S3
/jL~
ANTHONY VAN
LEEUWENHOEK FILM
Een blad uit het nlhum Amicorum (een soort van poëzie-album), waaronder Van
Leeuwenhoek het onderschrift plaatste, dat midden onderaan op de pagina is
afgebeeld.
„Aan Antony van Leeuwenhoek, de
vader der bacteriologie en der proto-
zoölogle is deze film gewijd". Aldus de
vervaardigers der Leeuwcrrhoekfllm, de
hoeren J. C. Mol en Dr. van Seters.
Dank zij de welwillendheid van den
heer Mol. directeur der N. V. Multi-
film, is de afdeeling Haarlem der Ne-
denandeche filmliga in staat om de
Lceuwenhoekfiim, morgen. Zaterdag
middag aan haar leden te vertoonen.
Dit zeer bijzondere werk. is reeds eer
der in besloten kringen in Haarlem
met veel succes vertoond geworden.
De Interessante foto's in dit artikel
werden ons verstrekt door den heer Mol.
Dr. Jac. P. Thijsse heeft indertUd in
de Groene Amsterdammer geschreven:
..Het was een zeer goede gedachte van
de beide bekwame auteurs van de Ma
laria-film om hun knappe opnemingen
van levende en bewegende bacteriën,
ééncellige diertjes, raderdiertjes en an
der klein goed uit. het slootwater, tot
een eenheid te groepeeren om de be
langrijke en sympathieke figuur van
Van Leeuwenhoek.
De hecren Mol en Seters hebben in
hun film zoowel in tekst als in beeld
de beteckenis van den grooten Hollan
der vastgelegd en daardoor een docu
ment geleverd dat een schitterende
weerlegging is van het leckenpraatje
dat Leeuwenhoek raadhuisbode in Delft
was. en ..door mlcroscoopen keek in vuil
water." Thüsse zegt daarvan: ..Nu dit
ls allemaal onjuist, behalve dan het
vuile water".
Wat Leeuwenhoek dan wel was? Wel:
lakenkoopman, kamerbewaarder van de
hoeren Schepenen, generaal wijkmees
ter. en procureur en Wijnroeyer.
Maar bovenal: natuuronderzoeker, die
o oude kwaal voor zijn groote ge
dachten in eigen land schier geen ge
hoor kon vinden, en dus elders een af
zetgebied voor intellect moest roeken.
HU vond dat in Engeland en in het.
bijzonder bU de Royal Society, waaraan
hU 50 Jaar lang bUdragcn stuurde. Ir.
1600 werd hij van de Society tot lid ge
kozen en Boyle, Ilooke en Newton wer
den zUn confraters.
Een beschrijving van Leeuwenhoek,
moet uiteraard beginnen met een be
schrijving van de door hem gebruikte
lenzen en microscopen. De vindingrijke,
fijne Delftenaar vervaardigde namelijk
enkelvoudige mlcrosqoopen, waai* Dr.
Jac. P. Thijsse van zegt.:
HU wLst die zoo op te stellen, dat hij
't voorwerp, dat bekeken moest worden,
goed in 't volle daglicht of kunstlicht
kon krUgen en het gemakkelUk kon in
stellen en omdraaien. ZUn lenzen sleep
„...•alsof het uyt den Ilcmel cristallinc
vierkante balkjens geregent badde.-.„
hU zelf met ongelooflyke vaardigheid.
De sterkste vergrooting, die hy kon
bereiken, was 160 maal lineair, wat heel
knap is, maar er zUn wel sterkere ge
maakt. Die had Leeuwenhoek vchter
niet noodig, zUn oogen zelf schUnen
buitengewoon goed geweest te zyn, an
ders had hij nooit alles kunnen zien
wat hU heeft waargenomen en waar
van hU ons in zUn beschrUvingen en
teekeningen zoo'n getrouw en duidelUk
relaas heeft nagelaten.
Onze vereering kan niet groot genoeg
zUn voor dezen onderzoeker in den
zuiversten zin des woords, die zelf zUn
lenzen sleep, een drie honderd van die
microscoopjes vervaardigde deels voor
zUn onderzoekingen, en deels om ze te
schenken. En het is daarom geen won
der dat onze gedachten gaan naar de
dichtregelen van Sully Prudhomme over
Baruoh de Spinoza, die met geringe
variatie zeer goed op van Leeuwenhoek
van toepassing zUn:
C'était un homme doux, de chétive santé
Qui, tout en polissant des verres de
lunettes.
Mit l'essencc divine en formules trés
nettes,
Si nettes que le monde en fut
épouvanté.
(HU was een fUn. zacht mensch van
zwakke gezondheid, die terwUl hij bril
lenglazen sleep, de goddelijke essence
samenvatte in zuivere formules, zoó
zuiver, dat de wereld er ontsteld van
was.)
De heeren Mol en Seters hebben zoo'n
oud Leeuwcnhoeksch microscoopje nog
kunnen bemachtigen en de heer Mol
heeft een door Leeuwenhoek geslepen
lensje gebruikt voor microfoto's (een
verdienstelUke proefneming!). Het re
sultaat was uitstekend! Als de lezer na
gaat dat Antony op 24 October 1606
geboren werd en op 26 Augustus 1723
overleed, dan kan hij zich indenken hoe
ongelooflUk ver de Delftsche laken
koopman zUn duisteren tijd vooruit
was.
WU kunnen niet beter doen dan hier
en daar een citaat te geven uit Leeu-
wenhock's brieven. Dc lezer zal dan zien
hoe klaar van laai. hoe helder van ge
dachten zijn simpele betoogtrant was.
Dit zei Leeuwenhoek büvoorbeeld over
het tand-siym:
„Mijn gewoonte is des morgens mijn
tanden te vriiven met zout. en dan mijn
mont te spoelen met water, en wanneer
ik gegeten heb, veeltyts mijn kiezen
- "r
ja. 3C-».?' a
.<>-*«—••'s.'
/i.i?
i Jr*>
HET MICROSCOOP VAN LEEUWENHOEK.
De lezer ziet op het plankje bovenaan in Het midden een klein rond gaatje.
Hierin wai het lensje gevat. Met de schroef kon het staafje vóór het lensje,
verder van- en dichter naar het plankje gebracht worden. Op het staafje bcves»
tigde Van Leeuwenhoek dan 't object dat hij bpk'jken wilde- Voor het onderzoek
van waterdruppels bevestigde de uitvinder een glazen buisje aan het verstel
bare instrumentje vóór de lens.
met een tandstoker te reinigen, alsmede
deselvige wel met een doek stark te
vrijven, waardoor mUn kiesen en tan
den soo sulver en wit blijven, als wei
nig menschen van myn jaren gebeurt,
en ndjn tandvlees (met wat hart sout
ik daar tegen kome te vryven) niet en
komt te bloeden. Nog tans soo en sijn
mUn tanden daardoor so suiver niet, of
(wanneer ik deselve met een vergroot-
spiegel besag) daar biyft of groeit tus-
schen eenige van de kiesen en tanden
een weinig witte materie, die so dik is.
alsof het beslagen meel was. Ditselvige
observerende, oordeelde ik (hoewel ik
geene beweginge daarin konden beken
nen) dat er egter levende dierkens in
waren. Ik heb dan hetselvige verscheide
malen met sulver regenwater, daar geen
dierkens in waren, en ook met speeksel
vermengt, dat ik uit mUn mond nam.
na dat ik selvige van de lugtbelletgens
had de gesöhelden en meest doorgaans
met groote verwondering gezien dat in
de geselde materie waren, veele seer
kleyne dierkens, die haar seer aardig
beweegden."
En nog eens 't hebbende over die
kleyne dierkens, als hy beschouwt de
bacteriën in een vlies op het vuile wa
ter:
seer klijne wormtgens off
aeltgens, doch desselve beweginge was
contrarie onse gemene alen, off de aelt
gens die in de asljn sijn, want gelück
de geseyde alen altyts met het hooft
voorwaerts uytswemmen, so swommen
dese aeltgens sowel agterwaerts als
voorwaerts, sonder dat ik hooft ofte
staerte conde bekennen."
In een vorig artikel dat rijk geïllus
treerd was met microfoto's van den
heer Mol hebben wij reeds het leven in
een druppel slootwater zooals Leeuwen
hoek het zag en zooals Mol het filmde
(de evolutie is merkwaardig!) beschre
ven. De Leeuwenhoekfilm bevat over
dat leven in dien druppel schitterende
Teekeningen v»n V*n Leeuwenhoek van door hem in slootwater geronde,,
oerdier tjes.
Van Leeuwenhoek schreef onder de teekening van J- Goeree in het album
Amicorum: „Door Arbeyt en Najirstigheyt komt men tot saaken die men tevooren
onnaspeurlyk agten"
Rechts: De mondbacteriën (teekening van Van Leeuwenhoek). Hierbij heeft de
natuurvorscher de volgende opmerking gemaakt: „lek meen, datter sooveel mem
schen niet leven ia onse Vereenigde Nederlanden, als ick heden levende schepeels
in mijn mond draag."
Links: Een rekening van Van Leeuwenhoek aan Pieter Heynsbroeck (Dcbett.)
Zooals de lezer ziet gaat de nota over bombazijn, zij, knoopen en knooplussen. Zij
is gedateerd 15 Juni anno 1660 en gcteckcnd door Van Leeuwenhoek.
Een portret van den geleerde, geschilderd door Verkolje (Rijksmuseum).
fragmenten. Leeuwenhoek moet zich
gevoeld hebben als de ontdekker van
een onmetelU'k wonderland die bij iedere
schrede schooner en geheimzinniger
dingen tegenkomt. Want men moet niet
vergeten dat hy de eerste was.
Hy vond nooit gedachte, nooit ver
moede organismen. Hy ontdekte een
wereld-op-zich-zelf. Men zal zich zyn
verbazing kunnen voorstellen, toen hy
zyn onderzoekingen voortzettende, in
het drabbige vocht uit de dakgoot dier
tjes vond die wervelstroomen in het
gootwater veroorzaakten, dia voedsel
stuwden naar de, met haren omkranste
mondopeningen. Leeuwenhoek heeft het
zelf aldus beschreven:
„voorts nam Ik met groote opmerkln-
ge agt op het omloop end tandsgewijs
raderwerk en ik sag, dat een onbeden-
keiyke groote beweginge aan het wa
ter wierde teweeg gebracht, waardoor
kleine deelen naar het dlerken werden
gevoerd en weder weggeworpen."
En hoe gracieus drukt de geleerde
zich uit, als hy bekoord door hetgeen
zyn primitief microscoop hem deed zien.
schrijft: (over het raderdiertje) ,Jk ont
dekte in deze dierkens omtrent dat deel
dat wij de borst zouden noemen, een
rondachtig deeltje, dat een soo vaardige
toenypinge. en opendoende beweging
hadde, als wy een cénsyllabig woort
konnen uitspreken, en welk deel ik
vaststelde, dat hetselve, het Hert van
het dierke was."
Hiermee wilde Leeuwenhoek dus zeg
gen dat het hart van het dierke zooveel
tyd noodig had om de „toenypende en'
opendoende beweging" te maken, als de
mensch noodig heeft om een één letter -
grepig woord te zeggen.
Is dit niet een kostelyke vondst op
zichzelf, deze kinderiyke en toch zoo
ingenieuze tydsbepajir-g?
En hoor verder hoe de natuurvor
scher de intiemste der dingen van
dat voor het bloote oog onzichtbare,
ééncellige raderdiertje beschrijft: .hy
ontdekte de ..ongeboore dierkens en ik
konde ook de werktuigen bekennen, die
se in het voortswemmen gebruikt sou
den hebben."
Is het wonder dat Leeuwenhoek ver
rukt was? En dat hem die zaken „so
veel vermaek toebrachten, dat hU ver-
scheyde dagen opnieuw het gesigt daar
van nam?"
De heer Mol. die de buitengewoon
verdienstelyke vervaardiger is van de
kristallisatiefilms die wy by vorige ver
tooningen der Liga hebben kunnen be
wonderen heeft wonderwel Leeuwen
hoeks geweldige ontdekkingen in beeld
gebracht. Hy heeft het moderne mi
croscoop tot zyn beschikking gehad en
moet ook verrukt zyn geweest van de
schitterends kristallisatiovormen van
bijvoorbeeld snipeter, aluin en ammo
niak, waarvan Leeuwenhoek zei: „Deze
deeltjens Salpeter heb ik vcelmaals
met vermaak aanschout.en dat om de
menigvuldige, seer nette, cristalline fi-
guurtjens die soo overhoop door mal
kanderen lagen, alsof het uyt den He
mel Cristalline vierkante balkjens ge-
gent hadde."
Ja zoo is het: Alsof uit den hemel
cristalline vierkante balkjens geregend
haddeHet kan niet beter ge
zegd worden. Van Leeuwenhoek zelf
heeft de fraaiste definitie voor wat aan
zyn oog onthuld werd. gevonden.
Het graf van Anthony van Leeuwca-
hoek in de Groote Kerk te Delft.
En hoe alleraardigst is niet deze segs-
wyze:
Gelyck een kleyn diertge int
water tot de grootheyt van een
mi ter (een myt) alsoo een honich-
bye tot de groote van een paert.
Is het een wonder dat de Royal So
ciety, nu nog trotsch is op de brieven
van Anthony van Leeuwenhoek, die
vertaald werden in het Latyn en in het
Engelsch en waaraan men in Holland
geen gehoor wilde schenken?
Wy willen eindigen met een woord
van lof aan de samenstellers der film
die de nagedachtenis van den grooten
Delfter.aar niet beter hadden kunnen
eeren dan door de vervaardiging van
een film die zfr. n rr. werken zeker
waardig is.
F. A.