WRIJF
HAARLEM'S DAGBLAD
MIJNHARDT'S
UW VLOEREND MEUBELEN
MET
HE VLUG
EN GEMAKKELIJK
GLANS GEEFT.
ZATERDAG 28 APRIL 1928 DERDE BLAD
MGR. A. J. CALLIER, BISSCHOP VAN HAARLEM,
OVERLEDEN.
Na een langdurige ongesteldheid is
hedenmorgen tegen 12 uur overleden
Z. D. H. Mgr. A. J. Callier, Bisschop van
Haarlem.
De overledene was 29 Mi 1849 te
Vlissingen geboren. Hij studeerde aan
het seminarium Hagevéld en verder te
Warmond. Op 15 Augustus 1872 mocht
hij de Priesterwijding ontvangen. Vo-
lendam was het eerste terrein zijner
priesterlijke werkzaamheid. Een jaar
nadat hij daar kapelaan was geworden,
werd hij overgeplaatst naar Amsterdam
en wel naar een der drukste parochies
aldaar, die van Onze Lieve Vrouwe
onbevlekte Ontvangenis, De Posthoorn.
Drie jaar was de jeugdige priester
te Amsterdam. Na daarna nog een kor
ten tijd werkzaam te zijn geweest in
de Parochiekerk van den H. Jacobus
te Den Haag, werd hij door den toen-
maligen Bisschop Mgr. Wilmer benoemd
itot Professor aan de afdeeling „Voorhout"
van het Bisschoppelijk Seminarie.
Achttien jaar bleef hij daar, onderwijs
gevende in de geschiedenis en in de
rhetorica. Verscheidenen werden in dat
tijdsverloop door hem tot net Priester
schap voorbereid. De liefde voor het
Klein Seminarie is Mgr. Callier bij
gebleven.
Zijn scherp verstand, buitengewoon
geheugen en groote kennis, maakten hem
■tot een sieraad voor het seminarie.
Teekenend voor hem was, dat hij Von
dels treurspelen door Hageveld's studen
ten liet opvoeren.
Z.D.H. Mgr. Bottemanaie erkende de
verdiensten van den heer Callier door
hem te benoemen tot Kanunnik van
het kapittel en hem tot de hooge
waardigheid van vicaris-generaal van
het bisdom. Haarlem te verheffen. Beide
beneemingen hadden in. 1892 plaats.
De HocgEerw. Heer Callier werd al
spoedig de rechterhand van zijn Bis
schop Mgr. Caspar Bofctemanne. Hij
verwierf zich door zijn toewijding ieders
waardeering. Zün veelomvattende kennis
van godsdienstleer en kerkgeschiedenis
en zijn welsprekendheid maakten hem
den rechten man op de rechte plaats in
het bestuur van het uitgebreide bisdom.
Aan ieder, die met hem in aanraking
kwam. bleken zijn universeele geest, zijn
grcote ontwikkeling, zijn heldere blik
en zijn scherpe menschenkennis.. Boven
dien had hij een aangenaam karakter,
was jegens ieder voorkomend en stelde
steeds een strikte rechtvaardigheid en
onpartijdigheid op den voorg.'cr.ci. Te
verwonderen was het dan ock niet, dat
deze hoedanigheid hem veler vriend
schap en hoogachting deden verwerven.
Vooral ging zijn voorliefde uit naar het
Katholiek onderwijs, later cok naar de
pers. De vereeniging van Kath. onder
wijzers en hoofden van 'scholen in het
Bisdom Haarlem schonk aan Mgr. Cs Uier
den titel van eere-vocrzitter, tot erken
tenis van de vele buitengewone diensten,
bewezen aan die instelling welke hij een
warm hart toedroeg en tot welker bloei
hij immer krachtig medewerkte. Zijn
redevoeringen voor de katholieke onder
wijzers waren steeds vol gloed en over
tuiging uitgesproken voor het verheven
deel der vereeniging, in vcor hen heel
wat mesilijkér tijdsomstandigheden dan
thans, doch teen het evenzeer ging om
de bevordering van het godsdienstige in
de opvoeding der jeugd naast het bij
brengen van maatschappeljke ontwik
keling.
In de ruim 30 jaren dat Mgr. Callier
vóór zijn bisschopsverheffing aan het
diocees zijn beste krachten wijdde als
kapelaan, professor, kanunnik en vicaris-
generaal zag hij het Bisdom steeds meer
in zielental groeien. Omtrent alle groote
werken gedurende het herderlijk bestuur
van Mgr. Bottemanne, zooals het bouwen
van d^n St. Bavo, het verheffen van het
katholiek onderwijs, het oprichten van
zoo menige parochie, kon de nieuwe bis
schop naar waarheid getuigen „van die
zaken was een groot deel mijn werk!"
Behalve op dien drukken, veelomvat-
tenden arbeid als vicaris-generaal richtte
zyn werkzame geest zich in vrije uren
op ander gebied. Vooral natuurkundige
wetenschappen trokken zijn aandacht en
studie. De eerste stappen op den weg
van ontwikkeling, welke de draadlooze
telegrafie omstreeks 1900 dooi-liep. wer
den door Mgr. Callier trouw gevolgd.
Ook electrische trams en dergelijke
technische nieuwigheden hadden toen
al zijn bijzondere aandacht. Hij hield
zijn kennis niet onder zich en verbreidde
ze onder zijn omgeving, ieder verbazend
door zijn helder inzicht in deze destijds
nog vrijwel voor ieder duistere proble
men.
Den 26en September 1903 kwam. na het
overlijden van Mgr. Bottemanne. de
pauselijke breve af, waarbij Mgr. A. J.
Callier benoemd werd tot. bisschop van
Haarlem en den 23sten October
September 1903 en den 28en October
daaraanvolgende werd Mgr. CaUier ge
consacreerd.
Bij de plechtige wijding in de toen
nog onvoltooide St. Ba-vo fungeerde
Mgr. H. van de Wetering, Aartsbisschop
van Utrecht als wijder, geassisteerd
door Mgr. P. Ley ten van Breda en
Mgr. H. Hollman, magister-generaal
der Kruisheeren van St. Agatha.
Mgr. Callier is vooral een groot Ker-
kenbouwer en organisator geweest. Een
groot aantal nieuwe parochiën zijn door
hem gesticht. Bekend is hoe reeds in
den tijd dat hij vicaris-generaal
was. hij plannen had den Haarlemschen
Katholieken een Kathedraal te geven.
Van het kathedraalplan mag hy de gees
telijke vader genoemd worden.
Als Bisschop is Mgr. Callier de toege-
wüde, krachtdadige en kunstzinnige
voortzetter van dat plan geweest. De
voltooiing van de Kathedraal was zijn
groote ideaal. He?, is hem niet gegeven
geweest dit ideaal te zien verwezen-
iykt.
Gelyk bekerol. trad de overledene den
2Sen October het 25e jaar van Zijn
Episcopaat in. Bij die gelegenheid werd
den Zondag daaraanvolgende in alle
kerken van het Bisdom een collecte ge
houden voor het afbouwen van de twee
machtige torens die het karakter der
Kathedrale kerk moeten volteekenen.
Het plan was dat de Kathedraal den
2Sen October 192S geheel gereed zou
zyn.
Van den overledene kan worden ge
zegd dat hij zijn wapenspreuk ,,In fide
nihil liaesitans" is getrouw gebleven.
Eenmaal de noodzakelijkheid van iets
inziende, ging hu vol vertrouwen den
weg, dien hü voor zich zag.
Krachtig was zün bestuur. Hoezeer de
thans overledene geacht en bemind was
bleek wel in 1922 bij de viering van
zün gouden priesterfeest.
Mgr. Callier was Commandeur in de
Orde van den Ned. Leeuw, Romelnsch
graaf en assistent bisschop by den
Pauselijken troon. Voorts eere-kannunik
van het kathedrale kapittel van Namen
en Huisprelaat van Z. H. den Paus.
Voor het Bisdom Haarlem is het heen
gaan van Mgr. Callier een groot ver
lies. Hu was de man die in alles be
lang stelde, een krachtige persoonlyk-
held. die meermalen vergaderingen van
Roomsche organisaties bezocht en dan
daar het wesrd voerde.
Nadat de doodstyding bekend gewor
den was, werden de klokken van de
R.-K. kerken geluid.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regel.
Hoofdpijn-Tabletten 60ct
Laxeer-Tabletten .60ct
Zenuw-Tabletten 75ct
Staal-Tabletten 90ct
Maag-Tabletten 75ct
11 Bij Apoth. en Drogisten
STADSNIEUWS
BOND VOOR LICHAME
LIJKE OPVOEDING.
25-JARIG BESTAAN.
8 September 1903 werd opgericht de
Haarlemsche Bond voor Lichamelijke
Opvoeding, die zich ten doel stelde de
lichaamsoefeningen en spelen, zoowel
i n als buiten de school te bevorderen
en in goede richting te leiden. De bond
wilde dit doel bereiken oa. door het
verzamelen van gegeven, die licht kun
nen verspreiden over de tegenwoordige
toestanden, door steun en medewerking
te zoeken bij de overheden, dooi* bevor
dering van het verkrijgen en inrichten
van oefen- en speelterreinen en lokalen.
Bij de oprichting telde de bond 225
leden. Voorzitter van het bestuur was
Dr. G. Adrian.
Thans is voorzitter Dr. W. E. Merens.
De taak van den Bond is zeer inge
krompen, omdat de gemeente langza
merhand aan zijn wenschen is tegemoet
gekomen.
De Bond looft prüzen uit bij zwem-
wedstruden voor schoolkinderen en wis-
selprüzen voor school-athletiek en weti-
stryden van meisjes hockey-teams aan
de Middelbare Scholen enz.
Het aanstaand jubileum wordt niet
gevierd.
DE
MIDDENSTANDS
CENTRALE.
De Middenstandscentrale zal een
spoedvergadering haucen op Woensdag
2 Mei. Voor deze vergadering zullen
mede worden uitgenoodigd de besturen
van de afd. Haarlem en omstreken der
Ver. „Horecaf", der afd. Haarlem en
omsireken der Vereeniging „Ons Be-
"Vng" en der Hotel- en Pensionhou-
aersvereeniging te Zandv^ort.
Als punt van behandeling is op de
agenda geplaatst:
..Bespreking van de invoering: van het
plan-Kropveld ook te Haarlem".
Op initiatief van den heer M. Krop-
velti. Adviseur in algemeenen dienst van
de Nederlandsche Middenstandsbank,
zullen tijdens de Olympiades maatrege
len genomen worden, opdat vreemde
lingen by het wisselen van vreemd geld
een behoorlijken koers ontvangen. Te
Amsterdam zal zulks geschieden in
overlegd met de Amsteraamsche Mid-
denste.ndscentrale.
De heer M. Kropveld zal zün plan ter
vergadering toelichten.
PROF. SCHWEITZER VOOR DE
RADIO.
Het bestur van den Vrijzinnig Pro-
testamschen Radio Omroep deelt mede
dat. in strijd met hier en daar foutief
gepubliceerde berichten. Prof. Dr. Al-
bert Schweitzer op Zondagavond 29
April om half zeven voor den V. P. R. O.
zal spreken over den Hüversumschen
zender, ingeleid door den lieer Jan
Eigenhuis uit Apledoom.
VRIJHANDEL ALS VOOR
WAARDE VOOR VREDE.
LEZING MR. VAN DORP.
In de aula van de HB.S. hield Vrij
dagavond voor de schoolvereeniging „Die
Raeckse" mej. Mr. E. C. van Dorp een
lezing over: ..De economische beteekenis
van Volkenbond".
De heer R, Geels, voorzitter opende
de bijeenkomst en heette in het bijzon
der welkom den directeur ir. M. Voor
zanger. den oud-directeur dr. S. Elzinga
en exige leeraren.
Na eenige opmerkingen over den grond
slag en het wezen van den Volkenbond
zette mej. mr. Van Dorp uiteen,' hoe
deze langs twee wegen de vrede zoekt
te bevorderen. Ten eerste langs den po-
litieken weg, waarbü hoofddoel Is het
scheppen van wederzüdsch vertrouwen,
de „moreele ontwapening". In dat ver
band noemde zij het werk van prof.
Lorentz in de Commissie voor Iniellec-
tueele Samenwerking. Wijlen onze stad
genoot wordt, in Genève onvervangbaar
geacht.
Een andere weg naar het doel is de
economische. In samenwerking op elk
terrein moet het gezocht worden, niets
is zoo gevaarlijk voor de vrede ais eco
nomische geschillen. Het Volkenbonds-
poct is op dit punt zeer sober, het geeft
als norm voor de handelsverhoudingen
tusschen de volken slechts aan: de bil
lijkheid. Het Economisch Comité, onder
deel van den Volkenbond, echter nam
op dit gebied reeds zeer veel werk ter
hand o.a. het financieel herstel van
OostenrUa.
Voorts de bemoeiingen in Hongarüe en
Griekenland, inzake de belastingkwes
ties, internationale statistiek, het wis
sel- en ahèque-recht en den „economi-
schen barometer".
Hoofdzaak is eigenlijk het directe
vredeswerk door economische middelen
en wel: bestrüdïng van het protectionis
me. De Economische conferentie te
Genève van Mei 1927 was in dit opzicht
belangrijk Aanleiding tot die conferentie
was de na-oorlogsche crisis, ontstaan
uit veranderingen tengevolge van den
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 CENTS PER REGEL.
Overal
verkrijgbaar in
groote en kleine doozen
tos
Importeurs: N.V. HANDEL MAATSCHAPPIJ RECKITTS, Rotterdam
oorlog zooals: algemeene verarming, de
ontreddering van het geldwezen, de ster
ke industrialisatie van het Oosten. Voorts
de gewyzigde verhoudingen als schul
denaar en schuldeischer tussohen de sta
ten, de verbrokkeling van Europa (met
als gevolg vele tolgrenzen), werkloosheid,
en zooveel andere oorzaken. De confe
rentie van 1927 kwam tot de conclusie,
dat het redmiddel is: herstel van den
internationalen handel. Het zwaartepunt
van deze conferentie lag niet in de in
dustriecommissie, maar in de handels
commissie, wat oorspronkelijk niet de be
doeling was, zooals spr. duidelijk maakte.
Er was een sterke tendenz voor vrü-
handel in de besprekingen waarneem
baar, hoewel die niet altyd tot uiting
kwam, Zelfs de anti-revolutionair Coiyn,
die de conferentie met zooveel succes
leidde, sprak hier in vrühandelsgeest.
Spr. gelooft ook niet, dat in den grond
van zün hart de protectionist tegen den
vrijhandel is. Wat het vrije ruilverkeer
betreft, heeft de mensch zooveel ge
wonnen in de beschavingsgeschiedenis
dat het onnatuurlijk zou zijn, dit aan
banden te gaan leggen. Als een protec
tionist de theorie onderschryft, dat voor
een groot gebied protectionisme voordee-
liger is als voor een klein, waarom
maakt hü het gebied dan niet zoo groot
mogelijk, d.w.z. breidt hü het uit tot de
heele wereld. Dan komt hü practisch tot
het vrühandelsprincipe.
Mr. Van Dorp gelooft, dat reverentie
voor het bestaande oorzaak is van het
protectionisme, het niet willen te gronde
richten van bestaande industrie in eigen
land bü voorbeeld. Maar dat systeem van
behouden brengt de menschheid niet
vooruit.
Pertinent voor der. vrü'nandel ver
klaarde de Conferentie zich niet. Af
schaffing van rechten ineens zou dan
ook kapitaalverlies ten gevolge hebben.
Duidelijk is echter de uitspraak dat het
systeem van tariefsvorhoogingen moet
worden verlaten. Als oorzaak van de
hooge rechten geeft Genève aan de
„strijdtarieven". de retorsierechten, cn
het waarschuwt daartegen. Niettemin
dringen in het eenige echte vry'handels-
land, Holland, o.m. prof. Diepenhorst
aan op invoering daarvan. De conferentie
beveelt aan. het sluiten van handels-
tractaten op langen termün met meest
begunsiigingsciausulcs als reactie op de
gevoerde politiek., geheel volgens het
vrühandelsprincipe.
De vrühandelskwestie is geen politieke
maar een wetenschappelijke kwestie,
daarom kan zü eigenlijk geen verschil
punt tusschen de politieke pariyen. Men
heef: in Genève begrepen dat de reso
luties ten opzichte van deze kwestie
niet moeten afhangen van gouverne
menten en regeeringen, maar van de
publieke opinie. Daarom is ce belang
stelling der jongeren hier zoo belung-
rü'k en vroeg spr. haar hoorders cl it
alles te overdenken, omdat de jeugd het
publiek zal zün der toekomst.
De heer Geels bedankte mej. Van
Dorp voor de interessante en buitenge
woon duidelijke lezing, en deed van de
waardeering der vereeniging blijken door
mej. Van Dorp een ruiker bloemen ie
schenken.
Dr. S. Elzinga sprak daarna nog een
persoonlijk dankwoord.
Haarlemmer Halletjes.
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Een aandachtige lezer schrijft:
„Mijnheer Fidelio u is ons nog een
opheldering schuldig. In het nummer
van 14 April heeft, u ons verteld, dat
er groote oneenigheid was tusschen
uw vriend Hopma en Hupstra, Hopma
had de gewoonte, allerlei menschen
die verre einden moesten loopen en
geen geld hadden voor tram of auto
bus, mee te nemen in zün auto: de
andere leden van de krans waar
schuwden hem daartegen, omdat hü
gevaar liep gevaarlijke kerels in zün
wagen te krügen. Hupstra, die dat
eens proefondervindebjk wou bewy-
zen, wachtte hem vermomd op en
verzocht mee te mogen rijden. Toen
de auto in gang was, deed hü alsof
hy Hopma wou aanvallen, maar deze
werd niet bang en verweerde zich
zóó kloek, dat Hupstra rich bekend
moest maken. Woedend over zoo'n
onvriendschappeiyke daad bracht
Hopma Hupstra mee naar den krans-
avond en verweet hem zü'n gedrag.
Mevrouw Hupstra nam toen haar man
mee naar huis.
Dat is de korte inhoud van het
verhaal van 14 April. Ik heb in span
ning gekeken in het nummer van 21
April, hoe die oneenigheid afgeloopen
Is, maar ik heb er mets over gelezen.
Mogen wü getrouwe lezers van uw
Zaterdagavondpraatje den afloop van
deze gebeurtenis weten? Ik wil wel
zeggen, dat ik Hopma groot gelük
geef. Dat is geen manier, cm iemand,
al is het dan ook met goede bedoe
lingen, in een vermomming op het
lijf te vallen. Hoe kon zoo'n kalm man
als Hupstra tot zooiets komen?
Ik dank u bü voorbaat voor uw
antwoord, geachte Mijnheer Fidelio
en noem mij met beleefde groetc
Uwe getrouwe lezeres
Mevr. van V.de J.
Zoo'n briefje doet een krantenschrij-
ver altyd plezier. Er blijkt uit, dat öe
lezers meeleven met de krant, be
langstellen in de personen, die ten
tooneele gevoerd worden. Ik herinner
me. dat ik op een dag een Zaterdag
avondpraatje schreef in vervolgen en
dat er een juffrouw in het verhaal
voorkwam, die zich ernstig bezeerd
had.
Twee dagen daarna kwam ik bü den
kapper. Hü sloeg een doek om mün
hals en begon mü in te zeepen.
Meneer", zei hü, J-k heb dat stukkie
van u gelezen".
„Stukkie?" .vroeg ik, (niet omdat ik
aanmerking had op het woord, want
dat is nu eenmaal de gebruikelüke
term ook voor artikelen die met ons
hartebloed geschreven zijn) maar om
dat ik niet zoo dadelük begreep, welk
„stukkie" hü bedoelde.
„Nou ja, dat over die juffrouw, die
uit een toren valt en zich erg bezeert".
..O ja, juist. En wat wou je van die
juffrouw weten?"
„Ze gaat toch niet dood?"
„Hoor eens....', zei ik, maar had er
al dadelyk berouw van, want zijn
kwast vol zeep verzeilde in mijn ge-
openden mond. Toen ik uitgeproest
had, begon ik voo waardie als de om
standigheden dat toelieten. „Hoor eens
die juffrouw is van een toren van
twintig meter hoogte gevallen en daar
kom je in den regel niet van op."
„Ja. maar ze kon Op een hoop zand
gevallen zün
„Nee, het gaat heusch niet."
„Of op een hoop hooi. Of op mos,
op heel zacht mos."
„Ik zie er heusch geen kans toe. Je
hebt toch gelezen, dat de dokter met
een auto gehaald is en gezegd heeft:
„ze kan nog maar eenige uren leven."
„O", zei hy heel oneerbiedig, „een
dokter kan zich best vergissen. Mün
oom is opgegeven al drie jaar geleden
door drie dokters en hü leeft nog".
Ik hield vol, maar nu wat voorzich
tiger, want hü zeepte nog altyd door
alsof het om een baard van een week
te doen was.
,,'t Spüt me. maar de juffrouw
moet sterven."
Hij legde eindelük de kwast neer.
vatte zün scheermes op en probeerde
de scherpte op den nagel van rijn
duim. Dit scheen hem niet te voldoen,
want hij haalde een slijpplankje en
zebte het mes met groote zorg daarop
aan. Toen vatte hü mü beleefd bij
den neus en begon te scheren, maar
praatte meteen door.
,,'t Is toch jammer", zei hij. „De
juffrouw van hiernaast was er ook al
bang voor. 't Is zoo'n aardig meisje
zei ze. en ze zou net verloofd raken
met haar neef, waar ze vroeger zoo'n
hekel aan had. Waarom moet zoo'n
kind nou net dood? Dat zei de juf
frouw van hiernaast."
Ik maakte gebruik van een oogen-
blik dat hij zijn mes van mün gericht
oplichtte en zei: ,,'t spüt mü. maar
ik kan er niets aan doen. De juffrouw-
gaat dood."
„U kan er wel wat aan doen", zei
de kappersbediende. ,.U schrüft het
verhaal toch. Dan kan u haar toch
beter maken."
Hü zei dat op een besliste manier,
om de waarheid te zeggen een beetje
brutaal. Ik keek op en schrikte. Zün
oogen keken fel in de mijne, er zat
dreiging in zün borstelige wenkbrau
wen, De eerste scheerbeurt was afgc-
loopen, hij ging nu opscheren. Opeens
schoot me een gedachte te binnen. Je
vertrouwt je leven toch maar aan
iemand toe die je lieelemaaJ niet kent.
Je zit daar hulpeloos in zoo'n scheer-
stoel, hij staat over je heen gebukt
met een vlijmscherp mes in zün
hand.
„Kom meneer, laat u de juffrouw
toch in leven, 't Kost u toch niks!"
De woorden klonken beleefd, maar
zün oogen schoten vuur. Hij zette mij
het mes op de keel. Om op te
scheren.
„Ik zal er nog eens over denken..."
stamelde ik laf.
„Nee, belooft u het nou vast". Nog
aitüd stond het mes op mijn Adams
appel.
„Goed, ik zal het doen."
„Mag ik dat aan de juffrouw van
hiernaast zeggen?"
„Ja ja. zeg maar op", zei ik onge
duldig en als beschaamd omdat ik
het pleit verloren had.
Hü juichte büna. Toen begon het
opscheren. Ach! V/elk een scheren.
Het was geen scheren, het was stfee-
'len. Was dat mes van staal? Het
scheen van fluweel. In een ommezien
was het klaar. Mijn huid was zacht
als satyn en toer. ik den bediende weer
aankeek, merkte ik niets meer van
dreiging in zijn oogen. Eerder stonden
ze een beetje slaperig en de wenk
brauwen waren volstrekt niet, bor
stelig.
Boos op mijzelf, omdat ik mü voor
niets bang gemaakt had. ging ik heen.
Maar het was eenmaal beloofd, de
juffrouw bleef in leven.
En toen dat uit het volgende Hal
letje was gebleken, kreeg ik van den
kappersbediende en van „de juffrouw
hiernaast" een gezamenlijke dank
betuiging voor het behoud van de
juffrouw in het verhaal. Ik heb die
naast mij neergelegd maar nooit van
mijn leven laat ik weer een juffrouw-
in leven, die volgens den loop van het
verhaal oorspronkelük tot den dood
veroordeeld was ook niet al wordt
mii het mes op de keel gezet.
Maar ik ben wat van mün onder
werp afgedwaald. Mevrouw van V.
de J. wou dus weten, hoe het afge-
loopen is met de oneenigheid tus
schen Hopma en Hupstra. Ik zou dat
de vorige wTeek wel al verteld hebben,
maar toen wist ik het zelf nog niet
en bovendien was er nog een andere
reden. Nu ja, laat ik die dan nog even
uitstellen.
Ik mort wel erkennen, dat mevrouw
V.de J. wel eenig recht heeft om te
weten hoe het met die ruzie 'afgeloo-
pen is. Ja, ja en ook onze overige
lezersschaar. Als je zoo dertig keer in
't jaar, wat meer wat minder, dc leden
van de krans ten tooneele voert, ont
staat er een band, een soort van re
latie zal ik maar zeggen, tusschen de
lezers en de hoofdpersonen. Stellig zal
ik het dus vertellen. Natuurlük. En nu
moeten de lezers niet denken: wat za
nikt Fidelio vandaag, hü zegt dat hü
het zal zeggen en hü zegt het toch
niet. Ik zal het wel zeggen, maar 't is
een beetje moeilyk. Enfin, dat komt
straks. Let dus op, want nu komt het
verhaal. Alleen het slot moet nog een
beetje wachten.
Als er bü u in de familie een ver
schil van meening is ontstaan, ik be
doel een afwükende opinie, ik wil zeg
gen om het dan maar bij zün naam
te noemen: er is ruzie, wat doet
men dan bü u in de familie? Ieder
zegt daar dan zün zegje over, niet
waar, en doet een oplossing aan de
hand. Nu ku'k, zoo is het in onze krans
ook gegaan.
Hopma en rijn vrouw werden na
tuurlük niet gevraagd. Hopma was de
beleedlgdc party cn zün vrouw had er
wel niets mee te maken, maar die was
mee verontwaardigd. Dat doet een
goeie vrouw in zulke gevallen. Soms
nog een beetje feller.
Hupstra telde ook niet mee. want
die had het. kwaad gedaan en zün
vrouw vond het natuurlük zoo heel erg
niet. Dat doet een brave vrouw
ook bü zulke gelegenheden. Bleven
dus over Wouter en zijn vrouw, van
Stuiteren en zün gemalin (u weet
wel. dat zij van deftige komaf is) en
mün wouw en ik. Wü beiden waren
gauw met ons advies klaar. „Laat
Hüpstra naar Hopma toegaan en zeg
gen, dat het hem spijt en dat hü zich
met die vermomming als een dwaas
heeft aangesteld en laat het daarmee
uit wezen". Om dc waarheid te zeg
gen had mün wouw inplaats van
dwaas willen zeggen idioot. Daar
heb ik haar met moeite van afge
bracht. Voor een man is het al niet
gemakkelük om te verklaren dat hij
een dwaas is geweest. Maar Idioot!
Dat krügt. hij niet door zün keel. 'tZou
maar nieuwe ruzie gegeven hebben en
wat heb je er aan, of je de eene quaes-
tie- met de andere ruilt?
Toen gaf Wouter zün advie3. Dat
was zooals altyd kort en krachtig.
..Sluit ze samen Op tegen etenstijd en
laat ze niet uit de kamer vóór ze het
met mekaar weer in orde gemaakt heb
ben!"
..Net iels voor een mir,". zei myn
wouw. „om daar weer eten bü te pas
ie brengen. Een kopje thee L veel
beter".
„Net iets voor een vrouw, om thee
te pas te brengen. Dat is een drank,
die een boozen man niet kan bedaren."
Natuurlijk was het. Wouter, die dat
zei. Mün vrouw keek mü aan. of ik
haar soms te hulp zou komen, maar
ik had er juist behoefte aan om mün
neus te snuiten. Wouter had gelijk,
vond ik, maar je kimt je wouw toch
geen ongelük geven. in zoo'n geval
roept een verstandige man zijn neus
to hulp.
Deze kleine onweerswolk dreef dus
weer voorby. Nu deed tante Koosje
haar menschlievenden mond open.
Schuchter zei ze: „waarom moet een
man die ongelük heeft rich vernede
ren? Laat Hupstra eenvoudig zeggen:
„Hopma, het spijs me. wil je mü de
hand geven?" En dan is het uit, denk
ik!"
Bü deze eenvoudige oplossing, waar
ik eerlijk gezegd wel wat voor voelde,
was de afkeuring op het gezicht, ik wil
zeggen op het gelaat van mevrouw van
Stuiteren, te lezen. „Papa zaliger", zei
ze, „was eens beleedigd door een van
zün kennissen, ik weet niet meer wat
het precies was. Als ik mü wel herin
ner. had de man gezegd: „u heef: niet
gedaan wat ik van u verwachtte...."
Ze keek den kring rond, alsof ze een
algemeene rilling van verontwaardiging
in de krans verwachtte.
Maar die kwam niet. „En wat had de
man dan van Papa verwacht?" vroeg
Wouter nuchter als droog roggebrood.
Met een blik die hem had moeten
verpletteren, zei Mevrouw van Stuite
ren: „Papa ontmoette den man kort
daarop op een receptie. „Hoe gaat het
u, meneer van Stuiteren?" vroeg hy.
„Papa keek hem even aan. Toen zei
hü: „dank u. ik vergeet en vergeef".
Hü zag er daarbU zoo ridderlijk uit.
dat onze heele familie de tranen in dc
oogen schoten",
„Treffend oogenblik", mompelde
Wouter.
Zonder hem ook maar een blik
waardig te keuren, ging Mevrouw van
Stuiteren voort: „En wat denkt u wel.
dat de man antwoordde?"
„Dat doet me plezier", antwoordde
Wouter vlug.
••Hy antwoordde niet. Hü scheen het
niet eens te begrüpen." Onbeschrüfc-
lük was de minachting, waarmee Me
vrouw van Stuiteren dat zei.
wy lieten haar In de hooge sferen,
waarmee zü door deze herinnering
scheen gekomen te zün en keken van
Stuiteren aan. om zün advies te hoo-
ren.
„Morgen kom ik toch bü Hupstra in
de buurt. Wil ik hem dan even gaan
halen cn met hem naar Hopma gaan?"
,Als hü maar ontvangen wordt...."
zeiden we twyfelend. En dan zou het
nog erger wezen.
Hiermee was onze beraadslaging op
het doode punt gekomen. Waarmee
eindigt een Hollandschc vergadering,
wanneer ze niet tot een besluit komen
kan? Met dc afspraak om er nog eens
over te denken. En zoo zün wc ge
scheiden. Dien nacht heb ik er akelig
van gedroomd. Hopma stond in den
Hout cn had een jong eikeboompje uit
den grond getrokken, waarmee hij
Hupstra bedreigde, die een groeten
rooden baard droeg gelukkig kwam
er,, juist toen hü wou toeslaan. oen
plantsocnwachter aan. die proces-ver
baal tegen hem opmaakte.
t Was akelig. Badend in zweet werd
ik wakker.
Maar toen ik den volgenden dag
van Stuiteren tegenkwam, kwam hij
op mü af cn zei: „weet je, dat hel niet
Hopma en Hupstra weer in orde Is?"
..Wat zeg je? En hoc Is dat zoo ge
komen?"
,,'s Middags precies te 15 uur heeft
Hupstra zün woning verlaten, hü bc-
gaf zich bescheiden maar waardig naar
de woning van Hopma. HU belde aan.
Mevrouw zelf deed hem open. Hij ver
dween in de woning. Buiten werd geen
geluid vernomen. Na een halt' uur
kwam Hupstra weer buiten. Hopma
deed hem persoonlijk uitgeleide. Zij
drukten elkaar vriendschappelijk de
hand. Een voorbüganger op straat
hoorde Hopma de merkwaardige woor
den zeggen: „Tot ziens en dank
je wel voor je goeien raad".
„Welke raad was dat. dan?" vroeg
ik.
Toen fluisterde van Stuiteren mü
wat in en schaterde het uit. Maar ik
keek ernstig. Want. ik begreep, dat
bet mü moeite zou kosten, om dit aan
mün lezers te verklaren.
Maar het moet. ik mag het niet lan
ger uitstellen. Dus vat ik al mijn cou
rage in belde handen.
Voordat de twist tusschen Hopma en
Hupstra ontstond, had Hupstra Hop
ma aangeraden om aandeelen Marga
rine Unie te koopen. Dat heeft Hop
ma gedaan en nu vierhonderd gulden
per aandeel verdiend.
En verder? vraagt u.
Verder niets. Alleen is de heele
krans bü Hopma op een soupeetje ge
nood: gd.
Ja. u is verontwaardigd. Het vuige
geld heeft dus alles weer in orde ge
bracht. Daarvoor heeft Hopma. zegt
u, zijn rechtvaardige verontwaardiging
vergeten. Ja, ik ben het met u eens.
Het is verkeerd. Het moest niet zijn.
Maar in deze droevige geschiedenis
is toch één lichtpunt.
De vrede is in onze krans hersteld,
al is het ook a vierhonderd gulden per
aandeel. En het soupeetje zal, als u
't mü niet kwalijk neemt, wel goed
zün. Door maar zonder margarine.
FIDELIO.