OM ONS HEEN HAARLEM'S DAGBLAD LETTEREN EN KUNST DONDERDAG 1 DEC. 1927 VIERDE BLAD No. 3710 VEERTIG JAAR. I. In de laatste dagen heeft menigeen de vriendelijkheid gehad om tot my te zeg gen: „veertig jaar! wat zul je daar een heeleboel van kunnen vertellen!" Na tuurlijk is" dat waar. Er verandert veel in zoo'n periode, er verdwijnt heelwat. waarvan wij wel eens meenden dat het de eeuwen zou trotseeren, en er komt veel naar voren, dat niemand verwacht of althans zoo vroeg al verwacht zou hebben. Toch zal ik weerstand bieden aan de verzoeking, om daar veel over te vertellen: vooreerst omdat ik vier jaar geleden, toen ons dagblad 40 Jaar be stond, al eenige artikelen daarover heb geschreven en bovendien, omdat men zuinig moet zijn met verhalen uit het verleden. Let op grootvader, die te mid den van kinderen en kleinkinderen zoo gemakkelijk over te halen is om zijn her inneringen op te diepen; met aandacht luisteren ze, maar het duurt niet lang of er sluipen er weg uit dén kring en wanneer de oude man zidh laat gaan en meer achter dan om zich heen ziet, zal hy plotseling met een schok bemer ken. dat zijn toehoorders verdwenen zijn en dat hij bezig is, zichzelf alleen te vermaken. Zijn wij niet allemaal zoo? Het geeft ons een moment van genoegen, te hoo- ren en te lezen van wat vroeger was; maar aantrekkelijker is het heden en het aantrekkelijkst nog de toekomst. Als grootvader zich verdiept in zijn oude histories, dan ligt vaak zonder dat hy het weet, de bekoring voor hem daarin dat hij toen zelf jong was. Die gewaar wording voelt, omdat zij zuiver persoon lijk is, zijn gehoor met met hem mee. Ik weet het dus: wanneer de lezers van Haarlem's Dagblad over vroegere dagen wat aandacht hebben, dan moet de dosis beperkt blijven en aan die waar schuwing hoop !k mij te houden. Als wij hooren, hoe ontzaglijk er ge klaagd wordt over de hcoge belastingen, die in onzen tijd moeten worden opge bracht, dan zouden we ons haast ver beelden dat een vorig geslacht er veel beter aan toe is geweest. Wie die een groot inkomen heeft en dus duchtig moet afschuiven, hoort niet met een zucht van weemoed over den tijd, toen de belangrijkste plaatselijke belasting, ja bijna de eenige. een heffing was naar de vertering. Niet wat het inkomen was. maar wat van dat inkomen werd uitge geven, gold als maatstaf en er was nie mand, die den belastingbetaler op de vingers zou tikken, wanneer hij beweer de van enkele honderde of wanneer hij een weelderig leven leidde, van enkele duizende guldens te kunnen leven. Men kon hoogstens veronderstellen, dat hij te laag opgaf, te bewijzen was het nooit. In die dagen bestond er een boekje, dat humoristisch aangelegde menschen niet zonder een glimlach konden doorblade ren: het kohier van die merkwaardige verteringsbelasting, dat algemeen ge bruikt werd als adresboek, omdat, al waren de cijfers die er in werden opge geven, op zichzelf niet aannemelijk, zij toch in vergelijking wel eenige waarde hadden voor wie de namen en adressen van de meest bemiddelden wenschten te kermen. Toen de zonderlinge grondslag van de vertering verviel en het inkomen daar voor in de plaats kwam. verdween ook het kohier. Men verkoos de cijfers van het inkomen niet meer te publiceeren, De wetgever verbood het trouwens, maar ofschoon de basis van de heffing, het inkomen, toen billijker werd, het leek er niet naar dat de opgaven betrouwbaar werden. Hoewel men geacht werd, de waarheid op het aangiftebiljet te noe men of uitging van de fictie, dat B. en W. volkomen op de hoogte waren of konden zijn, de absolute waarheid bleef nog altijd verre, uitgezonderd dan een handvol aangiften van ingezetenen, die voor niets ter wereld hun handteeke- ning onder een verkeerde opgave zouden hebben gezet. Toen, evenals nu, gold de meening, dat het geen kwaad, maar een handigheid was. den fiscus te bedotten en erkend moet worden, dat het ge meentebestuur er zelf aanleiding toe gaf. Het was immers een publiek geheim, dat aan enkele gelukkige bezitters van een groot inkomen werd gevraagd, hoeveel zij wenschten te betalen; natuurlijk werd het niet zoo, maar ietwat omwonden ge vraagd en als goede reden voor deze ge moedelijkheid opgegeven, „dat meneer anders de gemeente zou verlaten". Dat riskeerde het openbaar bestuur niet. Veel liever deed men het water van de vrees in den wijn van de belasting. Als in dezen tijd gezegd wordt, dat die toegeeflijkheid niet te pas kwam, dan moet toch ook bedacht worden, dat- het ideaal van de gemeente Haarlem heel anders was. dan nu. Haarlem heette toen een luxestad, die in de eerste plaats bemiddelde inwoners moest trekken en om dat te kunnen doen, was een lage belasting noodzakelijk. In het licht van onze hedendaagsche begrippen lijkt het wonderlijk, dat dit beginsel werd toe geschreven aan de ryksten, namelijk dat zij, ofschoon zij hst 't best betalen konden, het meest afkeerig waren van hooge bijdragen in de algemecne kosten. De tijd naderde dan ook. dat er twee nieuwigheden zouden ontstaan, die aan al deze gemoedelijkheden een einde maakten: de progressie in de belasting en de controle op het juiste c-jfer. Naarmate de taak van de openbare besturen breeder werd opgevat, was er meer geld noodig en moest de schroef sterker worden aangedraaid. Zoo wer den de :olleges der welwillende Raads leden. die meer dan andere Raadsbroe- ders op de hoogte heetten te zijn van de ware Inkomens der belastingschul digen, nu hier, dan daar op zij gescho ven door de instelling der ambtelijke belasiingcontroleurs en ten slotte deed het Rijk de groote stap. toen het een opzettelijk onjuiste aangifte niet meer als een overtreding maar als een mis drijf beschouwde en dreigde met gevan genisstraf. Naderhand werden verschil lende maatregelen van controle tot dwingende wet verheven en al zal ook nu nog wel eens iemand door de mazen glippen, het wordt hem. terecht, wel zeer moeilijk gemaakt. Regel is dat heden ten dage de belastingschuldige inderdaad betaalt naar de maatstaf van zijn juiste inkomen. Merkwaardig is het-, dat de klachten over hooge lasten vroeger nauwelijks minder waren dan tegenwoordig. Ik her inner mij heel duidelijk, hoe een ge lijk percentage van 3 bij de inkom stenbelasting als een billijke aanleiding van bittere klachten werd beschouwd. Nu moeten alle verschijnselen terdege bekeken worden in de lijst van hun tijd. De koopkracht van het geld was in die dagen hocger dan nu, zoodat drie pro cent van toen misschien gelijk stonden met zes procent van tegenwoordig, maar daartegenover is het ook zeker, dat de bezitters van een groot inkomen veertig (en minder) jaren geleden veel minder de verplichting gevoelden om naar hun volle kracht in de algemeene kosten der samenleving bij te dragen. Ook nu zijn er nog, die zich daaraan trachten te onttrekken door in goedkoope gemeenten ;aan wonen, desnoods zelfs de vlucht nemen naar het buitenland. Hoeveel jaar heeft men al gehoord en gelezen van het ideaal, dat althans de Rijks-inkomsten belasting in alle gemeenten van Neder land gelijk zou zijn, maar tot een ern stige poging is het nooit gekomen. Ook hier moeten wij de theorie niet met de practijk verwarren. De groote- ge meenten zouden van dezen maatregel zeker profijt gehad hebben, maar hoe zou de positie van de kleine plaatsen geworden zijn! Wij moeten toch niet vergeten, dat de inwoners van kleine gemeenten zich in den regel tevreden moeten stellen met veel minder ge makken en genoegens, dan die er in de groote te vinden zijn. Toen vond de fiscus, ziende dat hij tot een grondige herziening niet komen kon, een lapmiddel, de forensenbelas ting, uit. Niet alleen de tegenzin in hoo ge lasten, maar ook de uitbreiding van de steden dreef den bemiddelden stads- mensch naar buiten. Hij begon tegenzin te krijgen in de toenemende verstee ning van zijn omgeving. Frissche luch:. bosch en wei, bloemen en vogels raakten verder van hem verwijderd; vooral Am sterdam zag vele rijke ingezetenen naar buitengen eenten vluchten en al kon de stad hen niet tegenhouden, met de hulp van den wetgever slaagde zij er in een deel van zijn bijdrage in de p"emeene kosten toch voor haar kas te behouden. De forensenbelasting ont stond en werd gretig overgenomen door k'einere steden, die in ongeveer gelijke omstandigheden kwamen te verkeeren De geschiedenis van deze belasting is een beeld van gebrek aan zelfvertrou wen, verwarring en pogingen tot ver betering, die vaak weer andere moei lijkheden schiepen. Een ran de grootste onbillijkheden was wel. dat onbemid delden die niet uit vrijen wil, maar door woningnood gedwongen, in een andere gemeente woonden dan die waar zij hun inkomen verdienden toch onder de forensenbelasting vielen, al was die aanvankelijk als een last op weelde be doeld. Nu nog, na jaren practijk, is deze belasting nog niet ingeburgerd, name lijk in den zin, dat zij recht en redelijk wordt gevonden. In het algemeen is het Nederlandsche belastingstelsel een chaos, zonder leidraad of aannemelijk principe, wel grootendeels gebaseerd op opportunistische regelingen en een stel sel van opcenten, dat den fiscus veel te weinig bindt, daar in tijd van nood (en wanneer liad de fiscus geen nood aan meer geld!) de verhooging van op centen al te gemakkelijk is. Onduidelijke en slecht geformuleerde wetten, die de belastingschuldige niet begrijpen kan en zelfs door de deskun digen verschillend worden uitgelegd, hebben den toestand nog verergerd. Laat ik om geen misverstand te schep pen dadelijk zeggen, dat naar mijn in zicht belangrijke verlaging van de openbare lasten niet te wachten is, om de eenvoudige reden, dat de openbare besturen veel wijder kring van be moeiing hebben gekregen, dan vroeger. Maar daarom behoefden de wetten niet zoo ingewikkeld, verwarrend en stelsel loos te zijn. In een tijd, dat de opvattin gen over de taak van Rijk, Provincie en Gemeenten geweldig werd uitgebreid (en in velerlei opzicht terecht) heeft het in ons vaderland aan knappe financiers ontbroken. En daar ik immers over een tijdvak van 40 jaren opmerkingen maak. moet de conclusie deze zijn, dat wij geen groote talenten op dit gebied hebben be zeten of dat wij den durf niet hadden, hen aan het particulier bedrijf te ont trekken door hun een even voordce- lige positie bij het openbaar bestuur aan te bieden. Of men hun. indien men daartoe gekomen was, voldoende vrij heid van handelen zou worden ge gund. is een vraag die mij te ver zou voeren. Het staat in elk geval vast, dat toen de democratische beginselen meer geld noodig maakten, de financieele wetgever niet op de hoogte van zijn taak is geweest. J. C. P. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel. Bij Boodschappen doen, geen PUROL vergeten. U kuilt het bekomen bij Apoth. en Dro gisten in doozen van 30 en 60 ct. en in tuben van 80 ct. HET TOONEEL. VEREENIGD TOONEEL WI.T ZIJN GEEN KINDEREN MEER Eenige jaren geleden ben ik eens ge trokken naar de stad, waar tk kind was geweest. Ik ging er heen met de dwaze illusie nog eens mijn jeugd te mogen herleven. Toen ik er kwam, was alles mij bekend als in de dagen, toen ik een jon gen was en toch wandelde ik als een reemdeling door de straten. Nooit voel de ik meer dan daar in mijn oude stadje dat de tijd meedoogenloos verder was ge gaan. Met een desillusie meer keerde ik naar huis terug. Ik wist het toen wel heel zeker, dat ik 'n man van bijna vijftig was geworden en de jeugd nooit meer terugkeert. Aan dat bezoek aan mijn oude stadje heb ik gisteren bij de voorstelling van „Wij zijn geen kinderen meer!" telkens moeten denken. Ook Jean en Roberte ondervinden het, dat men zijn jeugd niet voor de tweede maal kan leven. Wan neer zij elkander beiden getrouwd en gerangeerd" na een lange scheiding op middelbaren leeftijd terugzien, herin neren zij zich de dagen, toen zij samen zorgeloos jong en gelukkig waren. Een verlangen naar die heerlijke, voorbije jeugd komt bij beiden op en zij besluiten nog eenmaal de dagen van vroeger te .beleven". Samen gaan zij naar Dieppe, waarvan zy beiden zoo mooie herinneringen heb ben bewaard. Want zijn zij met hun gelukkig samenleven begonnen met een reisje naar Dieppe? Maar toen waren zij jong en vol verwachting. Het was lente en hec leven was vol beloften. Nu is het winter, het regent en Dieppe is ver laten. En in hun hart is het herfst. Op een ongezellige trieste hotelkamer zit ten zij samen, de lente is niet meer in hun hart, de, desillusie komt. Als Jean onverwachts een jeugdvriend terug ziet, geheel veranderd, bezadigd, provinciaal, dan ziet hij zich zelf en weet tegelijk, dat er van den jongen man in hem niets meer over is. En ook Roberte begrijpt, dat hun reis een vergissing is geweest. Het was niet het verlangen naar elkander, het was het verlangen naar de j e u g d, naar den tijd, die voorbij is. Maar men kan zijn jeugd niet twee maal leven. Zij nemen afscheid van elkander om terug te kee- ren naar hun huis, hy naar de vrouw, die hem onverschillig is, zij naar den man, dien zij niet lief heeft, beiden met een desillusie meer in hun leven. De tijd van een onbezorgd leven, vol verwach ting, is onherroepelijk voor hen voorbij. Roberte zegt het bij het heengaan; „We zijn geen kinderen meer!" Een knap geschreven stuk, waar-an men de enkele onmiddellijk in het vallende kleine fouten zooals de on waarschijnlijkheid van Jean's onbekend, heid met zijn vader's liaison en de op zettelijkheid, waarmee Cecile en de g ten in II door den auteur van het too- neel worden gewerkt onmiddellijk vergeet door den exquisen, fijnen dia loog. Men luistert voortdurend geboeid, nu eens glimlachend, dan weer ernstig, met even een trilling om de mondhoe ken. Een stuk vol fijne ironie en van een weemoed, die ons treft en zelfs nu en dan ontroert. Weten wij, mannen en vrouwen van boven de veertig niet allen als Jean en Roberte, wat het beteekent. dat de tuin van onze Jeugd voor immer voor ons gesloten is en wy geen kinderen meer zijn? Dit stuk zoo vol charme wordt door de groep Bondam-Laseur-Verbeek-Ra- nucci van het Vereenigd Tooneel in zui veren toon heel mooi gegeven. In het eerste bedrijf zou men de opmerking kunnen maken, dat Vera Bondam niet steeds het accent vond voor een meisje van 17 jaar. Roberte was althans in actie ouder dan Jean, die door Cees Laseur vooral in 't tooneel, toen hij bekende, dat hij haar ging verlaten verbazend knap en jeugdig werd ge speeld. Maar dit te bezadigde ln haar spel was niet enkel aan de actrice te wijten. Leopold Marchand legt haar woorden in den mond, die niet voor een meisje vim 17 zijn. En van een zoo jong ding is zeker ook niet de geresigneerde houding aan het slot van I te ver wachten en het offer, dat zij Jean brengt met haar bekentenis, dat hij die in werkelijkheid haar eerste Hefde is voorgangers zou hebben gehad, Maar deze bedenking daar gelaten, hoe veel charme was er niet in het spel van Vera Bondam! Met welk een arge- looze natuurlijkheid speelde zy dat tooneel met den beschaafden heer een juweeltje van welk een innerlijke kracht en hoe zuiver was haar spel, toen zy tot de ontdekking kwam, dat Jean een verloofde had. Wat bü Vera Bon dam altijd weer treft is haar warm getimbreerde. donkere stem. die zij voortreffelijk gebruikt en waarmee zij vooral door het natuurlijk accent onmiddellijk weet te ontroeren. Ik ken geen actrice in ons land bij wie men zoo weinig aan „komedie spelen" denkt als Vera Bondam. Al het theatrale is haar vreemd. Prachtig werd door Laseur en haar het tooneel der toenadering ln n gespeeld hoe mooi en vrouwelijk was dat gebaar van afweer van haar, toen hij zich een oogenblik bijna vergat en aan het slot van II gaf Vera Bondam iets waarlijk subliems. V/ij za gen den herfst over haar gezicht trek ken. Zij werd toen de illusie der jeugd voor goed verdwenen was een oudere vrouw. Dat was in waarheid sterk spel. dat van binnen uitkwam. Het spel van Cees Laseur past zich volkomen bij dat van Vera Bondam aan Ook bij hem die groote innigheid, de kracht, die ran binnen uitkomt, schreef reeds, dat hij de Jeugd in I 'n zijn actie op voortreft ,ke wijze weer gaf. En hoe knap ook later dat troostelooze van den ouderen man zon der liefde en geluk! Het was hoogst intelligent en voortdurend boeiend van actie! En naast deze twee r.oem ik als „Dritter int Bunde" Johan Kaart. Gis ter bleek het, hoe juist het van Kaart gezien is geweest om weer bij het Vereerd gc Toonee! terug te keer en. Hij gaf eerst als de gcb'. .weerde ParUsci: jongeling en later als de verburger lijkte provinciaal op leeftyd bijzonder knappe staaltjes van typeerkunst. De provinciaal was misschien nog beter dan de Jonge man In I. Dat was geer. type meer, het was een heele .soort", die hij verpersoonlijkte.Prachtig was dit spel in zijn natuurlykheid. zyn een oud. menschelykiieid en treffende raak heid. Ja, het was een voortreffelijke voorstelling, ook door de uitstdter.de be zetting der bijrollen. Dirk Verbeek maakte van den „beschaafden lieer" .ets lieel goeds. La Chapelle, van aan gename distinctie als de oude meneer Breton. Mies Elout, natuurlijk en be schaafd als Cécile precies wat he: zijn moest Hetty Beck, lief ais de zorgzame huishoudster. Nell Knoop, ge reserveerd en in zuiveren toon spelend, het rolletje van het „vriendinnetje". Willem Hunsche, Dom de Gruyter, Car - pentier Alting, zeer goed in hun kleine re rollen, zij vormden allen te zamen een nauwsluitend, mooi geheel. En het aardige decor in I het café met de marmeren wanden verdient afzon derlijke vermelding. Dat het succes volkomen was behoc ik eigenlijk niet eens te vermelden. Het Ver. Tooneel kan gerust nog eens met „Wij zijn geen kinderen meer" terug komen. Stuk en voorstelling verdienen een stampvolle zaal. J. B. SCHUIL. HEDDA GABLER Schouwburg Janswcg Strindberg heeft eens geschreven ovei .des Nordens Waschweib" en daarmee bedoelde hij Ibsen. Niet erg vriendelijk. Gisteravond zagen wij weer eens Hedda Gabler. En dan waren er oogenblikkcn dat men zich afvroeg' Had Strindberg niet gelijk? Welke is de wysgeerlge diepte van deze rethoriek? Doch dan zijn er toch ook weer, bijvoorbeeld in de dialoog tusschen Hedda en Lövborg over liet vernietigde manuscript, rethorische hoogtepunten die universeel en van alle tijden zijn. Ook het slqt is groot en ge durfd en gebouwd op een radicalen ge- dachtengang die ons in beroering brengt En zoo worden wij eigenlijk den gehee- Ien avond geslingerd tusschen deze twee tegengestelden: de geneigdheid om het met Strindberg eens te zijn en de oude liefde, het enthousiasme voor waar wij in geloofden. Tartaud was natuurlijk prachtig als de naieve Jörgen Tesman Alida Tartaud worstelde zich door de eerste bedrijven heen en kreeg haar groote oogenblikkcn, waarin zij aanne- Ujk was, en dat wil wat zeggen voor de- rol na de pauze en vooral ln het laatste bedrijf in de slotscène. Wij kun nen gevoegelijk kort zijn over deze voor stelling die een reprise is. Bovendien, rr.en raakt zoo langzamerhand uitge praat over Ibsen en men woont ten slotte gaarne weer zoo'n voorstelling bij omdat zij gelegenheid biedt om too nee 1 in den waren zin des woords. te zien. Tooneel. vooral van Tartaud, die zooals gezegd, voortreffelijk was en van den dommen kinderlijken geleerde, een haast aanbiddelijk schutterigen schar- relaar-in-het-leven, maakte. A. HERINNERINGEN AAN PISUISSE. Het volgende is ontleend aan hetgeen Max Blokzijl schreef kort voor den noodlottigen Zaterdagavond in zijn .Her inneringen aan journalistieke zwerf- jaren". verschenen in het December nummer van „Astra". „Toen de straatzangersreis door Ne derland achter ons lag, hadden Plsuisse en ik geen oogenblik het voornemen op 't concertpodium tc gaan verschijnen We waren van meenir.g. dat de grap voorbij was, en we hadden eerlijk ge zegd allang weer genoeg van de ge slaagde afwisseling. Het redactiewerk eischte den ge- heelen man. Maar het publiek dacht er anders over. De liefdadigheidsvereeni- ging „Voor Jong Nederland" zag er iets in, den Amsterdammers hun straatzan gers in natura te toonen. En we lieten ons overhalen één enkel maal de pakjes nog eens aan te trekken, orgel, mandoline en guitaar te toonen en de meest bekende liedjes ten gehoore te brengen. Dat werd. in den winter van 1907, in 't Amsterdamsche Bellevue. een voor ons allen onvergetelijke avond. Binnen het uur waren alle plaatsen be sproken, en het moest tot herhalingen kemen". .Die eerste avond gaf ons gelegen heid, na de pauze nog eens op de planken te verschijnen, maar nu met ernstige chansons, die ik op den vleugel begeleidde en die wij voor deze gelegen heid ingestudeerd hadden. Dat tweede optreden besliste ons lot. Stumpff, de be kende impresario, hoorde ons, en na weken tegenstribbelen wist hij ons over te halen, eigen concerten te geven, in den beginne met het straa-tzangerspakje als extra-attractie, later alleen met chansons, waarby we ce zwarte jasjes en de fluweelen broeken droegen „Pisuisse is nooit zanger geweest, maar selfmade-kunstenaar. HU heeft ook al tijd geweigerd, lessen te nemen, omdat hy m.i. terecht inzag dat een natuur stem als de zyne door onderwys vol gens bepaalde methodes slechts bedor ven kon worden. Die natuurstem was van bijzondere bekoring, sterk, gevoelig met tal van schakeeringen. Maar hij is niet in de eerste plaats van haar af hankelijk. zyn kracht Is het voordra gen. En naar myn meening is hy als voordrachtkunstenaar in de eerste drie Jaren van zyn concertperiode tot een hoogtepunt gekomen, waarop hy in de wereld van het chanson vrijwel een zaam stond. Sven Schol ander, de Zweed- sche bard, was een kleiner talent dan Pisuisse. Yvette Guilbert slechts in haar gróóten tyd Plsuisse's meerdere. Maar in sommige genres was Swiep ln die eerste Jaren toch eigeniyk door niemand ter wereld te overtreffen. Naast zyn geweldig talent tot voor dragen. zijn onverbeterlijk inleven in den tekst en zyn geniale vermogen cm stemmingen, gesproken woorden, in het lied optredende figuren voor den hoorder en toeschouwer tc doen leven, heb Een foto ven Jean Louis Piiulise en Ma* Blokzijl, uit den tijd toen zij gezamenlijk er op uittrokken als straatzangera, waarna zij het boek schreven, „Avonturen als straatmuzikant". De beide journalisten in de straten van Amsterdam. niet minder zUn geheugen voor de lieder teksten bewonderd. i We hebben ook „school gemaakt" en voor groote talenten den weg naar het Nederlandsche publiek gebaand. Wij j introduceerden Hullebroeck. en later Dirk Witte. Clinge Doorenbos ea vele anderen. En we hebben daar geen spijt 1 van gehad! Men heef: in Nederland het levenslied Jeeren hoogachten. Het heeft zyn plaats in de concertzalen. Het lééft. Leeft in de harten van men schen, die niet alleen bel canto willen bewonderen, maar ook den dichter tot zyn recht willen hooren komen. Pisuisse en ik, dilettanten, die door het lot aan volle zalen geholpen werden, hebben bewust gestreden voor den dich ter van het gezongen lied. En ik ge- J loof. dat die stryd niet vergeefsch ge- weest ls". MUZIEK. CHR. GEREF. ZANGVF.REENIGING „DE LOFSTEM". Dit gemengd koor gaf een uitvoe ring ln het kerkgebouw der Clir. Geref. Gemeente in de Floresstraat. Welwil- lende medewerking verleenden rnej. D. Mandemaker. orgel en een strijk kwartet, bestaande uit de dames Agatha Box 1ste viool, TTuus Quaasteniet. 2de viool en de heeren Jo Bos. alt en Carel Alphenaar cello. Sedert een vorigen keer dat ik het koor hoorde heeft .De Lofstem" onder leiding van den heer A. Bak vorderingen gemaakt. Klank en vooral nuances zyn mooier geworden. Jammer dat men met de zuiverheid nog niet geheel op goeden voet staat. Daar waar het orgel begeleidde, zooals in het thetorische „Het Graf onder den Meidoorn" van H. C. Helleman, ont stonden soms polytonale effecten! In dit werk werden sopraan- en alt-solo's ge zongen door twee goede krachten ran het koor. In „Elia en de Baaipriesters" werden de bariton-solo's met forsche stem. die we', voor cultiveering in aan merking komt. voorgedragen. Mej. D. Mandemaker speelde twee koralen van Sigfr. Karg Elert en composities van L. Vierne. een eenigszins modern com ponist met verrassende harmonisatie. Vooral in het koraal „Von Himmel Hcch" durfde de organistc zich te geven. Over haar techniek valt na het in wat traag tempo ten gehoore brengen van deze eenvoudige werken niet te oor- deelen. De vier jongelui, ik meen alle dilettanten, gaven blijk het eerste kwar tet van Haydn duchtig gestudeerd te hebben. Hoewel het wakkere ensemble nog niet de techniek voldoende be- heerscht. werd er muzikaal en met goed verzorgde phraseering gespeeld. Een pluimpje behoort aan mej. A. Box die de 1ste vioolparty In t gemoedeiyke werk van Haydn speelde Bekend is het dat by Haydn de overige instrumen ten, vooral de cello, hoofdzakelijk be geleidend zUn aangewend. Het vyfde kwartet van L. Boccherini, onder invloed der Mannheim er School, maar met Zuidelijker nielodiek stelt grootere else hen aan het samenspel. De cellist, de heer Carel Alphenaar toonde zyn zuiver en technisch verdienstelijk spel o.a. in het derde deel van Haydn's kwar tet. waar de cello even alle aandacht vraagt. Zyn spel was iets te beschei den. het fundament van het kwartet dus wat zwak. De belangstelling voor het concert was groot. Met zang en gebed was de avond ge opend cn werd op deze wyze ook weder gesloten. PIET MöHRINGER. DE GASDIRECTEUREN. Bolsward. De gemeenteraad van Bolsward heeft besloten tot instelling van een commis sie die tot taak heeft een onderzoek in te stellen naar de handelingen van den tegenwoordlgen en den vroegeren direc teur der gasfabriek. Te Noord-Scharwoude- De Tel. meldt: In verband met de tegen hem uitgebrachte beschuldigingen heeft de directeur der gasfabriek, alhier, aan de Gascommissie verzocht een on derzoek tn te «tellen. BRAZILIAANSCH BOEK OVER NEDERLAND. ONDERSCHEIDING VOOR DEN AUTEUR. De Haagsche correspondent van De Tol. meldt: Naar wy vernemen, heeft de minister van Buitenlandsche Zaken. Jhr. mr. Bee- laerts van Blokland. hedenmiddag persoonlijk het grootkruis van de orde van Oranje Nassau uitgereikt aan den heer Luis Guimaraes Filho, Brazi liaanse!) gezant, te dezer stede, naar aanleiding van diens Juist verschenen boek .Hollanda" ener ons land. Het werk van den heer Guimaraes Filho. die ln zyn land een veelgelezen en bekend auteur is. is het eerste l>ock over Nederland, dat ln Brazilië ver schijnt. CIIR. VEREENIGTNG TOT KRAAM HULP. Men schrijft ons: De Fancy-fair. die bovengenoemde vcreeniging 20 en 30 November in hotel Llon d'Qr heeft gehouden, ls boven ver wachting geslaagd. Door de welwillende medewerking van den heer en mevrouw Duytshoff zijn deze dagen voor de medewerkenden tot zeer aangename geworden. Aan de uit- noodiging tot een bezoek aan de Fancy- fair is door velen gehoorgegeven. Vooral de nationale kleederdracht der verkoopsters 'trok zeer de aandacht. Door veler medewerking is de op brengst f 1173 bruto geworden. Degene, die in 't bezit is van no. Ill van het Spinnewiel, vervoegei zich aan Hotel Llon d'Or. ONTSLAGEN BIJ WILSON. De Haagsche correspondent van de Tel. meldt: Naar wy vernemen worden bU de N.V. de Nederlandsche Gasmeter fa brie ken Wilson v.h. George nog voortdurend arbeiders ontslagen. Sedert het intre den ran de crisis is het personeel met CO man verminderd, terwlll er alleen reeds deze week aan een 20-tal arbei ders ontslag ls aangezegd. Een vorm machine heeft men moeten stilzetten. EEN AFREKENING. Een firma te Lcetlnchem meldt de „N R.Ctheeft gisteren als afrekening uit een faillissement een postwissel van één cent ontvangen (postkosten 10 ct.) met verzoek op de strook om qui tan tie in te zenden (porto 7 1/2 cent). SCHAATSENRTJDEN Cs' DE... DUINEN. Naar wy vernemen zullen door het Staatsboschbehecr de duinpiassen in de Schcorlsche duir.c-n voor schsatsenry- ders(essen) worden opgesteld als het ys daar by eventueele vorst sterk genoeg ls. AUTOBUSSEN. WIJZIGING ROUTE HAARLEM—VELSEN. De waarnemend Commissaris van Politie van Velsen deelt mede. dat. !n verband met de afsluiting voor het verkeer van het gedeelte van den Zei- weg van den Driehulzerkerkwcg af tot den spoorwegoverweg op Vrijdag 2 De cember 1927, de route der autobussen zal zijn als volgt: Naar Haarlem: Na Velserdulnweg: Zeeweg Olnks »*m) Tussdhenbeeksweg, Brtalostraat. Sta tionsweg, Rijksstraatweg. Drlehulzer- kerkweg en vervolgens gewone route. Van Haarlem: Bovenstaande route ln omgekeerde volgorde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 11