HAARLEM'S
DAGBLAD
ZATERDAG 5 NOV. 1927
Den Haag is het deftige dorp van
Nederland. Niet het eenige, maar het
voornaamste. Het Deftige Dorp par
excellence, met twee hoofdletters. Wij
zijn geen volk dat op het chapiter van
verfijning, precieusheid en gekunsteld
gedoe zich veel naam in de wereld heeft
veroverd. De strijd tegen de zee, het
voortdurende varen en vechten en fle
handel hebben er onze voorvaderen te
weinig tijd voor gelaten. Geen enkele
hoofdstad van beschaafd Europa is zoo
West End- en society-loos, zoo on-
Parijsch als Amsterdam. En wij zouden
dan ook in onszelf op dit punt niet het
minste geloof hebben, als we behalve
een hoofdstad ook niet een residentie
hadden. In ieder ander land zijn die
twee centra gecombineerd. Wij hebben
ze apart gehouden. Het heeft misschien
wel enkele nadeelen dat het parlement
en de diplomatie gescheiden zijn van
de groote koopmanssteden, maar nie
mand tobt erover. Het is nu eenmaal
zoo, en 't zal altijd zoo blijven.
Den Haag is het luxe-centrum van
een wereldstad, eruit gelicht en eigens
op z'n eentje neergezet. Het voelt zich
vrééselijk, en heeft daar, uit zijn stand
punt bezien, alle reden toe. Want het is
uniek. In zijn oorspronkelijkheid als
Deftig Dorp maakt het een vlerkante
tegenstelling met Amsterdam. En om
dat contrast te voelen en te beschrijven
ben ik er. vergezeld natuurlijk door
den fotograaf, heengetrokken vlak na
onze twee hoofdstedelijke tochten, onze
jacht op Amsterdamsche Types.
Eerst had ik gemeend hier „Haagsche
Types" boven te kunnen zetten. Maar
het gaat niet. Of liever gezegd: het
gaèt niet. Het détoneert. Dat woord
„type" is te oud. te gemeenzaam
enfin, te ordinair, zag. Eenvoudig onmo
gelijk. Klinkt niet. zag. Goed beschouwd
is 't zelfs dégoutant, what? Er moet
iets Fransch voor in de-plaats komen, en
Causerie lijkt een bevredigende term, na
een oogenblik twyfel over Badinage.
Maar dat Ja niet serieus genoeg.
Onze fotograaf en ik hebben beiden
èen zoo groote plaats in onze harten
voor Amsterdam gereserveerd we heb
ben er elk jaren gewoond en genoten
van het echte, roezige, levende leven
dat er voor Den Haag weinig ruimte
overblijft. Hij en ik hebben er geen
geduld voor. Wij begonnen derhalve al
dadelijk met er te hard te loopen. Een
normaal, zakelijk voetgangers-tempo is
veel te snel in Den Haag. Anders merk
je dat zoo niet, valt je eigen on-deftig-
dorpsche haèst je niet op. maar als je
uittrekt om op zulke dingen te letten
frappeert het onmiddellijk (U excuseert
wel mijn vele Fransche woorden; ze
hooren er ditmaal bij). Ik zei: „Héur
eens, mon cher photographe, men lóópt
hier niet. Men wandelt". En hij beves
tigde: ..Inderdaèd, het is evident". Ook
hem kreeg de sfeer reeds te pakken.
Een minuut later stonden wij tegen
over ons eerste typardon, pardon,
ik bedoel: sujet de causerie. Het was
een Haagsche verkeersagent, die op een
vluchtheuvel aan het gebaren was.
Het woord gebaar schiet hier al weer
te kort. Het moet geste zijn. Het was
subliem.
Er zijn soorten van verkeersagenten.
Je hebt de boersche, met het plompe
en logge gebaar, uitgevoerd door armen
als molenwieken. Dan de martiale, met
militaire preciesheid en nijdige vinnig
heid van gebaar Dan de verveelde, met
de „Vooruit, schiet nou maar eindelijk
op"-maniualen. En de booze, die er sar
donisch genoegen in schept om altijd de
laatste auto-in-de-queue tegen te hou
den, met een air van: „Ik heb jou in de
gaten, mannetjewaar is jC rijbewijs
en zoo?wacht maar 's effen'-'. En de
Machtige, met het Zeus-gebaar, die zich
voelt.
Op geen van deze allen leek die Haag
sche verkeersagent Hij vertegenwoor
digde de elegante variëteit. Iets heel bij
zonders, met gratie en den rijkdom-van-
gebaar van 'n geroutineerden lyrischen
opera-tenor, en daarbij een verwaten
houding en gelaatsuitdrukking zooals ik
ze nimmer tevoren bij een verkeersagent
mocht ontwaren. Hij overzag het be-
daèrde verkeersgewoel aan zijn voet met
het air van een Beau Nash of Beau
Brummel, in elk geval een beau. Hij
hief de hand, waaraan een ring schit
terde, met sierlijk languissant gebaar,
en liet 'm weer zakken.... ik bedoel:
zachtkens omlaagzinken. Hij liet zijn
oogleden halverwege neer en keek er
onder door met den blik van „Publiek,
ik veracht u!"
Toen de fotograaf hem de eerste maal
trachtte te kieken kwam er een auto
tusschen.
Toen hij 't de tweede maal probeerde
was een gepensionneerde Hagenaar aan
't oversteken, met mevrouw en de beide
freules, en verstijfde de agent volkomen.
Bij de derde poging zag de agent de
lens op zich gericht. Hij sloot de oogen
bijna geheel, snoof, bevroor en mikte een
zoo killen blik op den heer Hezemans
dat deze huiverend de wijk nam. Wü
zagen nog juist bijtijds van deze schan
delijke, ongeheurde indiscrrëtle af.
VIERDE BLAD
Niet alzoo op het Plein, waar drie
kennelijk-gepenslonneerde militairen op
een bank gesnapt worden.
De drie oude soldaten.
Zij zaten daar, de drie oude krijgslie
den, en staarden voor zich uit. Ik heb
hen niet zien bewegen, ofschoon zij wak
ker waren. Op alle bankjes in Den Haag,
in het Bosch en de Boschjes, op het
Malieveld en den Vijverbergg vind je die
onbeweeglijk starende gepensionneerden.
Soms zijn het lage of hooge ambtenaren
geweest, soms Indische gouvernements
dienaren, soms generaals of diplomaten.
Dit waren blijkbaar slechts oude onder
officieren; ik herkende er tenminste een
ouden sergeant-majoor uit den mobili
satietijd by. Maar waagde niet hem te
storen in zijn intense rust.
Een uur later kwamen wij er weer
voorbij;, en toen zaten die drie er nog, in
precies dezelfde houding. Zij hadden zich
niet bewogen. Ik ben er niet zeker van
of zij eigenlijk nog leefden. De moge
lijkheid bestaat trouwens dat het een
zeer realistische beeldengroep is, door
de gemeente Den Haag daar geplaatst
als kalmeerend voorbeeld voor ordinair -
haèstige vreemdelingen.
Wij zochten Lijn A van de crème
kleurige Haagsche tram. Vreeselijk be
smettelijke kleur, dat cr.me, maar in
Den Haag houden ze het schoon. De
modder spat er niet omhoog, zooals in
andere steden, want de modder heeft
ook geen haèst. Een agent dien ik aan
sprak, en die mij met een buiging en
een elegant saluut ontving, verzekerde
met een kraèkstem en correcten glim
lach dat Lijn A in Lijn 1 herdoopt was.
Blijkens het aroma dat van hem uitging
had deze stoere politieman pas een
friction (Végétal) bij zijn coiffeur geno
ten. Een keurig man.
Op den hoek van het straatje waar
Lijn 1 stopt rook het naar Floramye,
Quelques Fleurs, Dans la nuit. Vers le
jour, Inconnu, Violettes de Parme en nog
veel meer. Ik werd er wee van, en de
fotograaf zei dat hij zijn pijp helaas had
vergeten.
In Lijn A, gezegd Aè, naar Duinoord,
is een beetje de klad gekomen sinds hij
1 heet. Het publiek is natuurlijk nog
uitstékend, maar er wordt af en toe be-
paèld hard gereden. Ik weet niet hoe
dat komt. Het is jammer. Wel gaat nog
altijd deze lijn bij alle kruispunten vóór
alle andere. Iedereen moet er op wach
ten. Dat geeftcachet. De conducteur
sprak zeer zuiver Haègsch, er hing in
den wagen een accumulatie van parfu
merie-producten die ons weldra naar het
balcon deed vluchten, en er was gedu
rende twintig minuten rijdens niemand
die zoo vulgair was om te spreken, of
De zeer oude generaal
zelfs maar te fluisteren. Ook twee Sche-
veningsche visschersvrouwen werden op
slag in de sfeer opgelost, zoowel aro
matisch als oratorisch. Zij zwegen mee,
schikten nuffig heur vervaarlijke rokken
en trokken pruimemondjes, voor zoover
dat kon.
De haltes zijn nog steeds het sterkste
punt van Lijn 1. Niemand zal er vóór
een dame instappen. Dit heeft op drukke
punten vrijwat herzieningen in de rang
orde, hoffelijke gebaren en conversaèties
op de treeplank tengevolge. De foto
graaf nam een zeer ouden generaal, en
teracht, want bij het uitstappen liet hij
twee nietige hoogpooten-van-bakvis-
schen, met bungelende schooltasschen,
veurgaèn. „Freulezei de conduc
teur, die in den weg stond, en week eer
biedig op zij. Toen giegelde het eene kind
toch, maar het andere was er door ge
choqueerd. Vermoedelijk heette het
Sientje Jansen, of zooiets, ofschoon het
onbegrijpelijk lijkt hoe je met zoo'n
naam in Den Haag kunt leven. Er zul
Céline Janssens van gemaakt moeten
worden, en Keetje Bakker wordt Cor-
nélle Backer, en Toon van den Berg,
Tonny van den Berch
Een kwestie van aanpassingsvermogen
en korten tijd.
Dat Den Haag een dorp Is, een groot
en welverzorgd dorp, blijkt als je maar
eens even rondkijkt op zoo'n punt als
de Mauritskade, zeer centraal gelegen,
vlak bij het Noordeinde met dat intens-
saai uitziende, witgepleisterde Konink
lijk Paleis. Een huisschilder, de post
voor 't geweer en een dikke nestellakei
deden daar alle drie 't zelfde, d.w.e.
schilderen, in een tempo van nul komma
nul. Wij werden er slaperig en moe van.
Het Haagsche tempo is verschrikkelijk
slaperig en vermoeiend als je van het
Amsterdamsche, dat driemaal-, of zelfs
maar van het Haarlemsche, dat twee
maal zoo snel is, houdt. Het is inder
daad allemaal een kwestie van tempo.
Als beeld van liefelijke Haagsche rust
namen wij dat zeer centrale punt, de
Mauritskade.
Nergens een straatincident, nergens
een relletje, nergens een teeken van
dien lofwaardigen Amsterdamschen
volksgeest, dien wy als „gijn" plegen aan
te duiden. Maar overal correcte men-
schen, mooie auto's, crème trams, zeer
modieus gekleede meisjes en vrouwen
vreeselijk détoneerend woord, maar we
hebben geen beter en overal gewan-
del. Het was mooi weer, en Den Haag
wandelde meer dan ooit. Ik stel mij
voor dat Jhr. Goeree d'Overflacquée,
van de Haagsche Post, zich op dezen
middag „ter Piere" begeven moet heb
ben.
Wij zochten onderweg naar de keurige
prullenmandjes die de gemeente Den
Haag op drukke punten heeft laten
zetten, opdat de Haègenaér daarin zijn
papierpropjes werpe en deze het pla
veisel niet ontsieren, maar vonden er
geen. Wel werd de Laatste der Vige-
lantes geijomen, en pas toen de foto ten
redactiebureele arriveerde, ontdekte ik
dat er zoo'n openbaar prullenmandje,
voorzien van het woord „Papier" in
groote letters, middenop stond. Zóó
traag was dus ons observatievermogen
al geworden....
Een paar dagen gelden schreef 'k on
der Amsterdamsche Types, over een
hoofdstedelijk restaurant, dat mij veel
stof opleverde, omdat je in de gezichten
en de gebaren van de menschen heele
histories zich zag afspelen, die door
feiten bewaarheid werden. Daar was
het een lust voor den opmerker om
eenvoudig maar rond te kyken en waar-
te nemen
Het Haagsche restaurant waar wij
lunchten was nog drukker bezocht dan
het Amsterdamsche, maar er gebeurde
niets. Heelemaal niets. Natuurlijk speel
den er zich ook dingen af, maar zij wa
ren alle verborgen onder die kille cor
rectheid van masker en gebaar die
zoo'n ijskoude, onbewogen sfeer geeft.
By een telefooncel waarop een bordje
„Oesters" hing stond één bevroren
kellner niets te doen. Hy was volmaakt
bewegingloos. Van hem, geloof ik, ging
de centrale kilheid uit. Blijkbaar was hij
daar door de directie neergezet om den
toon, den trés bon ton van het établis
sement te markeeren.
Op alle tafeltje prijkten kleine chry
santen in vaasjes. Maar toen er twee
dames binnenkwamen en samen gin
gen lunchen, zonder mijnheer, eischte
dat een verandering in de étiquette. Een
kellner schreed geruischloos nader en
verving het vaasje met chrysanten
door een vaasje met twee heel kleine
roosjes en een paar teere stengeltjès
„maidenhair". Dit gebaar was subliem
Haègsch. Het zij als zoodanig met bij
zondere emphase vermeld.
Buiten, aan den trottoirband, zat
een kleine Haagsche knaap in een ge
knutselde speelgoed-auto op! ijzeren
sportkar-wieltjes. Er was nog een twee
de plaats in 't dingetje. Blykbaar
wachtte de chauffeur op mevrouw, of
«p de freule. Hij leunde in vermoeide
ietwat langoureuse houding achterover
in zijn zetel, met half geloken oogen,
en negeerde hooghartig een verdwaalde
Ford, die bijna over 'ra heengereden
was zonder hem op te merken. Waar
schijnlijk zou het hooghartige product
van den Grooten Henry hem daarbij
niet eens aangeraakt hebben, maar het
zwenkte bijtijds en vermeed hem. Een
heer met een grijzen hoogen hoed en
gele handschoenen, dien het bijna aan
reed, stond het minuten lang in spra-
kelooze verontwaardiging na te staren.
Het was toen allang weg. Wat dien jon
gen in dat speelgoed-dingske aangaat:
hij heeft een toekomst. Daar zit een
waérdig Haègenaèr in.
De knaap met een toekomst.
's Avonds besloot ik den dag met
een bezoek aan The House of Lords, die
keurige kleine pijpenla van Centraal,
waarin gedanst wordt. De vloer is de
gladste in Nederland, en het dans-
tempo het traagste ter wereld. Het
strijkje dineert in de hoeden- en jas-
sen-vestiaire, hetgeen niet correct zou
zijn als het niet Fransch was. Dit maakt
algeheel verschil.
Als gevolg van den naam (dien ik
haat. want waarom moet een Holland-
sche dansgelegenheid House of Lords
heeten?. er zit iets van kleinbur
gerlijke onderdanigheid in) bleken er
zoowat tweemaal zooveel heeren als da
mes te zijn. Maar dit is. gezien de ver
houding in dans-geestdrift die meest
al bij de beide seksen bestaat, niet zoo'n
slechte proportie.
In den trein naar Haarlem zat het vol
Amsterdammers, die elkaar moppen
vertelden en hardop praatten en lach
ten. Hoe durfden ze?
Eén ding is my nu glashelder ge
worden. Ik begrijp waarom minister
Kan, de jolige minister in sportcostuum
maar voortdurend op reis gaat
R. P.
LETTEREN EN KUNST
MUZIEK.
HET CONCERT VAN
„ZANG EN VRIENDSCHAP'.
Lieven Duvosel.
Wanneer de geschiedenis van „Zang
en Vriendschap" by het 100-jarig be
staan wordt geschreven, zal zeer zeker
het concert van gisteravond als een der
belangrijkste gebeurtenissen van onze
Koninklijke Liedertafel worden geme
moreerd. Belangrijk in hooge mate werd
dit concert niet alleen door de mede
werking van onze H.O.V. en twee voor
treffelijke solisten Theodora Ver-
steegh en Karei de Jong maar bo
venal door het zeer bijzondere en hoog
staande programma. De uitvoering van
het „concerto" opus 39 van Ferrucio
Busoni waarin de nieuw benoemde di
rigent van Toonkunst kon toonen, wat
hij in groot werk vermag heeft aan
dezen avond vooral beteekenis gegeven.
Het triomfale succes van dit werk, dat
zich uitte aan het slot in luide bravo's
en een minuten lang geestdriftig ap
plaus van het publiek, dat als één man
na het uitklinken der laatste tonen op
stond was voor Busoni even goed als
voor den geliefden en enthousiasten di
rigent Lieven Duvosel, den voortreffe-
lijken pianist Karei de Jong en onze
H. O. V.
De beschikking over een orkest was
oorzaak, dat het programma dit keer ge
heel afweek van de gewone liedertafel-
programma's. De taak, die „Zang en
Vriendschap" te vervullen had en
kel de slotkoren in Brahms' Rhapscdie
en Busoni's concert was gisteravond
quantitatief gering maar qualitatief des
te belangrijker. Daarom was het ook
voor de eigenlijke zangvereeniging een
mooie avond.
In een pittige, warme en streng
rhythmische uitvoering van Mozart's
„Figaro's Hochzeit" toonde Lieven Du
vosel, wat wij van hem als orkest-diri
gent mogen verwachten. Theodora Ver-
steegh heeft als altzangeres een goeden
naam, zoodat het begrijpelijk is, dat het
bestuur van Zang en Vriendschap haar
nu Brahms Rhapsodie nogmaals
en thans met orkest werd uitgevoerd
als soliste had gekozen. Ik hoorde
deze zangeres gisteren voor het eerst.
Mejuffrouw Versteegh is een van de
weinige echte alten in ons land. Zij is in
het bezit van een zeer mooie, gelijk ont
wikkelde stem, die in het zachte en teere
vooral treft door prachtig timbre. Wat
de stem echter mist is stralende warm
te. Er is op den duur ik zou het
kunnen noemen iets grauws in het
geluid. Haar voordracht was voornaam
en gereserveerd, naar mijn smaak nu
en dan althans ln de liederen te
gereserveerd, zoodat zij mij geen
oogenblik van werkelijke ontroering ver
mocht te schenken. Ook vond ik de
keuze der liederen van Brahms en Wolf
met orkestbegeleiding niet bijzonder
gelukkig. Ieder, die deze liederen kent.
zal het wel met mij eens zijn, dat zij
door de orkestbegeleiding allerminst
wonnen. Vooral het toch al erg senti-
menteele. „Immer leiser wird mein
Schlummer" verdroeg de orkestbegelei
ding heel slecht. In de Rhapsodie kon
den wij echter volop zoowel van de
stem als van de voordracht van Theo
dora Versteegh genieten. Dat zij niet
steeds boven het ontzaglijk groote en
nogal sterk zingende mannenkoor uit
kwam, kan men haar moeilijk wijten.
Het belangrijkste deel van het pro
gramma kregen wij na de pauze. Bu
soni's Concert voor piano, orkest en
mannenkoor dateert van 1904 en genoot
in datzelfde jaar te Berlijn onder Dr.
Karl Muck met het Philharmonisch or
kest en de Sternsche Gesangverein zijn
eerste uitvoering. Ik neem de vrijheid
hier een gedeelte uit het artikel, dat
Karei de Jong over dit werk in het
„Maandblad van Zang en Vriendschap
schreef, te citeeren.
«v mütïï
Karei de Jong.
„Busoni heeft inderdaad in dit even
grootsch opgezette als uitgewerkte opus
een monumentaal werk geschapen, dat
in de litteratuur tevergeefs zijn ge
lijke zoekt, een werk dat door de be
langrijkheid van zyn inhoud en gecom
pliceerdheid van zijn bewerking eigen
lijk geheel buiten het kader der klavier-
concerten valt en eerder onder de be
langrijke verschijningen op symphonisch
gebied, naast de symphonieën van
Bruckner en Mahler ware in te lijven.
Dat het zoo zelden wordt uitgevoerd
(in ons land alleen in 1906 te Amster
dam door Egon Petri onder leiding van
Busoni en (zonde»- koor) in 1920 te
Utrecht door mij onder leiding van Jan
van Gilse) zal wel moeten worden toe
geschreven aan de eigenaardige bezet
ting en aan geweldige eischen die
aan den vertolker van de solo-klavier
party stelt."
Dat wy hier voor een monumentaal
werk van bijzondere beteekenis ston
den, zullen zeker allen, die dit belang
rijke concert bijwoonden de groote
zaal van ons Gemeentelijk Concertge
bouw was tot de laatste plaats bezet
hebben gevoeld. En ook, dat het enorme
eischen aan de uitvoerenden stelt. On
danks de groote lengte de uitvoering
duurde bijna een uur en een kwartier
boeide het voortdurend en er waren
gedeelten ik noem bijvoorbeeld het
derde en vooral het geniale vierde deel
die zelfs sterk fascineerend werkten.
En het slotdeel met het mannenkoor
bracht een machtigen, imponeerenden
climax.
Het mag verwondering wekken, dat
dit grootsche opus zoo wqinig in ons
land tot uitvoering is gekomen en wij
hebben Zang cn Vriendschap dan ook
wel zeer dankbaar te zijn, dat het ons
met een zoo belangrijk werk in kennis
heeft gebracht. De uitvoering van Bu
soni's werk was in alle opzichten een
dóód!
Het is wel zekei dat de heer Duvosel
dit concert niet zou hebben aangedurfd
wanneer hij voor de klavierparty niet
de beschikking over een pianist als Ka-
rel de Jong had gehad. De Jong is van
zijn grooten leermeester Busoni de pro
feet en ik kan mij begrijpen met welk
een warme liefde en toewijding hij dit
werk, dat zoo zeer zyn genegenheid
en bewondering heeft, gisteren te Haar
lem heeft geïntroduceerd. Dat Ka-
rel de Jong een artist met uitzonderlijke
pianistische hoedanigheden en van enor
me muzikaliteit is —hoe ontzaglijke mne
motechnische eischen stelt dit concert
alleen al niet aan den pianist heeft
hij gisteren wel overtuigend bewezen.
Voor hem moet het een heerlijke avond
zyn geweest. Want het was meer dan
musiceeren alleen dat hij deed.
„ïn dankbare herinnering aan mfjn
onvergeteiyken leermeester, den grooten
kunstenaar en edelen mensch" zoo
schreef Karei de Jong aan het slot van
zijn artikel over Busoni's werk. Zoo
zal ook deze avond voor hem zijn ge
worden: het inlossen van een schuld
van den dankbaren leerling aan den
door hem zoo zeer bewonderden leer-
meeser. De Jong had Busoni nooit op
schooner wijze kunnen eeren dan in zijn
werk.
En voor Lieven Duvosel werd even
als voor Karei de Jong de uitvoering
van dit concert een triomf. Hij toonde
op dezen avond zijn buitengewone be
kwaamheid als dirigent. Want hij heeft
dit zeer moeilijke werk voortreffelijk
met het orkest ingestudeerd en uitge
voerd. Zoodat deze avond niet alleen
voor Zang en Vriendschap maar voor
heel muzikaal Haarlem van beteekenis
was. Het was een vreugde dat succes
van den nieuwe dirigent van Toonkunst
mede te maken, omdat het zoo veel voor
de toekomst van het muzikale leven te
Haarlem belooft.
Een woord van hulde tenslotte ook
aan de H. O. V. en aan onze Koninklijke
liedertafel voor de wijze, waarop zij de
intenties van den dirigent wist te ver
wezenlijken.
Voor Zang en Vriendschap was het
wij zouden kunnen zeggen een
„historische avond".
AD INTERIM.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Pijnloos Scheren
Vlug Scheren
Schoon Scheren
zonder dat Uw huid stukgaat of naschrijnt,
ook al is Uw baard nog zoo zwaar cn hard,
indien U slechts vóór liet inzeepen de
baardoppervlakte inwrijft met een weinig
Doos 30, 60, Tube 80 ct. FURQL
li
BESCHULDIGINGEN
AMBTENAREN G. E. W. TE
AMSTERDAM.
ONDERZOEK NAAR DE
JUISTHEID ER VAN.
Het Hbld. schrijft in de Stads Editie
van zijn nummer van hedenochtend:
In de eerste helft van 1926 werden,
zooals bekend is, door een ambtenaar
van de G. E. W. te Amsterdam aan B.
en W. schriftelijke aanwijzingen gege
ven omtrent handelingen, die zouden
verricht zijn door enkelen zijner onmid
dellijke superieuren. In opdracht van
het dagelijksch gemeentebestuur werd
een onderzoek naar de juistheid dier
beweringen ingesteld, een aantal per
sonen werden gehoord, doch toen de
heer Wibaut, als wethouder voor de ge
meentebedrijven in den loop van Sep
tember j.l. door den heer Ter Haar werd
opgevolgd, was het onderzoek nog niet
gereed.
De wethouder de heer Ter Haar, die
er de voorkeur aan gaf, deze zaak te
laten uitpluizen op de wijze als hem het
meest gewenscht voorkwam, - besloot in
de vergadering van B en W voor te
stellen een geheel .nieuw ondersoek te
doen houden, van meet af aan en vol
gens zijne opvattingen. Wel had hij
vroeger in het college van B en W. als
wethouders van P. W. de desbetreffen
de stukken ter inzage gekregen, doch nu
als wethouder voor de bedrijven voelde
hij nog meer zijn verantwoordelijkheid
voor den gang van zaken in deze aan
gelegenheid. Het college van B. en W.
ging met het denkbeeld van een nieuw
onderzoek accoord, een desbetreffend
voorstel zou aan het oordeel van den
raad worden onderworpen.
In het comité-generaal van Donder
dagmiddag j.l. werd van de tafel van
B. en W aangekondigd dat in een
Vrijdagavond te houden besloten verga
dering het voorstel aan de orde zou
worden gesteld om een nieuwe commis
sie van onderzoek te constitutioneeren.
bestaande uit drie personen, t.w. een uit
het electrisch bedrijf in het land. één
particulier accountant en een lid van de
gemeentelijke inspectie. Over dat voor
stel heeft de raad gisteravond tot even
voor twaalven in comité-generaal ver
gaderd. Bij de langdurige debatten wer
den ook ter sprake gebracht de vragen,
geruimen tijd geleden in verband met
deze quaestie door den heer Wijnkoop
gesteld. Tevens werden verschillende
wenken gegeven om de samenstelling
van een eventueel door B. en W. te
vormen commissie zoo onpartijdig mo
gelijk te doen zijn. Tenslotte is vcorlco-
pig aan het dagelijksch gemeentebestuur
overgelaten, hoe het in deze quaestie
verder zal handelen en uit den Raad
verklaard dat men indien noodig bij
het aanstaand begrootingsdebat op de
zaak zal terugkomen.
ST. JACOBS GODSHUIS.
De zusters Franciscanessen van Steen
bergen in het St.-Jacobs Godshuis, Ha-
gestraat no. 10, alhier, zullen op 1 Fe-
biuari 1928 het feit herdenken, dat zij
75 jaar geleden zich in het St.-Jacobs
Godshuis, R.-K. Wees- en Armenhuis,
vestigden en aan haar de inwendige
dienst in genoemd gesticht werd opge
dragen.
Er zijn ook nog zusters van dezelfde
orde werkzaam in Heemstede in het
Bavo-gesticht, in het Seminarie te War
mond, in Noord-Branbant en ook by de
Missie in Indië (op Sumatra).
Zij houden zich hoofdzakelijk bezig
met ziekenverpleging en met het ver
zorgen van ouden van dagen.
Of er op 1 Februari a.s. een officieele
herdenking zal plaats hebben, staat
nog niet vast, maar wel zal in ieder ge
val het jubileum in intiemen kring wor
den gevierd.
Het gesticht in 1436 door Lysbet, we
duwe van Jan Bette Hendrikzcon, als
gasthuis geschonken en in 1581 aan de
stad vervallen, werd in 1715 aan de
Kerkmees teren der R.K. gemeenten ten
gebruike afgestaan en kreeg toen zijn
tegenwoordige bestemming: verpleging
van weezen en oude behoeftige perso
nen tot de R.K. kerk behoorende. In
1864 deed de Raad ten behoeve van he:
R. K. Parochiaal Armbestuur afstand
van alle rechten, die de gemeente op
het gebouw had.
Het R. K. Parochiaal Armbestuur
maakt het College van Regenten uit.
HAEGSCHE CAUSERIE
Het Deftige Dorp.
Een beeld van lieflijke Haagsche rust.