POSTZEGELRUBRIEK
RAADSELS
Raadseloplossingen
EEN ZOEKPLAATJE.
T>e natuur is ontwaakt. Overal is
nieuw leven. De bloemen beginnen te
bloeien, de boomen krijgen knoppen, het
gras wordt weer frisch groen en de wei
den beginnen hun bonte bloemenkleed
uit te spreiden. Ook de vogels zingen
weer hun vroolljk lied en ijverig vliegen
zij rond om materiaal voor hun nestje
te zoeken. De trekvogels komen ook re
gelmatig terug, want nu kunnen ook zij
weer voedsel vinden by ons. De insecten
wagen zich bij heerlijke zonneschijn uit
hun schuilplaatsen. Af en toe kan men
een vlindertje dartelend door de lucht
zien zweven, dat naar een bloempje
zoekt.
Dat alles heeft kleine Karei opge
merkt. Hij heeft in het verloopen Jaar
een Insecten-verzameling aangelegd,
waaronder zich prachtige en groote
vlinders bevinden. Omdat nu de zon zoo
heerlijk schijnt, neemt hij zijn vlinder-
net en gaat de vrije natuur in; misschien
kan hij ergens een onvoorzichtig vlin
dertje vangen.
Na lang zoeken ziet hy een klein, geel
vlindertje nog onzeker door de lucht
vliegen IJlings loopt hij er heen, maar
als hij daar gekomen is, is het vlinder
tje er niet meer. Maar hij wees toch
heel zeker, dat er een was; hy heeft zich
niet vergist. Waar zal het nu zijn? En
radeloos staat hij daar met zijn netje,
want hij heeft het vlindertje gezien en
nu is het weg! Ach, het diertje moet
tcch ergens gebleven zijn. Ik zie het heel
duidelijk. Kunnen jullie het op deze
teekening ook vinden? Zoekt maar eens,
maar verraadt het niet aan kleinen Ka
rei, want hij moet het zelf vinden.
HOE DE BLOEMEN GEUR EN KLEUR KREGEN.
Wanneer jullie nu in het voorjaar
fca;r de groene weiden gaan, dan
vinden jullie hier en daar bonte
bloemen, waarvan een groot aantal
heerlijk ruiken. De grassprietjes heb
ben niet altijd één-en-dezelfds kleur
en onder de bloemen zien wij ook
verscheidene kleuren. „Hoe is dat nu
mogelijk," zullen jullie vragen. Daar
om wil ik Jullie als antwoord daar
op een sprookje vertellen.
Het was vóór vele duizenden jaren
in de lente. Toen begon na den lan
gen. kouden winter de natuur weder
te ontwaken en overal, waarheen
men keek, groeide en bloeide het.
Zoo was het ook in een beschut dal.
Daar stonden heerlijke vruchtboo-
men op sappige, groene weiden en
wanneer de zon immer hooger steeg
en immer warmer scheen, dan staken
de grassprietjes hun kopjes boven de
aarde en de boomen kregen knop
pen. Na eenlge dagen echter waren
deae knoppen uitgesprongen en
sierden wonderschoone bloesems de
boomen. Dat zagen de grassprietjes
en weidebloempjes, die er slechts
groen uitzagen. Men kon niet onder
scheiden of het daar een bloempje
was of slechts gras, "Want alles was
alleen groen.
De bloemen zuchtten, toen zij de
kleurenpracht van den boombloesem
zagen en zeiden:
„Waarom is onze bloesem niet even
bont en mooi als die van de boomen?
Bij ons komen geen bijen en andere
insekten, zooals bij de vruchtboo-
men. Wij zijn zoo klein, zoo nietig..,,
wij zijn veracht!"
En diep bedroefd lieten zij hun
kopjes hangen en alleen viel het
zuchten waar te nemen.
De Koningin van de Bloemenelfen
had echter deze klacht gehoord, en
omdat ze van alle bloemen en plan
ten veel hield, riep zij eenige van
haar elfen tot zich en sprak tot hen:
„Lieve elfen! Zooeven heb ik de
klacht van de kleurlooze weidebloem-
pjes gehoord, die ook graag bonte
bloemen zouden willen dragen. Ik
heb daarover nagedacht en ben tot
het inzicht gekomen, dat deze bloe
men geholpen moeten worden. Nu
wilde ik Jullie vragen, vlieg bij zons
opgang naar de bloemen en geef hun
kleuren, zoo mooi, dat zij nooit we
der zullen klagen. Maar denk er om,
dat je bij het ochtendgloren daar
bent, want anders kunnen jullie
mijn verzoek niet uitvoeren!"
De elfen beloofden, alles precies
zoo te doen, als de Koningin ver
langd had en den volgenden morgen,
toen bij de eerste zonnestralen de
bloemen hun kopjes naar het licht
ophieven, waren er ontelbare elfen
die, met kleine penseeltjes, enkele
bloemen prachtige kleuren gaven.
O, wat waren die bloemen allen
verwonderd en verheugd, want nu
wisten zij, dat de Elfenkoningin hen
niet verachtte. Hun vreugde was on
beschrijflijk groot. Er ontstond zóó'n
gefluister op de weide, dat de boom-
bloesem verwonderd naar de weide-
bloempjes neerkeken.Ook zij verwon
derden er zich over dat deze nietige
weidebloempjes plotseling in zulk een
kleurenpracht schitterden. En zij
riepen hen toe:
„Koe komt het, dat jullie er in
eens zoo mooi uitzien? Willen jullie
ons nadoen? Nu goed! Maar er is
toch iets, wat jullie niet hebben na
melijk de geur! Deze maakt de
grootste waarde van de bloemen uit,
en is jullie toch nog niet geschon
ken!"
Toen lieten de weidebloempjes
weer bedroefd de kopjes hangen,
want toch waren zij nog niet gelijk
waardig aan de andere bloemen.
Zoo gauw het avond geworden was
beraadslaagden zij, wat hun nu te
doen stond. Eindelijk kwamen zij
overeen, het voorval aan de Elfen
koningin te vertellen en haar te vra
gen hen aan de boombloesem gelijk
waardig te maken.
Zij zonden den boterbloem uit, om
aan de Elfenkoningin hun verzoek
voor te leggen. In groote spanning
en verwachting bleven zij den gan-
schen nacht wakker. Kort voor het
ochtendgloren kwam hij terug en
vertelde, dat de koningin eerst zijn
bede niet heeft willen verhooren.
Maai* toen hij verteld had, dat zij te
lijden hadden onder den spot der
boombloesem, had zij gezegd:
„Dat wil ik niet, dat jullie bespot
worden! Ga terug naar de uwen en
zeg hun, dat ik ook deze onaange
naamheid uit den weg zal ruimen,
maar dat 't de laatste maal is, dat ik
jullie zoo tegemoet kom, want an
ders komen alle anderen met hun
bijzondere wenschen, die ik toch
niet alle vervullen kan!"
Nu wachtten zij geduldig den aan-
brekenden morgen af. Maar er ge
beurde niets. Toen werden zij on
geduldig en begonnen te mopperen.
Zoo verging de dag en de nacht
kwam. Toen het echter weer mor
gen werd, kwam er een groote me
nigte elfen naderbij gevlogen, die in
elk bloemenkelkje een druppel goot,
die zoo heerlijk geurde als zij nog
nooit gekend hadden.
Toen daarna de boombloesem ont
waakte, bemerkten ook zij de heer
lijke geui en eerst konden zij niet
verklaren, van waar deze kwam.
Eindelijk zagen zij, dat de bijen en
andere insekten, die bij hen wa
ren geweest, ook de weidebloempjes
bezochten en lang bij hen bleven. Nu
waagden zij het niet meer deze bloe
men te bespotten, maar wenschten
hen geluk, dat zij nu ook de kleu
renpracht en bloemengeur bezaten.
De weidebloempjes waren de El
fenkoningin recht dankbaar voor
hare gave en wanneer het avond
werd sloten vele angstige bloempjes
hun kelkje. En waarom? Zij zijn
bang, dat iemand hun de verrukke
lijke geur ontstelen kan, want juist
deze is toch hun heele trots en hun
vreugde.
UIT DEN MOPPEN
TROMMEL.
DIE WIST HET.
Mevrouw zegt tegen het dienstmeisje:
„Sientje, wat moeten we toch doen, dat
de muizen niet aan de aardappelen ko
men?"
Sientje: „Mevrouw, ik weet wat. Als
we er eens spek naast legden?"
ER IN GELOOPEN.
„Zeg jog, wat loopt daar een dikke
slager!" zegt Frans tegen zijn vriend
Gerrit.
„Bedoel je dien daar? Dien heb ik gis
teren net zien wegen", zegt Gerrit.
„En hoeveel woog ie?"
„Twee ons leverworst".
DE NIEUWE WEDSTRIJD.
Zullen we maar meteen aan een
nieuwen wedstrijd beginnen? Ko
men er dan buiige dagen, dan be
hoeven we ons niet te vervelen. Dit
maal zullen we eens een invulwed-
strtfd houden. Ik bedoel cïit: ik
schrijf een verhaaltje op, maar zet
van ieder woord alleen de klinkers.
Nu moeten jullie de medeklinkers in
vullen. Ieder kan hieraan meedoen.
Afdeeling II (9 jaar en jonger) be
hoeft het maar half af te hebben.
Onder degenen die geen enkele fout
hebben verloot Ik 6 boeken in
prachtband, of in ïedere afdeeling 2
boeken. Werk zonder naam en wer'.:
zonder leeftijd wordt terzijde gelegc.
1 Juni moet alles In mijn bezit zijn.
Ziehier het verhaal. Op de plaats der
medeklinkers zet ik een punt.
A E IJ IJ E
.a. .a, ee. .o..e .ij..e.
e a e .ij .a. .e. i.
ee ooi e e e a a
.e. .oe. .e e.e. e. ij 4
a e a e .a. a..ij.
e u
A e o ee o
e ij e e 00 e
ie a a .00 e
i .ij e .ij .ij.
Ee o ee a o ee
ou e ij e o e a .-
00 O ee e o e o e
ij e ee e i e (Tot
zoover Afdeeiing 2.)
e a ee ie a
oe ei e eu e. a
a ou e e oe e
.e.e.? O ieu o e
e a oe ee a ie
ooi .ij ee e o e
o.e. e. .ie. .e .0. .e.
.ij..e. ..ie.e. .u ..o..
ui e a a e 00 ee
ie a eu e.
Gm het jullie een beetje gemakke
lijk te maken, zal ik iets van den in
houd vertellen, 't Gaat over een jon
gen, Jan genaemd. Die Jan had een
jongen lijster gevangen en in een
kooitje gezet. Jan zorgde best voor
zijn vogel, hij gaf hem eten en drin
ken en de lijster zong soms het hoog
ste lied uit. Maar op een keer zong
er een oude lijster in den kastanje
boom tegenover het huis. Soms klonk
dat lied heel treurig en dan gaf de
jonge antwoord. Opeens dacht Jan
misschien is dat zijn moeder, die
hem roept. En wat deed Jan toen"
Hij gaf den lijster zijn vrijheid. Die
vloog naar de kastanjeboom. En nu
zongen beide lijsters een lied vol
vreugde en blijdschap ter eere van
Jan.
Probeer nu eens, wat jullie ervan
maken kunt.
GEZELSCHAPSSPELEN.
RING-ZOEKEN
Hiervoor heeft men in de eerste
plaats een lang touw noodig, waarop
men een ring schuift. Daarna
knoopt men het touw tezamen, zoo
dat de ring er niet meer af kan. Alle
medespelers gaan nu in een kring
zitten met het touw in hun midden.
Zij allen moeten met beide handen
het touw vasthouden. Door loting
wordt een speler aangewezen om in
het midden van den kring te staan.
Zijn taak is het op te zoeken on
der wiens handen de ring zit. Het
spreekt natuurlijk van zelf, dat de
medespelers de ring steeds vlug naa~
elkaar toeschuiven, zoodat het heel
moeilijk wordt om den echten hou
der aan te wijzen.
Vermoedt nu de zoeker waar zich
de ring bevindt, dan klopt hij den
speler op de handen. Deze moet on
middellijk het touw loslaten en als
dan de ring voor den dag komt, de
plaats van den zoeker innemen. Her,
is aan den zoeker verboden om vlug
den geheelen kring rond te loopen
en alle spelers op de hand te tikker-
Dat mag natuurlijk alleen als hij be
merkt, dat de speler bij wi'en hij den
ring denkt te vinden nog voor hij
hem aanraakt doorschuift.
KLEINE HEIN WIL NIET ETEN.
Het leven is niet slechts een spél,
Er zijn ook and're dingen wel;
Zoo is er toch het heerlijk eten
Dat onze Hein nooit mag vergeten,
Maar zelden is zijn eetlust groot,
En brengt zijn Moe hem soep of brood
Dan zet de knaap een mal gezicht,
Fn houdt expres zijn mondje dicht.
„Teddy ladht je nog eens uit,
Als j' niet eten wilt, mijn guit!"
Zegt moeder en zet 't- beertje dicht,
Voor kleine Heintje's stout gezicht,
Doch Heintje wil nu toch eens kijken,
Of 't soepje Teddy wel zou lijken
Waartoe hij blindemannetje speelt
En wacht of Teddy 't soepje steelt.
Doch Teddy zegt: „Neen, neen,
Dat soepje heb ik niet verdiend!
Eet Jij ze tooh, m'n beste Hein,
Dan wordt je groot en ik blijf klein!
Nu aarzelt kleine Hein niet meer.
En voor de oogen van zijn beer,
Eet hij de soep en tot besluit
Een groote, dikke - theebeschuit!
EEN ZOEKPLAATJE.
Karei was in het algemeen geen
slechte jongen. Maar helaas had hij
één eigenschap, welke niet prijzens
waardig was. Hij kon geen dier voor
bijgaan, zonder het te plagen. Nu
had hij daarmede al heel dikwijls
slechts ervaringen opgedaan, vooral
bij honden. Niet ieder van hen be
greep zijn zoogenaamde „grapjes";
en zoo is het eenmaal voorgekomen,
dat een slapende hond, door voort
durende kleine plagerijen van hem
-/akker gemaakt, plotseling nijdig
naar hem hapte en een stuk van zijn
broekspijp in zijn bek hield. Daar
voor kreeg natuurlijk het arme dier
de schuld. Maar ook andere dieren,
groote en kleine, kon hij niet met
rust laten.
Dikwijls ging hij spelen met de
kinderen op de boerderij van de bu
ren. De boer had de kinderen verbo
den, om daar te spelen, waar de die
ren zich ophielden. Maar Karei ging
toch zoo graag naar den stal waar
koeien, varkens en zwijnen in
grooten getale aanwezig waren.
Hier op het plaatje, zien wij hem
achter de stal staan met een zweep
in de hand. Hij heeft zeker weer
iets slechts in den zin, waarmedj
hij do dieren plagen kan. Maar zij
kennen den zonderlingen gast van
de boerenhoeve te goed en wanneer
zij er kans voor zien, vluchten ze
voor hem. Het dier, waarop hij het
nu weder gemunt had, heeft zich
verstopt. Karei kan lang zoeken,
maar hij vindt het niet. Misschien
zien jullie het op het plaa.je? Zoek
maar eens, en wanneer jullie het ge
vonden hebt, moet je het vooral niet
aan Karei vertellen.
Ik geloof, dat ook jullie al die
dierenplagers haat' en wanneer jul
lie een jongen zien, die het doet/
dan kunnen jullie hem gerust straf
fen, zoodat hij zelf eens voelt, hoe
'n pijn het doet als je dieren leed'
berokkent.
DENEMARKEN.
VI
In 1915 krygen we weer een paar
opdrukken, nl. 80 Ore op 12 Ore (grijs
en karmijn, type 187579) en 80 Ore
op 8 Ore (rose, type Dienst 18751902)
Crcotte van de vakjes 2A bij 2.3 c.M.
In 1915 verscheen een nieuwe serie
voor tijdschriften in dezelfde teeke
ning als die van 1907, doch met een
watermerk. (Zie fig. 3 vorig artikel).
Het zijn: 1 Ore (olijf), 5 Ore (blauw),
7 Ore (karmijn), 8 Ore (groen), 10
Ore (violet), 20 Ore (groen), 29 Ore
(oranje), 38 Ore (oranje), 41 Ore
(bruin) en 1 krone (groen en bruin
rood). Grootte van de vakjes 2.8 bij
2.3 r.M.
i9i524 - een
serie dienstzegels ln hetzelfde type als
de serie 18751902, doch weer met
hetzelfde watermerk. Uitgegeven wer
den: 1 Ore (oranje), 3 Ore (grijs), 4
Ore (blauw), 5 Ore (groen), 5 Ore
(bruin), 10 Ore (karmijn), 10 Ore
(groen), 15 Ore (violet) en 20 Ore
(donker blauw). Grootte van de vak
jes 2.8 bij 2,3 c.M.
Nieuwe deelnemer:
276 HANS PEPER, Wolstr. 15.
Bloemhofstr. 29 rd., S.
ANECDOTES VAN
GROOTE MANNEN.
SPREKEN EN LUISTEREN.
Demosthenes vroeg eens aan een
greoten babbelaar: „Weet Je wel, waar
om we een tong en twee ooren heb
ben?"
„Neen", was het antwoord.
Demosthenes zei droogjes: „Omdat
we tweemaal zooveel moeten hooren als
spreken".
600 KONINGINNEN IN ééN STAD.
Toen de gemalin van Filips IV den
Schoone in 1301 Brugge bezocht en de
schitterende kleeding der Brugsche
vrouwen zag, riep ze uit: ,lk dacht hier
alleen koningin te zijn, maar ik zie er
wel zesiioncitïdi"
(Deze raadsels zijn ingezonden
door Jongens en Meisjes die Onze
Jeugd lezen.)
Iedere maand worden onder de
beste oplossers vier hoeken verloot.
AFDEELING I
(Leeftijd 10 Jaar en ouder)
1. (Ingez. door Condor.)
Neem uit elk der onderstaande
woorden twee op elkaar volgende
letters en vorm daarvan den naam
van een Componiste,
Cato, Theo, arm, inkt, avond, An
ton, brengen, mennen, Essen.
2. (Ingez. door Cyclame.)
Welke beroepen oefenen de vol
gende personen uit?
Kea Remkler? Koen Bredki? en
Berta Knabkek?
3. (Ingez. door Tyl-Tyl.)
Ik ben een spreekwoord van 43 let
ters.
Kinderen lusten op de boterham
graag 41 27 22 37
7 2 39 Is niet dichtbij.
35 6 is koud.
43 32 25 is een ontkenning.
29 31 24 33 groeit aan den sloot
kant.
21 22 28 13 ï's een knaagdier.
15 16 17 ls een bron.
27 18 19 3 gebruikt men bij de sla.
3 8 9 5 was een slechte Romeln-
sche keizer.
1 2 10 38 heeft men soms aan de
handen.
4 12 23 17 11 48 37 ls geen voor
deel.
34 19 30 is een koppelwerkwoord.
32 14 37 is een teekening.
40 42 20 is een telwoord.
36 ls de 14de letter van het alfabet.
26 27 is een ander woord voor
moeder.
4. (Ingez. door Breeroo.)
Zet achter prettig speelgoed den
naam van een voetbalclub en ge
krijgt een stad in Spanje.
5. (Ingez. door Baby Peggy).
Mijn geheel bestaat uit 9 letters en
is een deel van Frankrijk.
4 5 6 is een persoon.
7 8 9 is een aanwijzend voornaam
woord.
1 2 1 is e envrouw.
3 2 2 4 is vet.
6. (Igez. door Huishoudstertje.)
Neem uit de volgende Rubrieker-
tjesnamen telkens één letter en wel
zoo, dat er een nieuwe Rubriekertjes-
naam gevormd wordt.
Kibbelgraag, Anjer, Huishoudster
tje, Lizebertha, Disa, De kleine
Vïolist, Miep, Roodborstje, Bloemen -
prinsesje, Amazone, Leesgraag.
AFDEELING II.
(Leeftijd 9 jaar en Jonger.)
1. (Ingez. door den kleine Bakker)
Welk beroep oefent Frederik Bier
baas uit?
2. (Ingezonden door Condor.)
Zet op de 1ste rij een zoogdier.
Zet op de 2de rij een meisjesnaam.
Zet op de 3de rij een verkorte jon
gensnaam.
Van boven naar beneden en van
links naar rechts moet ge dezelfde
namen lezen.
3. (Ingez. door Antastaartuel.)
Mijn 1ste, 2de en 3de vindt men in
kloosters. Mijn 4de is een waterkee-
ring. Mün geheel is een plaats in
Noord-Holland.
4. (Ingez. door Berliner Bol) Ver
borgen plaatsen.
a. Die vogel is geen valk, maar een
sperwer.
b. Deze man doet zaken met vader.
c. Hebt gij al meloen gegeten?
d. Wij gaan naar het kamp en ho
pen veel plezier te hebben.
e. (Ingez. door Distelvink.) Ver
borgen bloemen.
Mijn zuster was terwijl ik ontbeet,
naar school gegaan.
f. Jaap Holle liet ons een omweg
maken.
i g. Verborgen visschen.
Wil Jacob 4eiboomen in dien tuiü
planten?
h. Je weet toch wel, dat de Ebro
geen stad is, maar een nVler.
i. Lize had een mooi cijfer voor
Nederlandsch.
j. Verborgen vogels.
De schaar en de naalden zijn ln de
doos.
k. In deze val kun Je geen muizen
vangen.
I. Voor den regen schuilden wij
onder een kastanjeboom.
m. Ik zag den graaf in een auto
rijden.
5. Strikvragen.
a. (Ingez. door Berliner Bol.)
Alles heeft een begin en een einde
Behalve?
b. (Ingez. door Condor.)
Ik zit niet ïn de kippen, maar wel
in het hok,
Ik ben niet in een jas, maar wel in
een rok.
c. 's Morgens bedek ik soms veld
en akker, keer me om en ik ben een
ander woord voor lawaai.
d. In welk geval Is 3 X3 15?
e. Wat kun je krijgen als je 20 X"
7654321 x 897654321 vermenigvul
digt?
6. (Ingez,. door Wipneus)
Ik ben een spreekwoord van 25
letters.
22 is de zevende letter van het al
fabet.
13 14 15 5 24 18 ïs een plant.
19 8 21 is een boom.
25 11 7 is een dier, evenals 10 23
12 15.
17 18 is een lengtemaat.
16 20 9 ls een getal.
6 is een medeklinker.
1 2 3 4 leeft ln duin.
10 11 12 9 is een huisdier.
21 24 22 24 21 is een getal.
De raadseloplossingen der vorige
week zijn:
AFDEELING I.
1. Eindhoven.
2. Waar een wil is, is een weg.
3. Zeebrugge.
4. Donau.
5. a. Koloniale waren. b. schoen-»
maken.
6. a. Draad en naald, b. vaar- of
spoorboomen. c. Handschoen, d.
pauw.
AFDEELING II
1. De kleine Monteur.
2. Valkenberg.
3. Haastrecht.
4. Aerdenhout.
5. Timmermansknecht, Schilder.
6. Arbeid adelt.
Goede oplossingen ontvangen van:
De kleine Vogelvriend 6 De kleine
Violist 6 Spring in 't veld 4 Tweeling
zusje n 5 Tweelingzusje I 4 Joke 4
Kokkie 5 Hecmstedenaar 4 Mimi
Poesekat 6 Berliner Bol 6 De kleine
Koerier 5 Mechanicus 6
Goede raadseloplossingen ontvangen
van: Snibbelaartje 6, De Kleine Met
selaar 3, Vaders hulp 5, Ranonkeltje 6
Regendropje 6 Zwartkopje 5 Roza Flu
weeltje 6 De kleine Monteur 5 Korst-
jesknager 5 Prinses Pirlapatje 6 Se
ring 6 Tilburgertje 5 Don Frederik 5
Floris V 5 De Schipperin 6 Bloze
Kriekske 6 Annie Baas 6 Jeantje v. d.
Putten 6 Condor 6 Juffertje Wildzang
5 Johanna Boer 3 Krullem'e 5 Molly
5, Een naamlooze 5 Denappeltje 5
Franschmannetje 6 Cyclame 4 Pink-
sterbloemtje 6 Boschwachter 5 Miep 5
Wilgenroosje 6 Prinsesje Sterreglans 2
De Woudlooper 6 Bart zonder harst 3
Zllverklokje 5 Appelsno»* :e 6 't Groen
tje 6 Lilian 6 Accely 5 Dulmeliesje 5
Krielkip 5 Bloemenvriend 4 Attalarta
5 Alka 6 Sneeuwklokje 5 Rozekoontje
5 Goudir.uiltje 5 Het klaproosje 5 Tee-
kenariT.sier 5 Het ha-> o. usje 5
Borduurs*ertje 4 Gouds^r'et'e 5 Juf
fertje LeesgTaaf 4 Goudkonje 3 Zeeuw
innetje 3 Snelvoetle 5 Eanketbakker 6
Dennetakje 5 Kikki 6 Goudhaantje 6
Ventje Piggelmee 6 KnafelUntje 5
Rfjsteprikkertje G Zangeresje 4.
FOTO-RUB HEK.
Kiekje ontvangen van: De Schip
per in.