HAARLEM'S DAGSLAD VAN OUDE TIJDEN. ZATERDAG 12 NOV. 1927 Dit te gauw verteld. In zijn buiten gewone vergadering van 5 Mei 1819 be noemde de Raad, uit een door burge- meesteren opgemaakt drietal, met 12 van de 21 stemmen, den lieer Bona- ventura Cornells de Lange tot secreta ris dezer stad. Waarop „de raadsleden zich met deze benoeming onderling heb ben gefeliciteerd/". De schrijver der xaadsnotulen bedoelt, dat de twaalf, die den gekozene gestemd hadden, „elkan der" gelukwenschten. Door deze keus had de Raad iemand uit zijn midden tot stadssecretaris be noemd. Immers de heer de Lange was raadslid. Als zoodanig moest hij dus ont slag verzocht en gekregen hebben, al vorens beëedigd en in zijn nieuwe be trekking geïnstalleerd te kunnen wor den. Alles ging hier met spoed, zoodat de plechtigheid reeds 14 Mei kon plaats hebben. De secretaris nam deze gelegen heid te baat om den Raad „zijnen op- regten dank te betuigen, en zich in dë welwillendheid en vriendschap der on derscheidene Leden aan te beveelen". Hiermee is echter niet alles gezegd. Indien ik niets meer wist, zou ik dit on derwerp niet aangeroerd hebben. Dat ik uw aandacht er voor vraag, is een ge volg van de omstandigheid, dat de Lange is geweest de eerste secretaris van Haar lem, dde geen tweede naast zich had, de eerste van een nieuwe reeks. In dit opzicht behoort hij tot tien nieuwen tijd. Zijn benoeming beteekende een breken met het verleden, zijn beide voorgangers, die hem hun plaats moes ten afstaan, waren de laatste vertegen woordigers der oude bedeeling. Het was dus een ingrijpende verandering, die, door allerlei bijkomstigheden, niet zon der moeilijkheden 'haar beslag kreeg. Haarlem was den nieuwen tijd begon nen met 3 secretarissen. In 1818 waren er nog twee in dienst. Beide ambtenaren konden terugzien op een langdurigen diensttijd, beiden waren hoogbejaard. Johan Anthony Graswtocfcel, eerste se cretaris, telde 79 Jaren; zijn ambtge noot Pi'eter du Crocq, tweede secretaris, 6lechts 7 jaren minder. Ze .belden dus naar de grijsheid", zooals een hunner zich uitdruk en ook hier was de ouder- Haarlemmer Halletjes EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Van weinig Zaterdagavondpraatjes heb ik zooveel plezier beleefd als van het vorige. En wel omdat gebleken is, dat er nog fantasie heerscht in onze goede Spaarnestad. Wie heeft durven zeggen, dat onze tijd nuchter is en zon der romantiek? Welnu, hij heeft onge lijk en ik zal dat aantoonen. Aantoonen met die stukken. Maar vooraf een kleine herinnering ean het geval, dat beschreven werd in het laatste Zaterdagavondpraatje. De vader van twee meisjes Mina en Tina was van een gele rots gegooid en nu schreef ik een prijsvraag uit over deze drie praten: lo. Wie gooide (of gooiden) den va der van de gele rots af? 2o. Waarom werd hij van cïe gele rots gegooid'? 3o. Wie ontdekte de misdadiger(s) De casus positie, zoo als de geleerder, peggen, is dus vastgesteld. Nu de antwoorden. Laat fk beginnen met te zeggen, dat ze bijzonder talrijk zijn geweest, zoodat het heelwat moeite heeft gekost die te schiften, terwijl er geen denken aan is over al de antwoor den afzonderlijk iets te zeggen. Er moet dus samengevat worden Zooals wij nog weten kon de snoode daad, vermeld in de eerste vraag, door verschillende personen zijn begaan. Maar het is toCh wel teleurstellend, dat zoovele inzenders het misdrijf toeschrij ven aan de moeder van de twee Jongens. Herman en Wouter, die op Mina en Tina verliefd waren. Het mag waar zijn, dat zij daar een goede reden voor aanvoe ren, namelijk dat zij 'boos was op den vader van de meisjes, omdat die zijn toestemming weigerde maar is dat voldoende reden, om vaders van gele rotsen te gooien? Die twijfel te bij een van de beant- woorders ook al opgekomen. Als student in de rechten heeft hij logisch leeren denken en zoo heeft lüj nog een an dere reden. De vader van de meisjes had de liefde van de moeder versmaad! Ai, nu wordt de historie ingewikkeld en dat des te meer, omdat een andere in zender het daarmee niet eens is; vol gens hem was de vader van de meisjes verliefd op de moeder van de jongen en wou zij daar niet van weten. Stelt u nu het cframa voor, dat volgens dezen inzender aldus verliep: bij een bezoek dat de moeder op de gele rots bracht, wilde de vader haar in zijn armen slui ten, „maar zij stiet hem van zich af. Daar was hij niet op bedacht en rolde van de gele rots, daar ze de rand onge merkt genaderd waren. De weduwe gaf een gil en vluchtte naar huls". Dit is al romantisch, maar een an dere inzender weet het nog beter. De moeder van de jongens en de vader van de meisjes zijn in hun jeugd verloofd' ge weest, maar zij heeft die verloving ver broken en sindsdien' haat hij haar.Daarom wil hij zijn toestemming niet geven. Op een avond, terwijl beiden op de rots wandelen, ontmoeten zij elkaar, er ont staat een woord'? nw i srel1 n g en ln een opwelling van drift gooit zij hem van de rotsen. Lang zwijgt ze over het vree- selijk geval. Dan kan zij den lost on ha'*'* geweten niet lar<rr dragen, voora' nu het haar duidelijk wordt, dat zij hem nooit werkelijk heeft gehaat, maar innerlijk onbewust nog altijd voor hem heeft gevoeld. Zulke dingen komen voor in romans). ,.Na achterlating van een brief, waarin z'j a17~s beschrijft, gooit ze zichzelf van de rots, waarvan ook hij is neergestort". DERDE BLAD dom gekomen met zijn gebreken. Er is althans sprake van „vermindering van geestvermogens en verzwakking van ligchaamskrachten". Deskundigen ver klaren, dat het ..niet is tegen te spreken, dat die vlugheid, welke eene secretaris vols trek telijk moet kenschetsen, niet meerdrr kan worden ondersteld bij iemand van zoo eene vergevorderde leef tijd, aanwezig te zijn". Ook heet het, dat „die hoge jaren op deszelfs gehoor zodanig eene invloed hebben gehad, dat het gemis van dat, voor eene secretaris zoo hoogsöbenoodigd zintuig, denzelve tot de verdere waarneming van die post ongeschikt maakt". Wij zouden zeggen: de oude heeren zijn niet zoo vlug meer als vroeger en een tikje doof: maar zoo kortaf konden onze grootouders niet zijn. Overigens behelzen de aangehaakte woorden niets bijzonders. Ik héb ze dan ook alleen meegedeeld om u te doen ge voelen, hoe droevig het met dit tweetal gesteld was, en hoezeer zoowel de stad als haar beide secretarissen gebaat zou den geweest zijn met een verordening, die den diensttijd begrensde. Graswinckel was in Augustus 1764, vijf-en-twintig Jaar oud, tot vierde se cretaris benoemd; du Crocq, het jaar te ren op, op 16-Jarigen leeftijd, tot zesde klerk ter secretarie. Ze waren dus samen oud geworden. Wie denkt aan den om vangrijken arbeid, die thans ten stad- huize verzet wordt, vraagt zich af hoe het mogelijk was, dat er ln 1763 be hoefte was aan een zesden klerk „uit hoofde van de veelheit en verscheiden- heit van zaaken, die ter secretaire moe ten worde geëxpedieert, en waarvan veele sedert eenige tijt van meerder om slag en geëxtendeertheit zijn geworde". Overpeinzing brengt hier tot het besluit, dat in deze wereld alle dingen, ook de secretarieele, betrekkende zijn. en dat Fieter aan de „expeditie der geëxten- deertheid" zijn aanstelling verschuldigd was. In 1793 had de ijverige jonge man het gebracht tot opperklerk, in welke hoedanigheid hij voortging het .depar tement van Heeren Buugemeesteren" te bedienen. Hooger nog zou hij klimmen, „door de avancementen ln hogere en Het ls dramatisch. Maar tragisch is ook, dat een van de inzenders na de waarheid zoogoed als gevonden te heb ben, zelf daarop terugkomt en het mis drijf toch toeschrijft aan de veelbelas terde moeder. En dezeT vergissing moe ten wij des te meer betreuren, omdat hij zijn antwoord schreef op geel pa/piter en dus volkomen ln dien toon van de ge schiedenis bleef. Twee van de inzenders die de moe der betichten, deden dat in dichtmaat. De een schreef o.a. dit: De eenige oplossing zou zijn, dat alles, maar een grapje waar, Doch voorzeker, zulks wil ik, zonder op de zaak vooruit te loopen. Gezien uw voorbeeldige ernst, voor het oogenblik maar niet hopen. Immers, het valt te veronderstellen dat gij, pas van het ziekbed opgestaan, U thans nog niet aan dergelijke grapjes te buiten zult gaan. Nu die misdaad o, dat geval ging mij zoo aan het hart. Die vier, twee mannetjes en twee vrouwtjes ln hun sombre minnesmart, Dan de moeder dier knapen, het geluk harer zonen ziende bedreigd. Door een vader, voor geen geld ter wereld tot toegeven geneigd, En die zijne meisjes liever ongetrouwd laat verkwijnen. Dan ze te geven aan die beide Jongensachtige cherubijnen. Ik voor mij geloof stellig, dat de vrouw ln een koen besluit, Den ouden heer van de gele rots kieperde waar hij den laatsten adem blies uit. Tot zoover deze inzender. Zijn omge ving kan den naderenden St. Nicolaas gerust tegemoet zien, het zal haar aan proeven van dichtkunst niet ontbreken. Maar toch is er één inzender die hem overtreft. Deze heeft het heele geval nog weer veel romantischer beschreven, zoo dat ik het gedicht hier in zijn geheel laat volgen. En Tina, èn Herman, èn Wouter èn Mina Die waren verliefd, dat te hier buiten kijf Maar ook daarin kunnen er leemten nog schuilen; Zooals ik er hier een als voorbeeld beschrijf: 't Was Una, die liefde voor Herman gevoelde, En Mina die had dat gevoel dan voor Wout, Maar t noodlot dat wilde (het was toch verschrikiyk) Tina die liet Herman, Mien Wouter ijskoud. Want Herman, die voelde in t harte de liefde, Die brandde voor Mina met laaiende vlam, Terwijl het bij Wouter 't geval was dat nimmer 't Gezichtje van Tien uit zijn hersenen kwam. Dat kon zoo niet goed gaan, zal leder begrijpen, De zusters waren op elkander Jaloersch, En hadden steeds ruzie en waren vervelend, (In mindere mate was 't zoo met de broers) Den vader der dochters begon 't te vervelen, Hij wilde verand'ring, dus schreef hij al gauw. De moeder der zonen een vriend'lijk epistel Verzoekend, of zij bij de rots komen wou. hogere posten" in 1798 bevorderd wor den tot „secretaris honorair", eindelijk tot .secretaris ordinair", in welk ambt de Koning hem in 1815 bevestigde. Ook toen dus voerde de soldaat den maar schalksstaf in zijn ransel, en de heer du Crocq had uit zijn aktenitasch de secre taris-veder te voorschijn gebracht. Ook do hoer Graswinckel kon bogen op een eervolle loopbaan, maar zijn weg was moeilijker geweest. Hij had zijn ambt ruim 44 jaren waargenomen, een diensttijd, diie nog 10 jaar langer zou geweest zijn, .had hij niet, door de be kende, in het vaderland plaats gehad hebbende omstandigheden, tot zijn im portant pecunieel nadeel, eene tienjari ge interruptie ln zijn functiën moeten ondergaan". Zoo spreekt hij zelf van zijn ontslag bij het uitbreken der groote omwenteling, en voegt erbij, dat „zijnen dienst daarenboven is gepaart geweest met zonderlinge moeilijkheden en be zwaren". Wie bedenkt welke gebeurte nissen deze secretaris heeft beleefd, zal gercedelijk toegeven dat hij hier niet overdrijft. Graswinckel was een betewam maai en een verdienstelijk ambtenaar, en ik ver heug er mij in, dat onze stad, die groote verplichtingen aan hem had, zijn ver diensten heeft erkend. Niet alleen het heden, ook het verleden had zijn belang stelling. in 't bijzonder het verleden zij ner woonplaats. Onder de geschiedschrij vers wordt zijn naam niet genoemd. Maar wat hij aan geschiedkundige ge gevens verzameld heeft, dwingt bewon dering af voor zijn werkkracht en werk lust. De lange reeks folianten en kwar tijnen, volgeschreven en van klappers voorzien, in zijn nalatenschap gevonden en door zijn schoonzoon, Mattheus Gou verneur, predikant te Groningen, aan de stad ten geschenke gegeven, bewaren de heugenis van zijn liefdevollen jjiver. Dezen arbeid was hij begonnen tot zelf oefening. Hij wilde de geschiedenis van den regeerinigsvorm van Haariem uit de bronnen lecren kennen. En dat dit meer dan grasduinen in de archieven te ge weest, bewijst zijn boekje, In 1786 ver schenen onder den titel: „Eencge bij zonderheden betreffende de magistraats bestelling der stad Haarlem, ateneede aangaande den Invloed, welke de burgerij daaroppleegt te hébben". Ik schrijf den 'titel niet heelemaal over. omdat die te lang is. Maar uit het voorbericht van zijn boekje, dat kort en overzichtelijk is, veroorloof ik mij één aanhaling, die en schrijver kenschetst. Als hij het heeft over de noodzakelijkheid om den regee- ringsvorm te veranderen, waarschuwt hij„wij, zullen moeten wederkeeren tot de Godsdienstige, Zeedige en Spaar zame levenswijze onzer braave Voor ouderen, nadien onze Zeedein zooveel De mo: Ier, die was in haar hart ook niet vrij meer, Van pijlen van Amor, en zij dacht nu vast, (Omdat zij hèm minde en hij had. geschreven) Haar beeld zat voor eeuwig in zijn hart vast. Ze kwam dus, maar hij had heel and're gevoelens, Dacht niet over trouwen, verlangde zelfs nog: Zij zou aan haar zonen verbieden te minnen Zijn dochters, want t huw'IUk verbood hy hun toch. Min-haat was t gevolg voor haar hart, en de moeder Keek vlug ln het rond, ze waren met z'n twee, Eenmaal zag ze m aan nog met blik vol haat-liefde; Toen gaf ze een duw en hy lag dood benêe. Stil, hl een klein hoekje, dicht tegen de rotswand. Stond een heel klein vrouwtje, zoo geel als het steen Waar de rots van gesmaakt was en wat zij vertelde Verklaarde de zaak toen heel gauw aan elkeen. Jammer maar, dat al die moeite niet tot een beter resultaat heeft geleid! Een paar inzenders hebben de mis daad toegeschreven aan de gebroeders Herman en Wouter; één hunner gaf daarby deze reden op, dat zy voorziende een huwelyk van hun moeder met den vader der meisjes, wilden voorkomen de kans, dat de spoeling wat dun zou wor den. „Wel wat erg egoïstisch, Ja!" schryft de inzender by zyn oplossing. Neen, beweren eenige inzenders, de vader gooide zichzelf van de rots. „Om aan de gemaakte schulden te ont komen," sohryft één hunner, blijkbaar gewend de zijne altyd getrouw te be talen. „Omdat de vtouw hem niet als echtgenoot begeerde," meent een an dere abonné. Een derde, blijkbaar zeer onder den indruk van mijn verhaal, heeft een heel andere oplossing gevon den, die alle andere fantasie verre over treft. De vader en de moeder zouden samen trouwen, maar waren het niet eens over de twee jonge paartjes: de moeder wilde dat Wouter met Tina en Herman met Mina zou trouwen en de vader meende, dat Mina Wouter en Tina Herman verkoos. In deze moeilijk heid raadpleegden de vader en de moe der het gele oude vrouwtje, dat aan raadde dat een hunner zich van de rots zou werpen. De vrouw bood zich aan maar durfde niet. zy ging dus op den rand staan en verzocht den vader, een goed aanloopje te nemen en haar er af te werpen. De man deed dat, maar de vrouw sprong op het laatste oogenblik op zy, zoodat de vader in den afgrond viel. Het wlen Neerlandsch bloed verstyft ons in de aderen by het lezen van deze listige gruweldaad. Gelukkig, dat dit de juiste oplossing niet is! Dan voel ik veel meer sympathie voor de oplossing van een andere categorie van inzenders, dat de vader van de gele rots is gegooid door. door wind Een hunner beweert zelfs dat hy het gezien heeft. De man wandelde aan den rand van de rots in diep nadenken ver zonken, een windvlaag kwam en niet tegenstaande alle evenwichtsoefeningen slaagde hy er niet in, zich op de rots staande te houden. „Ik heb mij zelf naar de plaats des onheils begeven," hervorming behoeven als onae Consti tutie''. Hierop te iets afteeüngen, maar daarin begeef ik my niet. Graswinckel was een man van zyn tijd, en tot de voorult- strevenden behoorde hy niet. Intusschen hy beijverde zich „alile aanleiding tot twisten en verwijderingen, tussdhern wei denkenden, zoowel Regenten 'als Bur gers, zorgvuldig t>e vermeiden". En dlit beteekende wat,in 1786! In November 1818 achtte de oude man zUn tyd om te gaan gekomen. Hy dien de een verzoek om ontslag to. H. E. KNAPPERT. GERHART HAUPTMANN JUBILEUMS-VOORSTELLING. GERHART HAUPTMANN wy leven tn een tyd van huldigingen. Lindbergh's oceaanvlucht ligt versch In 't geheugen; Koppen's geweldige prestatie is door allen, zonder onder scheid van harte toegejuicht. Zelfs Miss Elder, de luchtheldin die, zooals Clinge Doorenbos het Juist geformuleerd heeft, uit de ..baren gedregd" moest worden te in Parys gehuldigd. De mi nister van handel heeft haar gekust en de dli minores hebben zyn voorbeeld gevolgd. Zoo zou men een lange lijst kunnen samenstellen van huldigingen, den hel den van de lucht gebracht. En waarom dan nu eens niet die an dere helden gehuldigd, wier terrein ijler schrijft deze inzender „en de oplossing gevonden." Wanneer wy straks zien, hoe de zaak zich inderdaad heeft toegedragen, zullen wy eenparig zeggen: „wat kan die man Jokken!" Ik geloof eigenlijk dat deze inzenders een beetje uit gemakzucht aan den wind de schuld hebben gegeven en een hunner komt daar ook rond voor uit, daar hij zegt: „wanneer dit zoo is, ver valt de 2de vraag, daar de wind geen reden zou hebben om den man van de rots te gooien. Meer moeite heeft een andere oplos ser zich getroost, die den moord aan den nachtwaker toeschryft. „Hij hoopte daardoor zijn baantje uit te brei den", geeft deze als reden van het mis drijf op. Maar het ware is dit toch niet en een ander veronderstelde dan ook dat de neef van Mina en Tina met den vriend van Herman en Wouter samen den vader van de rots gooiden, omdat zij beiden waarschijnlijk ook verliefd waren op Mina en Tina en ook vermoe delijk in den vader - hun tegenstander vonden. Zoo kent de fantasie, een maal opgewekt, geen grenzen. Dat kan ik bewijzen door het verhaal van een inzender, die beschrijft hoe Herman en Tina op een heerlijken zomernamiddag hun wandeling hadden uitgestrekt tot de gele rots en daar, by het huisje van het tanige, oude vrouwtje, vonden zij de geborduurde schouderbanden van hun vader. Op hun vraag, hoe het oude vrouwtje daaraan kwam, wist zij niet anders te antwoorden, dan „Wit kop, Witkop!" En wat bleek nu? Dat haar geit, geplaagd door den vader, hem een stoot gegeven had, waardoor man en geit samen naar beneden waren gestort. Ook een andere mededinger te op deze schoone gedachte gekomen, maar heeft die wat anders uitgewerkt. De vader was aan den drank geraakt en sliep op zekeren dag zijn roes op de gele rots uit. Plotseling werd hy wakker, omdat een van de geiten van het oude vrouwtje hem besnuffelde. Geweldig geschrok ken vloog hy overeind, kreeg van de geit nog een stoot met de horens en viel naar beneden- Naast al deze oplossingen staat de uitlegging van een inzender, dat de rots de dader ls. Aan een van de rots- praten zat De tand des tijds onheuglijk lang te knagen, En dat was juist iets meer dan de gele rots kon dragen. En grommend sprak hy: .Neen, k laat mij niet langer peeën, En met een luid gekraak, Viel hy dondrend naar beneeën. Daar beneden wandelde de vader, kreeg de stukken op het hoofd en be zweek. De inzender tracht ons vriendelyk nog te troosten, aldus: De lieve lezeres Behoeft niet van angst te beven, Omdat hy om dien val, Geen sikkepit zou geven. Doordat hij van den slag Al daadlyk heelemaal dood was, Staat vast, dat vóór dien val, Zyn schrik niet byster groot was, Wy zyn nu genaderd tot de meest on juiste maar ik moet zeggen ook verre weg de kortste oplossing De oplosser, die haar inzendt, schryft namelijk: lo. U wierp den vader van de rots (1) 2o. 't Is noodig voor uw verhaal. 3o. Ik. (1) Dat ben ik, Fidelio, dan. Ver beeld je! te dan lucht: de helden van den geest? Zoo heeft mogelyk het bestuur van de af deeling Haarlem van het Neder- landsoh Toon eel verbond! geredeneerd, toen het het plan opvatte om Gerhart Hauptmann by zyn 65sten verjaardag op 15 November e.k. door een Jubi leumsvoorstelling te huldigen. Het be stuur vond Louis de Vries met zyn ge zelschap bereid, dien avond in den Stadsschouwburg een van Hauptmann's meest typeerende werken, „Fuhrmann Henschel", dat tegeUjk de Vries gele genheid geeft voor zijn groot, mooi spel, op te voeren. Gerhart Hauptmann werd 15 Novem ber 1862 te Salzbrunn in Silezië gebo ren. Vader Hauptmann had er het Hotel „zur Preussischen Krone", dat weer van Grootvader op hem was overgegaan. In „Fuhrmann Henschel" herdenkt Hauptmann zyn vader aan wien ook dat andere groote werk „die Weher" opgedragen ls, in de figgur van den altyd vriendeiyken Hotelier Siebenhaar. Men krygt in datzelfde werk, met enkele rake ïynen geteekend een aar dig beeld van het Hotelbedryf in zoo'n middelgroot, Silezisch Kurort met al de zorgen en kleine menschelyke zwak heden, die er aan annex zyn. Wie Hauptmann's Oeuvre overziet, dien komt de( Jubileumsvoorstelling, zooals zy thans wordt voorbereid meer dan gewettigd voor. Men kan hier Goethe's woord aanhalen: Wer den Dichter will verstehen Muss in Dichters Lande gehen. Machtig, grootsch en veelzijdig te Hauptmann's werk. Daar zijn: „Vor Sonnenaufgang'j, „Daa Friedensfest", „Eins a me Menschen" en „Die Weber" (de Waber), die nu ook als film over de wereld gaat. Naast komedies als „Kol lege Crampton", „Der Biberpelz", „Der rote Hahn", „Schluck und Jan", ,„Die Jungfrau vom Bischofsberg", twee Maer- chendramen: „Hanneles Himmelfahrt" (indertyd gespeeld door de Nederland- sche Tooneelvereeniging; met een in leidend woord van wyien Prof. Dr. J. J. A. A. Frantzen) en „Die versunkene Glocke" en het historische drama „Flo- rian Geijer". Dan een reeks psychologische dra ma's: „Fuhrmann Henschel", „Michael Kramer", „Rose Bernd" (een Gretchen. Tragedie van allen dag). Ik noem dan nog „Elga", „Der arme Heinrich", „Das „Hirtenlied",, „Helios". „Und Pippa tanzt", „Ka!ser Karls Gei- sel", „Griselda", „Die Ratten", „Gubriel Schillings Flucht" en heb daarmee dan wel zijn voornaamste dramatische wer ken herdacht. In een van deze groote werken In denzelfden geest schrijft een an dere mededinger: „ik geloof er geen snars van, ik geloof ook, dat hij zelf niet weet, hoe hij hier een antwoord op vinden moet (namelijk op vraag I en n. Op vraag Hl antwoordt hij: „ik niet en Fidelio ook niet". En dan voegt hy er nog by: ,,'t kan me niet schelen, hoe u nu over my denkt". Op dezen inzender zou ik bijna boos kunnen worden, wan neer hy niet met een vriendelyk woord over deze rubriek eindigde. Daar ben ik natuurlijk gevoelig voor. Maar wat moet Ik nu zeggen van den mededinger, die by zyn oplossing schrijft: zooals u ziet heb ik den roman wel gelezen. U moet weten, dat ik een oom bezit, die veel vaart op zee op een logger. Laatst kwam hij mij verrassen met eenige stukken van een boek, die bij hem in de netten waren gekomen. En ziet, het waren bladzijden van dat schip met boeken dat zoo noodlottig is vergaan. Ik ben direct aan het zoeken gegaan en jawel, ik geloof dat ik het goede gevonden heb". Neen, meneer de inzender, daar te al lemaal geen woord van waar. Van dien oom niet, van die netten niet en van die bladzijden niet. Uw antwoord klopt dan ook allerminst. Aanstonds zal ik u be schaamd doen staan, door de ware op lossing mee te deelen uit het eenige exemplaar van den roman, dat de schip breuk overleefde. wy zyn dan nu zoover gekomen, dat wfj de oplossing van den roman kunnen geven, de ware, de echte oplossing zooals dde voorkomt in de hoofdstukken 13 tot 17 van den roman. Welnu dan het antwoord op de eerste vraagwie gooide den vader van de gele rots af is: het oude gele, tanige vrouwtje. En nu komt het verras sende. Dat vrouwtje was een manne lijke Japanner, die Juist op de gele rots was gekomen, toen het oude vrouwtje stierf. Hy had haar eigenhandig begra ven en toen in haar kleeren 'de rol van het oude vrouwtje verder gespeeld. Men begrijpt nu dadelijk, waarom hij alleen maar onverstaanbare klanken uitbracht. Hy kende geen Hollandsch en zou dus dadelijk ontdekt zyn, wanneer hij Iets anders dan onbegrijpelijke geluiden had uitgebracht. En waarom de vermomde Ja panner den vader van de gele rots had gegooid? In vroegere ja ren was de vader gezagvoerder geweest en zoo op zékeren dag in Japan geko men. Daar had hy uit een tempel een kostbaren steen geroofd en toen die verdwenen was. had de Japanner ge zworen dat hy den dief ontdekken en hem den steen weer afnemen zou. Na jaren had hy den vader opgespoord en zag de kaïns schoon: hy gooide hom van de gele rots af en doorzocht toen zijn zakken, in de hoop dat de vader den kostbaren steen by zich droeg. Dit was evenwel het geval niet en zoo vluchtte de Japanner niet, maar bleef in de buurt hopende dat hy nog wel eens ontdek ken zou waar de vader het kostbare kleinood verborgen had. Hiermee zijn de 'beide vragen beant woord en komt de derde vraag aan de orde, wie den moordenaar ontdekte. ■Daarover zyn door de inzenders ver schillende antwoorden gegeven, maar de meesten noemden den vriend van de broers of den neef van de zusters, oie J elk van zyn kant naar den dader zocht. Dit is evenwel niet juist. Ik vermoed 't maar dat weet ik natuurlijk niet zeker, dat deze twee personen door den schryver van het boek naar voren wer den geschoven, om de oplossing wat moeilijker en het geheim ingewikkeld te maken. De mar die den misdadiger ont dekte was de veldwachter van het dorp, „Fuhrmarai Henschel" zullen wfj dart Louis de Vries ln. zijn breed, mooi spel kunnen bewonderen. Wij zien een een voud igen sterken man in omstandig heden geraken, waartegen zijn eenvou dig verstand niet opgewassen is. Henschel, de eenvoudige voerman ver liest zijn goede vrouw, na lang sukke len; op haar sterfbed laat zy hem belo ven, dat hy nooit hun meid, Hanne Schael zal trouwen. Maar alleen gebleven met zyn doch tertje, dat moederlyke hulp niet, ont beren kan, staat Henschel hulpeloos. De geraffineerde meid, die slechts één doel heeft, de vrouw in huis te wor den, zet van alle kanten haar val strikken om hem heen en inderdaad be sluit Henschel zyn belofte te breken. Maar als zy eenmaal getrouwd zyn komen Hanne's ruwheid en egoïsme steeds meer naar voren. Henschel's kleine meisje is gestorven. Uit goedheid en genegenheid tot het kind brengt Henschel Hanne's onecht kind uit vroeger tijd in zijn huis; maar de moeder behandelt haar kind met ontstellende gevoelloosheid. Haar man, die in zijn goedheid en zijn vertrouwen absoluut blind is, be driegt zy met een niets vaardigen keilner. Naast deze dingen ontdekt Henschel een half Jaar later dat Hanne er zelfs van verdacht wordt, den dood van de eerste vrouw verhaast en dien van het kind op haar geweten te hebben. Dan bruist Henschel op in geweldige razernij; hij verlangt rekenschap van haar en als zij zich daaraan onttrekt en huilend wegloopt, zakt hy ineen. Allang innerlyk ongelukkig, nu door Hanne heelemaal van streek gebracht, heeft Henschel hallucinaties. Hij ziet in visioenen zyn eerste vrouw, hy lijdt er onder dat hij tegenover haar zyn belofte niet gehouden heeft; hö voelt dat zyn leven vernietigd is, dat hy aan de zyde van een nietswaardige meid slecht geworden is en zoo gaat hij weg en snydt zich de keel af. Het zal een verheugenis zijn, Louis de Vries, dien wy hier te zelden in zijn groote rollen zien, den 15en November de figuur te zien uitbeelden. Heeft niet Gerhart Hauptmann, de 65-jarige, verleden Jaar den nu 56-Ja- rige by zyn zilveren tooneeljubileum met deze woorden gecomplimenteerd: „Louis de Vries, dem Idealisten und grossem Schauspieler, dem Pionier auch des Deutschen Drama's der Gegenwart in Verehrung und freundschaftlicher Erinnerung". Nog vernemen w!J dat de heer Leo Straus den avond met een korte be schouwing van Hauptmann's werk zal inleiden. die lang niet zoo dom was als hy er uit zag en argwaan kreeg, toen hij het zoogenaamde oude vrouwtje pijpjes zag rooken het vermoeden dat zij niet was waarvoor zij zich uitgaf, werd zekerheid toen de veldwachter die den Japanner dagelijks bespiedde, een Ja- pansche vlag op zyn linker arm geta- toueerd zag. Toen werd de man gear resteerd en was weldra alles opgehel derd. Waar de kostbare steen gebleven te, heeft nooit iemand geweten. Denkelijk durfde de vader hem aanvankelijk niet te gelde maken uit wees voor lastige vragen en heeft hij hem later in het water gegooid, om er af te wezen. Wie er nog naar wil gaan zoeken, kan het adres van de gele rots van mij krijgen. Behoef ik nog te zeggen, dat de twee broers trouwden met de twee meisjes en dat de moeder om beurten by hen kwam inwonen, het eerste halfjaar by den een en het tweede halfjaar bij den ander! De vriend en de neef gingen zooals zij gekomen waren. Tot myn spyt heeft geen van dé deel nemers aan den wedstrijd precies den uitslag weergegeven, maar daar beloofd is dat de prijs en de premiën in elk ge val zouden worden uitgekeerd, omdat het wel zeer moeiiyk was precies te ra den, hoe alles was toegegaan, deelen wij mede, dat zes van de deelnemers terecht hebben verklaard, dat het oude vrouwtje den vader van de gele rots heeft gegooid. Dit was de eerste en na tuurlijk ook de voornaamste vraag. De heer C. WTLLEBRANDS, Mole- naerstraat 29„ die „het oude vrouwtje" als de misdadigster aanwijst voegt er by, dat de vader zich had verrijkt met het geld der oude vrouw. Als wij voor „geld" lezen „kostbaarheid", komt deze oplos sing de waarheid het meest nabij, zoo dat aan den heer Willebrands de prijs van tien gulden wordt toegekend. Mejuffrouw C. ANTONISSE, Roos- veldstraat 51, gaf een veel beknopter op lossing, doch wees het oude vrouwtje als daderes aan en voegt er de veronder stelling by, dat de daad geschiedde als gevolg van een oude haat- of liefdes geschiedenis en daar het eerste inder daad het geval was wordt aan de>c in zendster de eerste premie van vijf gul den toegekend. De tweede premie van vijf gulden wordt toegekend aan den heer P. J. M. VAN TETERING, Groote Markt, die eveneens het oudé vrouwtje aanwees, maar de motieven van de daad minder Juist opgaf. Evenwel heeft hij zich voor de oplossing zóóveel moeite gege ven, dat de tweede premie van vijf gul den hem eerlyk toekomt. Nog drie andere inzenders hebben het oude vrouwtje als daderes aangewezen, maar in veel beknopter vorm. Aan de drie overwinnaars is een post wissel gezonden; als zij willen kunnen zy er zelf een boek voor koopen. En hiermee betuig ik aan allen die aan den wedstrijd meewerkten, dank. Zij hebben aangetoond, dat de fanta sie en de romantiek in Grcoter Haarlem nog niet verloren zyn gegaanDus einde goed al goed. Maar voor den vader, die van de gele rots werd gesmeten, ls het jammer want daar zyn gele rotsen niet voor. Gelukkig dat de Japanner veilig in de gevangenis zit. waar men hem ook niet verstaan kan, daar he; Japmsch tot nu toe nog niet in een Enretecho gevangenis (heb ik gezegd, dat hst verhaal een Engelsclie roman was?) is doorgedrongen. FIDELIO. Hoe de heer De Lange secretaris van Haarlem werd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 9