het verblijf op het vliegveld was niet
van langen duur. De vliegers namen
plaats in een open auto, waarin zij
weldra bedolven werden onder de bloe
men.
Het overige gezelschap nam in volg
auto's plaats en de zegetocht naar de
hoofdstad ging beginnen.
Langs den- Ringdijk kwamen in tus
schen reeksen auto's en fietsen aange
reden: ieder was nog van meening
straks van de landing getuige te zUn.
Voor de onafzienbare reeks auto's en
bussen die van den anderen kant na
derde moest echter wel gestopt worden,
en zoo zag men de vliegers slechts voor
bijtrekken. Dat was voor velen wel een
desillusie.
Op den Sloterstraatweg ook allerwe
gen belangstelling. Overal liepen de
bewoners de huizen uit, werd gewuifd
met hoeden en zakdoeken en hoerage-
roepen. De groote drukte begon bij de
nieuwe brug over den Schinkel, tegen
over de Zeilstraat. Het was vier uur en
de scholen waren juist uitgegaan.
Dichte hagen schoolkinderen en oude
ren stonden in de Zeilstraat langs den
weg geschaard; de vreugde was op
ieders gezicht te lezen. Bij de kruising
Amstelveensche wegZeilstraat hokte
het even. De verkeersagent kon den
stroom niet verwerken. Tientallen
agenten waren langs den weg om het
verkeer te regelen. Marechaussees te
paard begeleidden den stoet, die langs
Koninginneweg en Willemsparkweg
trok naar Hotel de lEurope, waar de
eigenlijke huldiging zou plaats hebben.
Amsterdam heeft de vliegers op en
thousiaste wijze ontvangen.
In Hotel Je l'Europe.
Op de Munt en in de Doelenstraat
zag het zwart van de menschen, en er
heerschte een buitengewone drukte.
Met groote moeite baanden de auto's
zich een weg door de menigte, om hun
kostbaren last af te zetten aan het
hotel.
Binnen verzamelden zich talrijke
autoriteiten, familieleden van de vlie
gers, officieren cn manschappen van
het vliegkamp Soesterberg en belang
stellenden. O.a. waren aanwezig de
oud-commandant van het vliegkamp
Soesterberg Overste Van Walaerdt Sa-
cré en de vliegers Geysendorffer en
Van Weerden Poelman. Ook de direc
teur der My. Nederland de heer P. L.
Tegelberg.
De vliegers kregen gelegenheid om
zich wat te verfrïsschen, wat den kra-
nigen kerels na ongeveer negen uur
vliegen wel toekwam. Het was in de
zaal stampvol.
Te ongeveer vyf uur kwamen luite
nant Koppen, sergeant G. M. H. Frijns
en mecanicien S. Elleman beneden.
Luitenant Koppen was in luitenants
uniform. De muziek speelde de Holland
Indië Marsch van Louis Metz.
Luid gejuich ontving de nationale
helden.
Het allereerst werd een toespraak tot
luit. Koppen gehouden door den heer
De Vogel, namens het comité Vlieg
tocht Nederland—Indië en de Konink-
Ujke Nederlandsche Vereeniging voor
de Luchtvaart. Hoe moet ik u nu aan
spreken? vroeg de heer De Vogel, als
luitenant, als vlieger of alspost
bode. Hoe het ook zij, zeker kan ik u
aanspreken als Vaderlander, als zoon
van het Nedèrlandsche Volk. Gij hebt
getoond, wat Nederlanders vermogen,
en wat de Nederlandsche industrie ver
mag. Gij hebt den band versterkt tus
schen beide deelen van ons vaderland.
De Ned. Ver. voor de Luchtvaart is zeer
getroffen door deze prestatie. Gy hebt
de post overgebracht in korter tyd dan
het tot dusver mogeiyk was. Hulde wil
ik ook brengen aan de dames, voor hun
toewijding en hun opoffering.
Hierna overhandigde de heer De Vo
gel den vliegers de gouden medaille van
de Kon. Ned. Ver. voor de Luchtvaart,
onder luid applaus van de aanwezigen.
Tweede spreker was de minister van
Waterstaat, onder wiens departement
de Luchtvaart ressorteert, de heer H.
v. d. Vegte. Hy bracht de gelukwen-
schen over van de Nederlandsche re
geering. Is het werkeiyk waar, dat gy
weg zyt geweest? vroeg de minister.
Zoo kort geleden zeidet gü my nog, dat
u weg zou gaan. Hebt u die reis in die
28 dagen werkelijk volbracht? Wan
neer dat waar is, dat gy den weg van
Van der Hoop en Geysendorffer hebt
gevolgd, zyt gij de gelukkigen, op wie
wy alle met grooten trots neerzien. Met
spanning zagen wij de berichten om
trent uw vliegtuig tegemoet. Het heeft
H. M. de Koningin behaagd u alle drie
te benoemen tot Ridder in de Orde van
Oranje-Nassau. Luide toejuichingen
weerklonken by deze bekendmaking van
den minister. Dr. Schönveld, admi
nistrateur bij het departement van Wa
terstaat spelde den vliegers ae onder-
scheidingsteekenen op den borst.
Namens B. en W. van Amsterdam
sprak de heer J. ter Haar, wethouder
voor de Haven- en Handelsinrichtingen,
waaronder Schiphol ressorteert.
Gy hebt de Nederlandsche vlag ge
toond aan heel wat landen zeide hy o.m.
Hulde breng ik u niet het minst voor
den grooten eenvoud, waarmede gy de
vlucht heb'; voorbereid, en volbracht.
Uw aankomst kondigdet gij niet eens
aan. Inderdaad gy zyt uit de lucht ko
men vallen.
Overste Hardenberg, commandant
van het vliegkamp Soesterberg, merkte
o.a. op. dat deze Postduif behoort tot
het goede postduivenras, dat de eigen
schap heeft met groote volharding naar
de plaats van uitgang terug te keeren.
De Postvlucht NederlandIndië en te
rug neemt een eereplaats in in de ge
schiedenis der groote vluchten. Het
stoffeiyk blijk van hulde, dat het vlieg
kamp luitenant Koppen en de zynen
wil aanbieden bestaat uit een drietal
zilveren bekers, die geschonken zyn
door officieren, onderofficieren, solda
ten en beambten allen gezamenlyk. Spr.
noodigde de korpsleden uit gezamenlyk
een driewerf hoera aan te heffen, waar
aan spontaan voldaan werd.
Namens het bedryf der Pos'erijen en
Telegrafie sprak Ir. Damme, die er aan
herinnerde in hoe ongelooflijk korten
tyd deze postvlucht volbracht is. De pi
loot ziet zelf met verlangen uit naar een
vaste verbinding tusschen de beide dee
len van ons vaderland, omdat hy dan
geregeld zal kunnen correspondeerer.
met zyn moeder, die te Bandoeng
woont.
Een telegram van hulde en geluk-
wensch was ontvangen van den Indi-
dischen administrateur van den dienst
der Posteryen c- Telegrafie.
De heer Joh. Bol voerde het woord
namens de Amsterdamsche Kamer van
Koophandel, de heer Nieuwenhuis voor
den Raad van Beheer der EL L. M. en
noemde daarby de drie samenwerkende
organisaties, die een aandeel in de
vlucht hebben, het vliegkamp Soester
berg, de Fokkerfabrieken, en den dienst
der Posteryen en Telegrafie. Hulde
bracht hy aan de vrouwen en moeders
van de vliegers.
Generaal-majoor Insinger, Inspecteur
van de Artillerie bood namens het wa
pen der artillerie de beeltenis aan van
een penning, die geslagen zal worden.
Ir. Stephan van de Fokkerfabrieken
bracht dank voor den roem, die de vlie
gers de Fokkerfabrieken en de fabriek
der Siddeley-motoren hebben doen ver
werven, vooral door toedoen van den
mecanicien.
Ir. Baumhauer sprak voor den Rijksstu
diedienst voor de Luchtvaart.
Groote vreugde ontstond toen ook de
„oud-Indië-vlieger" Scholte een korte
toespraak hield en zyn collega's harte-
ïyk gelukwenschte.
Voorts spraken nog de heer v. d. Burg,
secretaris van de Vereeniging Oost en
West, een vertegenwoordiger der Ultra-
phoonmaatschappy, en de heer De Vo
gel, die dank bracht aan de regeering,
aan de sprekers en alle aanwezigen.
„Dat de bemanning leve!" riep hy uit,
en hiermede stemden alle aanwezigen
van harte in.
Luitenant Koppen sprak een kort
woord van dank aan de regeering en
aan H. M. de Koningin, tot de sprekers
voor de waardeerende woorden en tot de
aanwezigen voor hun groote belangstel
ling.
Lulde werd het drietal nog eens toege
juicht, en daarmede was de officieele
huldigingsplechtigheid ten einde.
Het was zes uur geworden, doch voor
de vliegers zich af mochten zonderen om
in den familiekring weer te keeren en
wat te rusten, zyn nog velen him de hand
komen drukken.
DE RAMP DER
„MAFALDA".
Een dappere kapitein.
GUGLI'S DOOD.
NOG 200 VERMISTEN?
Volgens de tot dusver binnengeko
men berichten bedraagt het aantal ge
redden van de „Principessa Mafalda"
932.
Het Nederlandsche stoomschip „Alhena"
is, te middernacht te Rio de Janeiro
gearriveerd, alwaar 530 schipbreukelin
gen aan land zyn gezet.
De Italiaansche gezant te Rio de
Janeiro schijnt den Braziliaanschen mi
nister van Buitenlandsehe Zaken te
hebben verzocht te beletten, dat zich
Journalisten- aan boord van de Alhena
zouden begeven.
Voorts is het Braziliaansche ss. Bage
te Rio de Janeiro binnengeloopen, dat
eveneens de plaats des onheils was ge
passeerd. Het schip had echter geen
overlevenden van de „Principessa Ma
falda" aan boord. Het Britsche s.s.
„Avelona" dat tien uur na de ramp op
de noodlottige plaats arriveerde, heeft
gedurende drie uur tusschen wrakhout
van het verongelukte schip gekruist. Men
ontmoette twee reddingbooten en een
aantal vlotten, echter zonder overleven
den. Het schip heeft daarop zyn reis
voortgezet.
Volgens het van den kapitein van dit
schip, den heer Vemon, ontvangen
draadloos telegram zouden minstens
tweehonderd opvarenden, ln hoofdzaak
vrouwen en kinderen, bij de ramp het
leven hebben verloren. Ook naar het
oordeel van den kapitein van de
„Avelona" moet de oorzaak van de ramp
worden toegeschreven aan het breken
der schroef en het binnendringen van
het water in de machinekamer. Het
dientengevolge veroorzaakte uitgaan der
lichten aan boord van het zinkende
schip had de geweldige paniek ten ge
volge, die vermoedelijk een grooter aan
tal slachtoffers heeft veroorzaakt, dan
de op de eerste ontstellende berichten
gevolgde telegrammen deden hopen. De
„Avelona" meldde nog, dat de redding
booten der „Principessa Mafalda" zich
in slechten staat bevonden, terwyi be
vestigd wordt, dat de zee wemelde van
haaien.
Verder schrijft het Hbld.:
De marconist van de „Principessa
Mafalda" seinde nog de volgende uit
latingen van den kapitein, Gugli, even
voordat het schip zonk. „De bemanning
en de mannelijke passagiers gedragen
Zich heldhaftig", zeide de gelukkige
kapitein. „Wij hebben veel vrouwen en
kinderen aan boord. Ik vertrouw, dat
ik de onder hen ontstane paniek tot
bedaren kan brengen. Ik zal order geven
de signaallichten te ontsteken. Even la
ter liet de kapitein het enkele woord
„gewond" seinen. Naar men weet, be
hoort ook de heldhaftige maroonist, die
tot het laatste oogenblik op zyn post
bleef, zeer waarschijniyk tot de slacht
offers der ramp.
Het laatste telegram, dat de „For
mosa" van hem opving, luidde: „Ik ben
in myn seinkamer ingesloten. Ik weet
niet, wat er gebeurd is, behalve dat de
kapitein mij gelast heeft S. O. S.-
seinen uit te zenden.
Alle berichten brengen hulde aan den
gezagvoerder der „Mafalda", Gugli, die
gelijk wy reeds meldden het red
dingswerk leidde van de commando
brug af.
Eer. correspondent van de .üvenlng
Standard" kreeg een verslag van het ge
beurde van twee overlevenden, die wer
den opgepikt door het Grieksche ss.
„Pera".
Daaruit blijkt, dat het voorschip snel
wegzonk, nadat drie ontploffingen had
den plaats gehad. Officieren en beman
ning èeden alles om een paniek te
voorkomen. De juist aan tafel zynde
derde klasse-passagiers stormden naar
de dekken, waarop de gezagvoerder riep:
„Kalm blyvenEr is geen gevaar!"
De eersteontploffing had plaats
even na vijf uur en was het hevigst.
Op de zenuwachtig vragen der passa
giers antwoordden kapitein en offi
cieren: „Er is een kleine avery in de
machinekamer, die spoedig hersteld zal
zijn!"
Maar ondanks het pogen der officieren
ontstond een stormloop naar de -booten;
de derde klasse-passagiers overstroom
den het tweede klasse-dek. Twee ont
ploffingen volgden, alles werd donker,
velen sprongen overboord, dieper dook
het voorschip in de golven weg, de
mannelijke passagiers hielpen om de
booten neer te laten en vrouwen en
kinderen van reddingsgordels te voor
zien.
Vrouwen en kinderen namen eerst
plaats in de booten toen ook eenige
mannen. Doch weldra bleek dat er in
de booten geen plaats voor allen was.
De overigen wachtten op het dek en
kregen plaatsen op de vele vlotten. De
schepelingen werkten als paarden. In
de booten werd alleen drinkwater ge
plaatst; voedsel was onnoodig, wyi de
kust dichtbij was.
De dichte duisternis belemmerde het
reddingswerk in hevige mate, maar alle
schepelingen, ook de stewards, deden al
het mogelijke om het lot der passagiers
te verlichten.
Vijf uren nog bleef de „Mafalda"
dryven, toen ging zy onder, met een
geweldige en laatste ontploffing in een
draaikolk van machtige golven.
Even voor het geweldige drama plaats
had, heerschte overal aan boord feest,
vooral onder de landverhuizers. Gelach
en danspartijen maakten echter weldra
plaats voor angstkreten en tranen
Maar lachend en grappenmakend gin
gen de schepelingen rond te midden der
naar de booten snellende passagiers,
pogend hen allen gerust te stellen. En
tusschen het weenen en de kreten der
vrouwen en kinderen klonk plotseling
het volkslied op, de Marcia Reale, ge
speeld door de scheepskapel.
Licht-signalen gingen omhoog, de
marconist zond S. O. S.-seinen uit. Maar
het duurde minuten alvorens een ant
woord 'werd ontvangen. Eindelijk ant
woordden de „Formose" en de „Alhena"
en daarna kwam het draadloos sein
der „Empirestar": „Keep cheerful! We
are coming".
Boven alles uit, hoog op de comman
dobrug stond kapitein Gugli, leiding
gevend, aansporend, kalmeerend. En
volgens de berichten ging hij korten
tijd later onder met zijn nu snel zinkend
schip, juichend: „Leve Italië".
„Het was een verschrikkelijk schouw
spel!" verklaarde m^t tranen in de
oogen kapitein Privet van de „Mosella".
Toen velen reeds een veilig plaatsje
in de booten hadden gekregen, sprongen
anderen nog maar steeds van de hel
lende dekken in zee".
De laatste woorden, die Giugli, de ge
zagvoerder van de „Principessa Ma
falda" volgens een radiobericht van den
marconist van het schip gesproken heeft
waren: ,De kapitein zegt: Aan boord
wordt zoowel door de bemanning als
door de mannelijke passagiers groote
moed betoond, wy hebben vele vrouwen
en kinderen aan boord. Ik ben er van
overtuigd de paniek te zullen bezweren.
Ik zal last geven vuurpijlen te ont
steken".
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Toen ik nog jong was en zelf voor
St. Nicolaas-cadeaux zorgde (wanneer
je ouder wordt, laat je dat gewooniyk
aan een ander over) begon zoo tegen
half October of primo November myn
geweten te knagen. Daar wordt een
mensch altijd wat ongeduldig van, al
thans dat werd ik en zoo zei ik dan
naar binnen toe: „Geweten, wat wil je
nu weer?"
„Maak je nou maar niet boos", zei
mijn Geweten dan, want dat is ook niet
op zyn mondje gevallen, „en doe je
plicht".
„En wat is myn plicht dan dezen
keer, man?"
„Dat weet Je heel goed: langzamer
hand gaan zorgen voor je St. Nicolaas-
cadeaux".
„Jawel, goed hoor. Langzamerhand
zeg je...."
„Maar niet te langzaam. Weet je
niet meer, dat je het vorig jaar ook
aangespoord bent omstreeks November
en dat je op den 4den December hals
over kop je cadeaux hebt moeten koo-
pen. Doe dat nu toch niet weer! Begin
op tyd, dan gaat alles rustig, je kunt
op je gemak uitzoeken en nadenken
én
„Hoor eens, Geweten, je verveelt me.
Ik heb nu heusch geen tijd meer om er
over te praten. Tot ziens".
Mijn Geweten loosde een zware zucht
en hield zich verder stil. En ik liet het
15 November worden, 20 November, 25
November mijn Geweten p-otesteerde
dan wel een keer of wat heel zwakjes,
maar ik lette er niet op cn evenals an-
öo-n inrpn r'ndi-de het weer daarmee,
dat ik in don middag van den 4den,
soms zelfs wel op den morgen van den
5den December haastifr myn inkoopen
deed en pakken ging, uit mijn humeur
over al die haastigheid en boos op my-
zelf.
Dit Jaar heb ik milzelf beloofd, dat
ik mijn leven zal beteren.
Maar nog met een ander doel Is deze
ervaring verteld.
Sedert 1 Mei is Haarlem vergroot.. De
stad telt nu 110.000 zielen. Er ziin er
oneeveer 30 000 bijgekomen. Is er geen
aanleiding om aan dc nieuwe gemeente
een St, Nicolaascdeau aan te bieden0
Stel. dat de honderd en tien duizend
zielen ieder gemiddeW een kwartje bij
dragen (de een wat meer, de ander wat
minder, elk naar zijn krachten) dan
zouden we meer dan een kwart ton by
elkaar hebben. Een mooie som, om een
aardig St. Nicolaascadeau aan te bieden.
Of vinden wij dat niet genoeg. Zou
het gemiddeld een gulden per ziel moe
ten wezen, de onbemiddelde een dub
beltje en de ryken een rijksdaalder! Het
denkbeeld is onlangs op een kransavond
door mij in den vriendenkring ter sprake
gebracht, maar zeer tot mijn spyt viel
het niet in goede aarde. De een zei:
„wij moeten al zooveel aan de gemeente
betalen, uit vrije beweging geef ik geeh
cent." Een ander verklaarde: „geen
stuiver in de zinkput!" Een derde be
weerde: „dan keil ik myn ryksdaalder
nog liever in t Spaame en heb er het
pleizier van, dat hy over de golfjes
scheert".
Maar de vrienden begrepen de be
doeling niet. Geld kritJgt de gemeente
Haarlem natuurlijk niet in handen. Dat
sist en is weg. We zouden er een pas
send St. Nicolaascadeau voor moeten
koopen. Wie ooit van zyn leven in de
groote hal van 't Stadhuis komt, heeft
gezien hoe schrikkeiyk leeiyk de groot?
witte ruit staat aan den zuidwest kant,
in de richting van de Koningstraat.
Daar behoorde een gekleurd glasraam
te staan. Voor een duizend gulden of
tien is. denk ik zoo, een pracht van een
raam wel te krygen. De hal zou er van
opfleuren. En als er gevraagd wordt
naar het onderwerp, dan geef ik in
overweging de godin Flora onn krans
reikende aan het gemeentebestuur, wat
dan beteekerit dat Bloembollencultuur
uit de gemeentekas een som van hon
derdduizend gulden gekregen heeft voor
een nieuw gebouw. Het is geen moei
lijk onderwerp. Iedereen kan een rede-
lyke Flora teekenen en als de tegenfi-
guur geen Stedemaagd mag ziin (een
juffrouw met een helm op en een lans
in de hand is wat uit den tyd) dan
zou de kloeke figuur van den burge
meester lang niet misstaan.
Maar dan biyft er van de kwartton,
die ik op zijn minst verwacht, nog vyf-
•iendvïzend gulden over. Hoe besteden
we die? Hoe anders, dan door een pas
send uniform aan de leden van den
Raad aan te bieden! Burgemeester en
Wethouders in een gala uniform met
-crgulde kraag, waarop het wapen van
Haarlem en de vermaarde spreuk
Vicitvim Virtus in wat we met
St. Nicolaas plegen te noemen bloklet-
'ers. De leden van den Raad in hetzelf
de pak, maar met een versiering op de
kraag van zilver. Er moet afstand we
zen en onderscheid. Hoe het galacos-
tuum voor de dames wezen moet, kan
ik niét zeggen. Daaraan, ronduit ge
zegd, waag ik my niet. De mode is daar
voor al te onzeker. Maar de dames zijn
man genoeg, vrouws genoeg bedoel ik.
om daar zelf voor te zorgen. Sticht
daarvoor een commissie en benoem er
alle vrouwelyke Raadsleden in, dat er
geen stryd ontsta over den voorrang.
Voeg aan deze commissie een deskundi
ge toe Madame Coralie bijvoorbeeld of
Madame Eugenie uit Parijs, van wie
we immers allemaal weten, dat zy zulke
wondermooie creaties tot stand weten te
brengen. Uit deze samenwerking moet
iets goeds ontstaan.
Welk een dag zal dat zijn, wanneer
de Raad voor den eersten keer ver
schijnt in het nieuwe gewaad. Weg met
met de colbertjes en de blouses in den
Prinsenhof. Het mag niet langer duren,
dat de wethouders er minder keurig uit
zien, dan de boden. Het prestige van
den Raad zal er by winnen. Maar be
grijp my goed/de Raad mag het nieuwe
uniform alléén dragen bij openbare ge
legenheden: in de Raadsvergadering, by
feestelijke ontvangsten in de hal en
dergelyke. Als die gelegenheden voorby
zyn, moeten de uniformen ingenomen
worden door de boden en gecontroleerd
door een commissie voor de kleeding.
Ik sprak daar van het leeiyke raam
in den zuidwesteiyken hoek van de hal.
Als het nieuwe raam van gekleurd glas
in lood het vervangt, kan de schilder
voor myn part de groote eikenhouten
klok, die het uur aanwyst en den da
tum, wat my betreft, op zyn wagen
meenemen en ergens anders neerzetten.
Bijvoorbeeld in het nieuwe bureau voor
den geneeskundigen dienst dat vandaag
of morgen wel gesticht zal moeten wor
den.
Het is met die klok een beetje gek
geloopen. Op zekeren dag werd een ver
zameling radertjes op een zolder van
't Stadhuis gevonden. Oude radertjes,
dat staat vast. Zoo oud, dat veilig ge
sproken kan worden van een hoopje
oudroest. Deze verzameling werd toe
vertrouwd aan een bekwamen klokken
maker. die er na bekwamen tyd een vol
ledig uurwerk van- maakte. Wel gaat de
kunst ver. De raderen herkenden zich
zelf niet en de Raad had niet durven
óroomen, dat er ooit zoo iets moois van
groeien zou. De klok werd in 't midden
van de hal tegen een langen wand neer
gezet en als iets by zonder prachtigs
•'an landgenoot en vreemdeling gewezen.
Maanden, Jaren lang, gold ze als ons
mooiste roerend bezit, na het Coster-
monument in den Hout en de fontein,
die reikhalzend uitziet naar de Hilde-
brandiaansche beeldjes.
Toen gebeurde er iets vreemds. Zon
der dat iemand wist hoe of wat, wanneer
en waarom, begonnen wij Haarlemmers
de klok scheef aan te zien. Ze was toch
zoo byzonder mooi niet, vonden we, ze
paste heelemaal niet in deze haL Op
zekeren morgen was ze van de eere
plaats, midden in de hal, verdwenen en
stond in een jjoekje aan aenzelfden
zuidwestkant van het leelijke, witte
raam. Wie dat gedaan heeft durf ik niet
zeggen. Men beweert, dat de kabouters
daar de hand in gehad hebben, maar
als dat waar was zou de nachtwaker in
't Stadhuis het opgemerkt moeten heb
ben en daarvan heb ik niets vernomen.
Wel gaan er geruchten, dat het beeld
Inspiratie, dat tusschen de wacht
kamer en de kamer van den burge
meester staat, op een nacht, toen»het
klaarbiykeiyk naar inspiratie zocht, de
houten rechterhand heeft opgeheven en
zich bedenkelyk achter het houten
oor gekrabt, waardoor een schram
ontstond, die de bode aan belangstel
lende toeschouwers Iaat zien. Bloed is
daar gelukkig niet by gevloeid. Wat dit
ongewone gebaar beduidde is nog niet
geheel zeker. Ten stadhuize wordt, wan
neer ik goed ben ingelicht, verondersteld
dat het beeld, ingenomen met zijn mooie
plaats, ziende naar de vermaarde klok
bang geworden is, dat het ook eens zou
moeten verhuizen, by voorbeeld naar de
kamer van den wethouder van finan
ciën, die vooral in den begroctingstyd
wel inspiratie noodig heeft, om de be
grooting sluitend te maken.
Anderen schryven het bedenkelijk ge
baar van het beeld toe aan een klein
voorval, dat een dag of wat geleden
moet zijn voorgekomen. Twee leden van
den Raad liepen door de hal, op weg
naar de leeskamer en bleven voor het
beeld staan.
„Zou jy het in je huis willen hebben?"
vroeg de een.
„Myn vrouw ls wat schrikachtig", zei
de ander. „Ze gaat voor muizen op den
loop en geeft een gil, als er 's avonds
een boomtak tegen de ruiten tikt. voor
mij is het niets. Maar wat denk jij er
van?"
.Ik heb al akeligheid genree in huis",
zei de een. „By my in dt huiskamer,
hangt aan den eenen kant Mazeppa,
die door een hollend paard door de
steppen gesleept wordt en aan den ande
ren kant Maria Stuart, op *t punt ont
hoofd te worden door den beul. Deze
sombere heer er ook nog bij te zetten,
dat is te veel".
„De gemeente moest het maar aan
iemand cadeau geven voor St. Nicolaas",
zei daarop de ander. „Vind je niet, dat
de gemeente wel eens een beleefdheid
kon bewijzen aan Minister Kan, die voor
de grensregeling heeft gezorgd?"
,,'t Is er ook een grensregeling naar".
„Zyn voorgangers deden heelemaal
niets".
„Ik ben er toch tegen. Inspiratie aan
een Minister sturen is veel te gevaar
lijk: hy zou er een idee voor een nieuwe
belasting door kunnen krygen".
Daarop stapten ze samen verder. Se
dert dat oogenblik worden er by het
beeld teekenen van onrust opgemerkt.
Ik doe niets liever dan ronddwalen
ln ons Raadhuis. Als Je zoo in de ha!
staat, dan schiet er een ambtenaar
langs je heen, rechts en een oogenblik
later stapt in haast een andere ambte
naar langs je, links en je zegt. wel vol
daan tegen je zelf: „goed zoo, hier wordt
gewerkt, hu merk ik tenminste eens
waar mijn centen blyven".
Toen ik" daar den laatsten keer weer
mee zoo bezig was, dacht ik op eens
aan een eepvoudige en practische ma
nier, om het betalen van belasting voor
verschillende menschen plezieriger te
maken. „Als ik maar wist waarvoor myn
belasting dienen moet, zou ik het nog
zoo erg niet vinden", zegt menige be
lastingbetaler, als hy zyn belastingpen
ningen stort.
Waarom zou de wethouder dat ge
noegen aan de ongelukkige slachtoffers
niet gunnen? De wielryder bestemt zijn
belasting voor het onderhoud van de
wegen, de fabrikant, die groote gebou
wen heeft, voor de brandweer, de mede
lijdende oude dame voor de armenzorg
en zoo voort. Er zullen nog altijd ge
noeg menschen overbiyven, die hun dui
ten betalen zonder dat het hun kan
schelen waarvoor en die zeggen: „ik ben
ze toch kwyr. Hoe prettiger de men
schen gestemd zyn, des te gemakkelijker
stappen ze van hun geld af. Misschien
komt het neg eenmaal zoover, dat de
menschen voldoen aan een advertentie
in de dagbladen:
BETAAL MEER BELASTING!
in navolging van de bekende aankondi
gingen:
EET MEER BROOD
en
DRINK MEER FOSCO.
Als ik er persoonlijk belang bij had,
zou ik met plezier den raad aan mijn
lezers geven:
EE7T MEER HAARLEMMER
HALLETJES.
makr zoolang daar geen redelijke pro
visie aan te verdienen is, ben ik daar
niet toe overgegaan.
Men zegt, dat menigeen, zoodra de
bladeren afvallen en door den wind ver
strooid worden, sommige menschen
moeite hebben om hun gedachten niet
te laten wegwaaien daar hoor ik ook
zeker bij, want ik ben van de hal in
het stadhuis afgedwaald, hoewel ik er
nog iets van zeggen wou.
Hebben myn lezers wel eens gelet op
de trap naar de hal? De afstand tus
schen de treden is zoo groet, dat zelfs
de jongste klerk die onmogelijk op een
drafje kan opstuiven. Je moet ze deftig
en ernstig bestygen: een... twee
Let er maar eens op: de luchthartig-
ste mensch wordt gedwongen tot beza
digde bewegingen, zoodra hy in het
Stadhuis trappen klimt. Wie het niet ge
looft, moet nog maar eens een tweede
trap probeeren, die naar de openbare
leeszaal. Die ophollen is onmogelijk. Een
statige tred is daarvoor noodzakeiyk. In
gedachten zien wy. voor ons de deftige
regeerders de trap bestygen, onbewust
van haar toekomstige bestemming, zy
lieten aan ons, hun nageslacht, de trap
ha, zooals wy die zullen overleveren aan
hen die na ons komen, maar ook zonder
te weten welk gebruik dezen van dc
trap zullen maken.
Wilt gy een verschil zien? Ga dan
naar het politiebureau in de Smede-
straat en vraag daar de trap te zien.
Hoog is die en steil. Het is moge1 ijk. dat
iemand die in een vaartje opgaat (ik
kan het niet) maar het is zeker, dat hy
de trap nog veel sneller afdaalt. Na-
melyk als hy reden zou geven tot klach
ten en bezwaren. En ook als hy niet
heel goed oppast en niet stevig in zyn
schoenen staat. In romans en verhalen
lees je veel van menschen, die de trap
worden afgegooid. Ik heb het zelf nooit
gezien, ook niet van de trap in het po
litiebureau. Maar als het er toe komen
meest ja, dan heb ik nooit een trap
gezien, die zich zoo goed er toe leent om
er af te worden gesmeten.
FIDELIO.