HAARLEM'S DAGBLAD EEN CAUSERIE OVER BIJEN. DONDERDAG 10 NOV. 1927 DERDE BLAD De stand ,$lelloncf' KINDERLIJK BIJGELOOF OP DE HEIDE. „DE 6 STOKKEN VAN OPAKA". Een raat met bijen uit de kast t Is nu eigenlijk niet de tijd om over' bijen te schrijven. De bij rust nu. Den heelen winter door. Tot het voorjaar. Dan begint 't bijenwerkseizoen. Als de warme zonnestralen den grond koeste ren. Eerder niet. Nu heerscht er volko men rust in kast en korf. Wij willen u toch bij wijze van intro ductie iets over het bijenleven vertel len. Na dezen winter komen wij er dan nog eens uitvoeriger op terug. U moet dit artikeltje dan ook be schouwen als een vluchtig causerietje over allerhande aardige episodetjes, die uw belangstelling moeten prikkelen voor degelijker kost. Het is eens gezegd dat waar bijen ge houden worden armoede heerscht. Dat gaat voor een groot deel op. De heide bewoners houden bijen omdat grootva der en overgrootvader het deden. Als bijverdienste, die niet bijzonder loonend is. 's Avonds in den huiselijken kring worden korven gevlochten, de heele fa milie helpt mee Men begrijpt dat er op 't gebied van liygiène wat het oogsten der honing aangaat, nogal wat ont breekt. Maar ik vertel u van die kleine plattelanders-imkers om andere redenen. Zij zijn zeer bijgeloovig! De bijen zijn in zekeren zin hun huisdieren. Zij zullen niet stelten als gij ze niet stoort. 2e zijn nijvere diertjes en werken hun heele leven lang teen week of achtü. Uit traditie ziet de heidebewoner in de bij een wezen van hoogore orde. En daar heeft-ie gelijk in. Merkwaardig is heit hoe hij aan die misschien onbewuste vereering uiting geeft. Luistert u maar eens naar het verhaal van de „6 stok ken van Okapa". Okapa (grootvader) had zes korven. Familiebezit. Maar hij was de baas. Op een kwaden dag stierf de baas. En buur man zei tot den oudsten zoon van den baas: .Jongen, js mag het bij je korven wel aanzeggen dat Okapa is gestorven, anders gaan ze kwijnen, en sterven, net als de baas!" Maar de zoon lachte wat. ,.Ben je mal. ik doe niet aan dat b\j- gelocf". Maar hij kreeg z'n straf, de zoon. De bijen gingen dood. Van dien ty'd af gelooft Okapa's erf genaam in het bijgeloof. En als hij oud is geworden en hij mocht bijen hebben en een zoon, dan zal hij als hij zijn einde voelt naderen, dien zoon bij zich roepen en hem zeggen: Jongen als ik gestorven ben ga dan naar de korven. En zeg het beleefd bij elke korf, aan eiken stok dat ik gestorven ben. Als je dat niet doet zullen die bijen kwijnen en sterven. En leg dan over één van de korven een zwarten doek. Een rouw- doek". Dit aantrekkelijke staaltje van naïven en primitieven geest staat niet alleen. Als er een boos man sterft, zegt de echte heidebewoner, dan zal zich een brom (een zwerm) bijen, van een kwaadaardig soort, in de onmiddellijke nabijheid van het graf gaan begeven en daar iedereen steken, die belangstelling toont voor den doode En zoo zal een boos mensch of een vrouw met heksachtige allures ook ge- j bruik maken van even booze bijen, die betooverd zijn, en die lieden zullen ste ken waaraan dat booze mensch een hekel heeft. De heer Johan de Meza van het be kende bijenpark „Mellona" in Sant- Een kotf met raten waaraan de bijen juist „beginnen". poort, vertelde ons van deze treffende voorbeelden van kinderlijk bijgeloof. Ook de naam „Mellona" heeft een legenda- rischen oorsprong. In Saksen bijenland bij uitnemend heid sinds honderden jaren leefde in de oerwouden, eenige eeuwen geloden een goede en deugdzame houthakker met een groot gezin. Door slechte oogsten en allerlei tegenslagen steeg de nood zoo hoog dat de arme woudbewoner wanho pig werd en in blinde smart ging dolen door het woud. Eindelijk stortte de man uitgeput en ten einde raad neer. Er was maar één uitkomst. De dood. Maar waar die zoo snel te vinden? Maar op dat oogenblik werd het licht om hem heen. En toen de arme man het hoofd van zijn armen ophief zag hij naast zich een schoone fee. De fee Mellona. De patronesse der imkers,, die toen dc grondslag ging leggen voor den bijenteelt. Zij maakte den man dui delijk dat hij op moest staan, dat hij haar moest volgen. De houthakker ge hoorzaamde. De fee bracht hem daar waar het houtgewas het dichtst 1 Daar lag een boomstam. Gespleten. De man vroeg zich verwonderd af wat zijn noodlot te maken had met dien hollen boom. Mac.r de fee hielp hem uit den droom en vertelde van de bijen die een „brom" zooals Opaka zou zeggen vormen in holle boomen en er honing verzamelen die van groote waarde is. De beste aller feeën gaf den houthakker nog eenige inlichtingen. En deze deed er zijn nut mee. Hij werd de eerste imkeren hij leefde lang en gelukkig De heer Joh. de Meza vertelde ons verder nog eenige ontroerende en frap pante dingen uit het wonderleven der bijen, 's Winters heerscht zooals ge zegd. volslagen rust in de kasten en korven. De bijen zijn in bolvorm bijeen, en moeten warm blijven. De warmte wordt veroorzaakt door het voedselge- bruik. Door het verteringsproces. Hoe meer rust, zooveel te minder warmtever lies. en zooveel minder voedsel verbruik Eeri bij is uitermate zindelijk. Onver teerbare voedselresten duldt hij in zijn woning niet. Die houdt hij in zijn lichaam tot het voorjaar gekomen is. Dan begint het groote reinigingsproces voor het bijenvolk. Als men een tros stoort, loopt zU uit elkaar, en gaat alle warmte verloren. Die moet dan terug gewonnen worden door het opnemen van voedsel. Per kolonie is per winter 15—30 K.G. voedsel noodig. Dit is be lastingvrije regeermgssuiker, die door een chemische behandeling voor den mensch onbruikbaar werd gemaakt. Rustverstoring van de tros is daar om ook zoo nadeelig omdat dan de bijen zich gedrongen gevoelen zich van de on verteerbare voedselresten te ontdoen. De bijen zijn uitermate zindelijk en zullen haar woning verlaten om die functie te verrichten. Als het echter bulten te koud is (koude beteekent dood) dan blijven zij binnen en zijn genood zaakt om daar de afvalproducten weg te werpen. Dit heeft ziekte tot gevolg. De roerziekte. Een soort van darmca- tarrh, die zich voortplant op de andere bijen en grondige reiniging noodzakelijk maakt. Ook kan het gebeuren dat een zonnestraal die door de witte sneeuw gekaatst wordt in het vlieggat en bij zonder warm is de bijen misleidt. Zij De centrifuge waarmee door middel van de toepassing der middelpuntvUetcnde kracht honing uit de raten geslingerd woedt schijnen dan te denken dat het voor jaar is. Zjj vliegen uit, zetten zich op de sneeuw en sterven. Dat kan een Imker duizenden bijen kosten. De heer de Meza is er daarom voor om het vlieggat ge deeltelijk af te dekken. Alles wat 's winters in korf of kast geschiedt vindt plaats in den bolvorm. De koningin zit in het hart. Rondom haar de jongeren. Naar leeftijd. De jongsten het dichtst bij haar. de oude ren meer naar den buitenkantDe oudsten geheel aan den buitenkant. Die geven, bij voor bij, het voedsel over naar binnen naar den kern. Maar ook om een andere reden zitten de ouden aan den buitenkant. Zij zijn het immers die het spoedigste zullen sterven! En daar een bijenvolk zijn wo ning niet verontreinigt duldt het ook geen lijken in zijn omgeving. De oude bijen weten dit als zij haar efRde voelen naderen.... slepen zij zich naar het vlieggat, gaan naar buiten, in de doodelijke koudeen sterven hier of daar. Zeer eenzaam. En als zij niet meer kunnen vlie gen dan leggen zij zich te sterven aan den drempel van de woningopdat als het straks voorjaar zal zijn de le vende kameraden het opruimingswerk der cadavers gemakkelijk kunnen ver richten. Nog een bewijs van bijenscherpzinnig heid. Er zijn bijenvijanden. Muizen. Koolmeezen, Doodskopvlinders Muizen, die warmte en honing zoeken, kunnen 's winters een gevaar opleveren, omdat zy de rust in den bolvorm storen. Als zij zich echter 's zomers in korf of kast wagen worden zij doodgestoken! Hun verminkte lichaampjes worden door de bijen luchtdicht .gebalsemd" (zegt de vakman) dat wil zeggen dat de bijen om het muizenlijk een kokertje van was maken, opdat de aanwezigheid van het cadaver geen verontreiniging en ziekte, zal veroorzaken. En zoo gaat het den doodskopvlinder, die een verwoed vijand is van de bijen, omdat hij honing steelt en doode werkbijen de honing aflikt eveneens De koolmees, dit nuttige diertje, is toch een vijand der bijen. En een ge raffineerde. Hij plaatst zich bij het vlieggat van de kast en tikt beyeefd aan met zijn snavel. Een nieuwsgierige bij komt kijken wat er aan de hand is, en wordt stante pedum door juffrouw doodgebeten en naar het nest met hongerige jongen gebracht. Zoo vallen er heel wat nijvere bie'tjes ten offer.... Om dit allegaartje over bijen te vol tooien nog een paar economische gege vans. Het afgeloopen seizoen aldus vertelde ons de heer Joh. de Meza was een mislukking. Een seizoen kan goed genoemd worden als behalve de honingoogst ook de bevruchting goede resultaten heeft gehad. De bijencultuur heeft de laatste Ja ren groote vorderingen gemaakt. Voor al in wat betreft het gebruik van kasten. De korfcultuur, die deels uit traditie nog zeer veel beoefend wordt heeft na melijk nadeelen. In de eerste plaats is die cultuur bij lange na niet zoo hy giënisch als de kastcultuur. Bovendien moet bij de kolf als het honing-oogst- tijd is, de woning uitgezwaveld worden om de honing te krijgen. Dat kost den bijen het leven. Dit is niet het geval bij de kasten. Opgemerkt moet hier ech ter worden, dat de bijenstand Mellona een korf in den handel brengt, die, zon der dat het noodig is het bijenvolk te dcoden, de gelegenheid geeft om de honing te oogsten. Een bijenvolk telt 50 tot 80 duizend bewoners. Tusschen ge boren worden en sterven bestaat een regelmatige wisselwerking, dus als er 's zomers een 2000 bijen per dag ster ven, worden er gemiddeld zooveel weer bijgeboren. Als in het voorjaar, dus het geboorte-getal hooger is, zal in het najaar de sterfte grooter zijn. Engeland, Schotland en Ierland zijn goede afnemers voor de beroemde „pure Hollandse he honing", doch ook hier is onvoldoende, gebrekkige handels-orga nisatie de oorzaak van veel ellende voor den grooten handelaar. De regeering is op het oogenblik echter doende, om een controle op de honing die uitgevoerd moet worden, in te stellen. De heer de Meza, die eigenlijk voort bouwde op het bedrijf van den heer Kelting dat vele Haarlemmeds zich nog wel herinneren zullen (aan den Rijks straatweg te Schoten) is de eenige Hol lander die zyn bestaan vindt in een uitgebreide groote bijeneultuur. Hij is als tuinbaas vroeger werkzaam ge weest, doch voelde groote liefde voor de bijenwereld. En toen de cultuur van den heer Kelting geli quideerd werd, nam hij diens in ventaris over, waarna hij geheel op nieuw en alleen weer begon. Thans werkt hij met zes assistenten. „Mellonia" vervaardigt alles wat iets met de bijen- cultuur uit te staan heeft. De groote economische moeilijkheid zit 'm in de concurrentie met het bui tenland. Vooral met Amerika, dat door oppervlakte en heerlijk klimaat „stroo men" honing kan leveren. Tot zoover dit causerie-tje. Later nog eens iets over het zomerleven van de nijvere bijen. T. O. N. E. V. O. Het is 12 November 21 jaar geleden dat de Haarlemsche Tooneelvereeniging T.O-NJE.V.O. werd opgericht. Ter gelegenheid van dit feit zal Za terdag in den Schouwburg aan den Jansweg een feestavond gegeven wor den. Het programma bevat een drietal éénaoters, waarin alle werkende- en ad- spirantwerkende leden voor het voet licht zullen verschijnen. Een bal zal den avond besluiten. Ten slotte kan nog medegedeeld wor den, dat T.OUE.V.O. voor haar voor stelling op 14 December in studie heeft genomen de bekende succes-klucht „Baron von Haberniks", HET TOONEEL. DE WEDSTRIJD VAN JACOB VAN LENNEP DE VRIJE CLUB DE HANEBALK Bij Broedelet is de „situatie" door gaans het best. Zoo ook in „De Hane- balk", waarmee de vereeniging „De Vrije Club" uit Amsterdam gisteren den wedstrijd van Jacob van Lennep opende. De situatie twee jonge artis- ten op zwart zaad onder de hanebalken in hetzelfde huis met een renteniersfa milie, die door vulkachels is rijk gewor den, zou zeker tot amusante en gees tige verwikkelingen aanleiding kunnen geven. Uit de botsing tusschen de vrije artisten van boven en de burgerlijke renteniersfamilie van beneden zou on getwijfeld een goed blijspel hebben kunnen groeien. Stof was er in over vloed. Maar Broedelet is in zijn gege ven blijven steken, hij is op de trap naar de Hanebalk Lhjven zitten.. Ver der dan tot de grappige situatie komen wij eigenlijk niet. Broedelet maakt zich met zijn stuk ken er soms wel heel gemakkelijk af. Wat jammer isl Want de gave van voor het tooneel te schrijven bezit hij onge twijfeld. Maar hij is te gauw tevreden over zich zelf. Naast goed geslaagde gedeelten staan altijd weer tooneelen, die van minder fijnen smaak getuigen. Broedelet's dialoog is dikwijls niet zon der geest, maar dadelijk daarop worden zijn grappen en aardigheden van een genre, zooals door een zekere categorie commis-voyageurs het is gelukkig maar een „categorie" bij voorkeur worden gedebiteerd, grappen, waarom sommige menschen zich een kanarie vogel, een gorilla, ja zelfs een azalea lachen om in den stijl van Broedelet te blijven maar die by een ander deel van het publiek zelfs geen glimlach kunnen verwekken. De grappigheid van den schilder Hein Sprank is van een opdringerige en doorgaans zeer ordi naire soort. Dat is de would-be bohé mien, die meent ten koste van anderen „geestig" te mogen zijn, maar die zich met zijn zoogenaamde studentikoze aar digheden feitelijk een patser van het grofste soort toont. Zulke aardigheden irriteeren hevig en het ergste is. dat dei-gelijke moppen-de'oitanten zich zelf zoo grappig vinden, dat wanneer zij een maal gaan „afdraaien" zij onmogelijk meer te stoppen zijn. Het is de geest van meneer Sprank, die in het blijspel do mineert. Daardoor zijn wij het grootste deel van den avond in het sous-terrain in plaacs van onder de hanebalken. Wanneer men nu en dan woordspe lingen en geestigheden van beter genre, die van Franschen „esprit" getuigen, hoort, dan kan men het niet anders dan betreuren, dat Broedelet zich zelf geen hoogere eLehen stelt. Toch dient er kend, dat zijn grappigheid het bij het publiek wel doet, zooals ook gisteravond weer bleek. Het publiek heeft zich van een gorilla tot een azalea toe gelachen, wat de bedoeling van Broedelet en de Vrije Club was. Ieder kan dus tevre den zijn. Over het spel en de opvoering van de Amsterdammers spreken wij natuurlijk niet. Wij hopen dat later in ons ver slag over den wedstrijd te mogen doen. Voor heden constateeren wij alleen, dat De Vrije Club te Haarlem succes had. J. B. SCHUIL. ALLIANCE FRANsAISE. CONFÉRENCE MARCEL BOUTrRON. Woensdagavond hield voor de leden van de afdeelireg Haarlem der Alliance Franqaise de heer Marcel Bouteron. bibliothecaris van het „Institut de France" een lezing met lichtbeelden over het onderwerp: „Une annëe dans la vie de Balzac". Eén jaar dus maar. Het was het jaar 1835, waarin de ge vierde schrijver, die toen al vier jaar, na de verschijning van zijn „Peau de chagrin" een beroemdheid was, naar Weenen trok om er zijn geliefde: Hanska, te ontmoeten. Maar eerst maakte de vlotte confé rencier „un petit tour romantique" met ons. Wij kregen vele lichtbeelden te zien van costuums en gebouwen uit den tijd van de romantiek en ook vele portret ten van de Balzac op verschillende leef tijden, serieuze portretten en ook carica- turen. En onderwijl vernamen wij het een en ander van de Balzac: van zijn vereering voor Napoleon I, van de wijze waarop hij werkte, ook over dag bij het licht van vier kaarsen om door niets van buiten afgeleid te worden; van het costuum, waarin hij werkte, een soort van pij of robe de chambre, van den in vloed dien vele vrouwen op hem hadden. Wij kregen ook een persoonsbeschrijving van de Balzac met zijn leeuwenmanen, zijn oogen met den magnetiseerenden blik („des yeux de dompteur") en zijn neus van wèl bijzonderen vorm en ook toon de de heer Bouteron vele facsimiles van de Balzac's handschrift, waarbij vooral vermakelijk was het briefje, waarin hij zich om zyn schuldeischers te ont gaan, „Veuve Durand" noemde. Daarna volgde, nadat de spr. verteld had hoe de Balzac van zijn uitgever het geld voor de :s:s had weten los te krij gen. een beschrijving van zyn leven te Weenen, waar hij op buitengewone wijze werd gevierd. Hy maakte kennis met ,Ja crème de Vienne", bezocht er de salons, maar hij bezocht ook het slag veld van Wagram. Wy hoorden het ver haal van den talisman, den ring van den Propheet, middel tegen ziekte en onbeantwoorde liefde en wy waren tegen woordig bij de ontmoeting tusschen de Balzac en die andere beroemdheid uit die dagen: den machtigen Metternich. Het was een interessant jaar voor den grooten schrijver, dit 36e jaar van zyn leven en de lezing had deze ver dienste dat zij ons een goed denkbeeld gaf niet alleen van De Balzac's ver blijf in Weenen in 1835, maar ook van De Balzac „en pantoufles". By het begin van den avond had de vice-voorzitter van de afdeeling, de Tieer M. Jessurun, den spreker welkom geheeten ën medegedeeld, dat de voor zitter, de heer Sauveur, herstel van ge zondheid zoekt in Frankrijk. Spr. wenschte den heer Sauveur een spoedig en algeheel herstel toe. BELASTINGHEFFING VAN NEDERLANDERS IN HET BUITENLAND. Het verslag van de Vaste Commissie voor de Belastingen. DE REGEERING VREEST GEEN NATURALISATIE. Thans is verschenen het verslag van de vaste commissie voor belastingen der Tweede Kamer, over het wetsont werp houdende bepalingen betreffen de de belasting van niet-binnen het Rijk wonende Nederlanders en van de nala tenschappen en schenkingen van Neder landers, die niet zijn ingezetenen des Rijks. In de inleiding wordt gezegd, dat het onderhavige wetsontwerp met behoud van den hoofdregel, dat alleen hij, die in Nederland woont daar belasting be hoeft te betalen, ten aanzien van de Nederlanders, die hier him woonplaats hebben gehad dcch het land metter woon hebben verlaten, de nationaliteit als criterium voor de belastingplicht beoogt in te voeren. Daarnaast ruimt het ook ten aanzien van de vermogens belasting, de verdedigingsbelastmgen, de successiebelasting en het schenkings recht aan de nationaliteit een ruimere plaats in, dan deze in de regeling dier belastingen tot dusver had. De vaste commissie voor de belastingen gaf algemeene beschouwingen over het ontwerp, en pleegde zoowel schriftelijk als mondeling overleg met de regeering. Bij de algemeene beschouwingen juich ten verschillende leden de indiening van dit ontwerp toe. Zij betoogden, dat de strekking van het ontwerp niet bestaat in het keeren der belasiingvlucht op zich zelf, doch in het algemeen in het be trekken in de belastingen naar het in komen en naar het vermogen van hen, die billijkerwijze steeds daarin betrok ken hadden moeten zijn, doch tot dus ver uitsluitend om redenen van prac- tischen aard waren vrijgesteld De vraag of het billijk is den Nederlander in den vreemde in die belastingen betrekken, kan niet anders dan in be vestigenden zin beantwoord worden, zegt het verslag Andere leden hadden ernstige be zwaren -tegen het ontwerp. Zij wenschen niet alle buiten het Rijk wonende Nederlanders te treffen, maar alleen die, van wie rederiijkerwyze moet worden aangenomen, dat belasting- vlucht hen tot het verlaten van het land dreef. Allen, die zich om redenen van gezondheid, studie e.d. naar het bui tenland zouden begeven moesten niet onder de werking van den maatregel vallen. Zij waren van oordeel, dat de regeering het ontwerp in dien geest zou moeten omwerken, of, indien zy het principieel karakter van het ontwerp wenscht te behouden, de noodig geachte wijziging van het stelsel aan de Staten- generaal voorleggen in den vorm van een herziening van de daarvoor in aan merking komende belastingwetten. De leden, die indiening toejuichten gaven te kennen, dat wat niet als motief voor vrijstelling hier te lande geldt, ook niet als zoodanig in aanmerking mag ko men voor het buitenland; b.v. gezond heids- en studieredenen. Een deel der commissie gaf te kennen, dat een uit zondering behoort te worden gemaakt ten aanzien van hen, die na een aantal jaren in Ned. Indië, Suriname, of Cura sao te hebben gewoond, en direct van daar naar het buitenland verhuizen. Een aantal leden zou gaarne vernemen, of niet vele buitenslands verblijvende Nederlanders zich zouden laten natura- liseeren. Anderen vroegen inlichtingen over het aantal personen, dat sinds 1913 ons land verlaten heeft, en opgehouden is belastingplichtig te zijn. In het antwoord der regeering aan de commissie wordt o.m. betoogd, dat de strekking van het ontwerp is, een zoo danige wijziging in den rechtstoe stand te brengen, dat verhuizing van Nederlanders naar het Buitenland in het algemeen geen verandering brengt in him fiscale verplichtingen. Het jrincipieele karakter van het ontwerp wordt dan ook gehandhaafd. Het zou daarom tevens ook toelaatbaar zyn, de zaak in een afzonderlijke wet te regelen. De Regeering is bereid een over gangsbepaling in het leven te roepen, voor vrijstelling ten gunste van hen, die bij de inwerkingtreding der wet reeds langer dan tien jaar in het bui tenland hebben gewoond. Een wijziging in dezen zin is in het ontwerp aange bracht. Vrijstelling van hen, die in het buitenland een beroep of bedrijf uit oefenen is gerechtvaardigd door het principieel karakter van het ontwerp, doch de regeering is bereid voor suc cessiebelasting deze uitwonenden in de regeling te betrekken. Bij nota van wij ziging is daarin voorzien. De regeering stemt toe, dat er geen voldoende grond is om de nalatenschappen van in den vreemde verblijf houdende landsdiena ren vrij te stellen van successierecht. Het ontwerp is dienovereenkomstig ge wijzigd. Voor vrijstelling van hen, die een zeer aantal jaren een beroep of bedrijf in de overzeesche gewesten hebben uitgeoefend bestaat niet voldoen de reden. Voor naturalisatie op groote schaal is de regeering niet bevreesd. De regeering kan geen antwoord verschaf fen op de vraag, hoeveel personen sinds 1918 het Rijk metterwoon verlaten heb- en naar welke bedragen zij waren aangeslagen in de inkomsten- en ver mogensbelasting. Andere feitelijke ge gevens kan zij ook niet verstrekken. Tenslotte heeft de commissie een amendement voorgesteld, dat strekt tot het doen vervallen van de bepaling, welke hen, die ter zake van 's lands dienst buiten het Ryk wonen, van de betaling van inkomsten-, vermogens- en verdedigingsbelastng vrijstelt. Het terzake van deze vrijstelling gepleegde overleg tusschen de regeering en de commissie heeft niet tot eenig resul taat geleid. De commissie is van oordeel, dat deze vrijstelling in strijd is met de gedachte welke bij ce samensteHinf van het ontwerp de leidende is ge weest dat de Nederlanders, die het landmetterwoon verlaten op grond van hun nationaliteit in de Nederland- sche belastingen behooren betrokken te zijn. NEDERLANDSCHE TOONEEL- VERBOND Afdeeling Haarlem en Omstreken Voortaan zal men in de dagbladen ter plaatse waar de tooneelvoorstelling wor den aangekondigd menigmaal een mede- deeling lezen van den volgenden in houd: „Leden van het Nederlandsch Too- neelverbond genieten de gebruikelijke reductie". Hieronder moet worden verstaan dat zij die lid zijn der Afd. Haarlem en Omstreken van het Tooneelverbond na het lezen van deze mededeeling op ver toon van hun diploma aan den betref- fenden schouwburg op de gewone be- spreekuren plaats kunnen nemen tegen gereduceerden prijs. Men betaalt dan een rang lager. Wie bijvoorbeeld stalles neemt betaalt par ket, wie parket neemt betaalt parterre. Het bestuur der afdeeling is nog be zig met de verschillende directies te overleggen. Voorloopig werd reeds toezegging ge kregen voor de gewone voorstellingen van het Amsterdamsch Tooneel, directie Louis de Vries en Van Korlaar Jr., Hefc Vereenigd Tooneel, directie Eduard Ver kade en Verbeek. Het Nieuwe Rotter- damSch Tooneel, directie Frits Tartaud, Het Hofstad Tooneel, directie Cor v. cL Lugt—Melsert. Het bestuur hoopt hierdoor de belang stelling voor de opvoeringen aan te wakkeren. De lijst der reducties zal waarschijnlijk nog belangrijk worden utgebreid. Binnenkort zullen nog aaöere mededeelingen volgen. NEDERLANDSCUE REISYER- EENIGING De Afd. Haarlem der N. R. V. hield Woensdagavond een ledenvergadering, onder voorzitterschap van den heer J. G. P. Sabel. De secretaris deelde mede, cat een uitvoerig schrijven tot het Centraal Bureau in den Haag is geTicht, over de veie klachten in den laaisien tijd over dit bureau ingekomen. Van den a!g. secretaris werd bericht ontvangen, dat maatregelen genomen zullen worden, opdat klachten niet mee kunnen voorkomen, Op 23 Nov. zal een lezing gehouden worden, op 10 Dec. een tooneelavond met bal, op 14 Jan. een Cabaretavond met bal en in de 2e helft van Jan. wederom een lezing. Bij de bespreking van plannen voor reizen in 1928, zei de heer Bremer toe, dat hij in het volgend jaar nogmaals een fietstocht door ons eigen land zal uitschrijven, hij hoopt dan op meer succes dan vorigs jaren. De heer de Vos vroeg om de reis naar Noorwegen nog maals uit te schrijven en hoe het staat met de voorgenomen „Generale" voor 1928 naar Meran. Bij de rondvraag deelde de voorzitter mede, dat de secretaris, de heer W. E. Zuurendcnk het feit herdacht, dat hij 10 jaar het secretarisschap der afdee ling heeft bekleed en dat de pubilaria in een bestuursvergadering is gehul digd onder aanbieding van een souve nir. De vergadering onderstreepte deze mededeeling met hartelyk applaus. De heer Panman bepleit de instelling van een bureau waar de leden der N. R. V. inlichtingen omtrent reizen kunnen bekomen. De heer Spaargaren vroeg om de Film der Bat. Petroleum Mij. ook hier te vertoonen, de heer Panman wilde daarbij Films van het Kon. Insti tuut te Amsterdam voegen. De heer de Vos drong aan op het geven van een opera- of tooneelvoorstelling door be roepsgezelschap. Het bestuur zal aan een en ander zijn aandacht wijden. Ten slotte bracht de heer van Donkelaar den heer Sabel hulde voor de groote toewijding, door hem betoond bij de voorbereiding en uitvoering van de twee Noorsche reizen, die zoo schitterend zijn f PERSONALIA. De volgende gediplomeerden van de M.T.S. te Haarlem zijn geplaatst in de navolgende betrekkingen: Afdeeling Bouwkunde: de heer F. A. H. Bos als bouwkundige bij Beüaari's Bouwbedrijf te Haarlem, de heer A. A. Jagt, als opzichter-teekenaar bij den architect Leen Tol Jr., te Lisse; de heeren F. Flameling en C. P. Laagen- dijk bij de verbouwing van het St. Elisabeths Gasthuis te Haarlem; de heer G. F. Wamelink als opzichter- teekenaar bij den architect J. J. van Noppen te Haarlem. Afdeeling Weg- en Waterbouwkunde: de heer J. D. van Waver en, als teeke naar-opzichter bij Openbare Werken te Haarlem. Afdeeling Werktuigbouwkunde: de heer E. E. van DUk als gereedschaps- teekenaar by de H.E.E.M.A.F. te Henge lo (O.) Afdeeling Electrotechniek: de heeren J. S. de Groot en J. W. Jongbloed als electrotechnicus bij de N.V. Electro- stroom te Hilligersberg: de heer G. Ryks als bedryfs-assistent bij Verkade's fabrieken te Zaandam; de heer H. J. van Wyhe als electrotechnicus by de A.N.I.E.M. te Djocjakarta. 16 November herdenkt de heer G. van Zomeren den dag waarop hij voor 25 jaar bij de firma Viets en Co. in dienst trad. Van jongste bediende is hij tot be* drijfsleider opgeklommen. DE ROODE-KRUIS-COLLECTE Nader vernemen wy nog dat de col lecte van Het Roode Kruis ten bate van het op de terreinen van de voormalige Lighal in te richten Parkhérstellings- oord f 2286.73 heeft opgebracht, dat is een kleine f 300 meer dan de opbrengst van de Roode-Kruis-collecte verleden jaar bedroeg. Natuurlijk zou, indien zich meer collectanten hadden aangemeld, het opgehaalde bedrag nog aanmerke lijk hooger zyn geweest. Er is nu ook op een grooter terrein gecollecteerd. Zoodat van een bevredi gend resultaat mag worden gesproken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9