HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN FLITSEN FEUILLETON VERMIST STADSNIEUWS DONDERDAG 22 DEC. 1927 VIERDE BLAD No. 3717 DE BRANDVERZEKERING EN WIJ. DE BRANDVERZEKERING IS AVONTUURLIJK „BIJ MIJ KOMT TOCH GEEN BRAND!" GOEDKOOP IN BRANDVERZEKERING DUUR KOOP WAT BRANDASSURANTIE EIGENLIJK IS DE GROOTE CONCURRENTIE IN NEDERLAND WEL STAATSTOEZICHT, GEEN STAATS- OF STADSVERZEKERING GEWENSCHT. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1084 MOEI! IJK BESLUIT Vt,CL -LLJJ Wanneer moeder je naar boven heeft gestuurd om een zakdoek voor haar te halen en je ziet in de la een pakje liggen dat vast voor je verjaar dag is. De verleiding is groot, zul je of zul je niet? (Nadruk verbode») De tarieven van de levensverzekering berusten op tabellen, die opgemaakt zijn naar de sterfgevallen, waargenomen in een langen lijd onder een groot aantal menschen. De verzekeraar, die zich daar niet aan houdt, kan door toevallig gun stige omstandigheden een tijd lang blij ven bestaan, maar ziet op den duur zijn onderneming zeker bezwijken. Dit is de reden, waarom de tarieven voor levens verzekering gewoonlijk niet veel verschil len. Met de brandverzekering is dat heel anders. Daarvan bestaan nu eenmaal geen wiskunstig? opgemaakte tabellen en die kunnen ook niet bestaan, omdat na perioden van weinig brand andere met veel rampen kunnen volgen. Veel zwaar onweer in een heeten zomer, ongewone natuurverschijnselen (de bekende aard beving te San Francisco die de aanlei ding tot talrijke branden was) en vooral een tijdperk van tegenspoed kunnen daarop een ongunstigen invloed uitoefe nen, want het spreekt van zelf. dat per sonen die in moeilijkheden verkeeren er eerder dan anders toe zullen komen den roeden haan op het dak te zetten om de verzekeringspennir.gen machtig te wor den. Uitkeermg wegens brand is dus expe rimenteel, dat wil zeggen proef ondervin- ilijk en daarmee wordt verklaard, hoe het mogelijk is. dat een brandverzeke ring-maatschappij het eene jaar goede winst kan maken en het andere jaar geen cent verdient. Maar de brand- assurantie geeft ook aanleiding tot luchthartigheid en avontuurlijke poli tiek, bij de verzekeraars en bij de ver zekerden, namelijk b;:, de vaststelling en de aanvaarding van de premie De opti mistische assuradeur kan de te betalen schade licht tellen en. daarnaar zijn premie inrichtende, zijn concurrent over troeven, die zijn aanstaande verplichtin gen w3t zwaarder opvat; de verzekerde van zijn kant is veelal geneigd, te zoe ken naar de laagst mogelijke premie en zichzelf voor buitengewoon handig aam te zien. wanneer hij alweer een goea- kooper adres gevonden heeft. Als hij zich de moeite gaf. even wat te denken, dan zou hij tot een andere conclusie komen ai den ar.ergoedkoopsten verzekeraar Juist wantrouwen, om de eenvoudige re den. dat de verzekeraar toch geld moet bezitten, om het in geval van schade aan hem te kunnen uitkeeren. Dat geld moet hij verzamelen uit de premiën en wanneer deze al te laag zijn. kan de verzekerde, indien liij brand krijgt, op een vlotte en ruime vergoeding natuur lijk niet rekenen. Ik geloof inderdaad, dat deze een voudige waarheid nu en dan wel eens bij hem opkomt, maar de verzekerde is geneigd, die overweging te verjagen met twee drogredenen, die veel algemeener *ijn. dan men wel denkt. De eene is bij mij komt toch geen brand. Deze geruststelling put hij dan uit de Voorzichtigheid, waarmee hij en zijn gezin met vuur en licht plegen om te gaan. „Petroleum", zegt hij. „heb ik niet in huis. niemand in mijn gezin gpóit een lucifer waaraan nog vonken kunnen ritten, weg zonder te zien waar ze be landen. Nooit ga ik na2r bed, of ik kijk als huisvader behoorlijk knippen, sloten en kachels na; bij mij kunnen gaskraan- tjes in den nacht niet blijven openstaan noch stekkers in een stopcontact onver- broken blijven". Hij zal bij den soliden verzekeraar dus een goed risico heeten. Maar kan er daarom bij hem nooit brand ontstaan? Wie dat durft zeggen, is roekeloos. Hy leeft toch niet alléén, in de maatschappij! Zijn buren kunnen veel minder voorzichtig zij" dan hij en hem dus brand aandoen. De loopjon gen van een leverancier kan een lucifer of het stompje van een cigaret laten vallen in een hoopje prullen of tegen een wapperend gordijntje: tegen hemel vuur is hij nooit beveiligd en een samen loop van omstandigheden, buiten zijn wil, kan by hem ontploffing of brand teweeg brengen. Niemand kan dus met recht en reden verzekeren: „ik krijg geen brand". Die wordt hem vaak door anderen aange bracht. Komt dit inzicht hem in zijn gerust heid plagen, dan dient hij zichzelf een anderen zoethouder toe: „Voor mijn boeltje heeft de maatschappij in elk geval nog geld genoeg. Naar het Duitsch van F. ARNEFELDT. Vertaald door JAC. VAN EMDEN. 10) Hy deel de huisdeur dicht en bracht Forberg naar de helder verlichte woon kamer. waar hij hem een stoel toeschoof. Teen wilde hij weer aan den maaltijd gaan, bedacht zich echter, bleef staan en zei; Je eet naturulijk mee, Gustaaf; een oogenblikje, dan zal ik een bord, mes en vork voor je halen. Maar Forberg weerhield hem. Ik dank u wel. meneer Gabler. Laat ik u niet storen, ik heb van buiten al gezien dat u aan tafel was. En je er zeker over veiwonderd dat Ik mei onbedekte ramen eet, zei Gabler lachend. Inderdaad, ik zou dat by voorkeur niet doen, antwoordde Forberg, die er door een onverklaarbare verlegenneid cdet toe kon komen, dadelijk het doel yan zijn bezoek te noemen. Maar hij is immers de eenige verze kerde niet. Eenige honderde of duizen- de of tlenduizende andere verzekerden redeneeren precies zoo. De maatschappy moet ook voor brand in hun bezittin gen geld hebben, om de schade te ver goeden. Hoeveel menschen dezelfde re deneering volgen, weet de verzekerde natuuriyk niet. Hy weet trouwens in het algemeen weinig of niets af van de maatschappy of de maatschappyen, die het risico voor zijn brandgevaar op zich genomen hebben. Is hy verzekerd op een eigen polis van één maatschappij, dan kan hy nagaan of zy een soliden naam heeft en daaruit concludeeren, of zy ook hem ingeval var. schade, die behoorlijk vergoeden zal. Bezit zij een behoorlijke reserve, des te beter. Uit de reputatie van de maat schappy kan hy afleiden, dat zij haar herassurantie fde afwenteling van een deel van het risico op andere maat schappyen) verstandig, dus voorzichtig, behandelt. Mogelijk is hij door een makelaar op beurspolis verzekerd. Beurspolis wordt vaak beschouwd als een tooverwoord. in werkelykheid is zy natuuriyk niet an ders dan een stel voorwaarden, onge twijfeld met zorg samengesteld, maar die op zichzelf geen waarborg geven van een goede regeling ingeval van schade. Die hangt enkel en alleen af van de maatschappyen. welke de beurspolis hebben onderteekend. Hun degeiykheid te controleeren is in den regel voor den verzekerde niet mogelijk, vooral niet wanneer het buitenlandsche maatschap pijen zyn, die aan zyn gezichtskring ontsnappen. Een bezwaar kan het ook wezen, dat die verschillende maatschap pijen alleen aansprakelijk zyn voor het bedrag, dat zü op zich genomen hebben en niets meer. Natuurlijk kan men de scheidingslijn niet aldus trekken- de eigen polis van een maatschappij is goed, de Beurspolis deugt niet. De eerste kan wegens a! te straffe bepalingen mceten worden ontraden, de andere, gesleten door een voorzichtige© makelaar, aanvaardbaar zyn. Mijn betoog heeft dan ook in hoofdzaak de strekking dat het jagen naar de laagst mogelijke premie niet in het voordeel van den verzekerde is. Natuurlijk gaat in het algemeen ieder een naar ds goedkoopste markt. Kan hy een artikel in winkel A. voor een gulden krijgen, dan koopt hij hetzelfde artikel niet in winkel B. voer een gulden tien. Maar een brandverzekering is niet een voorwerp, dat over de toonbank wordt aangereikt De brandpolis is een wissel op de toekomst, die in het geheel niet, of op korten termijn of na langen tiid kan moeten worden ingelost. De premie moet dus rekening houden met veran derende toestanden, met ongunstige tijden die zich in het brandverzekerings- bedrijf kunnen voordoen. Daarom moet zij een zekere ruimte overlaten, een spe ling. die niemand vooraf kan bepalen, maar niettemin nooóig is. Hoe zou zich ce verzekerde gevoelen wanneer hij in geval van brand, om schadevergoeding by zUn assuradeur komende, van dezen moest hoor en: ',.gü hebt my een te lage premie betaald, gy cn uw mede-ver zekerden. ik kan u dus de geleden schade niet vergoeden!" Natuurlijk weet ik wat hij zeggen zou: „gy hebt voor die lage premie de scha devergoeding op u genomen, ik eisch dus, dat gy daaraan voldoet". Terecht. Maar hier komen wij weer terug op de premie en meteen op dc vraag, wie er de schuld van zyn, dat de premie vaak te laag is: de verzekerde of de verzekeraar. De eerste is daarby zeker niet on schuldig. Het aantal maatschappyen. binnen- en buitenlandsche. dat in Ne derland naar brandverzekering streeft, is meer dan vijfhonderd. Naar my ver zekerd is zyn er in ons land meer maat schappijen dan in een veel grooter land dan Engeland of Duitschland. Niet in verhouding, maar letterlijk. Daardoor bestaat in ons land op liet gebied der brandverzekering een groote concur rentie. De verzekeraar kan als con- De gustibus non est disputandurn (over den smaak valt n'et te twisten"* zooals wy latinisten zeggen, merkte do apotheker op. Tegenover den zoon van zyn vriend hing hy gaarne den geleer de uit. Hy kneep zyn kleine, bruine oog jes halfdicht en zei: Ja, wat zal. ik je zeggen, ik ben door het jarenlange leven in de kleine stad dat nu eenmaal zoo gewend. Ik sou niet zoo opgesloten kunnen zitten. En waarom ook? Wat ik doe, mag iedereen zien. Maar waarom eet je niet mee? Ik heb uitstekende ham; je weet, die kryg ik altyd var. buiten. Wacht maar even. Hy wilde gauw de kamer uitlooper. maar Fori erg hield hem opnieuw tegen. Doe toch geen moeite, meneer Gabler ik zal werkelijk niet mee-eten. Dat is zeker, omdat ik het zelf moet halen; ja. ik heb vandaag geer. hulp. Aurelie is op reis. zooals je weet daarom stel ik je komst dubbel op prijs Hy knipoogde den jongen man schalks toe. terwyi hy hem een slag op den schouder gaf. En Lore is vanmiddag doodziek van de markt teruggekomen Zy heeft haar gewone migraine en ligt boven op bed. dat duurt altijd zoo'n vier en twintig uur. Maar dat hindert niet. ik help mezelf, ik ga even een flesch roo- den wyn halen. Biyf toch, meneer Gabler, ik kan op het oogenblik werkelijk niet eten of drinken, viel Forberg den spraakzamer. r eurrenttemidde! de verzekering- „gij zuR bij schade op een rovale regeling kunnen rekenen", niet gebruiken. Dat werkt niet op de verbeelding van den verzekerde, die de schouders ophaalt en zegt; „mis schien komt dat nooit voor. in mijn heele familie heeft nog nooit iemand brand gehad". Maar de premie is zicht baar en tastbaar. D'.c komt ieder jaar weerom. Als die lager kan dan is er wat gewonnen. Dus moet de verzekeraar het wel zoe ken In de premie. Dc vraag wie nu wel de hoofdschuldige is; de verzekeraar of de verzekerde is van geen belang, zy dringen elkncr. Maar het leidt tot ver keerde dingen. De makelaar in assuran ties kan er door genoopt worden tot ver vanging van solide maatschappyen op de polis door minder deugdelijke, de verzekerde zal zoo bij dat al opmerkt, de beteekenis daarvan veelal niet be- grypen. Het groote en algemcene ge vaar is die neiging naar lage premie, waardoor maatschappijen die straks tot schaderegeling worden geroepen, zullen komen tot chicanes, om er voor zoo wei nig mogelijk van af te komen. De win nende hand is mild. ook in het verzeke ringsbedrijf. Het armelijke bodry' zoekt uitvluchten, om aan zyn verplichtingen te ontkomen. Deze waarheid gaat ook buiten het assurantievak op. Ik heb eens iemand hooren zeggen, toen de maatschappij, by wie hy verze kerd was, een dividend van 25 procent uitkeerde: ,nu kan er wel wat van de premie af". Hy had moeten zeggen: „wat een geluk, als er bU mij eens wat ge beurt. heb ik kans op een ruime schade - regeling!" Is het niet wonderlijk? Dezelfde man, die aan zijn besten vriend zyn fiets niet zou willen leenen, uit vrees, dat er krassen komen op het lak. vertrouwt luchthartig de brandverzekering, die zijn heele hebben en houden kan ver tegenwoordigen. toe aan den eerste den beste en ziet in den laagste den beste. Logisch zou het zyn. wanneer hy aan dezen man ten antwoord gaf: „wanneer u lager is dan leder ander, dan geeft li my geen waarborg genoeg." Daaruit te concludeeren. dat de stad of de staat voortaan de brandverzeke ring maar op zich nemen moet (zooals tegenwoordig herhaalde- ïyk gedaan wordt) zou natuur iyk onjuist zijn. Wee ons, wan neer er stoeten van ambtenaren op ons losgelaten werden, die wy zouden moeten betalen de brandpreniie zou duurder worden dan noodig is en ook dat moet voorkomen worden. Wee ons ook. wanneer de schadere geling geschieden moest door ambte naren. benauwd om af te wijken van stroeve reglementen en voorschriften hier heeft het particulier bedrijf, der van geven en nemen weet, verre de voorkeur. Wee ons eveneens, wanneer in po litieke lichamen de politiek invloed zou kunnen krijgen op premie en schaderegeling. Maai dat eenig toezicht van den Staa op het bedryf nuttig zou wezen is ook zeker. Al moesten buitenlandsche maatschappijen maar een waarborg van een paar ton storten, zoodat de kleinste vluchtten en de sterkste over bleven! Dit vormt evenwel-de hoofdzaak- nie*. Het voornaamste Is en blijft: de verzekerde die naar de laagste premie jaagt, benadeelt zichzelf. J. C. P. GEM. LABORATORIUM VOOR PATHOLOGISCHE BACTERIOLOGIE. INSTRUCTIE VOOR DEN BACTERIOLOOG. Toen in den Raad aan dc orde was dc behandeling van d" onlwerp-instruc- tiën voor den bacterioloog aan het ge- ineentelyk laboratorium voor patholo gische bacteriologie, werden verschil lende amendementen ingediend. B. en W. brengen thans den raad daarover prae-advies uit. Het amende- ment-Mizérus om in art. 2 te laten ver vallen de woorden ,,het verrichten van secties" nemen B, en W. over. Naar aanleiding van een amendement- Joosten brengen B. en W. in art, 5 een wijziging aan. Een amendement-Joosten om te bepalen, dat de kennisgeving in geval van verhindering moet worden gericht tot B. en W. in stede van tot den Burgemeester, aöviseeren E. en W. niet ie aanvaarden. Het ljjkt hun beter öe bepaling geheel uit het ontwerp te lichten. Een ander amendement-Mizérus- Joosten om den bacterioloog een jaar- lyksch verlof van één maand en niet van IS werkdagen toe te kennen, advi- seeren B. en W niet aan te nemen, ten einde ook op dit punt aansluiting te be houden aan de tot dusver gevolgde ge- dragsiyn dat in het algemeen alléén de 1 apotheker in de rede. ik voel me ont zettend zenuwachtig. Mün hemel, wat is er Gustaaf? Je ziet er inderdaad uit, of je totaal in de war bent! riep GSbler uit; r.u eerst keek hy zyn bezoeker oplettend aan. Myn vader.stamelde Forberg Je vader? Wat is er dan met hem? Toen hy vanochtend bij me kwam, was hy toch vroolyk en opgewekt! Hy was by u! riep Gustaaf en vatte den ander bU den arm. O. zeg me toch wanneer en waarvoor! Misschien geeft dit een aanwijzing waar we hem kunnen vinden! Vinden? herhaalde de ex-apothe ker en zyn glad. joviaal gezicht ver toonde een uitdrukking van verslagen heid. Wat bedoel je? Je vader Is verdwenen! viel Gustaaf hem bruusk in de rede. en met hem een c-oot bedrag aan geld. Er moet een aanslag op hem zijn gepleegd! Met een luiden kreet viel Gabler in zijn stoel; de gezonde kleur op zUn wan gen had plaats gemaakt voor een vale bleekheid. Verdwenen! Met een groo te som gelds. mompelde hy, arme. arme kerel! Ja. hy had geld by zich. toen hij hier kwam. Hce laat was dat? vroeg Forberg. Gabler drukte de hand tegen het voor hoofd. Ja, precies weet ik het niet meer; Lore was al weg: het zal eren na twaalven geweest zijn. Hij kwam uit directeuren en hoofden van takken van dienst één maand vacantie genieten. 1 Tenslotte stellen B. en W. don Raad voor den werkkring van den functiona ris, naar den wenk van de commissie van Bystand voor openbare gezond heid iets nauwkeuriger aan tc duiden door de benaming „bacterioloog-soro- )oog-pat.holoog- anatoom". Een instructie wordt don Raad ter bekrachtiging aangeboden, waarin de voorgestane wijzigingen zijn verwerkt. Van dc instructie luiden de artikelen 1- 2 e" 3 als volgt: Artikel 1De bacterioloog-seroloog- patholoog-anatoom is onder de directie van den Directeur van den gemeentciy- ken geneeskundigen dienst werkzaam aan het gemeentelijk laboratorium voor pathologische bacteriologie. Artikel 2. Zyn werkzaamheden be staan uit: a. de dagelUksche leiding van en het toezicht op de bacteriologische en serologlsche onderzoekingen in het ge meentelijk laboratorium: en b. dc patho- logisch-anatomisclie onderzoekingen ter. 'oehoeve van de ziekenhuizen, waarmede de gemeente een overeenkomst heeft aangegaan omtrent bijdragen in het sa laris en pensioensbijdrage van den spe cialist Artikel 3. Het is hem niet veroorloofd particuliere praktijk uit te oefenen. Verder vermelden wij nog art. 5. Dit luidt aldus: Hy verricht in den regel alle onder zoekingen op het gemeentelijk laborato rium. met uitzondering van de secties. Hy onderzoekt slechts het materiaal hem vanwege den Directeur van den ge neeskundigen dienst of van de zieken huizen, bedoeld in art. 2 letter b ver strekt. Tot benoeming van een bacterioloog- seroloog-patholoog-anatoom bieden B. en W. den Raad de volgende, niet in al- phabetischc volgorde opgestelde voor dracht aan: 1. O. H Dijkstra te Gronin gen cn 2. A. W. Pot te Leiden. Voorgesteld wordt, overeenkomstig het advies van den Directeur van den gc- rneenteiyken geneeskundigen dienst dc benoeming voorloopig voor den tijd van twee jaren te doen geschieden. STRATEN BIJ DE KRUISTOCHT- STRAAT. B. cn W. stellen den Raad voor te be palen dat eenige straten gelegen ten oosten van de Kruistochtstraat voldoen aan dc vereischtcn voor openbaren weg. Voorts om te bepalen dat de bestrating er van zal bestaan uit klinkers. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel. de Spandauerstrasse van de Nationale. Bank en was nogal uit zün humeur. Hij moest zoolang wachten, zei hy, en op het kantoor werd op het geld gewacht, dat hy van de Ryksbank had afge haald Heeft hy het bedrag genoemd? vroeg Gustaaf. Dc geloof het niet. maar het is wel mogelijk, antwoordde GS bier nadenkend. dat. hy het gezegd heeft en ik er niet. op heb gelet; je bcgrUpt dat het my niet Interesseert, hoeveel geld Graupner Söhne van de Ryksbank laten halen. In elk geval, hij had het in zyn tasch en zei. dat hy by de.Nationale Bank aandeelen moest halen. Het was er zóó druk. zei hy. dat zij hem nog lang niet konden helpen en liever dan in het ge drang te staan, wilde hy by my een poosje wachter.. Hoe lar.g is hy by u gebleven? Dat weet ik ook niet zoo precies: het kan een kwartier, het kan ook een half uur geweest zijn. En is hy van u uit regelrecht weer naar de Nationale Bank gegaan? Ik denk het wel; is hy daar dan niet geweest? Jawel. Hy heeft de aandeelen ge haald en daarna Ls hy spoorloos ver dwenen Maar Gustaaf! Op Waarlik (en deg verdwijnt men toch niet in Berlijn. En toch is het zco. H j is niet op JOODSCH LEVEN IN DE LITERATUUR. LEZING CARRY VAN BRUGGEN. Voor de Volksuniversiteit voor Haar lem en Omstreken hield mevrouw Carry van Bruggen Dinsdagavond een lezing over het onderwerp. „Joodsch leven in de literatuur". De heer J. S. Bartstra, secretaris van de Volksuniversiteit leidde de spreekster in met eer. kort openingswoord. Mevrouw van Bruggen stelde de vraag: „Hoe kwamen het Jodendom en de letterkunde eigenlijk tot elkaar?" Om deze vraag te beantwoorden wierp zij een terugblik op dc geschiedenis der Joden in Nederland, wier positie lan gen tyd zeer treurig was. Een groote rol by de Jodenvervolgingen speelde de z.g. bloeabeschuldiging. de onrechtvaardige beschuldiging, dat de Joden voor hun ongezuurde brooden het bloed van Christenkinderen gebruikten, hetgeen echter in flagrante tegenstelling is met de Joodsche wetten, die het tot zich nemen van bloed verbieden. Juist die oude wetten maken op kinderen zoon grooten indruk, en zijn dan ook van invloed geweest op de auteurs, die er van kindsbeen mede vertrouwd waren. Me-, de Fransche revolutie kwam er wel verbetering in de positie der Joden. In Leasings ..Nathan der Welso" wordt die emancipatie eigenlijk al voorspeld. De figuur van Nathan ls geteckena naar Lessing's vriend Mooes Mendels sohn. en Lessing bracht dus zonder zelf Jood te zijn. Joodsch leven in de litera tuur. De Fransche revolutie hief de af zonderlijke J Oder, wet ten op. Napoleon herstelde de kerkgenootschappen, maar deed de naties vervallen, ook de Jood sche. Zoo ontstonden de twee Israëli tische kerkgenootschappen in Neder land. De grondslag voor een kerkgenoot schap is echter een gcloofsbeiydenls, cn die kennen dc Joden niet. zy kennen slechts wetten, zooals elk vol)» elke staat ze kent. De Joodsche bc ken is van „vroom" is niet het zich overgeven aan godsdienstige gepeinzen, maar het zorgvuldig naleven der wetten. Dat er nu kerkgenootschappen waren stichtte verwarring, want men verweet den Jo den van Christelijke zijde, dat hun religie niet zeer hoog stond. Daarmee maakte men een groote fout. want wat ce Christen voor de Joodsche religie, de Joodsche moraal versleet. Ls slechte de Joodsche wcï. In onze Nederlandsche wetten is ook geen geestelijk element aanwezig. Toch is in de Joodsche wetten veel ethiek te vinden. Opoffering is het over- heerschende element in die ethiek. Dat noemde spr. veel mooier dan het enkel maar wijzen op Christelyke gebeden, het kantoor teruggekomen en ook niet thuis geweest. Hy moet of verongelukt of het slachtoffer van een misdaad zyn geworden. Gabler schudde het hoofd. Ik kan het niet gelooven; het klinkt te on waarschijnlijk Vindt u het waarschynlUker dat hy er met het geld van door is? viel Gustaaf hem verontwaardigd In de rede. Gabler sprong van zyn stoel op. Het kleine, dikke mannetje was nu vuurrood in het gezicht; hU sloeg met de vuist op de tafel, zoodat de borden en glazen rinkelden. Als een ander rr.c dat dorst te zeggen, zou ik hem tcger. den grond slaan, schreeuwde hy. Dan zoudt u aan den gang kun nen k steunde Gustaaf. want iedereen beschuldigt hem. Wat. wie durft dat te doen? Dc hoeren Graupner. de commissa ris van politie, zijn collega Schmidt en nog eo.n hee'.eboel anderen, antwoordde Forberg. Hy viel hulpeloos op een stoel neer. Ook G2bler ging weer zitten. HU schoof zijn st-sl dicht by dien van zyn bezoeker, pakte de Ijskoude hand van den jongenman met zijn dikke, weeke korte vingers en sprak: Vertel me eens rustig, hoe de zaak zich heeft toegedra gen; ik ben er hoelemaal kapot van. ik kan me er nog niet indenken. Dr. Forberg gaf een volledig verslag die schier onuitvoerbaar zün. De Jood volbrengt, wat hem opgelegd is. Vele Joden echter zochten toch naar hoogcre geestelijke verheffing, dan die welke te vinden ls ln de Joodsche wet ten en daardoor ontstond onder de Jo den zelf veel oneenIgheld. In de Zionis tische beweging kwam ook tweedracht, en velen kwamen tot het socialisme en later het communisme, omdat ook de nieuwe belofte der emancipatie hen daarin aantrok. De moderne Neder landsche Joodsche literatuur te dan ook goeddeels socialistisch. Realisme, demo cratie en socialisme gingen samen. Mevrouw Carry van Bruggen besprak haar nieuwe boek .Eva" waarin zij de ervaringen beschrijft van een meisje, dat afgevallen is van 't oude geloof, maar toch nog de behoefte gevoeld, om zich te geven om een offer tc bren ger. Dat gevoel drUft vele afvallige Jo den toch op Grootcn Verzoendag naar de Synagoge. Hoe kwam de Joodsche kunst nu tot opbloei? In de negentiende eeuw ls de wil ontstaan, het gansolic leven te begrypen en daaruit kwam als kunstuiting het realisme voort, dat ovenals de weten schap alles onderzoeken wil. Met dc op bloei hiervan viel ln Holland santen, de opbloei van de diamantindustrie, die den Joden nieuwe gelegenheid tot emancipa tie bood. Zoo kregen de Joden gele genheid om zich aan de kunst te wil den. In die kunst van omstreeks 1900 komt dan tot uiting de atrüd tusschen oud en nieuw in het Jodendom. Twee groove elementen zUn er in de Joodsche literatuur: haat en piëteit. Haat ln dc beteekenis van het zich stellen tegen over elkaar van oude en moderne Joden Er is een specifiek Amsterdamse h Joodsche literatuur, die van het echte ghetto, b.v. die van Heyermans en een andere, zooals die van spr. zelf. Met citaten uit eigen werk toonde Mevr.v van Bruggen aan. hoe groote cultuur het Joodsche volk heeft en hoe diepe betee kenis men aan al htm gebruiken moet hechten. Tegenover den afval, die spr. in „Dc Verlatene" schetste staat thans een op levend nationalisme. Spr. twyfelt er aan. of dat wel een nieuwe literatuur zal voortbrengen. Juist de botsingen tusschen oud cn nieuw in het Jodendom hebben 01te zooveel schoons ln de literatuur gegeven, en al moeten nu de Joodsche gebruiken langzamerhand verdwyncn. die litera tuur blijft, en daar zyn wij dankbaar voor. De heer J. S. Bartetr*. dankte de spreekster voor de interessante lezing. ONTSLAG A ANVRAGE. Mej. A. Brinkman verzoekt den Raad eervol ontslag als onderwijzeres aan school no. 24. van de huiszoeking door den commissa ris van politie en van zyn eigen bezoek ten kantore van de firma Graupner. Ik ben beng dat myn lieve moeder den slag niet zal overleven! voegde hy er aan toe. Waar zou myn arme va der toch zUn, waar vinden we zUn ïyk? Nu. nu. troostte Gabler hem, die tijdens het verhaal gekalmeerd was. je behoeft nog niet dadeiyk he: aller ergste te denken. Je vader hoeft nog niet dadelijk vermoord of verongelukt tc zyn. Wat zou er anders met hem ge beurd kunnen zijn? Gustaaf. Gfibier ging nog wat dichter by Forberg zitten en legde hem de hand op den schouder, we praten hier onder vier oogen: heb je in den laatste ntyd geen verandering by Je vader gemerkt? Het liep Forbrrg koud over den rue: hü wist wat er komen zou. Zwijgend schudde hy het hoofd. Hij dronk graag een glaasje likeur, maar hü kon er n'et tegen en daardoor had Hl er swoed'or H^er van. Maar hoe zou hy toch daartoe ge komen zijn? vroeg de Jonge Fortyrg; hy was toch altijd bulten" v -on matig en gunde zich zelfs op feestda gen nauwelijks een glas wyn. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1927 | | pagina 13