EERSTE KAMER. HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 9 FEBR. 1928 VIERDE BLAD HET MUSEUM VAN KUNSTNIJVERHEID Het cijfer 8 een gewichtige rol. Het paviljoen „Welgelegen" ln den Hout, dat nu voor do provinciale griffie verbouwd wordt, heeft in den loop der Jaren verschillende bestemmingen gehad Het cijfer 8 speelt in de geschiedenis van dit huls een voorname rol. Daarop mogen wU in negentien honderd acht en twintig wel wijzen. Allereerst werd hot in zeventien hon derd acht en tachtig gebouwd. Op dracht daartoe werd gegeven door den Amsterdamechen bankier Ifcnry Hope. Het deftige pand, ln Itallaanschcn stijl opgetrokken, was ln dien tijd bekend als het „Huls van Hope". Kort nadat Lodc- wUk Napoleon. Koning van Holland, in achttien honderd en acht zijn residen tie te Amsterdam gevestigd had, gaf de vorst den wensch te kennen om het „Huls van Hope" van den eigenaar te koopen, De bankier had daarin niet veel lust, maar stond tonglotto toch zijn be zit af voor 300.000 gulden. De koning was alleen met het huls nog niet tevre den maar verlangde ook het speelveld voor de Jeugd, tusschen de Baan en het .Huls van Hope" gelegen, in eigendom te hebben om het terrein dan bij den tuin tc trekken. De gemeenteraad van Haar- lém heeft dit speelveld voor f 6000 aan den koning verkocht Er werd tegen de zen verkoop geen bezwaar gemaakt, om dat de koning medegedeeld had. dat zijn plan was op het terrein aan de Baan een botanlschcn tuin aam te leggen, Dit grootsche plan kon evenwel, door het kortstondige verblijf van den koning in onze stad niet uitgevoerd worden. Zoo als men zich'uit de geschiedenis herin neren zal kreeg de koning bericht, dat maarschalk Oudinot, Hertog van Reg- glo, Amsterdam met een Fransoh leger bezetten zou, Dc koning vond dat al te grievend, hij wilde na het bezetten van zijn hoofdstad niet langer in ons land vei*toeven en teckcnde de acte waarbij hij afstand deed van den troon ten behoeve van zijn zonen, onder voogdij der konin gin, bijgestaan door een Raad van Re gentschap. Het antwoord van Napoleon I op dien voorwaardelijken troonsafstand wasInlijving van Nederland bij Frankrijk Tijdens de regeering van koning Wil lem I heeft de voormalige koning LodewlJk Napoleon getracht zijn aan spraken op het paviljoen „Welgele gen" to doen gelden. Er werd een rechts geding gevoerd, waarbij de pleidooien gehouden werden in de groote zaal van het stadhuis, waar ln die dagen dc Recht bank van Eersten Aanleg vergaderde. De regeering van Nederland betoogde, dat LodewlJk Napoleon het paviljoen van 's lands gelden gekocht had, zoodat hij er persoonlijk geen aanspraak op kon doen gelden. De rechtbank ging met die rede neering accoord en wees den eisch af. „Welgelegen" werd toen rijks domein. Van 1814 tot 1820 werd het paviljoen 's zomers bewoond door H. K. H, de prin ses douairière van Oranje Nassau, ge boren Frederlka Sophia WLlhelmina prinses van Pruisen. Ook haar dochter hertogin douairière van Brunswijk Lu nenburg. geboren prinses van Oranje Nassau woonde bij haar. Na den dood der vorstinnen bleef het paviljoen acht Jaar leegstaan. In achttien honderd acht en twintig werd „Welgelegen" door koning Willem I bestemd tot museum of kunstgallerij van levende Nederlandsche meesters. Dit is dus dit Jaar een eeuw geleden. Er was evenwel lange tijd gemoeid met het inrichten van het museum. Het werd eerst 20 Augustus achttien honderd acht en dertig voor het publiek open gesteld. Het Museum van Kunstnijverheid werd in het Paviljoen gevestigd op 18 Juli 1877. Verleden zomer bestond het mu seum dus 50 Jaar. Bekend is, dat in verhand met de verhuizing van de Provinciale Griffie het Museum van Kunstnijverheid al ecnigen tijd voor het publiek gesloten ls. Als het tegenwoordige Gouverne mentsgebouw in de Jansstraat vrijgeko men is. zal daar het Rijksarchief ge vestigd worden, dat nu in de Vleesch- hal is ondergebracht. Dan zal het Museum van Kunstnijverheid, zooals wij indertijd reeds mededeelden, her opend worden ln de Vleeschhal. In het Paviljoen waren als onderdeel van het Museum ook eenlge kamers te bezichtigen met herinneringen aan het verblijf van Koning Lodewljk Napoleon, Die voorwerpen zijn eigendom van het rijk. Het is de bedoeling, dat die kamers in hun tegenweordigen staat in het ge bouw der Provinciale Griffie zullen blij ven. Of zij dan nog voor het publiek ter bezichtiging gesteld zullen worden? Als nu ln negentien honderd acht en twintig begonnen wordt met da over brenging van de Provinciale Griffie naar het paviljoen „Welgelegen", dan zal ook dit jaar voor dit gebouw een bijzondere beteekenls krijgen. Het Paviljoen „Welgelegen". flittpi a ÜHSE33EEK wró-- 8 Februari. De garantie van de Rott. Bank Vereeniging. De olie in Indië. De Standard Oil en de Opendeur- politiek. Het parlementair wlntcrreccs ls weer voorbij. Vandaag ving do Senaat zijne werkzaamheden aan én de volgende weck komt de Tweede Kamer weer bUcen. De Senaat opende die werkzaamhe den met een debatje tusschen den lieer Polak en den Minister van Financiën, dlo de goedkeuring kwam vragen voor wat een vroegere regeering (toen mi nister ColUn nog minister var, Finan ciën was) gcdnnn had. door garantie aan de Noderl, Bank tc belovcj, om de Rottcrdamsche Bank „op poften" te houden. De heer Polak toch meende, dat de regeering door achteraf met oen reguja- rlsatle-ontwerp te komen, de Kamer voor een feit stelde. HU had liever ge zien. dat de regccrlng vooraf dc volks vertegenwoordiging had gehoord, zoo dat deze alleen ln principe haar „fiat" had kunnen geven. Dat zou hebben kun nen geschieden door mcdedcellngen ln comité-generaal, boen de rogoering het oogcnbllk voor Ingrijpen gekomen acht te suggereerde de soc. democraat. De Minister van Financiën wees déze methode van de hand: hU zag geen an dere methode van werken als mogelijk, dan die gevolgd was. Immers, zoo be toogde de heer de Geer, de Kamers zou den het volledig als onaanvaardbaar hebben beschouwd, wanneer de regee ring zou gepoogd hebben een „fiat" te vragen "op een punt, waarover de regee ring geen details zou hebben kunnen geven, waarover geen volledige opening van zaken zou mogelijk zijn. De me thode. die gevolgd werd. noemde de minister de Juiste, omdat do Kamer thans tegenover het ontwerp moreel, feitelijk Juridisch volledig vrij stond. De oude vraag of evenals zulks in de Verzekeringskamer voor de verzeke- ringsbonlaen het geval Ls een Kamer van toezicht moet ln het leven geroepen worden voor de banken en voor het cre- dlctwczen. Het de minister van Finan ciën onbeantwoord, door haar te verwij zen naar de komende behandeling van het N. V.-ontwerp. waarbij zij dan ook zeer wel kan worden ter sprake ge bracht. Waar overigens de hoer Polak cr van sprak, dat de regécring do on solide banken maar laat reilen en zeilen, tot het. mis gaat. om dan eerst ln te grijpen, stelde de minister vast. dat van een zoodanig stelsel hier te lande geen sprake is, omdat nog slechts in één enkel geval (bU de Robaver) de regec- rlng heeft ingegrepen, Het geval met de Mlddenstansbanken had zelde de minister een heel andere oorzaak. De heer Polak trachtte van den mi nister-president een uitspraak te krij gen over de Justitie, do uitspraak, waaruit blijken zou. dat ook dc heer de Geer van meening is, dat de Justitie maatregelen, welke ook. had moeten nemen tegen de betrokkenen bij den Ro- baver-achteruitgang. in ieder geval een onderzoek had moeten doen. Maar de heer de Geer wenschte daar op niet in te gaan. Wanneer de Kamer hier een uitspraak wenschte, dan moet zij zoo verplaatste de minister-president een antwoord dien wensch nog maar eens uiten, wanneer hoofdstuk IV, Ju stitie bij de bespreking der Staatsbcgroo- tlng aan de orde komt. Die wenk zal dc Kamer zich wel ter harte hebben genomen! Het Robaver-ontwerp ging zonder hoofdelijke stemming onder den hamer des voorzitters door. Drie olie-ontwerpen werden daarna aan den Sonant voorgelegd. Voor onze lezers, die zich het drietal niet meer herinneren recapltulecren we ze. Het eerste betrof de uitgifte van gronden aan de Noderl. Koloniale Pe- troleummaatschappIJ het Nederland sche filiaal van één der belde groote wereld-petroleumconccrns. de Stnn- dard-Oil ln de residenties Palcm- bang. Rembang. Semarang en Madoera ter opsporing en ontginning van aard olie. De Staat krijgt een deel van de winst. Het tweede betrof de uitgifte van gronden op Sumatra, voornamelijk het eiland Boenjoe, aan de Ned, Ind. Aard- oliemaatschappU, de maatschappij, waarin de Staat in gemengd bedrijf sa- werkt met het andere wereldconcern: de Bataafschc-Shell-groep. Het derde ontwerp geeft gronden uit van geringen omvang aan de N.V. Bi ting Petroleum Maatschappij in Sema rang en Kedoe. Wot den olierijkdom betreft de tweede uitgifte belooft veel, over de eerste uitgifte verkeert men zeer in het onzekere en wat de derde uitgifte aan gaat, daarover lulden alle meeningen ongunstig. De Senaat heeft vandaag alleen het eerste ontwerp afgedaan. Bij het tweede had slechts de heer Mendels gelegen heid te spreken. En vragen te doen. Vragen over de wijze, waarop de con tracten van de regeering met de Bataaf- sehe. vooral wat aangaat don verkoop der olieproducten door de dochteronder neming van de Bataafsche „de Asiatic" geregeld zijn. Hier speurt de heer Men dels veel, dat niet alleen den Staat aan banden legt, maar hem zelfs buitenge woon groote nadoelen bezorgt. Nadeelon voor den Staat zijn nadoelen voor Indië en voor dc IiWische bevolking. Wanneer op die vragen dc minister van Koloniën geen antwoord geven kan, dan zal de heer Mendels een motie voorstellen, om de behandeling van het ontwerp te schorsen. Maar dat voor deze motie een meer derheid zou te vinden zijn, betwijfelen we zeer. De minister van Koloniën is niet al te diep ingeaan op den vorm der exploi tatie van den olie-rijkdom van Insu- linde. De heer de Muralt verwierp fel den vorm van staatseenploitatie de heer Mendels wenschte geen andere. Ook niet in het geval van het tweede ont werp. De minister ging op deze vragen niet in details in, wijl zij lang en breed tel kens weer ter sprake komen in de Ka mer en tot uitvoerigen beslissing dis cussies reeds aanleiding zijn geweest. Waarom opnieuw een debat heropend, dat geen nieuwe gezichtspunten bieden kan. De minister wenschte de uitgifte van dt gronden, in de drie wetsontwerpen genoemd, alleen van den practischen kant te bezien. Niet den heer van Lan- schot. En dan zag hij afgaande op dc adviezen der regeringsadviseurs niets dan risico voor den Staat, wat het eerste ontwerp aangaat. Het moet vol gens deze adviseurs zeer de vraag zijn or er in de terreinen uit het eerste ont werp olie in zulk een hoeveelheid wordt gevonden, dat een bedrijf rendabel te maken ls. Waarom den kolonialen be windsman een contract met een maat schappij. die het oliebedrljf kent, en waarbij, wanneer er winst wordt ge maakt. de Staat flink in de winst deelt, nog niet zoo slecht voorkwam. Wat de heer Mendels tot de tegen werping bracht, dat wanneer er geen voord eel en aan de exploitatie van de gronden volgens het eerste ontwerp zouden vastzitten, de Standard-Oil er zich niet voor zou Interesseeren. De heer Mendels had een heel groote grief. En wel deze. dat er niet voldoen de geëxploireerd is geworden en niet voldoend- geologisch onderzoek is ge daan naar den olie-rijkdom der gron den. De minster heeft dit op zijn bedrt bestreden, tevens wijzende op de zeer groote bedragen, welke met exploratie gemoeid zijn, Hij wees op de rapporten der regeeringsdeskundigen, die hij vol komen betrouwbaar achtte als rappor ten van wetenschappelijk-hoogstaande, integere menschen. Ieder der sprekers was 't er over eens, dat tegenover de Djambi-concessles, het zoowel van internationaal aLs van Ne- derlandsch standpunt gezien goed was, dat thans ook grond aan het andere concern, aan de Standard-oil werden uitgegeven. Internationaal hadden nu beide concerns belang bU rust ln Indië, nationaal betoekende *t een duidelijk be wijs van onze opctv-dcur-poHtiek. De heer van Wassenaar van CatwUck erwachtte er zelfs voordeelcn van, dat dc Standard-Oil, die door den aankoop der Russische olie Sovjet-connecties heeft, het hare zou doen om de commu- niseering .an Indië tegen te gaan er* dat de minister hoopte met den heer van Lanschot op een wedijver tusschen de Shell-groep en de Standard-Oil, waardoor beide hun best zouden doen om hunne tererinen zoo productief mo gelijk te maken, omdat beiden de gunst zoeken der regeering. Op een vraag van den heer de Muralt antwoordt de minister nog, dat de uitgifte van olievelden niet ls een in wendig Indisch belang, maar een impe riaal belang, waarbij de Nederlandsche regeering het hoogste woord heeft te spreken: de kwestie der uitgifte moet aan den Wetgever worden overgelaten. Morgen gaat de Kamer voort. Zij zal ook het VaccincwctJe dan afdoen. INTIMUS. BIJ GENERAAL BRAMWELL BOOTH. De grijze leider ontvangt persvertegenwoordigers. TWEE DIENSTEN IN HET AMSTERDAMSCHE CONCERTGEBOUW. Generaal Br am. well Booth vertoeft op het oogenblik in ons land. Zoo om de paar jaar bezoekt de grijze leider van het Leger des Heils de landen, waar de door hem bestuurde organisatie werk zaam is en dat zijn er vele! BU zulk een kort bezoek moet er veel af gedaan worden; het geheele programma is vooruit opgemaakt en elk uur is ge vuld. En zoo had de generaal Woens dagmiddag, tusschen een maaltUd en een dienst in het Concertgebouw, juist een uurtje om ln het wijdvermaarde Doelenhotel te Amsterdam, waar hij zUn tenten heeft opgeslagen, eenige persver tegenwoordigers te ontvangen en hun mededeellngen te doen betreffende het Leger des Heils en zijn werk. Te twee uur kwam generaal Booth, vergezeld van den internationalen secretaris voor Europa aan het hoofd kwartier te Londen: kolonel B. Vlas en commandant Howard, een dei* deftige ontvangkamers van het Doelen-hotel, met flinken pas binnenstappen en de formaliteit van „voorstellen" (waarmede de Engelschen zich veel minder druk maken dan wij) overslaande, begon hU dadelijk, na de aanwezigen met een wui vende handbeweging gegroet te heb ben, met over het Leger te praten. Eerlijk gezegd: wij zijn niet dol op dergelüke „persconferenties", die in een zeer beperkten tüd moeten aHoopen. Je komt; je wacht; de groote man komt; je staat op en buigt; de groote man buigt, gaat zitten en begint ie spre ken: Je gaat zelf zitten en begint te schrUven. Na eenigen tud gesproken te hebben kU'kt de greote man op zijn hor loge en zegt: ,,'t SpUt me, maar ik heb geen tijd meer. Over een kwartier moet ik daar en daar zUn!" HU staat op, drukt Je de hand, of niet en verdwijnt in een auto. Eik persoonJUk contact ontbreekt. Er is doodeenvoudig geen gelegenheid voor. Wy prefereeren dan ook verre het persoonlijk onderhoud. Maar toch heeft zulk een perscon ferentie met generaal Booth die het wel niet anders kun doen omdat hy vele vliegen in één klap moet slaan al- tUd een prettlgen kant omdat je er spoedig bij onder de bekoring komt van de rotsvaste overtuiging van dezen grU- zen strUder zijn geloof in den adel van de menscheiyke ziel, zUn geestdrift en liefde voor de menschheid. HU Ls weinig veranderd sedert wij hem het laatst te Amsterdam zagen, den nu bUna twee en zeventig jarige. Uit het frissche blozende gelaat kijken nog flink en helder de donkere oogen, die je soms ook zoo vriendolUk-gui- tig kunnen aanzien als de generaal even den ernst van zyn woorden met een kwinkslag afwisselt; hij heeft nog de zelfde manier om wat hij zegt kracht bU te zetten door met zijn rechterhand te slaan op den rug van zUn linker. Over dat groote kenmerk van het Le ger des Hells: de zelfopoffering, sprak de grijze leider en over die andere ken merkende eigenschap: het zich aan passen aan veranderde omstandigheden. Daarna bracht hU de opleiding der of ficieren en werkersc ln het Leger ter sprake. ZU komen uit de rangen der soldaten: de beste onder de soldaten worden officier. ..En zoo zenden wU onze beste krachten de wereld in!" zelde de generaal. „Helaas verliezen wU vele of ficieren omdat de van hen geëischte Inspanning» die hun taak nu eenmaal meebrengt, hun op den duur te zwaar valt. Het zien van zooveel ellende maak: een t e diepen indruk op hen en hun gezondheid gaat er onder lUden. En di: zeer Jammer, want aan den anderen kant zullen juist zy. die he; diepst ge voelen, de beste officieren zijn en wU zouden hen dus gaarne in onze gelede ren behouden. Er zijn thans 2000 cadetten In de op leiding. mannen en vrouwen. en wel 5000 meldden zich verleden Jaar aan! Dus moesten wy er 3000 afwijzen om de een of andere reden (velen hadden een te zwakke gezondheid). Maar het stemt tot vreugde dat zoovelen zich aanmeld den en den 3000 die niet werden aan genomen ben ik even dankbaar als den 2000 die wy wèl aannamen want allen hadden dezelfde hooge idealen. Verheu gend is het ook dat tegenwoordig meer en meer officieren hun kinderen voor het Leger geven. Zy welen welk een moeilyk leven wij van het Leger des Heils hebben en dat wU er niet ryk by worden en tóch: zij staan ons hun kin deren af!" Het Leger maakte tastbare vorderin gen by zijn arbeid onder de heidencV in weerwil van den gnwfen tegenspoed in China. In de Oostersche landen worden steeds meer energieke en be kwame leiders gevormd. De generaal heeft bU zijn bezoek aan Japan verle den jaar, zich daarvan kunnen over tuigen. In Indië gaat het evenzoo. En in Oost- en West-Afrika begint ons werk zich belangTyk te ontwikkelen. Het klimaat is daar verschrikkelyk; na 2 1/2 jaar moeten de officieren naar Europa terug. Maar toch wordt daar prachtig werk verricht en ook déar worden leiders gevormd uit de bewoners van het land. Groote moeilijkheden geeft in die landen de veelwüvery. Wan neer een man tot de overtuiging is ge- kbmen dat hy slechts één vrouw mag hebben, komen de andere vyf of zes vrouwen naar het Leger en zeggen: „Onderhoud ons nu. Wy kunnen toch niet helpen dat zich nu niemand meer om ons bekommert!" En dan zyn er nog tallooze kinderen. „Wy zyn deze moeilijkheden nog niet geheel te bo ven", erkende de generaal, „maar wij zullen ook deze bezwaren ovenvinnen!" In China is het Leger dbor de treu rige toestanden die daar op het oogen blik heerschen, thans in een staat van ontbinding. Toch heeft het Leger vrien den in alle drie de strijdmachten die elkaar in China bevechten. En de hoop behoeft niet opgegeven te worden, want van de Chineezen is veel te ma ken: zy zijn vlijtig, spaarzaam en we ten wat discipline is. Tenslotte vertelde de generaal het een en ander van zUn bezoek aan een leprozen-kolonie van het Leger des Heils op Sumatra, bij Medan. De ongelukkige lepra-lijders vormen hier een scherp contrast met de heerly- ke omgeving waarin zy verkeeren. Maai er beerscht een prachtige broeder- sohap onder hen; zij helpen elkaar zoo veel mogelijk en zy zyn ook in de in richting behulpzaam, hetgeen betaalde krachten uitspaart. Hierdoor kan het Leger des Heils goedkooper werken dan anderen, die dit systeem niet toepassen. „De Nederlandsche, Regeering ge draagt zich goed tegenover ons", zoo eindigde generaal Booth. „Uit haar daden blijkt dat zy sympathie gevoelt voor wat wy voor de arme lepra-lijders in Indië doen". Na aHoop van de bijeenkomst met de journalisten vertrok generaal Booth met een gereed staande auto naar het Concertgebouw, waar hU ln de ■groote zaal een zendingsbijeenkomet leidde. Er was geen plaats onbezet en toen generaal Booth, vergezeld van zyn zoon. brigadier Booth. commandant Ho ward, den leider van het Le ger des Heils in Nederland en ande re stafofficieren in de zaal verscheen, werd hij met hartelyk applaus en dave rende toejuichingen ontvangen. Op het podium hadden plaats gen». men verschillende heilsofficieren, d^e op de zendingscerreinen arbeiden. o.m. ka pitein Loois en zUn echtgenoote, die i Ned.-Indië werken en thans met verlof in het vaderland vertoeven, twee Afri- kaansche officieren, uit de negerbevol king van Centraal-Afrika, die daar ar beiden en twee vrouwelijke luitenants uit West-Indië. Generaal Booth hield een toespraak waarin hU ook weer gewaagde van den grooten vooruitgang van het werk van het Leger des Heils onder de heidenen en mededeelingen deed betreffende China c-n Japan en zijn bezoek aan de melaatschen-kolonie van hec Le-ger op Poelse si Tsajar.g in Ned.-Indië. Verschillende heilsofficieren deden daarna mededeellngen omtrent den ar beid op het zendingsberrein, waar zij arbeiden, o.a. een der neger-officieren uit Centraal-Afrika en een der vrou- welyke luitenants uit West-Indië. De verschillende toespraken werden door gemeenschappelijk gezang afge wisseld en de samenkomst had een zeer geestdriftig karakter. Des avonds leidde generaal Booth een heilsbijeenkomst in het Concertgebouw. EEN VERGUNNINGS. KWESTIE. BEHANDELING VOOR GED. STATEN. Woensdagmiddag werd voor Ged. Staten behandeld een beroepschrift van den heer P. J. Dekker, Raadhuisstraat 74 te Heemstede, tegen het besluit van B. en W. dier gemeente d.d. 19 April 1927, houdende weigering van een ver gunning voor den verkoop van sterken drank in het klein, ex-art. 55 der Drank wet, voor een perceel aan den Heeren- weg. De Voorzitter, Jhr. Mr. Dr. A. Röell, Commissaris der Koningin, las de des betreffende stukken voor. waaruit bleek, dat op 1 Mei 1881 aan de thans over leden echtgenoote van den heer Dek ker vergunning voor dat perceel was ge geven. In 1912 werd de heer Dekker gedwongen, dit perceel te verlaten. Sinds dien is dit huis geheel verbouwd. De heer Dekker had aan B. en W. van Heemstede gevraagd, daar weer zijn vergunning te mogen uitoefenen, maar dit college heeft het verzoek afgewezen, omdat het naar de meening van B. en W. niet meer dezelfde lokaliteit van 1881 was. Die meening werd dcor den Inspecteur voor de Volksgezondheid ge deeld. De heer Dekker was het daar echter niet mee eens-en ging daarom Ln hooger beroep by Ged. Staten. Dit college heeft eveneens het advies van den inspecteur gevraagd en ook aan B, en W. van Haarlem, omdat het perceel na de grenswijziging thans op Haarlemsch grondgebied staat. Deze heeren waren ook van meening, dat het verzoek terecht was afgewezen. In de openbare vergadering van Ged. Staten trad de heer Th. G. C. Hooy als gemachtigde van den heer Dekker op. Hy betwistte de meening van den in specteur voor de volksgezondheid en merkte o.a. op, dat de lokaliteit de zelfde van 1881 gebleven was, niettegen staande de verbouwing. De muren zijn immers weer op dezelfde fundeering op getrokken, al zijn ze misschien ook min der hoog. Maar volgens hem zUn de muren niet het begrip lokaliteit; dat is het volume, de inhoud. Ged. Staten .zuilen later him beslis sing bekend maken- VAN KUNST EN KUNSTENAARS. No. 166. JAN SLUYTERS' KARDINAALSPORTRET. Sinds enkele dagen en tot het eind van debze maand wordt in één der klei ne kabinetten van den linkervleugel van het Suasso museum te Amsterdam Jan Sluyters' portret van den Nederland- schen kardinaal Van Rossum tentoon gesteld. Enkele voorstudies en werk- proeven zyn daarnaast opgehangen. Afgezien van de belangrijkheid eener dergelijke opdracht, kan het ons van kunstcritisch standpunt natuurlijk slechts interesseeren. hoe een modern artist van Sluyters' kracht en karakter zich tegenover zulk een opgaaf houdt. Laten wij dan beginnen met vast te stellen dat ook dit schilderij van Sluy ters van onweerspreekbaar talent ge tuigenis aflegt. Daar zUn partijen in. die met zulk een virtuositeit geschilderd zyn met zulk een speelsche zekerheid zyn neergepenseeld dat men gemakkelijk reeds aan de allergrootsten, aan Frans Hals en dichterby, aan Breitner herin nerd wordt. Ik bedoel daar nu niet mee men kan soms aan zoo'n woord blij ven hangen dat Sluyters even be- langryk als Hals of Breitner zou zyn. maar eenvoudig dat hy zeer vaak toont van de familie te zUn. en tot hen te be- h oor en voor wie schilderen een na- tuurlUke uiting is, die ze schUnbaar al thans, geen moeite kost. Ge vindt dat gemakkelUk bewezen in de schildering van het wit kanten overkleed dat de hooge geestelijke over het karmynrood staticgewaad draagt. Dat is een gedurfd rood. fel en stekend, dat er op berekend schijnt met de jaren ln kleurkracht te groeien. En nu daarover die weelde van witte kanten ornamenteering. Prachtig suggereert Sluyters hier de broze stof van de gesteven kant en dat niet piet luttig met heel nauwkeurig nateeker.en der motiefjes, doch breed uit met die verbluffende vegen waarmee Hals een kanten mouw neertik te. En dan komt. achter den staanden prelaat, die is ais een monument van rood en wit. een groot veeg paars, als vioerschaduw en fond. rauw tegen het rood gezet. Daar herkennen we Sluyters. Op het eerste gezicht verdragen onze oogen die wreede combinatie niet. Ze lykt fri vool en gezocht brutaal totdat we er ons een oogenblik verdiept hebben en wij bemerken met welke uitgerekendheid van pure vakkennis do schilder liier te werk ging. Want met een paar Jaar als ook dat paars bezonken en het rood minder vlak zal zUn. dan zal daar ver moedelijk een rUke harmonieusheid ln de kleur ontstaan die dc knappe schil der al op he: oog had toer. hy zijn doek concipieerde. He: lUkt een axioma, dat en technisch goed geschilderd schilöery met den tyd beter wordt. Als belegen wijn. Het valt mU telkens weer op als ik Breitner's prachtige heiwerkers in Suasso terug zie, hoe die doeken zich gezet hebben, zcoals men dat noemt, hoe mooi „gebonden" ze geworden zyn in één doorgaande tonaliteit, en als ik daarna probeer my te herinneren hoe ik diezelfde doeken bekeek toen ze, dertig jaar geleden, kletsnat nog uit Breitner's atelier kwamen Sluyters heeft Ujkt mij diezelfde aangebo ren flair van het omspringen met zijn materiaal, hU ls er zoozeer mee één ge worden dat hU er den groei van bere kenen en de draagkracht vaststellen kan. Intuïtief natuurlijk. Na deze eerste bewonderende opmerkingen over Sluy ters' techniek, komen we tot wat in een portret allioht het belangrijkste is: kop en handen. Van beide heeft Sluyters uitvoerige voorstudie gemaakt. De lin kerarm is gebogen en de linkerhand houdt een gebedenboekje tegen de heup gedrukt, rechterarm en hand hangen los langs het lijf de palm van de hand binnenwaarts den ring van den kardi naal gevend als omstroomd door de roode en blauwe adertjes van de fUne hand. De gelUkenis moet gezien de voorstudies treffend zyn, doch het is een soort gelUkenis die by een portret als dit. uit den toon valt. Daarmee ko men wU dan weer. by" al onze, bewonde ring van zoo eclatante techniek, tot de reserve in de waardeering van Sluy- ter's kunst. Doch komen tevens dan op een terrein waar persoonlUkc voorkeur mee gaat spreken bij het critlsch bekij ken en dus slechts relatieve waarde heeft. Natuurlijk heeft een artist als Sluyters. en mét hem zoovele andere modernen, het recht zUn model met die onvcrblddclUke bUna wreede scherpte te observeeren, als waarmede hier de kerkvorst door hem gezien is. Als pro bleem van uitbeelding is dergelijk kunst werk natuurlijk vol van interessanten opgaaf. Maar zooals wU'dat ook bU een Kokoschka vaak ondergaan, blijft het by een probleemstelling naar de uiter- lUke verschijning, een koude vivisectie, waaran iets zeer fundamenteels nu een maal niet eigen is. en van Sluyters moeilUk te verwachten. HU ls en blijft van een éclatante knapheid, maar is ontoegankelUk voor die stille genegen heid. die weldoende liefde voor den mensoh achter of in het model, waar door vaak een minder „knap" portret een sfeer kan scheppen van mildheid en rust, die tcch een scherps observatie niet behoeft uit te sluiten. WU mogen ons een kardinaal voorstellen als ver- persoonlUkt geestclUk leven: om dat ln een kunstwerk tc transponeeren. Ujkt dc brillantste techniek aileen. niet vol doende. 3 Febr. 1928. J. H. DE BOI&

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 14