HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 26 MEI 1928 VIERDE BLAD
Wanneer de blauwgekielde
maaiers naar de bloemenrijke
hooilanden gaan om er de zon-
ne-vonken ketsende zeisen
tn breede bogen door het hooge gras te
slaan, dan is het de tijd van de lichte
nachten, dan zakt laat in den avond de
zon in t Westen weg om weinige uren
daarna den hemel in t Oosten in glan
zen van rose en opaal te zetten.
Dit is de hoogtij van den HoTland-
sohen voorzomer. Waar je ook komt in
ons heerlijke land tooien velden en
beemden zich met kleurig gebloemt. De
dijken in den polder gaan schuil onder
den fijnen kanten sier van het fluite-
kruid dat zijn witte schermen, spreidt
en verderop langs de slooten is het geel
van boterbloemen. In het land van de
donkere heide vlammen in de dagen
rond Pinksteren de bremstruiken, het
goud van al die bloemen is tusschen t
heidekruid en de dennen die nu vol
stuivende kandelabers gestoken zijn. de
felle brand van bloelende brem is aller
wegen langs de rulle karresporen en op
de heide die golft en glooit naar den ver
ren horizon en wacht op vroeg-herfstige
dagen om met pracht van purperen
nuances als een groot wonder te zijn.
Nu deint in den wind het gTaan op
de diluviale gronden In Oosten en Zui
den en op de vruchtbare klei va-n t
Groninger land, de bloesemtyd der
Yruchtboomen is voorbij.
De lente is heen en de zomer komt.
Het blifde voorjaarsfestijn van de Mei
is met Pinksteren schier geëindigd. De
Limburgers hebben hun Meiboom ge
plant, de vreugdevolle Mei-ritten en
-ommegangen door de velden die he
den ten dage him waardig pendant nog
hebben in den glorieusen ooestrit van
de Hummeloosche peerdenschutterije
waren vroeger om dezen tijd reeds ge
houden. het koren staat in de aar en
in de verte is reeds de drukke tijd van
den oogst. En het is zeer begrirpelijk
dat dïfc gebeuren zijn stemipél drukte op
de gedragingen van het landvolk welke
him hoogtepunt vinden in de feeste
lijke gebruiken op de vierdagen van
Pinksteren.
Daar is onder de menschen die leven
op en van het land een angst, dat kou
of hagel of onweer het koren plat zal
slaan of het jonge gewas dat
flink aan 't groeien is zal vernietigen.
En wij hebben het meer dan eens mee
gemaakt, hoe in dezen tijd in 't achter
land van 't graafschap Zutphen of der
heerlijkheid Twente, de boeien telkens
weer met de hand boven de oogen tuur
den naar de horizon als dikke wolken
daar dreigend samenpakten. Of-wel ze
zochten met vol geloof in hun trouwen
Zutphensehen of Deventer Almanak hoe
volgens de „Oprechte Italiaansche Waar
zegger of oovervalsclite Voorzegging op
het jaar Onzes Heeren zoo en zooveel"
het weer zou worden.
Doch zooals wij het telkens en telkens
weer zien leeft overal onder het land
volk nog een schier animistisch bijge
loof, het ziet zy het vaak onbewust
in zon, regen en warmte goede, in
'droogte koude, hagel en onweer booze
geesten. Het zou tc ver voeren aan te
toonen hoe het verband bestaat, temeer
daar wij dan met do wetenschappe
lijke, ingewikkelde problemen van de
vergelijkende volkskunde en der oeroude
natuurgodsdienst te maken kregen,
maar interessant is het wel dat nog in
dezen modernen tijd bij enkele dorpen
in de Lijmers, zooals het plaatsje bij
den Montferland, Kilder. een hooge
paal staat opgericht die in den top een
kruis draagt, dat de naam van hagel
kruis heeft. De boeren in de buurt ver
klaren dat het kruis hun te velde staan
de gewassen beschermt tegen verhage-
den, waar is het dat in andere vor
men dodh op analoge wijze elders ook
verschillende dingen als beschermer
hoog worden geacht.
Bij het hagelkruis van Kilder speelt
zich telkenjare op den eersten Pinkster
dag een merkwaardig gebeuren af. Met
den katholieken geestelijke trekken daar
uit de kerk vele menschen naar het
kruis waar enkele rijke boeren uit den
omtrek groote brooden hebben neerge
legd. Gebeden worden gezegd waarna
de brooden onder de armen worden
verdeeld. Een soortgelijke brooduitdee-
ling vindt op Hemelvaartsdag plaats bij
de Muldersfluite, een boerenhuis aan
het kerkpad tusschen Zelhem en Hen
gelo in den Achterhoek.
Doch gaat op Maandag na Pinkste
ren naar het bekoorlijke Twentsche
stedeke Ootmarsum. Daar gaan op den
Boarnschen dlek in de Ageler Escli dan
tegen den middag langs het zandpad een
paar bc*ren. Zij dragen een roggebrood
van enkele tientallen ponden aan hun
bnuppelstok over den schouder om dat
neer te leggen bij den Boaken, de plaats
die vroeger diende om vandaar af de
grenzen van de verschillende bouwka-m-
pen te bepalen. Veel brooden komen ex
niet, de „bakspiker", de kleine bakoven
in de openlucht die in vroeger jaren op
geen enkele Twentsche hoeve ontbrak,
verdwijnt langzaam, maar zeker, en zoo
komt het. dat enkele boeren in plaats
van een brood een bonnetje neerleg
gen gced-voor-een-brood dat bij een
bakker te Ootmarsum afgehaald kan
van het huls van een luilak een bos
van dit kruid wordt gehangen, en ook
elders vinden wy de brandnetels terug in
het volksleven.
.1
En <Jtt to dc schakel die het verband
vormt tusschen de luilakviering in
Drente en die in het polderland.
Wel is daar dit gebruik niet bekend op
den Zaterdag vóór Pinksteren, doch op
Pinkster-Maandag.
Veel ook is In dit wild en bijster land
van venen en schrale heide met slechtd
om enkele dorpen heen de goede esch-
gronden, verloren gegaan. In de dagenf
dat nog lederen morgen de kóojongens
de koebeesten door een peppelsteeg»
naar de moerassige groenlar.djes langs
een stroompje brachten, toen kenden
ook zU nog het feest ran luilak. wa:>)
de jongen die het laatst met zijn ma^
gere melkproducent op kwam dagen
werd uitgescholden voor .mustekook",
oftewel „nestkuiken". geslagen met
brandnetels daar heb Je ze
weer en met russchen. en dan
ging het stel zingend door het dorp*
bedelend om geld om eens even te fui-»
ven en groote-mensch-achtig bier to
drinken. En volgens de Nieuwe Drent-
sche Volksalmanak van het Jaar 1900
werd heel vroeger te Armen do „nusto-
kook" evenals de Zoansche luilak lang
geleden met zijn hoofd in 't water ge
stopt. Folkloristen hebben voor deze
manipulatie al verschillende verkla
ringen gezocht, de eenvoudige Anner
boeren zeiden dat het gedaan werd...,
om den langslaper wakker te maken en
gaven hiermee een eenvoudige uitleg
aan iets dat als zeer geheimzinnig be*
schouwd werd. doordat men dc verkla
ring te ver wilde zoeken.
Doch de poPzïe van het oude :s niet
geheel verdwenen In het Drerrtsche land.
Zeker zullen Pinkstermaandag de jonge
meisjes in het grensdorp Schoorebeek
weer een van hun vriendinnetjes tot
Pinksterbruid maken. Onder een schort
of een laken is het kind geheel bedekt
en zoo gaat ze aan de hand van andere
meisjes door het dorp van huis tot huis.
Ze zingen dan:
Zie daar komt de Plnks'.orbruid aan,
ZU is zoo mooi aangedaan.
Met een mooi strikje in het haar.
Geef wat. houd wat.
Tot het volgend Jaar misschien weer
wat.
Hier woont een rijke man.
Die wel wat geven kan.
En idler wil de Pinks terbruid zien en
geeft wat in een kommetje, even wordt
de schort opgelicht en dan gaan ze weer
verder, om van het geld tenslotte lek-
kergoed te koopen. Zielig overblijfsel is
dit van de met zilveren beugcltaswchein
en andere sieraden behangen Pinkster-
blommen, die op Terschelling bijvoor
beeld :.og in het einde der vorige eeuw
en misschien zelfs nog later, rond gin
gen.
Met deze PinJcstorbrutdjes tn nauw
verband staan de met bloemen en pa
pieren slingers getooide Pinksterkroncn
uit Twente. Die worden gedragen boven
een klefcn Jochie en een klein meiskc. do
broedhaan en broedhen {broed betec-
keait bruid) die daarmee een personifi
catie zijn van dc vruchtbaarhcid^e-
dachte en dft gebruik stempelen tot een
typlsclic vooraomerrite. Overal boven
de wegen in den Achterhoek ziet men
met Pinksteren de kronen hangen. Jon
gens en meisjes bedelen er danig by.
Maar de schoonste Pinksterkrono
wordt na dagen van knippen en plakken
in den schemerigen avond van Pinkster-
Zaterdag gericht door de bewoners der
Noord'nbarg in Salland's hoofdstad De
renter. Als daar het etteiyke meters
hooge govaarte, kunstig gewrocht van
honderden slingers, talloozc papieren
bloemen, hoepels en touw in de straat
geplant is, en de speelman die cr dan
steeds te vinden is, zyn drenzende har
monica uithaalt en vrooiyke wijsjes klin
ken laat, dan „rozen" de menschen rond
rt? Pinksterkrone. leeft echte, goede
blij lie id e.n vreugde weer op die duurt,
tot op den avond van Pinkstermaan
dag er der gejuich dc kroon geworpen
wordt m het grauwe water van den Ysd
die voorstroomt tusschen de bloemen-
getooide uiterwaarden en kolkt om de
kribben, voert naar het onbekende,
naar dc zee, meenemend de Pina.-
sterkroon i :.n Deventer, die getuigt van
het Kortleven van oor. mooie, alude
traditie, ten traditie vol zin cn karak
ter.
Neerlands volk uit zijn vreugde om
den schoonen voorzomertijd op velerlei
wijze; wy hebben er hier iets van ver
teld, maar plaats ontbrak om te wyzen
op de ryjool der Coevordensche jeugd,
op de glorieuse rfngrOderU van het
Zeeuwse lie Nieuw- en Sint Joostland. de
rudimentaire Meiboom die de Schier-
monnikoogsche Kallenmooi is. en op nog
zoo vele andere gebruiken meer.
Doch voor nu is het genoeg.
C. O. B.
Do dijken gaan schtril onder *t fluitckruid.
Lnüalwamoer op een Anntcrdamsck achtergrachtje.
Natuurfeest van den
voorzomer
Luilak in Drente en
aan de Zaan
Jaar weer zoo, maar in dezen nacht
slaapt niemand aan de Zaan rustig en,
het is maar eens in het jaar. Toen wy
juist dezer dagen den Zaandamschen
commissaris van politie spraken, ver
telde hy ons hoe door gemeentereini
ging en politie een formeel plan de
campagne is opgemaakt voor den nacht
van Vrijdag op Zaterdag. In de eerste
plaats zou nauwlettend gewaakt worden
tegen vuurtjes-stokerij, de geliefkoosde
hebbelijkheid. En nu moet je net een
stel brutale Zaansche jongens hebben,
die weten, vóór de politie hen nog in
de gaten heeft in een oogenblik een
stapel rommel en hout by elkaar op
straat te leggen en er den brand in te
steken, zoodat het al niet meer uit te
trappen is, als de blinkende knoopen
om een hoek van de straat verschijnen.
Jammer genoeg ontaardt dit vuurtjes-
stoken te zeer, er ontstaat telkens ge
vaar door en daarom moet men dit wel
tegengaan.
Doch de sleepies.... Wij weten dat
de burgemeester van Zaandam en de
andere stadsbestuurderen jiiist nog aan
de politie order hebben gegeven tegen
de sleepies met tact te werk te gaan.
daar zij niet graag willen, dat dit spe
cifiek Zaansch gebruik zou verdwynen.
En zoo rammelen er heel wat sleepies
over straat en den ganssher, nacht zijn
speciale sleepjesploegen van de gemeen
tereiniging in de weer om al het oud
roest by elkaar te- zamelen. En een
hollende politieagent is reeds een on
afscheidelijk onderdeel van deze merk
waardige en vermakelijke traditie ge
worden.
Doch vroeger. Ja. toen moet de cyclus
van Zaansche lullakgebruiken van veel
folkloristisch belang zijn geweest De
molens die rouwden als iemand uit de
familie van den molenaar overleed, die
mooi werden gezet by bruiloft of feest,
die het leven van de menschen mee
maakten, ook zy vierden luilak mee en
werden naar men ons vertelde op den
dag voor Pinksteren met de wieken „in
kruis" gesteld terwijl groene takken en
leege zaagselmanden aan touwen tus
schen de wieken werden gehangen.
Doch later deed men het wel met den
anderen tooi en juist dezer dagen werd
ter gelegenheid van de opening van het
Zaansche molenmuseum de oliemolen
Het Pink van de oude Zaansche fami
lie Honig met de oorspronkelijke ver
sierselen mooi gezet. De zeilen werden
opgerold en in zig-zag tusschen de
latten gevlochten, spiegels en sóhllden
kwamen in het midden en aan de uit
einden van de wieken, potsierlijke en
geltjes met -bazuinen zette men er boven
op, terwyi van de bow,,roeden af -tou
wen met allerlei attributen als harten,
sterren en schilden hingen.
Doch het interessantste en meest folk
loristische luilak-gebruik aan de Zaan
is wel de luilak zelve. Iedere Haarlem
mer weet er van mee te praten, welk een
schande het is op den Zaterdagmorgen
voor Pinksteren het laatst te verschU-
nen en dat is niet alleen in Noord-
Holland het geval, doch by nasporingen
in Dreme en in de zoo belangwekkend*
oude Drentsche Almanakken is ons ge
bleken dat ook daar de luilakviering op
een enkele plaats nog bestaat.
Te begrypen is het, dat een gebruik
als dit met al zUn lawaai en het by-
zondere van midden-in-den-nacht-op-
staan spreekt tot de Jongens die dan ook
wel zullen zorgen dat dit luidruchtigste
onzer Hollandsche Pinkstergebruikcn
nog lang in eere blijft. Is het noodig
hier te vertellen, dat in Amsterdam, de
stad van den rumoerigen Hartjesdag
ook dit gebruik is blijven bestaan?
Vroeger behoorde by de Zaansche lui
lak-viering strük en zet. het rondtrekken
met den luilak. Deze. een Jongen meestal,
doch in enkele gevallen ook wel een
meisje, werd op een plankje met wieletjes
een zoogenaamde korrie gezet en zoo
over de straat voortgezeuld. Nimmer ont
braken bossen bloemen en heel veel
brandnetels. En het slot van het liedje
was meestal, dat de luilak of zooals
hy in het schoon Noord-Hollandsch plat
heet: de lollak met zijn hoofd in het
gore water van de Zaan werd gedom
peld. Maar hoe wy ook geïnformeerd
hebben, niemand was er, die dit ooit had
gezien, behalve in de zomerfilm van den
folklorist D. J. van der Ven; terwyi men
ons mededeelde dat het gebruik mis
schien omstreeks 1850 nog bestond. Doch
de brandnetels bekleeden nog heden ten
dage hun alleszins merkwaardige plaats
in de Nederlandsche folklore, want menig
maal gebeurt het dat aan de belleknop
worden. Daar zijn dan ook de armen
uit den omtrek, moeders met heel klei
ne kinderen, oude vrouwtjes, een afge
leefd -boertje. Dan zegt de oudste „eerst
bidden jongens" en terwijl rondom de
zee van groenend koren golft liggen al
len met ontbloote hoofden geknield in
't gras, waarna de brooden verdeeld
worden. Iedere arme, van het kleinste
kind dat nog geen woord kan zeggen,
tot het oudste vrouwtje dat vele jaren
gezwoegd heeft toe, krijgt een even
groot deel.
En nu is heft wel merkwaardig dat
tusschen de drie hier genoemde brood-
uitdeelingen dit verband ligt, dat ze
hun oorsprong vinden in een plaag die
het land teisterde. By Kilder en op de
Agelen esch zou het een ontzettende
hagel- en onweei-sbui geweest zijn, die
eeuwen geleden al het gewas vernielde
en de boeren in bitteren nood bracht,
by de Muldersfluite geschiedt zy, om
dat een kwaadaardige ziekte eens
heeschte in de streek tusschen de twee
dorpen. En dit laatste versterkt het
argument, dat de liefdedienst den ar
men bewezen wordt, om onheil af te
wenden.
Zoo uitvoerig hebben wij over deze
gebruiken geschreven omdat hieruit wel
het duidelijkste het folkloristische ka
rakter blijkt, dat bijna alle Pinksberge-
bruiken gemeen hebben. Pinksteren-op-
het-land is het feest van voorbereiding
op den oogst, het feest, waarby men
tracht de -booze geesten, die misschien
alles in de war willen sturen ten goede
te stemmen.
Het mooie, het teere gaat er eigenlijk
wat af als de zon doorbreekt, en de
kleuren feller worden, zoo Juist 'by twee-,
lichten is het wel het aardigst.
Doch haar glorie vindt de Holland
sche luilak-viering aan den Zaankant,
In dat schilderachtige landje van
meer water dan land waar 't allen
kant de molenwieken draaien in den
vind die zoo vrij over den vlakken pol
der kan gaan, is de oude traditie op
buitengewone wijze bewaard gebleven.
Daar is het nog een lievige schande
voor iedereen om de laatste te zijn en
vanmorgen zullen verschillende huis
moeders tot haar groote ergernis be
merkt hebben dat met hanepooten van
letters het woord „luilak" met krijt op
deur of "luiken was geschreven, dat de
deurknop van buiten vastgebonden was
of -dat, o wreede jeugd, een doode kikker
aan de belleknop gebonden was. En
weo degene die vergat den vorigen
avond zijn bel vast te zetten, tien te
gen een dat hy of zy in 't holst van
den voorzomernacht reeds uit den slaap
is opgeschrikt door verwoed gelui van
de huisbel.
Maar och, de befaamde Zaansche
sleepies zijn er ook. En terwijl ieder
mensch nog in de veeren ligt, rinkelen
en ratelen overal in de nauwe straatjes
de slierten van ijzeren voorwerpen. Alles
wat maar lawaai kan maken wordt er
aan vast gebonden, weken tevoren zijn
de jongens er reeds mee bezig, nu ver
dwijnt kier een kapotte emmer, dan
daar een blikken bus. Onder het groene
kroos van de vele Zaansche slootjes lig
gen de sleepies verborgen, om ze in
den lullaknacht op te visschen en er
herrie mee te maken. Dat gaat ieder
Wij zijn met deze gebruiken wel wat
ver van honk gebleven, terwyl wy toch
in onze Haarlemsche luilakviering een
zoo onverzwakt Pinkstergebruik heb
ben, dat. wel merkwaardig, zijn geiyke
niet heeft. Want wie, geboren en geto
gen aan de boonden van het Spaarne,
kent niet dc avondlijke pret van de
bloemenmarkt langs de grachten tus
schen Vrydagavond en Zaterdagmorgen
voor Pinksteren, zou er wel éen echt
Haarlemsch kind zyn dat niet in den
vroegen morgen va-n luilak met zijn
potje bloëmen thuis kwam? Het is een
feest dat voort is blijven leven ondanks
den nivelleerenden invloed van den tijd.
die al zoo veel wat mooi en zinrijk was
in ons volksleven heeft doen verloren
gaan. Waardig houdt Haarlem er de
faam van Neerland's bloemenstad te
zijn mee op en het is ook wel heel won
derlijk zoo in den killen neveligen mor
gen daar de massa's bloemen te zien
onder de zware groene grachteboomen.