OM ONS HEEN
HAARLEM'S DAGBLAD LETTEREN EN KUNST
DONDERDAG 1 DEC. 1927
VIERDE BLAD
No. 3710
VEERTIG JAAR. I.
In de laatste dagen heeft menigeen de
vriendelijkheid gehad om tot my te zeg
gen: „veertig jaar! wat zul je daar een
heeleboel van kunnen vertellen!" Na
tuurlijk is" dat waar. Er verandert veel
in zoo'n periode, er verdwijnt heelwat.
waarvan wij wel eens meenden dat het
de eeuwen zou trotseeren, en er komt
veel naar voren, dat niemand verwacht
of althans zoo vroeg al verwacht zou
hebben. Toch zal ik weerstand bieden
aan de verzoeking, om daar veel over te
vertellen: vooreerst omdat ik vier jaar
geleden, toen ons dagblad 40 Jaar be
stond, al eenige artikelen daarover heb
geschreven en bovendien, omdat men
zuinig moet zijn met verhalen uit het
verleden. Let op grootvader, die te mid
den van kinderen en kleinkinderen zoo
gemakkelijk over te halen is om zijn her
inneringen op te diepen; met aandacht
luisteren ze, maar het duurt niet lang
of er sluipen er weg uit dén kring en
wanneer de oude man zidh laat gaan
en meer achter dan om zich heen ziet,
zal hy plotseling met een schok bemer
ken. dat zijn toehoorders verdwenen zijn
en dat hij bezig is, zichzelf alleen te
vermaken.
Zijn wij niet allemaal zoo? Het geeft
ons een moment van genoegen, te hoo-
ren en te lezen van wat vroeger was;
maar aantrekkelijker is het heden en
het aantrekkelijkst nog de toekomst. Als
grootvader zich verdiept in zijn oude
histories, dan ligt vaak zonder dat hy
het weet, de bekoring voor hem daarin
dat hij toen zelf jong was. Die gewaar
wording voelt, omdat zij zuiver persoon
lijk is, zijn gehoor met met hem mee.
Ik weet het dus: wanneer de lezers van
Haarlem's Dagblad over vroegere dagen
wat aandacht hebben, dan moet de
dosis beperkt blijven en aan die waar
schuwing hoop !k mij te houden.
Als wij hooren, hoe ontzaglijk er ge
klaagd wordt over de hcoge belastingen,
die in onzen tijd moeten worden opge
bracht, dan zouden we ons haast ver
beelden dat een vorig geslacht er veel
beter aan toe is geweest. Wie die een
groot inkomen heeft en dus duchtig
moet afschuiven, hoort niet met een
zucht van weemoed over den tijd, toen
de belangrijkste plaatselijke belasting,
ja bijna de eenige. een heffing was naar
de vertering. Niet wat het inkomen was.
maar wat van dat inkomen werd uitge
geven, gold als maatstaf en er was nie
mand, die den belastingbetaler op de
vingers zou tikken, wanneer hij beweer
de van enkele honderde of wanneer hij
een weelderig leven leidde, van enkele
duizende guldens te kunnen leven. Men
kon hoogstens veronderstellen, dat hij
te laag opgaf, te bewijzen was het nooit.
In die dagen bestond er een boekje, dat
humoristisch aangelegde menschen niet
zonder een glimlach konden doorblade
ren: het kohier van die merkwaardige
verteringsbelasting, dat algemeen ge
bruikt werd als adresboek, omdat, al
waren de cijfers die er in werden opge
geven, op zichzelf niet aannemelijk, zij
toch in vergelijking wel eenige waarde
hadden voor wie de namen en adressen
van de meest bemiddelden wenschten
te kermen.
Toen de zonderlinge grondslag van de
vertering verviel en het inkomen daar
voor in de plaats kwam. verdween ook
het kohier. Men verkoos de cijfers van
het inkomen niet meer te publiceeren,
De wetgever verbood het trouwens,
maar ofschoon de basis van de heffing,
het inkomen, toen billijker werd, het leek
er niet naar dat de opgaven betrouwbaar
werden. Hoewel men geacht werd, de
waarheid op het aangiftebiljet te noe
men of uitging van de fictie, dat B. en
W. volkomen op de hoogte waren of
konden zijn, de absolute waarheid
bleef nog altijd verre, uitgezonderd dan
een handvol aangiften van ingezetenen,
die voor niets ter wereld hun handteeke-
ning onder een verkeerde opgave zouden
hebben gezet. Toen, evenals nu, gold de
meening, dat het geen kwaad, maar een
handigheid was. den fiscus te bedotten
en erkend moet worden, dat het ge
meentebestuur er zelf aanleiding toe gaf.
Het was immers een publiek geheim, dat
aan enkele gelukkige bezitters van een
groot inkomen werd gevraagd, hoeveel zij
wenschten te betalen; natuurlijk werd
het niet zoo, maar ietwat omwonden ge
vraagd en als goede reden voor deze ge
moedelijkheid opgegeven, „dat meneer
anders de gemeente zou verlaten". Dat
riskeerde het openbaar bestuur niet.
Veel liever deed men het water van de
vrees in den wijn van de belasting.
Als in dezen tijd gezegd wordt, dat
die toegeeflijkheid niet te pas kwam,
dan moet toch ook bedacht worden, dat-
het ideaal van de gemeente Haarlem
heel anders was. dan nu. Haarlem heette
toen een luxestad, die in de eerste plaats
bemiddelde inwoners moest trekken en
om dat te kunnen doen, was een lage
belasting noodzakelijk. In het licht van
onze hedendaagsche begrippen lijkt het
wonderlijk, dat dit beginsel werd toe
geschreven aan de ryksten, namelijk dat
zij, ofschoon zij hst 't best betalen
konden, het meest afkeerig waren van
hooge bijdragen in de algemecne kosten.
De tijd naderde dan ook. dat er twee
nieuwigheden zouden ontstaan, die aan
al deze gemoedelijkheden een einde
maakten: de progressie in de belasting
en de controle op het juiste c-jfer.
Naarmate de taak van de openbare
besturen breeder werd opgevat, was er
meer geld noodig en moest de schroef
sterker worden aangedraaid. Zoo wer
den de :olleges der welwillende Raads
leden. die meer dan andere Raadsbroe-
ders op de hoogte heetten te zijn van
de ware Inkomens der belastingschul
digen, nu hier, dan daar op zij gescho
ven door de instelling der ambtelijke
belasiingcontroleurs en ten slotte deed
het Rijk de groote stap. toen het een
opzettelijk onjuiste aangifte niet meer
als een overtreding maar als een mis
drijf beschouwde en dreigde met gevan
genisstraf. Naderhand werden verschil
lende maatregelen van controle tot
dwingende wet verheven en al zal ook
nu nog wel eens iemand door de mazen
glippen, het wordt hem. terecht, wel zeer
moeilijk gemaakt. Regel is dat heden ten
dage de belastingschuldige inderdaad
betaalt naar de maatstaf van zijn juiste
inkomen.
Merkwaardig is het-, dat de klachten
over hooge lasten vroeger nauwelijks
minder waren dan tegenwoordig. Ik her
inner mij heel duidelijk, hoe een ge
lijk percentage van 3 bij de inkom
stenbelasting als een billijke aanleiding
van bittere klachten werd beschouwd.
Nu moeten alle verschijnselen terdege
bekeken worden in de lijst van hun tijd.
De koopkracht van het geld was in die
dagen hocger dan nu, zoodat drie pro
cent van toen misschien gelijk stonden
met zes procent van tegenwoordig, maar
daartegenover is het ook zeker, dat de
bezitters van een groot inkomen veertig
(en minder) jaren geleden veel minder
de verplichting gevoelden om naar hun
volle kracht in de algemeene kosten der
samenleving bij te dragen. Ook nu zijn
er nog, die zich daaraan trachten te
onttrekken door in goedkoope gemeenten
;aan wonen, desnoods zelfs de vlucht
nemen naar het buitenland. Hoeveel jaar
heeft men al gehoord en gelezen van het
ideaal, dat althans de Rijks-inkomsten
belasting in alle gemeenten van Neder
land gelijk zou zijn, maar tot een ern
stige poging is het nooit gekomen. Ook
hier moeten wij de theorie niet met
de practijk verwarren. De groote- ge
meenten zouden van dezen maatregel
zeker profijt gehad hebben, maar hoe
zou de positie van de kleine plaatsen
geworden zijn! Wij moeten toch niet
vergeten, dat de inwoners van kleine
gemeenten zich in den regel tevreden
moeten stellen met veel minder ge
makken en genoegens, dan die er in
de groote te vinden zijn.
Toen vond de fiscus, ziende dat hij
tot een grondige herziening niet komen
kon, een lapmiddel, de forensenbelas
ting, uit. Niet alleen de tegenzin in hoo
ge lasten, maar ook de uitbreiding van
de steden dreef den bemiddelden stads-
mensch naar buiten. Hij begon tegenzin
te krijgen in de toenemende verstee
ning van zijn omgeving. Frissche luch:.
bosch en wei, bloemen en vogels raakten
verder van hem verwijderd; vooral Am
sterdam zag vele rijke ingezetenen
naar buitengen eenten vluchten en al
kon de stad hen niet tegenhouden, met
de hulp van den wetgever slaagde zij
er in een deel van zijn bijdrage in de
p"emeene kosten toch voor haar kas
te behouden. De forensenbelasting ont
stond en werd gretig overgenomen door
k'einere steden, die in ongeveer gelijke
omstandigheden kwamen te verkeeren
De geschiedenis van deze belasting is
een beeld van gebrek aan zelfvertrou
wen, verwarring en pogingen tot ver
betering, die vaak weer andere moei
lijkheden schiepen. Een ran de grootste
onbillijkheden was wel. dat onbemid
delden die niet uit vrijen wil, maar door
woningnood gedwongen, in een andere
gemeente woonden dan die waar zij
hun inkomen verdienden toch onder de
forensenbelasting vielen, al was die
aanvankelijk als een last op weelde be
doeld. Nu nog, na jaren practijk, is deze
belasting nog niet ingeburgerd, name
lijk in den zin, dat zij recht en redelijk
wordt gevonden. In het algemeen is het
Nederlandsche belastingstelsel een
chaos, zonder leidraad of aannemelijk
principe, wel grootendeels gebaseerd op
opportunistische regelingen en een stel
sel van opcenten, dat den fiscus veel
te weinig bindt, daar in tijd van nood
(en wanneer liad de fiscus geen nood
aan meer geld!) de verhooging van op
centen al te gemakkelijk is.
Onduidelijke en slecht geformuleerde
wetten, die de belastingschuldige niet
begrijpen kan en zelfs door de deskun
digen verschillend worden uitgelegd,
hebben den toestand nog verergerd.
Laat ik om geen misverstand te schep
pen dadelijk zeggen, dat naar mijn in
zicht belangrijke verlaging van de
openbare lasten niet te wachten is, om
de eenvoudige reden, dat de openbare
besturen veel wijder kring van be
moeiing hebben gekregen, dan vroeger.
Maar daarom behoefden de wetten niet
zoo ingewikkeld, verwarrend en stelsel
loos te zijn. In een tijd, dat de opvattin
gen over de taak van Rijk, Provincie en
Gemeenten geweldig werd uitgebreid
(en in velerlei opzicht terecht) heeft het
in ons vaderland aan knappe financiers
ontbroken.
En daar ik immers over een tijdvak
van 40 jaren opmerkingen maak. moet
de conclusie deze zijn, dat wij geen
groote talenten op dit gebied hebben be
zeten of dat wij den durf niet hadden,
hen aan het particulier bedrijf te ont
trekken door hun een even voordce-
lige positie bij het openbaar bestuur
aan te bieden. Of men hun. indien men
daartoe gekomen was, voldoende vrij
heid van handelen zou worden ge
gund. is een vraag die mij te ver zou
voeren. Het staat in elk geval vast, dat
toen de democratische beginselen meer
geld noodig maakten, de financieele
wetgever niet op de hoogte van zijn
taak is geweest.
J. C. P.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regel.
Bij Boodschappen doen,
geen PUROL vergeten.
U kuilt het bekomen bij Apoth. en Dro
gisten in doozen van 30 en 60 ct. en in
tuben van 80 ct.
HET TOONEEL.
VEREENIGD TOONEEL
WI.T ZIJN GEEN KINDEREN MEER
Eenige jaren geleden ben ik eens ge
trokken naar de stad, waar tk kind was
geweest. Ik ging er heen met de dwaze
illusie nog eens mijn jeugd te mogen
herleven. Toen ik er kwam, was alles mij
bekend als in de dagen, toen ik een jon
gen was en toch wandelde ik als een
reemdeling door de straten. Nooit voel
de ik meer dan daar in mijn oude stadje
dat de tijd meedoogenloos verder was ge
gaan. Met een desillusie meer keerde ik
naar huis terug. Ik wist het toen wel
heel zeker, dat ik 'n man van bijna vijftig
was geworden en de jeugd nooit meer
terugkeert.
Aan dat bezoek aan mijn oude stadje
heb ik gisteren bij de voorstelling van
„Wij zijn geen kinderen meer!" telkens
moeten denken. Ook Jean en Roberte
ondervinden het, dat men zijn jeugd niet
voor de tweede maal kan leven. Wan
neer zij elkander beiden getrouwd en
gerangeerd" na een lange scheiding
op middelbaren leeftijd terugzien, herin
neren zij zich de dagen, toen zij samen
zorgeloos jong en gelukkig waren. Een
verlangen naar die heerlijke, voorbije
jeugd komt bij beiden op en zij besluiten
nog eenmaal de dagen van vroeger te
.beleven".
Samen gaan zij naar Dieppe, waarvan
zy beiden zoo mooie herinneringen heb
ben bewaard. Want zijn zij met hun
gelukkig samenleven begonnen met een
reisje naar Dieppe? Maar toen waren zij
jong en vol verwachting. Het was lente
en hec leven was vol beloften. Nu is het
winter, het regent en Dieppe is ver
laten. En in hun hart is het herfst. Op
een ongezellige trieste hotelkamer zit
ten zij samen, de lente is niet meer in
hun hart, de, desillusie komt. Als Jean
onverwachts een jeugdvriend terug ziet,
geheel veranderd, bezadigd, provinciaal,
dan ziet hij zich zelf en weet tegelijk,
dat er van den jongen man in hem
niets meer over is.
En ook Roberte begrijpt, dat hun reis
een vergissing is geweest. Het was niet
het verlangen naar elkander, het was
het verlangen naar de j e u g d, naar den
tijd, die voorbij is. Maar men kan zijn
jeugd niet twee maal leven. Zij nemen
afscheid van elkander om terug te kee-
ren naar hun huis, hy naar de vrouw,
die hem onverschillig is, zij naar den
man, dien zij niet lief heeft, beiden met
een desillusie meer in hun leven. De tijd
van een onbezorgd leven, vol verwach
ting, is onherroepelijk voor hen voorbij.
Roberte zegt het bij het heengaan; „We
zijn geen kinderen meer!"
Een knap geschreven stuk, waar-an
men de enkele onmiddellijk in het
vallende kleine fouten zooals de on
waarschijnlijkheid van Jean's onbekend,
heid met zijn vader's liaison en de op
zettelijkheid, waarmee Cecile en de g
ten in II door den auteur van het too-
neel worden gewerkt onmiddellijk
vergeet door den exquisen, fijnen dia
loog. Men luistert voortdurend geboeid,
nu eens glimlachend, dan weer ernstig,
met even een trilling om de mondhoe
ken. Een stuk vol fijne ironie en van
een weemoed, die ons treft en zelfs nu
en dan ontroert.
Weten wij, mannen en vrouwen van
boven de veertig niet allen als Jean en
Roberte, wat het beteekent. dat de tuin
van onze Jeugd voor immer voor ons
gesloten is en wy geen kinderen meer
zijn?
Dit stuk zoo vol charme wordt door
de groep Bondam-Laseur-Verbeek-Ra-
nucci van het Vereenigd Tooneel in zui
veren toon heel mooi gegeven. In het
eerste bedrijf zou men de opmerking
kunnen maken, dat Vera Bondam niet
steeds het accent vond voor een meisje
van 17 jaar. Roberte was althans in
actie ouder dan Jean, die door Cees
Laseur vooral in 't tooneel, toen hij
bekende, dat hij haar ging verlaten
verbazend knap en jeugdig werd ge
speeld.
Maar dit te bezadigde ln haar spel was
niet enkel aan de actrice te wijten.
Leopold Marchand legt haar woorden in
den mond, die niet voor een meisje vim
17 zijn. En van een zoo jong
ding is zeker ook niet de geresigneerde
houding aan het slot van I te ver
wachten en het offer, dat zij Jean
brengt met haar bekentenis, dat hij
die in werkelijkheid haar eerste Hefde
is voorgangers zou hebben gehad,
Maar deze bedenking daar gelaten, hoe
veel charme was er niet in het spel
van Vera Bondam! Met welk een arge-
looze natuurlijkheid speelde zy dat
tooneel met den beschaafden heer
een juweeltje van welk een innerlijke
kracht en hoe zuiver was haar spel, toen
zy tot de ontdekking kwam, dat Jean
een verloofde had. Wat bü Vera Bon
dam altijd weer treft is haar warm
getimbreerde. donkere stem. die zij
voortreffelijk gebruikt en waarmee zij
vooral door het natuurlijk accent
onmiddellijk weet te ontroeren. Ik ken
geen actrice in ons land bij wie men
zoo weinig aan „komedie spelen" denkt
als Vera Bondam. Al het theatrale is
haar vreemd. Prachtig werd door Laseur
en haar het tooneel der toenadering ln
n gespeeld hoe mooi en vrouwelijk
was dat gebaar van afweer van haar,
toen hij zich een oogenblik bijna vergat
en aan het slot van II gaf Vera
Bondam iets waarlijk subliems. V/ij za
gen den herfst over haar gezicht trek
ken. Zij werd toen de illusie der
jeugd voor goed verdwenen was een
oudere vrouw. Dat was in waarheid
sterk spel. dat van binnen uitkwam.
Het spel van Cees Laseur past zich
volkomen bij dat van Vera Bondam aan
Ook bij hem die groote innigheid, de
kracht, die ran binnen uitkomt,
schreef reeds, dat hij de Jeugd in I 'n
zijn actie op voortreft ,ke wijze weer
gaf. En hoe knap ook later dat
troostelooze van den ouderen man zon
der liefde en geluk! Het was
hoogst intelligent en voortdurend
boeiend van actie!
En naast deze twee r.oem ik als
„Dritter int Bunde" Johan Kaart. Gis
ter bleek het, hoe juist het van Kaart
gezien is geweest om weer bij het
Vereerd gc Toonee! terug te keer en. Hij
gaf eerst als de gcb'. .weerde ParUsci:
jongeling en later als de verburger
lijkte provinciaal op leeftyd bijzonder
knappe staaltjes van typeerkunst. De
provinciaal was misschien nog beter
dan de Jonge man In I. Dat was geer.
type meer, het was een heele .soort",
die hij verpersoonlijkte.Prachtig was dit
spel in zijn natuurlykheid. zyn een
oud. menschelykiieid en treffende raak
heid. Ja, het was een voortreffelijke
voorstelling, ook door de uitstdter.de be
zetting der bijrollen. Dirk Verbeek
maakte van den „beschaafden lieer"
.ets lieel goeds. La Chapelle, van aan
gename distinctie als de oude meneer
Breton. Mies Elout, natuurlijk en be
schaafd als Cécile precies wat he:
zijn moest Hetty Beck, lief ais de
zorgzame huishoudster. Nell Knoop, ge
reserveerd en in zuiveren toon spelend,
het rolletje van het „vriendinnetje".
Willem Hunsche, Dom de Gruyter, Car -
pentier Alting, zeer goed in hun kleine
re rollen, zij vormden allen te zamen
een nauwsluitend, mooi geheel. En het
aardige decor in I het café met de
marmeren wanden verdient afzon
derlijke vermelding.
Dat het succes volkomen was behoc
ik eigenlijk niet eens te vermelden. Het
Ver. Tooneel kan gerust nog eens met
„Wij zijn geen kinderen meer" terug
komen. Stuk en voorstelling verdienen
een stampvolle zaal.
J. B. SCHUIL.
HEDDA GABLER
Schouwburg Janswcg
Strindberg heeft eens geschreven ovei
.des Nordens Waschweib" en daarmee
bedoelde hij Ibsen. Niet erg vriendelijk.
Gisteravond zagen wij weer eens Hedda
Gabler. En dan waren er oogenblikkcn
dat men zich afvroeg' Had Strindberg
niet gelijk? Welke is de wysgeerlge
diepte van deze rethoriek? Doch dan
zijn er toch ook weer, bijvoorbeeld in de
dialoog tusschen Hedda en Lövborg over
liet vernietigde manuscript, rethorische
hoogtepunten die universeel en van alle
tijden zijn. Ook het slqt is groot en ge
durfd en gebouwd op een radicalen ge-
dachtengang die ons in beroering brengt
En zoo worden wij eigenlijk den gehee-
Ien avond geslingerd tusschen deze twee
tegengestelden: de geneigdheid om het
met Strindberg eens te zijn en de oude
liefde, het enthousiasme voor waar wij
in geloofden. Tartaud was natuurlijk
prachtig als de naieve Jörgen Tesman
Alida Tartaud worstelde zich door de
eerste bedrijven heen en kreeg haar
groote oogenblikkcn, waarin zij aanne-
Ujk was, en dat wil wat zeggen voor de-
rol na de pauze en vooral ln het
laatste bedrijf in de slotscène. Wij kun
nen gevoegelijk kort zijn over deze voor
stelling die een reprise is. Bovendien,
rr.en raakt zoo langzamerhand uitge
praat over Ibsen en men woont ten
slotte gaarne weer zoo'n voorstelling bij
omdat zij gelegenheid biedt om too
nee 1 in den waren zin des woords. te
zien. Tooneel. vooral van Tartaud, die
zooals gezegd, voortreffelijk was en van
den dommen kinderlijken geleerde, een
haast aanbiddelijk schutterigen schar-
relaar-in-het-leven, maakte.
A.
HERINNERINGEN AAN
PISUISSE.
Het volgende is ontleend aan hetgeen
Max Blokzijl schreef kort voor den
noodlottigen Zaterdagavond in zijn .Her
inneringen aan journalistieke zwerf-
jaren". verschenen in het December
nummer van „Astra".
„Toen de straatzangersreis door Ne
derland achter ons lag, hadden Plsuisse
en ik geen oogenblik het voornemen
op 't concertpodium tc gaan verschijnen
We waren van meenir.g. dat de grap
voorbij was, en we hadden eerlijk ge
zegd allang weer genoeg van de ge
slaagde afwisseling.
Het redactiewerk eischte den ge-
heelen man. Maar het publiek dacht er
anders over. De liefdadigheidsvereeni-
ging „Voor Jong Nederland" zag er iets
in, den Amsterdammers hun straatzan
gers in natura te toonen. En we lieten
ons overhalen één enkel maal de
pakjes nog eens aan te trekken, orgel,
mandoline en guitaar te toonen en de
meest bekende liedjes ten gehoore te
brengen. Dat werd. in den winter van
1907, in 't Amsterdamsche Bellevue.
een voor ons allen onvergetelijke avond.
Binnen het uur waren alle plaatsen be
sproken, en het moest tot herhalingen
kemen".
.Die eerste avond gaf ons gelegen
heid, na de pauze nog eens op de
planken te verschijnen, maar nu met
ernstige chansons, die ik op den vleugel
begeleidde en die wij voor deze gelegen
heid ingestudeerd hadden. Dat tweede
optreden besliste ons lot. Stumpff, de be
kende impresario, hoorde ons, en na
weken tegenstribbelen wist hij ons over
te halen, eigen concerten te geven, in
den beginne met het straa-tzangerspakje
als extra-attractie, later alleen met
chansons, waarby we ce zwarte jasjes
en de fluweelen broeken droegen
„Pisuisse is nooit zanger geweest, maar
selfmade-kunstenaar. HU heeft ook al
tijd geweigerd, lessen te nemen, omdat
hy m.i. terecht inzag dat een natuur
stem als de zyne door onderwys vol
gens bepaalde methodes slechts bedor
ven kon worden. Die natuurstem was
van bijzondere bekoring, sterk, gevoelig
met tal van schakeeringen. Maar hij is
niet in de eerste plaats van haar af
hankelijk. zyn kracht Is het voordra
gen. En naar myn meening is hy als
voordrachtkunstenaar in de eerste drie
Jaren van zyn concertperiode tot een
hoogtepunt gekomen, waarop hy in de
wereld van het chanson vrijwel een
zaam stond. Sven Schol ander, de Zweed-
sche bard, was een kleiner talent dan
Pisuisse. Yvette Guilbert slechts in haar
gróóten tyd Plsuisse's meerdere. Maar in
sommige genres was Swiep ln die eerste
Jaren toch eigeniyk door niemand ter
wereld te overtreffen.
Naast zyn geweldig talent tot voor
dragen. zijn onverbeterlijk inleven in
den tekst en zyn geniale vermogen cm
stemmingen, gesproken woorden, in het
lied optredende figuren voor den hoorder
en toeschouwer tc doen leven, heb
Een foto ven Jean Louis Piiulise en Ma* Blokzijl, uit den tijd toen zij gezamenlijk
er op uittrokken als straatzangera, waarna zij het boek schreven, „Avonturen als
straatmuzikant". De beide journalisten in de straten van Amsterdam.
niet minder zUn geheugen voor de lieder
teksten bewonderd. i
We hebben ook „school gemaakt" en
voor groote talenten den weg naar het
Nederlandsche publiek gebaand. Wij j
introduceerden Hullebroeck. en later
Dirk Witte. Clinge Doorenbos ea vele
anderen. En we hebben daar geen spijt 1
van gehad! Men heef: in Nederland het
levenslied Jeeren hoogachten. Het heeft
zyn plaats in de concertzalen. Het
lééft. Leeft in de harten van men
schen, die niet alleen bel canto willen
bewonderen, maar ook den dichter tot
zyn recht willen hooren komen.
Pisuisse en ik, dilettanten, die door
het lot aan volle zalen geholpen werden,
hebben bewust gestreden voor den dich
ter van het gezongen lied. En ik ge- J
loof. dat die stryd niet vergeefsch ge-
weest ls".
MUZIEK.
CHR. GEREF. ZANGVF.REENIGING
„DE LOFSTEM".
Dit gemengd koor gaf een uitvoe
ring ln het kerkgebouw der Clir. Geref.
Gemeente in de Floresstraat. Welwil-
lende medewerking verleenden rnej.
D. Mandemaker. orgel en een strijk
kwartet, bestaande uit de dames Agatha
Box 1ste viool, TTuus Quaasteniet. 2de
viool en de heeren Jo Bos. alt en
Carel Alphenaar cello. Sedert een vorigen
keer dat ik het koor hoorde heeft .De
Lofstem" onder leiding van den heer
A. Bak vorderingen gemaakt. Klank
en vooral nuances zyn mooier geworden.
Jammer dat men met de zuiverheid
nog niet geheel op goeden voet staat.
Daar waar het orgel begeleidde, zooals
in het thetorische „Het Graf onder den
Meidoorn" van H. C. Helleman, ont
stonden soms polytonale effecten! In dit
werk werden sopraan- en alt-solo's ge
zongen door twee goede krachten ran
het koor. In „Elia en de Baaipriesters"
werden de bariton-solo's met forsche
stem. die we', voor cultiveering in aan
merking komt. voorgedragen. Mej. D.
Mandemaker speelde twee koralen van
Sigfr. Karg Elert en composities van
L. Vierne. een eenigszins modern com
ponist met verrassende harmonisatie.
Vooral in het koraal „Von Himmel
Hcch" durfde de organistc zich te geven.
Over haar techniek valt na het in wat
traag tempo ten gehoore brengen van
deze eenvoudige werken niet te oor-
deelen. De vier jongelui, ik meen alle
dilettanten, gaven blijk het eerste kwar
tet van Haydn duchtig gestudeerd te
hebben. Hoewel het wakkere ensemble
nog niet de techniek voldoende be-
heerscht. werd er muzikaal en met goed
verzorgde phraseering gespeeld. Een
pluimpje behoort aan mej. A. Box
die de 1ste vioolparty In t gemoedeiyke
werk van Haydn speelde Bekend is het
dat by Haydn de overige instrumen
ten, vooral de cello, hoofdzakelijk be
geleidend zUn aangewend. Het vyfde
kwartet van L. Boccherini, onder invloed
der Mannheim er School, maar met
Zuidelijker nielodiek stelt grootere
else hen aan het samenspel. De cellist,
de heer Carel Alphenaar toonde zyn
zuiver en technisch verdienstelijk spel
o.a. in het derde deel van Haydn's kwar
tet. waar de cello even alle aandacht
vraagt. Zyn spel was iets te beschei
den. het fundament van het kwartet dus
wat zwak. De belangstelling voor het
concert was groot.
Met zang en gebed was de avond ge
opend cn werd op deze wyze ook weder
gesloten.
PIET MöHRINGER.
DE GASDIRECTEUREN.
Bolsward.
De gemeenteraad van Bolsward heeft
besloten tot instelling van een commis
sie die tot taak heeft een onderzoek in
te stellen naar de handelingen van den
tegenwoordlgen en den vroegeren direc
teur der gasfabriek.
Te Noord-Scharwoude-
De Tel. meldt: In verband met de
tegen hem uitgebrachte beschuldigingen
heeft de directeur der gasfabriek, alhier,
aan de Gascommissie verzocht een on
derzoek tn te «tellen.
BRAZILIAANSCH BOEK
OVER NEDERLAND.
ONDERSCHEIDING VOOR
DEN AUTEUR.
De Haagsche correspondent van De
Tol. meldt:
Naar wy vernemen, heeft de minister
van Buitenlandsche Zaken. Jhr. mr. Bee-
laerts van Blokland. hedenmiddag
persoonlijk het grootkruis van de orde
van Oranje Nassau uitgereikt aan den
heer Luis Guimaraes Filho, Brazi
liaanse!) gezant, te dezer stede, naar
aanleiding van diens Juist verschenen
boek .Hollanda" ener ons land.
Het werk van den heer Guimaraes
Filho. die ln zyn land een veelgelezen
en bekend auteur is. is het eerste l>ock
over Nederland, dat ln Brazilië ver
schijnt.
CIIR. VEREENIGTNG TOT KRAAM
HULP.
Men schrijft ons:
De Fancy-fair. die bovengenoemde
vcreeniging 20 en 30 November in hotel
Llon d'Qr heeft gehouden, ls boven ver
wachting geslaagd.
Door de welwillende medewerking van
den heer en mevrouw Duytshoff zijn
deze dagen voor de medewerkenden tot
zeer aangename geworden. Aan de uit-
noodiging tot een bezoek aan de Fancy-
fair is door velen gehoorgegeven.
Vooral de nationale kleederdracht der
verkoopsters 'trok zeer de aandacht.
Door veler medewerking is de op
brengst f 1173 bruto geworden.
Degene, die in 't bezit is van no. Ill
van het Spinnewiel, vervoegei zich aan
Hotel Llon d'Or.
ONTSLAGEN BIJ WILSON.
De Haagsche correspondent van de
Tel. meldt:
Naar wy vernemen worden bU de
N.V. de Nederlandsche Gasmeter fa brie
ken Wilson v.h. George nog voortdurend
arbeiders ontslagen. Sedert het intre
den ran de crisis is het personeel met
CO man verminderd, terwlll er alleen
reeds deze week aan een 20-tal arbei
ders ontslag ls aangezegd. Een vorm
machine heeft men moeten stilzetten.
EEN AFREKENING.
Een firma te Lcetlnchem meldt de
„N R.Ctheeft gisteren als afrekening
uit een faillissement een postwissel van
één cent ontvangen (postkosten 10 ct.)
met verzoek op de strook om qui tan tie
in te zenden (porto 7 1/2 cent).
SCHAATSENRTJDEN Cs' DE...
DUINEN.
Naar wy vernemen zullen door het
Staatsboschbehecr de duinpiassen in de
Schcorlsche duir.c-n voor schsatsenry-
ders(essen) worden opgesteld als het ys
daar by eventueele vorst sterk genoeg
ls.
AUTOBUSSEN.
WIJZIGING ROUTE
HAARLEM—VELSEN.
De waarnemend Commissaris van
Politie van Velsen deelt mede. dat. !n
verband met de afsluiting voor het
verkeer van het gedeelte van den Zei-
weg van den Driehulzerkerkwcg af tot
den spoorwegoverweg op Vrijdag 2 De
cember 1927, de route der autobussen
zal zijn als volgt:
Naar Haarlem:
Na Velserdulnweg: Zeeweg Olnks »*m)
Tussdhenbeeksweg, Brtalostraat. Sta
tionsweg, Rijksstraatweg. Drlehulzer-
kerkweg en vervolgens gewone route.
Van Haarlem:
Bovenstaande route ln omgekeerde
volgorde.