HAARLEM'S DAGBLAD
H. D. VERTELLINGEN
FRITZ HIRSCH EN ZIJN GEZELLEN.
LETTEREN EN KUNST.
KËLLËR &MACDONALD
WOENSDAG 25 JAN. 1928 DERDE BLAD
Weensche charme, klank en kleur.
Zwuckelberger en Bonzo zijn in Heidelberg altijd samen flinks) „Ik ben
Fritz Hirsch" (rechts).
Er wprcft geducht over gemopperd,
dat bet publiek veel te veel naar bul-
tenlandsche tooneelgezelschappen gaat
kijken en de Hollandsche troupes voor
een half-leege zaal laat spelen. In
sommige gevallen is hier veel van waar,
maar wij zijn het ook eens met wat
Henrik Scholte onlangs schreef in de
Groene:
„Maar geloof niets meer, sinds
ons tooneel dit jaar weer uit louter
onduldbaar béte prullen bestaat. Ik
vind het alleen maan: diep treurig.
Men verwijt ons, dat wü buiten-
landsche troepen toejuichen. Wij
zullen ze toejuichen, zoolang
onze gezelschappen het kaf uit het
buttenlandsche koren binnenhalen."
En Fritz Hirsch Is toe te juichen,
want zijn ensemble zit zoo goed in el
kaar, het speelt zóo het werkt zóo, als
we het van een Hollandsche troupe niet
behoeven te verwachten. Dit is niet het
traditioneele kleineeren van eigen land
en volk en kunst, zeker niet. Het beste
hebben wij dat groote verschil gevoeld,
toen we het vorige jaar op twee avon
den na elkaar een première zagen bij
een Hollandsch gezelschap en een bij
Fritz Hirsoh. By de Hollanders werd op
de lachlust van het publiek gespecu
leerd door overmatig werken met tra-
vesti en lichteiyk pikante gevalletjes,
tusschen de décors door zag je achter
de schermen de tooneelknechts loopen
en er kwam geen gang in dien avond.
Doch 24 uur later. Een afgestampte
Princesseschouwburg, waar Hirsch na
twee minuten de geheele zaal al te pak
ken heeft, waar Friedl Dotza bisseeren
móet omdat het applaus aanhoudt en
doordreunt waar de decors juweeltjes
•zijn en soms op verrassende wijze getui
gen van een groote vindingrijkheid der
leiders. Daar is geen banale pikan
terie, maar heerlijke, frissche, leuke hu
mor, zoo langs den neus weg de zaal in
gezegd.
Het zyn er reeds vele. de operettes,
welke Fritz Hirsch en zijn blijmoedige
gezellen over het Hollandsche voet
licht hebben gezongen, gespeeld, ge
lachen. En bü allemaal is de krachtige
leiding te vinden van Hirsch, van de
kleine, geestige Einlagen tot de ge
heele regie toe.
Soms dryft hy het zoo ver. dat hy in-
plaats van een inlasch, een geheel be-
dryf aan een stuk toevoegt. Dat deed
hy by „Wie einst im Mai". Maar deze
aanpassing by onzen tijd maakt,
dat deze aardige Walter Kollo-operette
tot de beste stukken van Hirsch' reper
toire behoort. Daar zyn de oude bedrij-
ven met zwierige costumes uit den
Biedermayer-tijd, sieriyke gestes, met
sleepende walsen ai hoofsche gavottes.
Doch in het voorspel van de vierde acte
wijzigt zich het rhythme. komen saxo
foonklanken tiKschen 't oude gedegene
en ln een jazz-roes leven we het laatste
bedryf mee. dat in 1927 speelt, zien we
Fritz Hirsoh charlestonnen en tusschen
de daverende jazz-deunen komt Friedl
cog even met het oude liedje:
„Es war in Schoneberg,
lm Monat Mai"
Doch niet. in de operette moet het
succes dat Hirsch steeds en overal heeft
gezocht worden. En ook niet alleen in de
regie. Maar in de groote eenheid waar
toe deze opvoeringen zijn geworden.
De spelers, zij zyn voor him taak
berekend. Al krijgt Hirsch een rol. die
bem niet al te goed ligt, hy maakt er
lets van dat nog bewondering afdwingt.
Carta Carlsen en Tanya Marion zyn
In de eene operette gewone koristjes, in
een andere staan ze naast Friedl Dotza,
Mimi Geynes, Hirsch, Walter Triebei en
Paul Harden. Hirsch kent de capaci
teiten van zyn mannetjes. Want wie
»ou er beter passen ln de rol van den
Friedl Dotza en Paul Harden als
Veronica en „der Maxle" in „Ich hab
'jncin Herz in Heidelberg verloren
lievigen, als een knipmes buigenden of
ficier uit der Fidele Bauer dan Her-
bert Weissbach met zyn angstige ma
gerte, is er niet altijd een grotesque
personage waarvoor Artur Eugens zoo
buitengewoon aardig kan spelen?
Zij die, letterlyk en figuurlijk, op
den voorgrond treden behooren tot de
beste internationale spelers van lichte,
frivole operettes van thans. Daar is
Hirsch, de immer luimige, de bewege-
ïyke, knappe „baas van het spul". In
der Fidele Bauer geeft hy ontroerend
spel, in het Dreimaderlhaus is hy on
betaalbaar, als de gewiekste vroolyke
kanselier uit het Balkans Laai je Ponte-
vechino is hy zoo intens vermakelijk,
als men maar denken kan. Zoo herin
neren wy ons de scène in die operette,
die Lustige Witwe, wanneer Hirsch den
vorst vraagt wat hy nu eigenlyk doov
zijn monocle ziet. De vorst antwoordt:
„Een aap". Bliksemsvlug neemt de kan
selier dan de monocle uit de vorste-
lyke oogholte, klemt- haar tusschen zyn
wenkbrauwen, kijkt den verbouwereer
den vorst aan en zegt: „Stimant" ofte
wel ,,'t komt uit".
En dan Friedl Dotza. Dat is de charme
en lach en vroolijkheid. Als ze zoo
„fesch" het tooneel opstapt schikt de
heele zaal zich recht, men kykv beter,
luis bert en wil ieder woord opvangen
dat blonde Friedl zegt, wil geen van
haar resolute gebaartjes missen. Of ook
wel luistert men stil terwyi Friedl een
oud liedje van liefde en verlangen zingt.
Doch ze is op haar best als het brutale
free he" meisje, dat verontwaardigd is
als een meneer haar te veel het hof
maakt en dat de jongens er flink tus
schen neemt. Het is een genot haar te
zien by „de Infanterist, de Cavalerist.de
Artillerist" in de Fidele Bauer en haar
„Madlein, rück, rück, rück
An meine grüne Selte",
tn „Ich hab mein Herz in Heidelberg
verloren", behoort tot de aardigste too-
neelitjes die we ooit van haar gezien
hebben. Haar lach doet je lachen, haar
stem klinkt zoo helder door de zaal. ze
is zoo pef.llant. zoo opgewekt, ze brengt
„Schwung-" in iedere voorstelling.
En de décors, de costumes, ook die
drogen by tot het sucoes. Zyn ze niet
fijn, die zyden crinolines, die kleurige
japonnetjes welke Frau Dr. Siemscn
meesterlyk ontworpen heeft, zyn het
niet schitterende voorbeelden van too-
neel-décor. die achterdoeken van
Hirsch' operettes? Kosten zyn niet ge
spaard, technische moeilijkheden wer
den overwonnen; spuitende fonteinen,
wondere feeërieke kleurschakeeringen,
een changeerende achtergrond, waar
langs wolken dryven, of de lichten van
een stad reflecties werpen in het water
als het op het tooneel donker wordt.
Décor en spelers, gezang en gebaar,
rhythme en kleur zyn by Fritz Hirsch
tot een eenheid geworden.
En moeten wy nu nog iets zeggen
over de operette die morgen voor een
uitverkochte zaal ln den Stadsschouw
burg zal wonden opgevoerd?
Het is misschien beter ran niet. maar
toch willen wy wel medcdoelen, dat dit
een der beste operettes is, welke Hirsch
dit seizoen brengt. Het is zoo schilder
achtig. zoo fyn dit alles, met een beetje
weemoed en studentenjool.
De schijnwerpers zullen er aanflitsen,
Hirsch en Harden zingen oude studen-
tenliedjes, Friedl zal zich van haar bes
te zyde laten zien. En dan zijn er
Mimi Geynes. die hier werkelijk sym
pathiek is, Walter Triebei met zyn
.koe", de Pedel en Kathi, de kellnerin,
die vlugger dan de dikke Zwuckelber
ger een glas bier naar binnen kan wer
ken.
De sfeer van het leutige studenten
leven zal er voor enkele uren heerschen
en Paul Harden zal „Ich hab mein
Here in Heidelberg verloren" zingen
voor de prinses.
En als dan de tweede acte haar einde
vindt, let dan op. zie het wondere, ver
rassende effect van het blocmendécor
en luister naar dat heeriykc, uitbundi
ge lied:
„Ich freu mich Montag
Schon so auf Sonntag
Weil ich Juchet
dann frei und ledig bin...."
Tot slot moeten wy nog even iets
zeggen over den man die Hirsch naar
Hbiland gehaald heeft, die de Ween
sche charme van vrooUjke operettes in
onze schouwburgen heef: gebracht. Da',
is de in Praag geboren, naar Ameri-
kaanschen trant in Holland werkenden
imprcesario Hugo Helm. Hy zond ons de
foto's van Hirsch en Fried!, hy ls het
die voor het buitenlandse he tooneel ln
Holland reeds veel gedaan heeft en nog
veel zal doen.
C. O. B.
HET TOONEEL.
DE WEDSTRIJD VAN
JACOB VAN LENNEP.
„Hanengevecht", blijspel van
D- H. Scheffer, door „Varia" uit
IJmuiden.
Telkens weer, als ik Hanengevecht
door dilettanten zie spelen verwonder
ik er my over, dat dit aardige blifcqoel
van Scheffer nooit door een beroepsge
zelschap op het repertoire is genomen.
Hoewei frisscher en levendiger is dit
Hollandsche stuk bijvoorbeeld dan de
vele Engelsche en Amerikaar.sche pro
ducten, welke men óns in den laatsten
tyd heeft gebracht! Zou de Bond van
Neder landsche Tooneelschryvers dan
toch het recht hebben over achteruit-
stelling onzer eigen auteurs te klagen?
O. zeker, er zyn zwakheden ook in
dit bijspel Men zou terecht de opmer
king kunnen maken, dat de oplossing
met de drie getrouwde jxiren aan het
slot wat te veel „vieux jeu" en reeds L-ü
het begin van het stuk te voorzien is.
dat liet derde dilettanterige be
dryf een groote inzinking geef: en het
onderwerp reeds meermalen door Ne-
derlandsche auteurs wy denken aan
Emanis' Jonge Harten en Schuur-
man's Veertig is behandeld, maar
hoeveel goeds staat daar niet tegenover
Wat z i die eerste twee bedrijven niet
frisch en amusant, hoe vlot is steeds de
dialoog en welk 'n aardige speel rollen
Loes, Friscy. dr. L&porte, Chrtstiaan
bevat niet dit stuk! Geef de rol van
Loes aan een pittige ingénue en het
succes is er!
Welk een kans zou bijvoorbeeld een
actricetje als Polly Obdam niet met
zoo'n rol krijgen! En ik ben er ook wel
zeker van, dat Schefferis blijspel een
flink aantal opvoeringen had beleefd,
wanneer Annie ran Ees deze levendige,
frissche •Hollandsche bakvisch had ge
spreid.
In Antwerpen ls in den KonirJtiyken
Vlaanischen Schouwburg Hanengevecht
gespeeld, maar in zyn eigen land heeft
Schel fer zioh tevreden moeten stellen
met opvoeringen van zyn blijspel door
het liefhebberytooneel. Dat de dilettan
ten er by een goede bezel.mg veel ple
zier van hebben, is my reeds meerma
len gebleken en ook gisteren heeft een
volle schouwburg zich op een wedstrijd
van Jacob van Lennep kostelijk geamu
seerd by de opvoering, welke Varia uit
IJmuiden van dit stuk heeft gegeven.
De gulle lach heel den avond door
en het hartelijk applaus aan het slot
lieten geen twyfel aan het succes, zoo
dat Jacob van Lennep over dezen der
den weastrydavond meer dan tevreden
kan zyn.
Over het spel en de opvoering moeten
wy ons oordeel opschorten tot aan ons
eindverslag, dat wy over den wedstrijd
in ons blad hopen te geven.
J. B. SCHUIL.
MODERNE SCHILDER
KUNST.
GEëXPOSEERD BIJ BOSKAMP,
OVERVEEN.
Een viertal Belgische heeren, van wier
bestaan ons tot nu toe niets bekend was
wat natuurüjk alleen ons nis gebrek
kan worden aangerekend hebben een
dertigtal schilderwerken naar Holland
gezonden en in Overveen geëxposeerd.
Aan de moderniteit hunner inzichten
valt niet te twyfelen: zij beoefenen de
synthese met eene gemakkelijkheid als
waarmede vergeleken koek snijden een
professorale prestatie is. En alevel kan
ons deze genialiteit slechts matig be
koren. En dat wel niet slechts omdat
deze schilderwys al niet meer modem,
of laten we liever zeggen: al niet meer
het laatste snufje is. Zooals deze heer
K. Maes in quasi-geometrische figuren
voorsteiiingslooze schilderwerken in
vlakke kleuren „bouwt" hebben wy het
al meer gezien: maar de cubistcn als
Picasso, Juan Gris en consorten deden
het in den aanvang hunner cubistische
carrière toch nog geestiger, geloof ik.
Wy zyn naar het ons voorkomt, dien
tyd al weer te boven en zyn vla syn
these en vergeesteiyking waar mis
schien alleen neg onze Piet Mondriaan
een eenigsziiis gewichtige figuur in ge
bleven Ls alweer naar de „nieuwe za-
kelykheid" (the latest fashion) toege-
dribbeld. Voor my persooniyk gespro
ken maar ge behoeft het volstrekt
niet met my eens te zyn heb ik die
evolutie met genegen belangstelling ge
volgd en als lk nu, zooals by deze ge
legenheid nog weer eens zulk een voor-
bygedachte kunstvorm in tweedehand-
sche beoefening tegen kom dan kan ik
me levendig den dichter voorstellen en
hem toejuichen die zong. dat „alles wat
bestaat, is waard dat het te gronde
gaat". Please, please!
En zoo wil ik het by deze algemeene
aanduiding laten en geen onwelwillend
heden zeggen aan het adres van ieder
der exposanten persooniyk. E< ben zelfs
geneigd aan één van hen, den heer M.
L. Baugniet een extra compliment te
maken. Hij is de eenige die voortdurend
biyk geeft van een picturale iruiitie.
die door de anderen, vennoedel Uk naar
eigen inricht veel zuiverder ln de leer.
openiyk geminacht wordt. Kortom
wy missen het orgaan om deze bezig
heid te waardccrcn, zooals het gewaar
deerd wil zijn, doch tevens de gebru.-
keiyke onbeschaamdheid om in een aan
tal holle frases zonder zin of slot. de
diepzinnigheid van zulke productie te
bezingen. Onze naieveteit in dezen gaat
zelfs zoo ver dat als wy in den cata
logus een tweetal werken aangeduid vin
den als „Tableaux pour une chambre
dënfant". wy ons afvragen waarom
alleen maar die twee echüderrt.ukker
voor de kinderkamer bestemd zyn. Het
spyt mij dat ik mijn lezers er niet meer
van zeggen kan. Al verdient het niette
min aanbeveling ook deze uitingen niet
ongezien te laten, al ware het alleen
maar om tevreden te zyn dat Marinet-
ti's wensch dat alle musea mochten
worden afgebrand, niet ln vervulling is
gegaan.
Resumeerend: de heeren Baugniet en
Flouquet hebben iets wat des schilder?
Is: zoo de beide anderen dat ooit gehad
hebben, is het hier onmerkbaar gewor
den. Schilder dan. opgevat in der. nor
malen zin, zonder frase en filisterij.
J. H. DE BOIS.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cent» per regel.
Haarlem 6
N.S.T. Radio-Specialiteiten.
HET TOONEEL.
OVER VERLAGING VAN
SCHOUWBURGPRIJZEN.
By de bespreking van de gemeentebe-
grooting ls in de afdeelingen weer eens
de wenschelykheid van de verlaging der
schouwburgpryzen bepleit, ja. men meen
de zelfs daarin een middel te zien om
het deficit van de schouwburg-exploita
tie minder groot te maken. De heer Ca-
rel van Hees heeft hieromtrent zUn opi
nie reeds gezegd, maar de kwestie lijkt
my belangrijk genoeg om er in deze ru
briek nog eens op terug te komen, te
meer. omdat zooals mij herhaaldeiyk
is gebleken zeer velen het slechte
schouwburgbezoek van tegenwoordig en
kel en alleen aan de te hooge pryzen
wyten.
Allereerst dient de vraag te worden
beantwoord, of verlaging der rhouwburg-
pryzen niet voor een enkele voorstel
ling. maar op den duur mogeiük ls.
Een ieder, die eenigszins met too nee! toe
standen op de hoogte ls, zal my onmid-
dellyk moeten toegeven, dat van een noe
menswaardige verlaging der pryzen geen
sprake kan zyn, zoolang de stad 20 pet.
belasting op de entrees meent te mogen
heffen. Ik geloof, dat ik mün lezers ge-
makkeiyk kan overtuigen, wanneer ik al
leen maar den toestand van vóór den
oorlog vergeiyk met nu. Men zal het mis
schien op het eerste gezicht nauwelüks
willen gelooven, maar het ls een feit, dat
ondanks de veel grootere kosten, die
liet tooneelbedryf vordert de stand-
aardpryzen der schouwburgplaatsen van
tegenwoordig ongeveer gelijk zyn aan
die van voor den oorlog. Ook in den
schouwburg aan den Janswcg kostte voor
gewone voorstellingen in 1914 een bai-
conplaats f 2.50 en werd voor parket en
parterre f 1.75 en f 1.25 als thans in
den stadsschouwburg betaald, Maar op
die pryzen kwam enkel althans bij
reserveering der plaatsen een toeslag
van 10 cents voor het bespreken. Dat was
alles. Voor een plaats van f 2.50 werd
dus ook f 2.50 hoogstens f 2.60 be
taald.
En hoe is de toestand nu? De gemeente
eischt 20 procent op voor belasting, dat
is dus voor een plaats van f 2.50 niet min
der dan 50 cis. Daarby komen nog 10
procent voor den auteur dat ls 25 cents
verder 20 cents voor het plaatsbespre
ken. 15 cents voor de garderobe die
in den stadsschouwburg verplicht en dt;
in den totaalprys begrepen is tl) en
voor de rangen hooger dan parterre 10
cents voor het pensioenfonds der tooneel-
spelers. Voor een plaats van f 2.50 be
taalt men dus thans f 3.70. dat is f 1.20
meer.
Den schouwburgbezoeker drukken deze
hooge rechten zwaar, maar veel zwaarder
nog drukken zij op de gezelschappen, die
er geen centiem van ontvangen. Verre
weg het grootste deel van deze rechten
wordt opgeëischt door de slokop, die ge
meente licet, en door den schouwburg.
De standaaröpryzcn zijn dus gelijk ge
bleven en hiermede hebben de too-
r.eelgezelschappen enk.-l te maken, om
dat zy van die pryzen wanneer zy
tenminste niet tegen ee:i vaste uitkoop
som spelen hun percentage ontvangen
en dat terwyi de onkosten voor de
gezelschappen zeker 100 procent hooger
zyn dan vóór den oorlog en de concur
rentie in dezen tijd van bioscoop, radio
en dancing veel grooter is.
Maar zal men misschien zeggen
als het schouwburgbezoek door een evcn-
tueele verlaging der pryzen nu eens
aanmerkeiyk steeg? Zou er iemand zyn.
die gelooft, dat de vermeerdering van
het schouwburg-bezoek evenredig zou
wezen met de verlaging der pryzen.
Want eerst dan zou van een verlaging
sprake kunnen zyn. By een verlaging
van de schouwburgprijzen tot laten
wij zeggen de helft, zou het bezoek
wilde men tot dezelfde recettes voor de
gezelschappen 2) komen moeten ver
dubbelen. Het behoeft nauwelijks be
toog. dat dit uitgesloten is. Ja, ik durf
zelfs beweren, dat na enkele maanden
wanneer het publiek er aan gewoon is
de invloed van een verlaging der pryzen
op het bezoek zoo goed niet meer
merkbaar zou zyn. Is het bijvoertec'.d
r.let tcckcnend. dat wanneer veel volks
voorstellingen zooals van 1919 tot
1925 in een Jaar werden gegeven
voorstellingen, waarvan de pryzen nog
veel lager zUn dan in de bioscoop het
bezoek in de tweede helft van 't seizoen
geregeld terugliep en van uitverkochte
schouwburgen geen kwestie meer was?
Wil men r.og een bewys? Toen een!ge
jaren geledon de prijzen in onzen stads
schouwburg zyn verlaagd, ls het schouw
burgbezoekverminderd lnplaats van
vermeerderd. En ln een vorig seizoen
toen Blanke Ballast voor de eerste maal
tegen ..populaire" prijzen ln onzen
Stadsschouwburg werd gegeven, was het
bezoek veel minder groot dan by alio
vorige voorstellingen van hetzelfde stuk
tegen gewone pryzen.
Daarom trekkc men vooral ook geen
te haastige conclusies uit een enkele
volle zaal met „Blanke Ballast" tefcn
verlaagde pryzen op een Zondag in d-n
schouwburg aan den Jar.sweg. Stukken
als Blanke Ballast trekken evenals
Op Hoop ran Zogen en Allerzielen
wanneer zU gedurende eenigen tyd r.ic
zijn gegaan, steeds htm publiek, er. het
is daarom allerminst uitgesloten, dat de
zaal. nu Elanke Ballast voor het eerst ln
dit seizoen te Haarlem ging ook by
gewone prijzen, 's Zondags vol zou zyr.
geweest.
Mijn Jarenlange ondervinding als
secretaris van de commissie van be
heer van den Stadsschouwburg heeft
mij geleerd, dat bU voorstellingen tegen
verlaagde pryzen want de proef van
den heer Kaart Ls voor Haarlem aller
minst nieuw en werd zelfs wel met nog
lagere prUzen genomen het schouw
burgbezoek nooit noemenswaardig
grooter was dan by gewone voorstel
lingen.
Wel en dat ïykt misschien op
het eerste gezicht verwonderlijk
wanneer de pryzen werden verhoogd
Zou nu ierr.ar.d daaruit willen cor.ciu-
deeren dat het wcr.schelljk is de pry
zen te verhoogen? Ieder voelt hiervan
onmiddellijk de dwaasheid, niet waar?
Maar het is niet minder dwaas. cm uit
een enkele .volle zaai tegen verlaagde
pryzen op een Zondag met een sluk
Toen Louis Grave, de zoon van den
textielfabrikant, uit het buitenland te
rugkwam waar hy cenlge leerjaren had
doorgemaakt, om zijn vader in de direc
tie van de onderneming by te staan,
vond hy in zijn geboorteplaats weinig
veranderd. De scheeve schouder van
den chef van het station was alleen
maar nog wat scheever geworden, dc
stoomtram stond puffend en blazend te
wachten, maar Louis Grave wist wel,
dat het treintje pas vertrekken zou.
wanneer de sneltrein uit de andere
richting zou zyn aangekomen.
Hy had dus nog een haif uur den
tyd cn besloot te doen. wat ieder reizi
ger van dc stoomtram placht te doen.
uameiyk een glas drinken üt het sta
tions-koffiehuis ,Je Drapeau d' Auverg-
ne". Ook daar was weinig veranderd.
l-»apa Duplnt was nog wat erUzer ge
worden, de kleur van zijn neus nog Iets
paarser wat niemand van zyn klanten
evenwel aan den wUn durfde toeschrij
ven. Hy zou er dadelyk uitgesmeten
zyn. Zy plachten dus met een uitgestre
ken gezicht te vragen, „en de huidaan
doening, hoe gaat het daarmee, papa
Dupin?" Waarop de herbergier dan
onverandcriyk antwoordde: „heel
slecht, die dokters weten niets. Ik heb
een kapitaal aan zalfjes en ander tuig
verdaan. C' est stupide." De klanten
schudden dan meewarig A hoofd, om
ln een hoekje uit te lachen.
Toen Louis Grave dien avond bin
nenkwam. glansde de neus van papa
Dupin als een vuurtoren. De begroe
iing was harteiyk en de bestelde land-
wyn werd dadelijk gebracht. .Maar
waarom wacht u op de stoomtram?
Heeft papa dan de auto niet gezonden?
De wagen is toch niet kapot, ik heb
hem vanmorgen nog hier langs zien
komen."
„Be wil mUn ouders verrassen. Wat
zullen ze biy wezen, als ik zoo plotse
ling vóór hén sta. Denk Je ook niet,
papa Dupin?"
..Zeker, ze-ker. Maar toch.laat lk
liever om de auto telefonceren. Ik ken
den chauffeur: papa en mama zullen
cr niets van weten. Hy haalt u ln 't
geheim."
„Je doet het niet, Dupin. Ik heb me
op de verrassing zóó gespitst. Dat genoe
gen laat ik my niet ontnemen."
„'t Is maar", zei de herbergier en
nam een grooten slok uit zyn hal ven
Uter," 't is maar dat er gevaariyk volk
rondzweeft ln de buurt. lederen nacht
wordt er gestolen en ingebroken. Jean
du Bois en zUn vriend Achille zUn
weer los. U kent ze nog wel. Het ls
hier ln donker, 's avonds laat, niet
zuiver."
„Wees niet bang. Ik ken de boeven
maar ze komen mij niet aan 't' lUf."
„Oh. lè. ia," zei Dupin. ronder te zeg
gen wat hy daarmee bedoelde, maar
Louis Grave begreep het wel. Had hy
niet altyd in het dorp „de bleeke Jon
gen" geheeten! Papa Dupin stelde niet
veel vertrouwen in *yn kracht. Ix>uLs
glimlachte.
Hy stond op en betaalde. „Pas vooral
op in de donkere laan. Daar kunnen de
schelmen achter lederen boom weg
schuilen."
„Heb maar geen vrees, ik sta ntijn
mannetje. „Louis gaf hem de hand tot
afscheid en ging de deur uit. Een troepje
reizigers kwam uit den laatsten snel
trein en stapte ln de stoomtram. HU
zag er verscheidene kennissen onder en
wisselde een <rroct. Maar wat hü niet zag
waren de twee kerels, die op een afstand
ln den donker de stoomtram in het oog
hielden: Jean du Bols en zyn vriend
Achille. die als gewoonlijk op roof uit
waren. Zy hadden den Jongen Grave
als Blanke Ballast de conclusie te wil
len trekken, dat van verlaging der pry
zen het heil voor het tooneel te ver
wachten ls. De volle zalen by verhoog
de prijzen waren enkel te danken aan
de stukken, welke werden gegeven cn
die het publiek k tout prix wilde zien.
Want hierop komt ten slotte alles neer!
De heer Van Gasteren zei het altyd zoo
terecht: „De stukken, meneer, dc stuk
ken!"
Wanneer de gezelschappen komen
met onbenulligheden als Kent u myn
Vrouw? Wat zyn Mannen? Dc Zwarte
Hand en De Olympiade-Candidasti dan
zullen de schouwburgen leeg biyven.
ook al halveert men dc pryzen de
laatste volksvoorstelling in den Stads
schouwburg ls er een bewUs van ge
weest maar laten zy morgen een
„trekker" annonceeren en de zaal loop:
vol. ook al verhoogt men de prijzen.
Niet dc verlaagde pryzen. maar het re
pertoire en het spel moeten het publick
weer naar den schouwburg voeren. Dat
kan. meen Ik, niet genoeg worden her
haald.
En warneer men de prUzen wil ver
lagen. laat het dan in geen geval gaan
ten koste van de tooneelgezelschappen.
voor wie de s'.rUd om het bestaan toch
al too moellUk is. Laat men dan be
ginnen met de afschaffing van de be
lasting op de kunst, een belasting, d'.e
gaat ten koste van onze cultuur.
De Bleeke Jongen.
uit den trein *ten komen en getwist
over de manier waarop hU naar de af
gelegen villa van zyr. vader zou gaan.
„Met de stoomtram." zei du Bots. „Je
zult het zien."
..HU wordt met de auto gehaald",
antwoordde Achille. ..Denk Je dat zoo'n
meneer in de tram gaat? Ik zeg Je dat
er geen kauss is. De chauffeur ls een
pootcllng."
..Dat is er nog maar één." bromde
du Bois. „Voor den bleckcn Jongen ben
je toch niet bang!"
Maar toen Louis Grave in de stoom
tram stapte, was het plan gauw go-
maakt. Ze zouden hem opwachten in
de donkere laan. die hy door moest
om naar het huis van zUn vader te ko
men. De buit zou wel goed zyn Wat
kon de bleeke Jongen uitrichten tegen
du Bois en zyn vriend Aclülle!
Nog voordat de stoomtram sissend en
blazend als een reusachtige kater ver
trok waren de twee boeven op hün fiet
sen al vooruit gegaan. „Maar geen mis
handeling. denk er om." had du Bois
nog tot Achille gezegd, die gauw tot
vechten kwam. ..'t Is een aardige Jongen
en hU zal wel dadeiyk afschuiven. De
jongen heeft geen kracht voor
een dubbeltje."
Louis Grave stapt by de tweede halte
uit de tram. HU heeft nog twaalf minu
ten te loopen naar zUn vaders huis,
eerst over den open weg cn daarna door
de beruchte donkere laan. HU stapt
flink door totdat hU aan dc laan komt.
Dan neemt hy ccn electrlrchen lan
taarn uit zyn Jaszak en gaat, met den
duim op het knopje, de laan in. scherp
naar beide kanten uitziend.
Er ritselt iets aan den linker kant.
Dadeiyk knipt hU den lantaarn aan.
Vóór hem staan twee kerels, ieder met
een soort van masker voor.
„Wat willen Jelui?"
„Je geld. Geef dndeiyk hier." Maar ze
zUn niet zeker van zichzelf, want het
licht verblindt hen de oogen. Wel zien
zU. dat Grave over hun hoofden heen-
ziet in het kreupelhout.
„Sla toe. Inspecteur!" roept hU Ineens.
Instinctmatig keert Achille zich om. De
Hst ls geslaagd. Op hetzelfde oogenblik
is het, of het bosch op hem neervalt.
Een geoefende vuist heeft hem precies
op de kin getroffen. HU valt als een
blok neer. Du Bols stormt naar voren,
op den aanvaller los. Die stapt even op
zy en steekt zUn voet uit. Du Bois
struikelt er over ln zUn vaart en smakt
geweldig tegen een boom.
Daar liggen dc helden en Louis Grave
knipt dar. den lantaarn weer dicht en
•nat verder, naar. huis. waar een harte
lijke ontvangst hem wacht.
Een half uur later komt du Bols het
eerst tot zichzelf. ZUn hoofd doet hem
geweldig pUn. het Ls of het barsten zal.
Kreunend kruipt hU over het pad en
voelt het lichaam van Achillr, die nog
verdoofd en versuft tot zichzelf komt.
..De bleeke Jongen." zucht de Bols.
.Jen bokser." zucht Achille. Ze sukke
len samen weg. Juist op dat oogenblik
doet Louis Grave hot verhaal aan zUn
ouders.
„Hoe roekeloos r zegt zUn moeder
vcrwytend.
..Neen mama. Dc heb boksen grle-r-» *1
had de bleeke Jongen dat maar alleen
in 't buitenland geleerd, dan zou de tyd
goed besteed zyn."
Ebt hy toont in het lamplicht z&n
zware vuist, torwyi zUn biceps op
zwelt.
ARSèNE LENOIR.
(Nadruk verboden.)
J. B 8CIIUIL.
(1) In den schouwburg aan den Jans
wcg betaalt men de vestiaire afzonderlek
«2) Dc schouwburg profiteert in ver
houding vee! meer \'an het meerdere
bezoek dan het gezelschap, omdat d!e
zijn ontvangsten ook nog ziet stijgen
door hoogcre ontvangsten vcor pbars-
Ixsprckcn. vestiaire en buffet.
VROUWENGROEP IN DEN VRIJ
HEIDSBOND.
De af deeling Harirlem houdt haar
iirve: -adoring oi Maandagmiddag 30
Januari in ..De NUvcrheid".
De agenda vermeldt o.a. behalve de
Jaarverslagen de verkiezing van twee
bestuursleden: Mevr. E. van Dam—
Cohen cn mevr. M. A. W Wentholt
Työcman treden af, maar zijn herkles-
RADIO VAN DEN VOLKENBOND.
Do Volkenbond heeft, meldt het Hbld
voor het te bouwen station voor draad-
loore telefonische en telegrafische uit
zendingen als Kederiaadsob expert be
noemd dr. lng N. Kootnans. hoofd
ingenieur der telegrafie te Den Haag.
De heer Koomans wil zich dezer dagen
naar Genève begeven.
DIENSTPLICHT IN INDIë.
..St. Crt," No. 16 bevat een K. B. van
19 Jan. Inzake een regeling nopens het
aangaan by het leger hier te lande van
een vrijwillige verbintenis op korten ter
mijn door jongelieden, die voornemens
zU» zich ln Nederl.-Indië te vestigen
'en aldaar Ingevolge het bepaalde ln art.
2 van het dienstplichtbesluit voor Ne-
derlandsch-In.dtë dienstplichtig kunnen
worden) ten einde in Nederl.-Indië vrij
stelling te kunnen verkrijgen van het
volbrengen der eerste oefening.
Tot de verbintenis worden slechts
toegelaten zU. die a. hier te lande niet
of nog niet voor lniyving als dienst
plichtige ln aanmerking komen, tot bui
tengewoon dienstplichtige rijn bestemd
of Ingevolge de wet als buitengewoon
dienstplichtige worden beschouwd: b.
den 18-jarigen leeftyd volbracht en den
24-jari^cn leeftijd niet hebben over
schreden.
Tot de verbintenis worden nlrt toege
laten personen, bedoeld ln art. 26. 2e lid.
onder b en c. van de Dienstplichtwet.
Met machtiging van onzen Minister
van Oorlog kan voor de leeftijdsgren
zen. genoemd ln het eerste lid. onder b.
worden afgeweken.
De verbintenis kan, met inachtneming
van het bepaalde ln art. fi, op e'k tijd
stip worden aangegaan bU alle korpsen
van het leger, met uitzondering van dc
korpsen, door den minister var. Oorlog
vaat te stellen.
ARBrmERS-BPORTr.G i)
?fd .Faarlem van deren bondt 'L
Vrijdagavond 27 Januari in de Centrale
een propaganda-fecstavond. waarin a!s
spreker zal optreden de heer C. van der
Linden. De heer Henk WeUd en mej Jo
van Grcuningcn zullen met hun „Vroo-
'üken liedjes by dc plano" den avond
opluisteren.