HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 5 NOV. 1927 Den Haag is het deftige dorp van Nederland. Niet het eenige, maar het voornaamste. Het Deftige Dorp par excellence, met twee hoofdletters. Wij zijn geen volk dat op het chapiter van verfijning, precieusheid en gekunsteld gedoe zich veel naam in de wereld heeft veroverd. De strijd tegen de zee, het voortdurende varen en vechten en fle handel hebben er onze voorvaderen te weinig tijd voor gelaten. Geen enkele hoofdstad van beschaafd Europa is zoo West End- en society-loos, zoo on- Parijsch als Amsterdam. En wij zouden dan ook in onszelf op dit punt niet het minste geloof hebben, als we behalve een hoofdstad ook niet een residentie hadden. In ieder ander land zijn die twee centra gecombineerd. Wij hebben ze apart gehouden. Het heeft misschien wel enkele nadeelen dat het parlement en de diplomatie gescheiden zijn van de groote koopmanssteden, maar nie mand tobt erover. Het is nu eenmaal zoo, en 't zal altijd zoo blijven. Den Haag is het luxe-centrum van een wereldstad, eruit gelicht en eigens op z'n eentje neergezet. Het voelt zich vrééselijk, en heeft daar, uit zijn stand punt bezien, alle reden toe. Want het is uniek. In zijn oorspronkelijkheid als Deftig Dorp maakt het een vlerkante tegenstelling met Amsterdam. En om dat contrast te voelen en te beschrijven ben ik er. vergezeld natuurlijk door den fotograaf, heengetrokken vlak na onze twee hoofdstedelijke tochten, onze jacht op Amsterdamsche Types. Eerst had ik gemeend hier „Haagsche Types" boven te kunnen zetten. Maar het gaat niet. Of liever gezegd: het gaèt niet. Het détoneert. Dat woord „type" is te oud. te gemeenzaam enfin, te ordinair, zag. Eenvoudig onmo gelijk. Klinkt niet. zag. Goed beschouwd is 't zelfs dégoutant, what? Er moet iets Fransch voor in de-plaats komen, en Causerie lijkt een bevredigende term, na een oogenblik twyfel over Badinage. Maar dat Ja niet serieus genoeg. Onze fotograaf en ik hebben beiden èen zoo groote plaats in onze harten voor Amsterdam gereserveerd we heb ben er elk jaren gewoond en genoten van het echte, roezige, levende leven dat er voor Den Haag weinig ruimte overblijft. Hij en ik hebben er geen geduld voor. Wij begonnen derhalve al dadelijk met er te hard te loopen. Een normaal, zakelijk voetgangers-tempo is veel te snel in Den Haag. Anders merk je dat zoo niet, valt je eigen on-deftig- dorpsche haèst je niet op. maar als je uittrekt om op zulke dingen te letten frappeert het onmiddellijk (U excuseert wel mijn vele Fransche woorden; ze hooren er ditmaal bij). Ik zei: „Héur eens, mon cher photographe, men lóópt hier niet. Men wandelt". En hij beves tigde: ..Inderdaèd, het is evident". Ook hem kreeg de sfeer reeds te pakken. Een minuut later stonden wij tegen over ons eerste typardon, pardon, ik bedoel: sujet de causerie. Het was een Haagsche verkeersagent, die op een vluchtheuvel aan het gebaren was. Het woord gebaar schiet hier al weer te kort. Het moet geste zijn. Het was subliem. Er zijn soorten van verkeersagenten. Je hebt de boersche, met het plompe en logge gebaar, uitgevoerd door armen als molenwieken. Dan de martiale, met militaire preciesheid en nijdige vinnig heid van gebaar Dan de verveelde, met de „Vooruit, schiet nou maar eindelijk op"-maniualen. En de booze, die er sar donisch genoegen in schept om altijd de laatste auto-in-de-queue tegen te hou den, met een air van: „Ik heb jou in de gaten, mannetjewaar is jC rijbewijs en zoo?wacht maar 's effen'-'. En de Machtige, met het Zeus-gebaar, die zich voelt. Op geen van deze allen leek die Haag sche verkeersagent Hij vertegenwoor digde de elegante variëteit. Iets heel bij zonders, met gratie en den rijkdom-van- gebaar van 'n geroutineerden lyrischen opera-tenor, en daarbij een verwaten houding en gelaatsuitdrukking zooals ik ze nimmer tevoren bij een verkeersagent mocht ontwaren. Hij overzag het be- daèrde verkeersgewoel aan zijn voet met het air van een Beau Nash of Beau Brummel, in elk geval een beau. Hij hief de hand, waaraan een ring schit terde, met sierlijk languissant gebaar, en liet 'm weer zakken.... ik bedoel: zachtkens omlaagzinken. Hij liet zijn oogleden halverwege neer en keek er onder door met den blik van „Publiek, ik veracht u!" Toen de fotograaf hem de eerste maal trachtte te kieken kwam er een auto tusschen. Toen hij 't de tweede maal probeerde was een gepensionneerde Hagenaar aan 't oversteken, met mevrouw en de beide freules, en verstijfde de agent volkomen. Bij de derde poging zag de agent de lens op zich gericht. Hij sloot de oogen bijna geheel, snoof, bevroor en mikte een zoo killen blik op den heer Hezemans dat deze huiverend de wijk nam. Wü zagen nog juist bijtijds van deze schan delijke, ongeheurde indiscrrëtle af. VIERDE BLAD Niet alzoo op het Plein, waar drie kennelijk-gepenslonneerde militairen op een bank gesnapt worden. De drie oude soldaten. Zij zaten daar, de drie oude krijgslie den, en staarden voor zich uit. Ik heb hen niet zien bewegen, ofschoon zij wak ker waren. Op alle bankjes in Den Haag, in het Bosch en de Boschjes, op het Malieveld en den Vijverbergg vind je die onbeweeglijk starende gepensionneerden. Soms zijn het lage of hooge ambtenaren geweest, soms Indische gouvernements dienaren, soms generaals of diplomaten. Dit waren blijkbaar slechts oude onder officieren; ik herkende er tenminste een ouden sergeant-majoor uit den mobili satietijd by. Maar waagde niet hem te storen in zijn intense rust. Een uur later kwamen wij er weer voorbij;, en toen zaten die drie er nog, in precies dezelfde houding. Zij hadden zich niet bewogen. Ik ben er niet zeker van of zij eigenlijk nog leefden. De moge lijkheid bestaat trouwens dat het een zeer realistische beeldengroep is, door de gemeente Den Haag daar geplaatst als kalmeerend voorbeeld voor ordinair - haèstige vreemdelingen. Wij zochten Lijn A van de crème kleurige Haagsche tram. Vreeselijk be smettelijke kleur, dat cr.me, maar in Den Haag houden ze het schoon. De modder spat er niet omhoog, zooals in andere steden, want de modder heeft ook geen haèst. Een agent dien ik aan sprak, en die mij met een buiging en een elegant saluut ontving, verzekerde met een kraèkstem en correcten glim lach dat Lijn A in Lijn 1 herdoopt was. Blijkens het aroma dat van hem uitging had deze stoere politieman pas een friction (Végétal) bij zijn coiffeur geno ten. Een keurig man. Op den hoek van het straatje waar Lijn 1 stopt rook het naar Floramye, Quelques Fleurs, Dans la nuit. Vers le jour, Inconnu, Violettes de Parme en nog veel meer. Ik werd er wee van, en de fotograaf zei dat hij zijn pijp helaas had vergeten. In Lijn A, gezegd Aè, naar Duinoord, is een beetje de klad gekomen sinds hij 1 heet. Het publiek is natuurlijk nog uitstékend, maar er wordt af en toe be- paèld hard gereden. Ik weet niet hoe dat komt. Het is jammer. Wel gaat nog altijd deze lijn bij alle kruispunten vóór alle andere. Iedereen moet er op wach ten. Dat geeftcachet. De conducteur sprak zeer zuiver Haègsch, er hing in den wagen een accumulatie van parfu merie-producten die ons weldra naar het balcon deed vluchten, en er was gedu rende twintig minuten rijdens niemand die zoo vulgair was om te spreken, of De zeer oude generaal zelfs maar te fluisteren. Ook twee Sche- veningsche visschersvrouwen werden op slag in de sfeer opgelost, zoowel aro matisch als oratorisch. Zij zwegen mee, schikten nuffig heur vervaarlijke rokken en trokken pruimemondjes, voor zoover dat kon. De haltes zijn nog steeds het sterkste punt van Lijn 1. Niemand zal er vóór een dame instappen. Dit heeft op drukke punten vrijwat herzieningen in de rang orde, hoffelijke gebaren en conversaèties op de treeplank tengevolge. De foto graaf nam een zeer ouden generaal, en teracht, want bij het uitstappen liet hij twee nietige hoogpooten-van-bakvis- schen, met bungelende schooltasschen, veurgaèn. „Freulezei de conduc teur, die in den weg stond, en week eer biedig op zij. Toen giegelde het eene kind toch, maar het andere was er door ge choqueerd. Vermoedelijk heette het Sientje Jansen, of zooiets, ofschoon het onbegrijpelijk lijkt hoe je met zoo'n naam in Den Haag kunt leven. Er zul Céline Janssens van gemaakt moeten worden, en Keetje Bakker wordt Cor- nélle Backer, en Toon van den Berg, Tonny van den Berch Een kwestie van aanpassingsvermogen en korten tijd. Dat Den Haag een dorp Is, een groot en welverzorgd dorp, blijkt als je maar eens even rondkijkt op zoo'n punt als de Mauritskade, zeer centraal gelegen, vlak bij het Noordeinde met dat intens- saai uitziende, witgepleisterde Konink lijk Paleis. Een huisschilder, de post voor 't geweer en een dikke nestellakei deden daar alle drie 't zelfde, d.w.e. schilderen, in een tempo van nul komma nul. Wij werden er slaperig en moe van. Het Haagsche tempo is verschrikkelijk slaperig en vermoeiend als je van het Amsterdamsche, dat driemaal-, of zelfs maar van het Haarlemsche, dat twee maal zoo snel is, houdt. Het is inder daad allemaal een kwestie van tempo. Als beeld van liefelijke Haagsche rust namen wij dat zeer centrale punt, de Mauritskade. Nergens een straatincident, nergens een relletje, nergens een teeken van dien lofwaardigen Amsterdamschen volksgeest, dien wy als „gijn" plegen aan te duiden. Maar overal correcte men- schen, mooie auto's, crème trams, zeer modieus gekleede meisjes en vrouwen vreeselijk détoneerend woord, maar we hebben geen beter en overal gewan- del. Het was mooi weer, en Den Haag wandelde meer dan ooit. Ik stel mij voor dat Jhr. Goeree d'Overflacquée, van de Haagsche Post, zich op dezen middag „ter Piere" begeven moet heb ben. Wij zochten onderweg naar de keurige prullenmandjes die de gemeente Den Haag op drukke punten heeft laten zetten, opdat de Haègenaér daarin zijn papierpropjes werpe en deze het pla veisel niet ontsieren, maar vonden er geen. Wel werd de Laatste der Vige- lantes geijomen, en pas toen de foto ten redactiebureele arriveerde, ontdekte ik dat er zoo'n openbaar prullenmandje, voorzien van het woord „Papier" in groote letters, middenop stond. Zóó traag was dus ons observatievermogen al geworden.... Een paar dagen gelden schreef 'k on der Amsterdamsche Types, over een hoofdstedelijk restaurant, dat mij veel stof opleverde, omdat je in de gezichten en de gebaren van de menschen heele histories zich zag afspelen, die door feiten bewaarheid werden. Daar was het een lust voor den opmerker om eenvoudig maar rond te kyken en waar- te nemen Het Haagsche restaurant waar wij lunchten was nog drukker bezocht dan het Amsterdamsche, maar er gebeurde niets. Heelemaal niets. Natuurlijk speel den er zich ook dingen af, maar zij wa ren alle verborgen onder die kille cor rectheid van masker en gebaar die zoo'n ijskoude, onbewogen sfeer geeft. By een telefooncel waarop een bordje „Oesters" hing stond één bevroren kellner niets te doen. Hy was volmaakt bewegingloos. Van hem, geloof ik, ging de centrale kilheid uit. Blijkbaar was hij daar door de directie neergezet om den toon, den trés bon ton van het établis sement te markeeren. Op alle tafeltje prijkten kleine chry santen in vaasjes. Maar toen er twee dames binnenkwamen en samen gin gen lunchen, zonder mijnheer, eischte dat een verandering in de étiquette. Een kellner schreed geruischloos nader en verving het vaasje met chrysanten door een vaasje met twee heel kleine roosjes en een paar teere stengeltjès „maidenhair". Dit gebaar was subliem Haègsch. Het zij als zoodanig met bij zondere emphase vermeld. Buiten, aan den trottoirband, zat een kleine Haagsche knaap in een ge knutselde speelgoed-auto op! ijzeren sportkar-wieltjes. Er was nog een twee de plaats in 't dingetje. Blykbaar wachtte de chauffeur op mevrouw, of «p de freule. Hij leunde in vermoeide ietwat langoureuse houding achterover in zijn zetel, met half geloken oogen, en negeerde hooghartig een verdwaalde Ford, die bijna over 'ra heengereden was zonder hem op te merken. Waar schijnlijk zou het hooghartige product van den Grooten Henry hem daarbij niet eens aangeraakt hebben, maar het zwenkte bijtijds en vermeed hem. Een heer met een grijzen hoogen hoed en gele handschoenen, dien het bijna aan reed, stond het minuten lang in spra- kelooze verontwaardiging na te staren. Het was toen allang weg. Wat dien jon gen in dat speelgoed-dingske aangaat: hij heeft een toekomst. Daar zit een waérdig Haègenaèr in. De knaap met een toekomst. 's Avonds besloot ik den dag met een bezoek aan The House of Lords, die keurige kleine pijpenla van Centraal, waarin gedanst wordt. De vloer is de gladste in Nederland, en het dans- tempo het traagste ter wereld. Het strijkje dineert in de hoeden- en jas- sen-vestiaire, hetgeen niet correct zou zijn als het niet Fransch was. Dit maakt algeheel verschil. Als gevolg van den naam (dien ik haat. want waarom moet een Holland- sche dansgelegenheid House of Lords heeten?. er zit iets van kleinbur gerlijke onderdanigheid in) bleken er zoowat tweemaal zooveel heeren als da mes te zijn. Maar dit is. gezien de ver houding in dans-geestdrift die meest al bij de beide seksen bestaat, niet zoo'n slechte proportie. In den trein naar Haarlem zat het vol Amsterdammers, die elkaar moppen vertelden en hardop praatten en lach ten. Hoe durfden ze? Eén ding is my nu glashelder ge worden. Ik begrijp waarom minister Kan, de jolige minister in sportcostuum maar voortdurend op reis gaat R. P. LETTEREN EN KUNST MUZIEK. HET CONCERT VAN „ZANG EN VRIENDSCHAP'. Lieven Duvosel. Wanneer de geschiedenis van „Zang en Vriendschap" by het 100-jarig be staan wordt geschreven, zal zeer zeker het concert van gisteravond als een der belangrijkste gebeurtenissen van onze Koninklijke Liedertafel worden geme moreerd. Belangrijk in hooge mate werd dit concert niet alleen door de mede werking van onze H.O.V. en twee voor treffelijke solisten Theodora Ver- steegh en Karei de Jong maar bo venal door het zeer bijzondere en hoog staande programma. De uitvoering van het „concerto" opus 39 van Ferrucio Busoni waarin de nieuw benoemde di rigent van Toonkunst kon toonen, wat hij in groot werk vermag heeft aan dezen avond vooral beteekenis gegeven. Het triomfale succes van dit werk, dat zich uitte aan het slot in luide bravo's en een minuten lang geestdriftig ap plaus van het publiek, dat als één man na het uitklinken der laatste tonen op stond was voor Busoni even goed als voor den geliefden en enthousiasten di rigent Lieven Duvosel, den voortreffe- lijken pianist Karei de Jong en onze H. O. V. De beschikking over een orkest was oorzaak, dat het programma dit keer ge heel afweek van de gewone liedertafel- programma's. De taak, die „Zang en Vriendschap" te vervullen had en kel de slotkoren in Brahms' Rhapscdie en Busoni's concert was gisteravond quantitatief gering maar qualitatief des te belangrijker. Daarom was het ook voor de eigenlijke zangvereeniging een mooie avond. In een pittige, warme en streng rhythmische uitvoering van Mozart's „Figaro's Hochzeit" toonde Lieven Du vosel, wat wij van hem als orkest-diri gent mogen verwachten. Theodora Ver- steegh heeft als altzangeres een goeden naam, zoodat het begrijpelijk is, dat het bestuur van Zang en Vriendschap haar nu Brahms Rhapsodie nogmaals en thans met orkest werd uitgevoerd als soliste had gekozen. Ik hoorde deze zangeres gisteren voor het eerst. Mejuffrouw Versteegh is een van de weinige echte alten in ons land. Zij is in het bezit van een zeer mooie, gelijk ont wikkelde stem, die in het zachte en teere vooral treft door prachtig timbre. Wat de stem echter mist is stralende warm te. Er is op den duur ik zou het kunnen noemen iets grauws in het geluid. Haar voordracht was voornaam en gereserveerd, naar mijn smaak nu en dan althans ln de liederen te gereserveerd, zoodat zij mij geen oogenblik van werkelijke ontroering ver mocht te schenken. Ook vond ik de keuze der liederen van Brahms en Wolf met orkestbegeleiding niet bijzonder gelukkig. Ieder, die deze liederen kent. zal het wel met mij eens zijn, dat zij door de orkestbegeleiding allerminst wonnen. Vooral het toch al erg senti- menteele. „Immer leiser wird mein Schlummer" verdroeg de orkestbegelei ding heel slecht. In de Rhapsodie kon den wij echter volop zoowel van de stem als van de voordracht van Theo dora Versteegh genieten. Dat zij niet steeds boven het ontzaglijk groote en nogal sterk zingende mannenkoor uit kwam, kan men haar moeilijk wijten. Het belangrijkste deel van het pro gramma kregen wij na de pauze. Bu soni's Concert voor piano, orkest en mannenkoor dateert van 1904 en genoot in datzelfde jaar te Berlijn onder Dr. Karl Muck met het Philharmonisch or kest en de Sternsche Gesangverein zijn eerste uitvoering. Ik neem de vrijheid hier een gedeelte uit het artikel, dat Karei de Jong over dit werk in het „Maandblad van Zang en Vriendschap schreef, te citeeren. «v mütïï Karei de Jong. „Busoni heeft inderdaad in dit even grootsch opgezette als uitgewerkte opus een monumentaal werk geschapen, dat in de litteratuur tevergeefs zijn ge lijke zoekt, een werk dat door de be langrijkheid van zyn inhoud en gecom pliceerdheid van zijn bewerking eigen lijk geheel buiten het kader der klavier- concerten valt en eerder onder de be langrijke verschijningen op symphonisch gebied, naast de symphonieën van Bruckner en Mahler ware in te lijven. Dat het zoo zelden wordt uitgevoerd (in ons land alleen in 1906 te Amster dam door Egon Petri onder leiding van Busoni en (zonde»- koor) in 1920 te Utrecht door mij onder leiding van Jan van Gilse) zal wel moeten worden toe geschreven aan de eigenaardige bezet ting en aan geweldige eischen die aan den vertolker van de solo-klavier party stelt." Dat wy hier voor een monumentaal werk van bijzondere beteekenis ston den, zullen zeker allen, die dit belang rijke concert bijwoonden de groote zaal van ons Gemeentelijk Concertge bouw was tot de laatste plaats bezet hebben gevoeld. En ook, dat het enorme eischen aan de uitvoerenden stelt. On danks de groote lengte de uitvoering duurde bijna een uur en een kwartier boeide het voortdurend en er waren gedeelten ik noem bijvoorbeeld het derde en vooral het geniale vierde deel die zelfs sterk fascineerend werkten. En het slotdeel met het mannenkoor bracht een machtigen, imponeerenden climax. Het mag verwondering wekken, dat dit grootsche opus zoo wqinig in ons land tot uitvoering is gekomen en wij hebben Zang cn Vriendschap dan ook wel zeer dankbaar te zijn, dat het ons met een zoo belangrijk werk in kennis heeft gebracht. De uitvoering van Bu soni's werk was in alle opzichten een dóód! Het is wel zekei dat de heer Duvosel dit concert niet zou hebben aangedurfd wanneer hij voor de klavierparty niet de beschikking over een pianist als Ka- rel de Jong had gehad. De Jong is van zijn grooten leermeester Busoni de pro feet en ik kan mij begrijpen met welk een warme liefde en toewijding hij dit werk, dat zoo zeer zyn genegenheid en bewondering heeft, gisteren te Haar lem heeft geïntroduceerd. Dat Ka- rel de Jong een artist met uitzonderlijke pianistische hoedanigheden en van enor me muzikaliteit is —hoe ontzaglijke mne motechnische eischen stelt dit concert alleen al niet aan den pianist heeft hij gisteren wel overtuigend bewezen. Voor hem moet het een heerlijke avond zyn geweest. Want het was meer dan musiceeren alleen dat hij deed. „ïn dankbare herinnering aan mfjn onvergeteiyken leermeester, den grooten kunstenaar en edelen mensch" zoo schreef Karei de Jong aan het slot van zijn artikel over Busoni's werk. Zoo zal ook deze avond voor hem zijn ge worden: het inlossen van een schuld van den dankbaren leerling aan den door hem zoo zeer bewonderden leer- meeser. De Jong had Busoni nooit op schooner wijze kunnen eeren dan in zijn werk. En voor Lieven Duvosel werd even als voor Karei de Jong de uitvoering van dit concert een triomf. Hij toonde op dezen avond zijn buitengewone be kwaamheid als dirigent. Want hij heeft dit zeer moeilijke werk voortreffelijk met het orkest ingestudeerd en uitge voerd. Zoodat deze avond niet alleen voor Zang en Vriendschap maar voor heel muzikaal Haarlem van beteekenis was. Het was een vreugde dat succes van den nieuwe dirigent van Toonkunst mede te maken, omdat het zoo veel voor de toekomst van het muzikale leven te Haarlem belooft. Een woord van hulde tenslotte ook aan de H. O. V. en aan onze Koninklijke liedertafel voor de wijze, waarop zij de intenties van den dirigent wist te ver wezenlijken. Voor Zang en Vriendschap was het wij zouden kunnen zeggen een „historische avond". AD INTERIM. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Pijnloos Scheren Vlug Scheren Schoon Scheren zonder dat Uw huid stukgaat of naschrijnt, ook al is Uw baard nog zoo zwaar cn hard, indien U slechts vóór liet inzeepen de baardoppervlakte inwrijft met een weinig Doos 30, 60, Tube 80 ct. FURQL li BESCHULDIGINGEN AMBTENAREN G. E. W. TE AMSTERDAM. ONDERZOEK NAAR DE JUISTHEID ER VAN. Het Hbld. schrijft in de Stads Editie van zijn nummer van hedenochtend: In de eerste helft van 1926 werden, zooals bekend is, door een ambtenaar van de G. E. W. te Amsterdam aan B. en W. schriftelijke aanwijzingen gege ven omtrent handelingen, die zouden verricht zijn door enkelen zijner onmid dellijke superieuren. In opdracht van het dagelijksch gemeentebestuur werd een onderzoek naar de juistheid dier beweringen ingesteld, een aantal per sonen werden gehoord, doch toen de heer Wibaut, als wethouder voor de ge meentebedrijven in den loop van Sep tember j.l. door den heer Ter Haar werd opgevolgd, was het onderzoek nog niet gereed. De wethouder de heer Ter Haar, die er de voorkeur aan gaf, deze zaak te laten uitpluizen op de wijze als hem het meest gewenscht voorkwam, - besloot in de vergadering van B en W voor te stellen een geheel .nieuw ondersoek te doen houden, van meet af aan en vol gens zijne opvattingen. Wel had hij vroeger in het college van B en W. als wethouders van P. W. de desbetreffen de stukken ter inzage gekregen, doch nu als wethouder voor de bedrijven voelde hij nog meer zijn verantwoordelijkheid voor den gang van zaken in deze aan gelegenheid. Het college van B. en W. ging met het denkbeeld van een nieuw onderzoek accoord, een desbetreffend voorstel zou aan het oordeel van den raad worden onderworpen. In het comité-generaal van Donder dagmiddag j.l. werd van de tafel van B. en W aangekondigd dat in een Vrijdagavond te houden besloten verga dering het voorstel aan de orde zou worden gesteld om een nieuwe commis sie van onderzoek te constitutioneeren. bestaande uit drie personen, t.w. een uit het electrisch bedrijf in het land. één particulier accountant en een lid van de gemeentelijke inspectie. Over dat voor stel heeft de raad gisteravond tot even voor twaalven in comité-generaal ver gaderd. Bij de langdurige debatten wer den ook ter sprake gebracht de vragen, geruimen tijd geleden in verband met deze quaestie door den heer Wijnkoop gesteld. Tevens werden verschillende wenken gegeven om de samenstelling van een eventueel door B. en W. te vormen commissie zoo onpartijdig mo gelijk te doen zijn. Tenslotte is vcorlco- pig aan het dagelijksch gemeentebestuur overgelaten, hoe het in deze quaestie verder zal handelen en uit den Raad verklaard dat men indien noodig bij het aanstaand begrootingsdebat op de zaak zal terugkomen. ST. JACOBS GODSHUIS. De zusters Franciscanessen van Steen bergen in het St.-Jacobs Godshuis, Ha- gestraat no. 10, alhier, zullen op 1 Fe- biuari 1928 het feit herdenken, dat zij 75 jaar geleden zich in het St.-Jacobs Godshuis, R.-K. Wees- en Armenhuis, vestigden en aan haar de inwendige dienst in genoemd gesticht werd opge dragen. Er zijn ook nog zusters van dezelfde orde werkzaam in Heemstede in het Bavo-gesticht, in het Seminarie te War mond, in Noord-Branbant en ook by de Missie in Indië (op Sumatra). Zij houden zich hoofdzakelijk bezig met ziekenverpleging en met het ver zorgen van ouden van dagen. Of er op 1 Februari a.s. een officieele herdenking zal plaats hebben, staat nog niet vast, maar wel zal in ieder ge val het jubileum in intiemen kring wor den gevierd. Het gesticht in 1436 door Lysbet, we duwe van Jan Bette Hendrikzcon, als gasthuis geschonken en in 1581 aan de stad vervallen, werd in 1715 aan de Kerkmees teren der R.K. gemeenten ten gebruike afgestaan en kreeg toen zijn tegenwoordige bestemming: verpleging van weezen en oude behoeftige perso nen tot de R.K. kerk behoorende. In 1864 deed de Raad ten behoeve van he: R. K. Parochiaal Armbestuur afstand van alle rechten, die de gemeente op het gebouw had. Het R. K. Parochiaal Armbestuur maakt het College van Regenten uit. HAEGSCHE CAUSERIE Het Deftige Dorp. Een beeld van lieflijke Haagsche rust.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 11