Purol bij Ruwe en Springende Handen. Doos 30 ct
TWEEDE KAMER.
FLITSEN
FEUILLETON
Het Huis met den Pijl
HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 16 NOV. 1927
15 November.
De millioenen-rede van den minister-president. De
politieke positie. De belastingpolitiek. De economie.
De salariskwestie. Replieken. De coalitie in
aantocht.
weinig kan doen zooals aan het rij
den van een autobus op Zondag in Zee
land ergens.
Een soortgelijke opmerking gold den
heer Heemskerk: de regeering kan niet
verder gaan dan de afspraak met de
directie dat het aantal Zondagstreinen
tegen goedkoop tarief niet verder zal
worden uitgebreid, er moet overigens
aan de directie vrijheid van bewegen
worden gelaten ter zake van de bedrijfs-
poütiek.
Ook had de heer Kersten geklaagd,
dat de post stukken bracht van Nw
Malth. strekking. De minister merkte
op, wanneer de openbare rondzending
aanstoot gaf, dat daartegen het Wet
boek van Strafrecht optreedt dank zij
den R.-K. minister van Justitie in het
kabinet-Heemskerk.
De heer Albarda had heel wat critiek
gehad op het ministerie. Vooral daarin
bestaande, dat de regeering sommige
moties niet uitvoerde. Maar vroeg de
heer de Geer is het goed-parlemen-
taïr, dat een regeering iets doet tegen
haar overtuiging?
De afwijzing in schriftelijk antwoord
aan den heer Albarda) van een spoedi
ger invoeren van de zevenjarige leerver
plichting dan 1 Juli 1928, geschiedde
niet abrupt, maar na wederzijdsche ver
dediging van argumenten in de Kamer.
Er kwam niet een onaannemelyk-ver-
klaring, zonder dat de volksvertegen
woordiging was gehoord. Deze had zich
uitgesproken bij de behandeling van het
imüatief-ontwerp-Albarda. Mijn ambt
genoot van Onderwijs aldus de heer
de Geer wilde slechts verklaren, bij
zijn oude meening te blijven, dat de
kwestie over een spoediger invoering der
7-jarige leerverplichting niet disputa
bel is.
Tegen de critiek van den heer Heems
kerk op het weer-instellen van de 7-ja
rige leerverplichting die dit een po
litieke daad noemde van een on-po-
litiek college van ministers opperde
de minister, dat hier van herstel sprake
is, omdat destijds de 7-jarige leerver
plichting tot een zesjarige werd vermin
derd alleen om financieele re
den en.
Er was in het debat gezegd, dat het
huidig kabinet dezelfde lijn volgde als
het kabinet-Colyn. Anderen weerspra
ken dit De minister stelde vast, dat het
kabinet-De Geer gaarne de mindere is
van alle vorige kabinetten, als de Ka
mer het maar steunt bij de maatregelen,
die de regeering in 's lands belang ne
men wil. En wilde de oogen openen voor
het feit, dat elk kabinet met de eigen
omstandigheden voor oogen, een eigen
taak heeft
Geklaagd was over de defensie. De
A.-R. en de C.-H. groepen vreesden voor
afbraak. Laten die heeren zich niet te
veel beïnvloeden door „ambtshalve" be
angstigde beroepsofficieren? werd
van achter de ministerstafel gevraagd.
Ook de minister zegt „liever ontwape
ning dan langzame afbraak", maar lang
zame afbraak is er niet: de weermacht
wint er bij, wanneer onnoodige uitgaven
worden gemeden. Laat deze „intermezzo-
Kamer" nu den harwerkenden minister
van Oorlog, die overbodige franje af
knipt rustig laten voortwerken, nu hij
de Kamer waar biedt voor het geld.
„Ho, ho," werd geïnterrumpeerd van
A.-R. en C.-H. kant
Over Indië sprak de minister-presi
dent ook. Deze uitspraak klonk uit zijn
mond: De regeering wenscht niet af te
wijken van de historisch goede politiek
van Nederland in Indië, omdat enkele
politieke onruststokers gepoogd hebben
het Indische staatsleven uit zijn voe
gen te lichten..
Het tweede punt, door den minister
aangeraakt, betrof de financieele- en
belasting-politiek.
Dat er bezuinigd is, bewees de minis
ter met cijfers. Sedert 1922 zijn er op
staatsuitgaven (die niet van wetten af
hankelijk zijn) 21 mfllioen gulden be
spaard. De heer de Geer wees op meer
dere versoberingen, die aangebracht
werden: hoevele ambtenaren zijn er
niet afgevoerd om te bewijzen de door
werking der maatregelen. Op deze
lauweren zal de regeering zeker niet
gaan rusten er is meer noodig en er
zal meer gedaan worden. Hier had de
heer Marehant zeer scherpe critiek ge
had, critiek. die de heer De Geer acht
te niet te stimuleeren. maar te depri -
meeren: men zou haast wenschen,
merkte hij op dat „de uiterste nood
zaak" er kwam, opdat de VD.-leider zou
Minister de Geer.
Vandaag was het woord aan den mi
nister-president tot het houden van
zijn groote, jaarlijksehe verdedigings
rede, die thans nu de minister van
Financiën tegelijk voorzitter van den
ministerraad is zoowel de politieke
als de financieele critiek had af te we
ren, dus een politieke millioenenrede
was.
De minister van Financiën begon zijn
rede met enkele korte opmerkingen. De
eerste betrof de vergadering van de
Vlamingen in Breda. Hier zegde de mi
nister toe, dat voor een volgend jaar
tijdig overleg zal worden gepleegd,, op
dat de Vlamingen zullen weten, waar
aan zij toe zijn. Een onschuldig karakter
had de vergadering van dit jaar niet
meende de heer de Geer.
Wat betreft het in een vergadering
van de Staten van Zuid-Holland zich
niet willen houden aan de eenmaal af
gelegde belofte van zich te zullen stel
len onder de Grondwet, door den heer
Van Bur ink, de minister meende dat
maatregelen ter zake zouden moeten
wachten op Grondwetsherziening.
De heer van Gy'n had gevraagd om
verandering van het kiesstelsel. Ook
het oude had zeer groote bezwaren. De
minister wist geen beter stelsel dan het
huidig vigeerende stelsel. Op het mo
ment althans.
Dan kwam de minister aan de groote
onderwerpen.
Allereerst besprak hij de politieke po
sitie van het kabinet.
Over het min-wenscheiijke van den
huidigen toestand bestaat geen verschil
van gevoelen constateerde de minis
ter-president. En van een nieuwe meer-
derheidsvorming had hij nog niet ge
hoord. Toch ieder is het er over eens,
dat een parlementaire meerderheid er
komen moet. Daarom kwam de mi
nister tot het uitspreken van het ge
voelen, dat de toestand zeer moeilijk is.
Immers bij een parlementaire meerder
heid behoort een parlementaire minder
heid, die kans heeft tot meerderheid te
worden. En alle sprekers meenden, dat
er slechts één combinatie te vormen
was. zij het een verschillende. Maar bij
elke combinatie die genoemd werd, was
een minderheid niet genoemd.
Dr. de Visser had eenige aanmerking
gemaakt op de politiek der regeering:
hij waardeerde niet, dat er een neutraal
kabinet, een on-politiek kabinet, geko
men was. De minister meende nu, dat
Dr. dë Visser zelve een oplossing als die
van het huidig kabinet had voorbereid,
in het kabinet Limburg.
„Neen" riep Dr. de Visser. We
krijgen dus in de repliek nog wel een
oplichten van den sluier die over de
Limburg-formatie ligt, een formatie die
onze lezers weten 't mislukte.
De heer Kersten had verschillende
bezwaren tegen het kabinet uitgespro
ken: verschillende maatregelen roemde
deze afgevaardigde onchristelijk. De heer
de Geer kon echter niet zien, dat de
stemplicht en de zevenjarige leerver
plichting onchristelijk zijn. Daarenbo
ven had Je heer Kersten een aantal
grieven genoemd, woaraan de regeering
bemerken hoe moeilijk regeeren In be
zuinigen is. Hoe Is het gegaan met het
wetsontwerp den kantongerechten. Hier
viel veej te bezuinigen: de Kamer wilde
er niet aan.
De minister begreep de critiek op
zijn belastingpolitiek niet. Enkele jaren
geleden zijn den lande superlasten op
gelegd. Die laster, moeten er af. Ieder
is het er over eens de minister citeer
de meerdere soc-dem. dat op ons
land te groote druk ligt door de belas
tingen. Nu kan er verschil bestaan over
de methode van verlaging de minis
ter wilde zeker niet de bezittenden sau-
veeren tegenover de minder draagkrach-
tigen. Het gaat echter niet om de kapi
talisten maar om hun kapitaal: kapitaal
ls economisch noodig!
Vermindering van druk door indirecte
belastingen wordt niet alleen dikwijls
niet gevoeld, maai' ook niet genoten, om
de werking van prijszetting en prijs
vorming aldus de minister. Daar
komt nog bij, dat de indirecte belastin
gen in de latere jaren in totaal lang
niet zooveel zijn gestegen als de directe
belastingen. Ook wees de bewindsman
op de verlaging van de personeele be
lasting ten vorige jare» deze belasting is
precies juist geplaatst, wat b.v. met de
suikerbelasting niet zóó het geval is.
Nu wordt opgemerkt, dat er hier te
lande genoeg kapitaal gevormd
wordt. Zien de heeren, die deze opmer
king maken niet over het hoofd vroeg
de bewindsman van de Kneuterdijk, dat
internationale kapitaalvorming voor de
welvaart noodzakelijk is? Moeten vooral
de ontwapenaars hier niet wat interna-
tionaler denken?
De minister verdedigde de verlaging
van de inkomstenbelasting met behoud
van de progressie-schaal. Hebben de s.d.
wethouders in de groote steden ooit
anders gedaan? Neen antwoordde de
minister op de eigen vraag.
Van achter de regeeringstafel werd
dankbaarheid uitgesproken voor de op
merkingen over de financieele verhou
ding van rijk en gemeenten, die de mi
nister zal overwegen. In dit parlemen
tair jaar hoopt de minister met een ont
werp te komen.
De heer de Geer bleek geneigd te de-
batteeren over het denkbeeld van den
heer Heskens, om de kinderaftrek bij de
aanwezigheid van vijf kinderen te ver-
koogen in de inkomstenbelasting.
Derde punt was de economische poli
tiek.
Hierover wenschte de minister niet
zoo u'tvoerig te zijn, omdat vóór er een
ontwerp komt, dat het voortdurend mo
gelijk maken van het afsluiten van
handtistractakn zal bewerken, nog
heel veel aovitzer moeten worden inge-
woi non. Het voorgenomen gedifferen
tieerd tarief heeft niet de strekking tot
koc-gcr heffingen hier te lande te ko
men, maar tot lagere bij den buurman.
Protectionistische bedoelingen zijn
de regeering volkomen vreemd.
Het gaat niet om bescher
ming tegenover bescherming, maar
om verlaging van de tariefmuren in het
buitenland ten bate van den export. De
minister wees hier op de goede wer
king van het argument van het crediet
aan Duïtschland op het Ned. Duitsche
handelstractaat. Wachten we met den
minister op de bewoordingen van het
ontwerp! Dat het voetstoots door de
Kamer zal gaan we gelooven 't nóg
nlet..._
Ten slotte de Salariskwestie, het vier
de punt van 's ministers langdurige
redevoering van twee uren en drie
kwartier.
Maar over deze salariskwestie was
hij kort. Hij achtte het niet gewenscht,
op wat er in het Georganiseerd Over
leg zal plaats hebben, vooruitteloopen.
Enkele opmerkingen plaatste hy. In de
eerste plaats wees hy er op, dat niet al
leen de ambtenaren, maar ook de bevol
king in breede kringen in inkomen is
achteruitgegaan. Voorts achtte hU 't
noodzakelijk, dat niet alleen regeering
en ambtenaren tot overeenstemming
komen, maar ook de verschillende groe
pen van ambtenaren onderling. De mi
nister zou de heeren naar een illus
ter voorbeeld (bedoeld werd het Con
clave) wel willen opsluiten 'tot ze tot
overeenstemming zijn gekomen. De mi
nister herinnerde aan de 5 millioen, die
de ambtenaren onder het kabinet-Co-
lijn hebben ontvangen.
Over wat komt liet de minister zich
niet uit: hij wil een „technische herzie
ning" en daarvoor een „matig bedrag"
ter beschikking stellen. Beide termen
wilde de minister elastisch opvatten
Van de replieken vermelden wij alleen
het belangrijke.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1053
MOEILIJK BESLUIT
Als je je afvraagt, of je de lichte, maar onmis
kenbare buikpijn zult rapporteeren. Het kan
beteekenenthuis blijven, voorgelezen worden
en veel belangstelling.
Maar het kan ook uitloopen op een dosis wonder
olie en toch naar school.
(Nadruk verboden).
En dan dient medegedeeld te worden,
dat Dr. Nolens toen hij aandacht
wijdde aan de rede van Dr. de Visser
zeide, „Gedane zaken nemen geen keer"
sprekende over de beslissing t. a. v. het
gezantschap bij den Paus. Hij voelde
zich bovendien „de goede verstaander,
die aan een half woord genoeg heeft,"
wanneer Dr. de Visser sprak.
Conclusie? Dr. Nolens ziet voor-
loopig als eisch voor een coalitie af
van een Gezantschap bij den Paus.
De weg voor coalitie-herstel is dus
thans vrij. Volkomen vrij.
En we gelooven, dat voor het 1929 is,
men wei meer over een herstelde coali
tie zal hooren.
AVONDVERGADERING.
De Marinc-begrooting.
Weinig groote algemeene lynen by
de beschouwingen over de Marinebe-
grooting van hedenavond.
Doch veel opmerkingen over onder
deden, over lectuurvoorziening, het
dragen van burgerkleeding enz., opmer
kingen, die wij met het antwoord van
den minister zullen samenvatten, wan
neer hij aan het woord komt.
Waardeering ondervond de minister
niet van den heer Duymaer van Twist.
Deze was bevreesd, dat de bewindsman
te veel overhoop haalde, te veel reorga
niseerde, wat hem voor onoplosbare
kwesties zou stellen. Wat is er gewor
den van de positieve daad van de fu
sie der beide departementen, nu er hier
te lande watervliegtuigen zullen blij
ven, nu het vliegkamp de Mok blijft be
staan? Immers hier zou de groote be
zuiniging door de fusie worden bereikt.
De heer Brautigam vroeg hetzelfde.
Deze s. d. afgevaardigde zag hierin op
nieuw een bewijs van het herhaaldelijk
zwenken van den minister. I Wat is er
overgebleven van 's ministers aanvan-
keiyke marine-meeningen? Is hij niet
evenzeer een aanhanger geworden van
de onverdeelde staatsmarine? En waar
om wil de minister na 1930 weer tot uit
breiding van de vloot overgaan? Keu
ren zeide de heer Brautigam de
democratische R.-K. dat allen goed?
De heer Brautigam had zeer ernstig
bezwaar tegen het gebruik van duik-
booten, die in den oorlog niet bewezen
hadden goede diensten te kunnen be
wijzen. Deed Nederland vroeg de af
gevaardigde niet beter op een inter
nationaal verbod van gebruik van het
duikbootenwapen aan te dringen?
De heer v. d. Bilt was het volkomen
eens met den minister, hij juichte hem
van top tot teen toe. De heer Snoeck
Henkemans had ook niet de scherpe
critiek op den minister, die de heer
Brautigam uitte. Maar hij kon het toch
niet laten hoewel dan het fusie-ont
werp bij den Senaat is het een en an
der te zeggen over den minister als
bewindsman van Oorlog en Marine.
Hy kan die combinatie niet waar-
deeren.
En ook de heer Snoeck Henkemans
begreep de wijziging van gedragsiyn t.
a. v. de watervliegtuigen niet, al moet
hij erkennen, dat de minister zijn af
tocht goed dekt. Ook de heer Droog-
leever Fortuyn deed hier vragen. Heeft
men hier misschien te doen met vlieg
tuigen, die nooit voor Nederland ge
bruikt zullen worden?
De heer Snoeck Hénkemans wenschte
de taak van de vloot niet afhankelyk te
stellen van het personeel; het omge
keerde moest het geval zijn. In het
algemeen bleek de heer Snoeck Henke
mans den minister wel te waardeeren,
vooral wat het materieel betréft en de
oplossing van het personeelsvraag
stuk.
Hoe komt de heer Snoeck Henke
mans ineens zoo enthousiast? infor
meerde de heer Oud, die aan deze in
formatie tot den minister de waar
schuwing richtte niet te luisteren naar
het zoet gefluit van vogelaar Snoeck.
Immers de heer Snoeck Henkemans is
militairist zeide de heer Oud. En
wanneer de heer Oud den huidigen mi
nister vergelijkt met zijn voorgangers,
dan moest hij bewindsman Lambooy
huldigen om het zeer verdienstelijke on
derscheid. Hy bracht verdienstelijke
reorganisaties op menig punt. Vandaar
dat de heer Oud die natuurlyk weer
het pleit voerde voor de polltievloot
hoewel ontwapenaar, toch van plan is
den minister te steunen, omdat, wan
neer deze minister aftreedt, men niet
weet wie er komt, maar waarschijnlijk
een militairist.
De heer van Dyk die afwykt van
de gcede methode voor ambtsvoorgan
gers-kamerleden om in hun eerste zit
tingsperiode over het beleid van den
zittenden bewindsman te oordeelen
had niets dan critiek op den huidigen
minister. Vooral wat betreft het mate-
rieeL Primair belang achtte de minis
ter de verdediging des lands, niet de
financiën, vooral waar het noodige ligt
binnen het financieel mogelyke.
Ds. Kersten wenschte, dat het vloot-
1NGEZONDEN MEDE DEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL
personeel geestelijk verzorgd werd, maar
dan mag zulks alleen maar geschieden
naar de door hem steeds op den voor
grond gestelde „aloude Geref. belyde-
nis". Voorts wilde hij niet evenals
de heer Duymaer van Twist dat de
adelborsten dansen leerden.
Om 12 uur ving de heer Drop de be
spreking aan van verschillende perso
neelsaangelegenheden. Hierop komen
we ook terug bij des ministers ant
woord onze enveloppe moest naar
Haarlem.
INTIMUS.
FAILLISSEMENTEN
Door de Haarlemsche rechtbank zijn
in staat van faillissement verklaard:
1. H. van Saane, veehouder te Wor-
mer; curator Mr. H. H. Riepma te Edam.
2. M. van Egmond, winkelier in com-
mestibles te Bloemendaal, Bloemen-
daalscheweg 79; curator Mr. F. A. Da
vidson alhier;
3. H. J. ULsamer, handelsagent te
Haarlem. Kruisstraat 40 rood; curator
Mr. B. Bonman, alhier.
4. E. J. de Vries, koopman in groenten
en fruit te Haarlem, Kleine Houtstraat
123; curator Mr. H. Ph. Visser 't Hooft,
alhier.
5. C. Gerritse. kruidenier te Bever
wijk. Peperstraat 6a—8; curator Mr. L.
All Cohen alhier.
6. Th. Goemans, caféhouder te Voge
lenzang; curator Mr. W. J. G. Veenho-
ven alhier.
Rechter-commissaris Mr. Th. Maas-
sen alhier.
Opgeheven werd het faillissement van
A. Visser, arbeider te Heemstede, cu
rator Mr. K. Westerling te IJmuiden.
Geëindigd zijn de faillissementen door
het verbindend worden der uitdeelings-
lijsten van:
1. P. Graftdijk, landbouwer te wyde
Wormer; curator Mr. W. G. C. Pliester
alhier.
2. P. Witkop, expediteur te Zandvoort:
curator Mr. W. G. J. Vecnhoven alhier.
3. H.»C. Oly, wonende te Landsmeer;
curator Mr. P. J. D. Theyse, alhier
UITGAAN.
„PEN".
As. Zondagavond geeft het Vereenigd
Tooneel, (directie Verkade en Verbeek)
in den Stadsschouwburg wederom een
voorstelling van „Pen", biyspel in drie
bedryven van Sommerset Maugham.
Naar het Engelsch van
A. E. W. MASON.
67)
,Jk zal het je vertellen Betty", zei hy
vriendelijk. „Hanand en ik zijn van
avond naar Jean Cladel toegegaan. We
hebber, hem dood gevonden. Hij was
vennoord".
Betty kreunde en wankelde op haar
voeten. Ze zou gevallen zyn als Jun
haar niet in zijn armen had opgevangen.
„Betty!" riep hij uit.
Betty legde haar wang tegen zijn
schouder.
,Hoe afschuwelijk!!" fluisterde ze.
„Jean CladelNiemand had nog ooit
van hem gehoord tot vanochtend en
nu is hij ook een slachtoffer van deze
vreeselijke geschiedenis geworden! Oh
waar zal het einde zyn?"
Jim zette haar op een stoel en kniel
de naast haar neer.
Ze snikte nu en hij probeerde haar
gezichtje op te heffen.
Betty!" fluisterde hij.
Maar ze wilde niet opkijken
„Neen", zei ze met half verstikte stem
„neen" en ze drukte haar gezicht
dichter tegen hem aan en greep hem
met beide handen vast.
.Betty!" herhaalde hij, „het spijt me
zoo„Maar het komt allemaal weer
in orde. Ik ben er zeker van. O Betty!"
en terwijl hy sprak had hy zelf het land
aan het banale van zyn woorden. Waar
om kon hy niet iets beters bedenken om
haar mee te troosten? Iets beter dan:
„het spijt me zoo" en het komt alle
maal wel weer terecht?" Maar hij kon
het niet en het scheen ook niet eTg noo
dig te zijn. Want ze sloeg haar armen
om zijn hals en hield hem stijf vast.
HOOFDSTUK XtX.
Een verijdeld plan.
De weg kronkelde als een lint om een
heuvel heen en liep toen verder door
een ondiepe vallei. Links, iets onder het
niveau van den weg, liep een riviertje
door een smalle wei van sappig groen
gras. Aan den anderen kant van de
weide was de wand van de vallei rots
achtig en wat er groeide was al ver
brand door de zon. Het dal was lang en
eer.igszins gebogen en halverwege was
er een zUweg links, en een steenen brug
over het riviertje. Langs dien zyweg
stonden boomen. De rivier verdween er
onder alsof ze door een spleet liep; de
oevers aan byide kanten waren verbor
gen door de boom en boomen zoo dik.
dat hier aan dit einde de vallei er kaal
uit zag in het sterke zonlicht maar
lage boomen, in overeen stemming met
de omgeving. De heele vallei had iets
popperigs ondiep en smal en klein.
Teen het kleine autotjs over den top
van den heuvel reed en aan het dalen
ging was het witte lint van den weg
leeg. behalve een klein puntje heelemaal
aan het eind; er was daar een stofwolk
te zien en rook uit een motor.
„We zullen leeUJke last van het stof
krijgen als we daar passeeren", zei Jim.
.Maar we zullen hem ook in het stof
zetten", zei Betty, terwijl ze even ach
terom keek. „Nog erger!" Er was een
gordyn van stof achter het wagentje.
„Maar het kan mij niet schelen, jou wel,
Jim?" vroeg ze lachend, en Jim merkte
dankbaar op dat het werkelijk een vroo-
lijke lach was. „Even uit die stad weg
te zijn, al is het maar voor een uur! O!
en Eetty ademde diep de frissche lucht
in. „Dit is myn eerste vrije uur deze
week!"
Frobisher was ook blij dat hy hier was.
Heel Dyon was dien ochtend vervuld van
den moord op Jean Cladel; men kon
geen straat doorgaan of men hoorde
zyn naam noemen en een paar hatelijke
opmerkingen over de politie. Hij wilde
de nachtmerrie van dat bezoek aan de
Gamfoettastraat en de in elkaar gekrom
pen gestalte op den vloer vergeten.
„Je zult aJ heel gauw voor goed uit
deze stad weg gaan, Betty". zei hij veel-
beteekenend.
Betty trok een gezicht tegen hem en
legde haar hand op zyn mouw.
„Jim!" zei ze en ze bloosde en de
auto slingerde even over den weg. „Zoo
mag je niet praten tegen een meisje dat
chauffeert", zei ze lachend, terwyl ze
den wagen, weer recht stuurde „an
ders ryd lk tegen dien motorwielryder
aan en dat jonge meisje in den zijspan".
„Dat jonge meisje", zei Jim „is een
kofier".
De motorfiets ging langzamer rijden
teen hy by den zijweg kwam, ais iemand
die de streek niet goed kent. en toen hy
bij da splitsing kwam stopte hij heele
maal en stapte af. Betty liet haar auto
naast hem stil staan en keek naar de
klok en de kilometerteller voor haar.
„Kan ik u helper?" vroeg ze.
De man die naast de mof/jrficts stond
was een slank, donker jongm^nsch met
eën aardig gezicht Hij nam zijn pet af
en boog beleefd.
.Madame, ik moet naar Dvon" zei hy
met een eenigszins hard accent, dat Fro
bisher bekend voor kwam.
„Monsieur, u kunt de stad zien door
d!e opening in de vallei", antwoordde
Betty. „Net middenin de kloof zagen ze
de spits van de cathedraal als een lans
de lucht Insteken. „Maar ik moet u waar
schuwen dat die weg wel kort, maar
niet goed ls".
Door de langzamerhand dunner wor
dende stofwolk die achter de auto hing
hoorden ze het geluid van een andere
motorfiets.
„De weg, die wij gekomen zyn, is
beter", vervolgde ze.
„Maar hoe ver is die?" vroeg het jon-
gemensch.
Betty keek weer op haar kilometer
teller.
„Veertig kilometer, en wy hebben er
veertig minuten over gedaan, dus u be-
grypt wel dat de weg goed berydbaar
moet zijn. wy zijn precies om elf uur
vertrokken en het is nu tien minuten
over half twaalf".
„Wij zyn toch al voor elven weg ge
gaan?" vroeg Jim.
„Ja, maar we hebben vlak buiten de
stad een paar minuten gestopt om de
gereedschapskist beter vast te binden.
En daar vandaan zyn we om elf uur
vertrokken".
De motorrijder keek op zijn polshor
loge.
„Ja, het is nu tien minuten over half
twaalf", zei hy. „Maar veertig kilometer!
Ik betwijfel het of ik dan wel genoeg
benzine bij me lieb. Ik moest maar lie
ver den koristen weg nemen".
De tweede motorfiets doemde op uit
het stof zooals een boot uit de mist op
zee en bleef ook naast hen stil staan.
De beryder sprong er af, schoof zUn mo-
torbril op zyn voorhoofd en mengde zich
in het gesprek.
„Dat weggetje, monsieur is wel niet
een van de hoofdwegen. Dat ziet u zoo
wel. Maar zoo erg slecht is het niet. Van
de steenen brug tot het stadhuis van
Dyon rijdt men in tien minuten".
„Dank u", zei het jongemensch.
„Neemt u my niet kwalttk, ik moet nu
weg. Ik sta hier al zeven minuten en
men verwacht mij".
Hy zette zyn motorhelm weer op.
sprong op de motor en reed de vallei
door.
De tweede motorryd-er zette zijn bril
weer goed.
„Wilt u vóór gaan. madame?" vroeg
hij, „anders komt u net in mijn stof te
ryden".
„Graag!" zei Betty glimlachend en
zette haar tocht weer voort.
Achter het boschje steeg de weg en
verdween de vallei. Hun weg kruiste een
breeden hoofdweg die van noord naar
zuid liep.
„De weg naar ParUs", zei Betty en ze
liet de auto stilstaan voor een klein ho
telletje op den hoek. Ze keek langs den
weg in de richting van Parys.
„Frissche lucht!" zei ze en ze haalde
verlangend adem, terwijl haar oogen
schitterden en haar tanden op elkaar
tikten alsof ze in een vrucht beet.
„Heel spoedig, Bett.y", zei Jim.
Betty zette de auto vlak naast de ri
vier.
'(Wordt vervolgd.)