H. D. VERTELLINGEN FLITSEN Uamiate Als KING FEUILLETON DE LOTGEVALLEN VAN ESMÉE HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 29 MEI 1928 (Nadruk verbod®*»; auteursrecht voorbehouden.) Bijziendheid door ARKADY AVERCHENKO Ofschoon bijziendheid een physiek ge brek is en ofschoon men zich over phy- eleke gebreken niet vrooiyk moer, ma ken. wil ik over de bijziendheid enkele woorden zeggen, vooral omdat ik dik wijls de gelegenheid aangrijpen, om zich over ons, bijzienden vroolijk te- maken. Eens noodigde een kennis mij uit tot een schouwburgbezoek en bij die gele genheid pleegde hy aan mij een reeks streken, mystificaties, zonder dat ik er iets van zou hebben gemerkt. Door een toeval vernam hy namelijk, dat ik bijziende ben en onmiddellijk had hij bet op mij begrepen. In de pauze na het eerste bedrijf stonden wij in een parterreloge en mijn kennis bezichtigde het publiek. Ik stond naast hem en zag alleen vage gezichten. „Zie eens," zeide hy en greep myn hand. „daar is de nieuwe Fransche ge zant." „Waar?" ,,Daar„ naast de loge. waar die ge decolleteerde dame met het zwarte haar zit. Zie je die aardige, pikante vrouw niet?" Ik wilde eerst erkennen, dat ik geen loge en ook geen dame zag, maar de angst voor een nydige opmer king hield mij daarvan terug. Ik boog over de balustrade van de loge, wierp een blik op het dichtgescho ven gordijn en riep luid: „Aha. nu zie ik hem. Daar ls hy. „Wel neen daar niet Waar heen kyk je toch? Daar, naast de twee- do loge." Ik draaide mijn hoofd links en pro beerde zoo te kijken, dat hü mUn by- ziendheid niet kon merken. „Aha. daar is hy ik heb hem terstond herkend." „Wonderiyk. HU is heelemaal niet meer in de loge. Hoe kun je hem dan herkend hebben?" „Pardon," merkte ik verlegen op, „welken heer bedoel je dan? Ik heb het over den heer met den witten broek, die by het orkest staat." ..Mot witten broek?" vroeg mijn vriend verwonderd. „Amice, doe je oogen open daar staat wel een heer, maar zyn broek is niet te zien, want voor hem staat een dame In het wit. Je bent verschrikkelijk bijziend!" Ik protesteerde energiek tegen deze bewering. Hy zag my een oogenblik aan, zweeg, keek naai- de menigte, die zich in de zaal bewoog, en zeide plotseling, terwyi hy my op den schouder klopte: „Daar staat je vriend Adlatus Per- wuchin Hy kykt naar boven en groet. Waarom beantwoord je zyn groet niet?" Ik boog over de ballus trade van de loge, zette een vriendelijk gezicht, glim lachte en knikte. „Luister," ging myn vriend voort, en hij greep myn arm, „in de loge naast ons zit de weduwe Muraschkina met haar aardige dochter, zy houdt zich naar het schynt met iemand bezig, zij wijst naar ons, zy dreigt waarschuwend met haar vinger, z.y coquetteert met je." Waarschynlijk, dacht ik, heb k ihaar niet gegroet, en daar Muraschkina zeer veel waarde hechtte aan beleefdheid, groette ik de dame in de loge naast de onze. Dien avond was myn vriend van ont roerende oplettendheid;, hy ontdekte telkens heden, die naar my glimlachten, die my vriendelijk groetten en ook ik glimlachte deze lieden toe en groette ze Toen wy den schouwburg verlieten lachte myn vriend uitbundig en zeide, dat van myn kennissen in het geheel niemand in den schouwburg was geweest en dat myn groeten alleen onbekenden en de gipsen beelden hadden gegol den Ik keek hem verontwaardigd aan en liep weg. In het algemeen heb ik zeer veel respect voor schouwburgen: eens kwam ik met groote vertraging in een voor stelling, Ik liep naar de garderobe, wierp mijd jas toe aan een heer in uniform, die naast de garderobe stond, en rende de zaal binnen De heer in uniform schreeuwde, wierp mijn jas op den grond, liep mij na en pakte my by de kraag. „Meneer, hoe durft u Ik keek hem aan: voor mij stond een luitenant-generaal. Ik had hem voor een garderobebediende in uniform ge houden. De luitenant-generaal was een paar minuten voor my binnengekomen. Qiad zijn jas afgegeven en wilde juist d-e zaal binnentreden, toen ik hem myn jas toewierp. Wij begonnen ruzie te maken. De lui tenant-generaal noemde mij een lum mel. Ik elschto, dat de officier m.y zyn naam noemde en wanneer hij dit wei gerde zou ik naar de politie gaan Ik liep cenige gangen pp en af en ontdekte elndeiyk een heer in uniform. .Inspecteur", zeide ik zenuwachtig. „men heeft mij bcleedigd, Ik verzoek u proces-verbaal op te maken van het geval!" „Is u krankzinnig?" informeerde de man in uniform. „Maak dat u wegkomt Ik ben geen inspecteur van politie! li ben luitenant-generaal!" En nu merkte ik verschrikt, dat dezelfde luitenant- generaal voor mU stond, met wien ik de krach bij de garderobe had gehad. Ik liep mopperend weg, vond eindelijk den inspecteur van politie, keerde met hem naar de corridor terug, zag een officier en riep: „Daar is hy! Arresteert u he<m! Hij heeft my beleedigd!" Opnieuw ontstond een schandaal. De officier noemde my een idioot. Tien mi nuten later bleek, dat net een andere officier was. Sedert dat oogeniblik be zoek ik geen schouwburg meer. Eens ben ik myn overtuigingen on trouw geworden. Ik ben een modern denkend mensch en sta op het stand punt. dat men met dienstboden streng, beleefd, maar niet te familiair moet omgaan. Op een ïcgenachtigen dag bezocht ik eens een familie. Mijn vrienden kwamen in de hal en begroetten my allerharte- lyfcst. Ik moest alle aanwezigen de hand drukken. By den zevenden handdruk stond ik tegenover een jonge dame, die een wit schort dToeg. Nauwelijks reikte ik haar de hand, of zy trok de hare te rug, schuilde weg in een hoek en wilde onder geen voorwaarde haar schuilhoek verlaten. Toen ik haar hand wilde grijpen, zei de de vrouw des huizes lachend: „Maar dat is Daschaons dienst meisje!" Er ontstond een pijnlijke verlegenheid, die ik met noblesse te boven trachtte te komen „Beste mevrouw", zeide ik. „dat doet er niet toe. Ik wilde ook uw dienstmeisje begroeten. Het meisje is precies zoo'n mensch als wy allen. Het is tyd, dat de barrières tusschen dienaren en hecr- schcrs vervallen!" Dascha reikte my aarzelend haar handje, vervolgens zuchtte zy diep en liep weg. Sindsdien sta ik by mijn kennissen als een zonderling aangeschreven. Wanneer ik het huis bezoek, waar ik Dascba de hand heb gedrukt, druk ik tot ver wondering van alle gasten ook den portier en den huisknecht de hand. „Hy is een zonderling", merkt dan de vrouw des huizes op. Zoo praten de menschen, die goed kunnen zien. Zy zullen een bijzienden medesterve ling nooit begrijpen. Waarde lezer hebt gy althans medelijden met ons! TENTOONSTELLING IN HET WAAGGEBOUW. WERKEN DER LEDEN VAN KUNST ZIJ ONS DOEL. Als geheel genomen is dit een goede tentoonstelling van ons Haarlemse!» kunstgenootschap. Het soms wel eens te veel op den voorgrond tredend liefheb berij -werk is tot een minimum beperkt, en in doorsnee vertoonen de wanden en wandjes arbeid van serieus karakter. Vangen wy ditmaal een kleine wan deling aan by den langen wand aan de vensterzyde, dan mogen wU dadeiyk van Jan Visser een tweetal bloemstukjes no- teeren, waarvan de lijn-verstorven kleur niet nalaat een bepaalde distinctie te ontplooien, waarnaast de verfopdiratóht in het stilleven van Wesseling rauw en ongevoelig wordt, al is het met veel en- train daar neergezet. Jan Visser is trou wens ook in zijn overige inzending, waar- by een goede litho van een Winterbosch niet ongelukkig, ditmaal. Een gekleed en een naakt figuur van Jos Rovers volgen. Beide vi-y omvangrijke doeken zitten vol qualiteiten: de gekleede figuur, als por- Iretstnk bedoeld is uitnemend in den kop, die van een scherp aanvoelende ook psychologische waarneming ge tuigt. Behalve de krappe schilderwijs, die trouwens ook in den found doorgezet is, kan men de beelding van een wezen, de karakteristiek van een existentie, waar- deeren. Ik kan er niet over oordeelen, doch vermeed zeer sterk, dat als por tret dit doek van een uitstekende gelU- kenis moet zyn. Zouden de handen er teveel uit het hoofd bijgeschilderd zyn. nadat de ingespannen aandacht zich op den kop geconcentreerd had? Dit bosje spieringen-in-ops tand of asperges en decadence zijn het minst gelukkig deel van een m i. goed werft. Rovers heeft een gemakkelijkheid van doen. die in het groote naakt eveneens te voorschyn komt en zyn werft immer direct buiten het amateur-schilderen plaats. Hij heeft er den zwierigen zwaai van te pakken, ran het breede en vlotte gefoaar, maar daar mee tevens het zwaard van Damocles boven het hoofd om later in picturale frases te veroeilen. Hij is een beetje verwant aan den Hagenaar Van Mee geren. maar ik geloof, dat Rovers veel en veel meer zou kunnen beteekenen, dan deze. Hoe het zij, hier en thans is Rovers een gros bonnet. Niet minder dan hy behoort Kamp tot de interes sante mannen van Kunst zy ons Doel., al liet hiJ den laatsten tyd te weinig zien. De groote teekening die nu een eereplaats kreeg is werkelijk die onder scheiding waard. Uitgebloeide zonnebloe men zijn byna van al hun attractie be roofd. zóó zeer zUn ze, en uit den treure, door de modernen van allerlei gading bewerkt. Er zit een goedkoope tragiek in die trieste geknaktheid na kort zonnegloren. En de „tragiek", in veel moderne kunstprestatie, vervult de functie der mayonnaise-sa us over een te mager haringslaatje. Dat Kamp in zulk een groot, serieus stuk werk als deze teekenlng, er in slaagde toch weer onze belangstelling te wekken voor de ster vende zonnepithet komt doordat er een gansch persooniiyke visie op het ge val zich openbaart en een beeld ing ont staat. die rust op iets wat innerlyk door leefd en met volslagen beheerschte ken nis neergeschreven is. Als Haarlem zoo iets bezat als een Haarlemsche verza meling van Haarlemsche hedendaagsche kunst.... dan zou deze teekening van Kamp moeten worden ingepikt en opge borgen, Maar uit Haarlem verdwynen de musea alleen maar, ze verschijnen er niet. Verder. Heilo is in een klein bloem stuk je veel genietbaarder, dan in een grooter stilleven er onder, waarvan reeds de voorgrond het geval bederft door een te burgerlijken kleurzin. Met een ge aquarelleerd heerenportret door Boot zyn wij dan weer bij een van de majores van het gezelschap genaderd. Wij zul len ahveer niet ontkennen dat in de wijze waarop plastisch de kop is neergezet de klauw van het leeuwtje merkbaar is ge behoeft het Slechts te vergelijken met het damesportret door Wesseling, een paar meters verder om verschillen in capaciteit te leeren kennen (Wesseling was by andere gele genheden veel gelukkiger, dacht ons) maar tochBoot lijkt zoo nu en dan in richtingen te zoeken, waar hij ver dwaald raakt en ons met als ons res pect voor zyn gaven in den steek laat. Dit lieeren portret wordt nog ge steund door de sterke plastiek van den kop waardoor ge het gewild-ongemoti- veerde der blauwe strepen daarachter overziet, maar in de aquarel van den Clown met zyn hondje overheerscht een volslagen anemie; ze is ledig als Papus na veertig dagen vasten. Het grootere doek, dat een steppenkóningin voorstelt, waren wy in de gelegenheid gerulmen tyd rustige en gezette beschouwing te wyden. Er is sindsdien nog aan gearbeid, maar myn eindindruk wijzigt zich niet. Ondanks een briljant fragment hier en daar bl-yft het geheel van een praal der weelde, waaraan het mysterie der steppen, zoowel als de hoogheid eenier koningin gelykeiyk vreemd zyn. Deze liederen liggen onzer Haarlemschen zan ger niét lykt het. Waarom een, gefor ceerde tenor, als men een mooien bari ton bezit! Links van den schoorsteen en de steppen hebben A. L. Koster en Miolée een wandje gevuld, dat er kalm-betrouw- baar uitziet. Het is aardig te zien hoe handig Miolée zich door de moeilijke party van zoo'n zelfportretje heenslaat. Het stilleventje, de beide landschapsstu dies, ze zyn van een prettige rustige ge negenheid voor het metier en met een juist begrip voor eigen grenzen, wy zyn intusschen een fijn bloemstukje van Gerixrands gepasseerd van wien wy straks nog twee zeer uitvoerige bloem- composities zullen tegenkomen waarvan die met den faisant de zwierigste en decoratiefibevailigsbe is. In Staring's rustend, tijgerachtig diet- in landschap meenden wy byna het visitekaartje van den douanier Rousseau te zien. Daar wy ons geen ander werk van Staring herinneren, biy've eene mee ning daarover voorloopig achterwege. Janus Wagemaker's Artisjokken zijn met schik en schildersvreugde neerge zet. In hem zit een artist, die er mis schien eens een paar jaar tusschen uit moet. om uit te groeien. Grootons blijft een afzonderiyke „Stem- mir.g" met de witte zwanen onder fy'n- bladig getak, laat zich als illustratie in een mooien verzenbundel denken, met een houtsneetje uit de duinen bereikt hy, ondanks de eigenzinnigheid der vi sie, iets waariyk expressiefs. Van het zwart en wit noteerden wy nog een ons onbekenden naam: Veringa (houtsnee met duiven) een tweetal silhouetportret ten door G. Kerkhoff, die de contour van een kop wel heel scherp te trekken weet en een paar droge naald etsjes door Ant. Pieck „Zterikzee" en „de oude Polka" waarin. deze, als steeds, op vir tuoze manier de graphische mogeiykhe- den demonstreert en fluweelige lijntjes VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1213 WACHTEN BIJ DEN BARBIER Vader komt bij den bar bier binnen en ontvangt de verzekering dat hy niet lang zal hoeven te wachten I doet zyn Jas. boord en I werpt een oog in een das af en gaat zitten I weekblad van de vorige wachten I maand hoort de vraag: Een van de heeren? en springt ziet dat iemand anders eerder was dan hy en gaat weer zitten ziet dat een ander het weekblaadje heeft opge nomen ziet dat een der klanten byna klaar is bereidt zich voor. maar de man besluit om zyn haar nog te laten knippen (Nadruk verboden). uit koperen hardheid te voorschijn roept. Tenslotte, memoreeren wij, om volle dig te zy'n een portretstuk door Legner, werken van Stern, Kruyt,. Marcus, Naas tepad en bloemen van mevr. Biezeveld. J. H. DE BOIS. 27 Mei '28. MUZIEK. NIEUW NEDERL. OPERETTE GEZELSCHAP De schouwburg Jansweg was Zater dagavond slecht, uitermate slecht be zocht. Ditmaal hadden echter de afwe zigen geen ongeiyk. Een gezelschap dat zich „nieuw" noemt, hoewel in de ïyst zyner leden oude bekende operettona- men voorkomen gaf een reeds vrij oude operette, die nooit eenig nieuw idee ge had heeft. De „Walzertraum" is een dier operr"es die, evenals de „Dollar- prinzessin en d„ie Lustige Witwe" eeni gen tijd opgang gemaakt en de drartf- orgelltteratuur en de beurs der slimme makers verrykt hebben, dank zy een of anderen weeïgen wals, waaraan de ge niale componist meer verdiend heeft dan Beethoven aan zyn heele levens werk. De muzikale waarde dier ope rettes is zeer gering, de kunstwaard» van den tekst eveneens. De vocale eigen schappen der vertolkers gedoogen in den regel geen ernstige beoordeeling. Zoo was 't bij het Fritz Hirscli-ensem- ble, dat „Ein Walzertraum" hier niet lang geleden opvoerde, zoo was 't. bijl hét Nieuw Ned. Operette Gezelschap. Maar terwyl de Duitschers over de vele dubbelzinnige aardigheden van den tekst heengleden, dienden de Neder- landsche ze met extra pikante sausf overgoten op een presenteerblaadje op. En terwijl Hisch over een vry goed or kest beschikt, was de begeleiding Zater dagavond toevertrouwd aan een door een viool en een cello geassisteerd» piano, welker bespeler met de linker hand zóóvele buitenteksteiyke slipper tjes maakte, dat elk maar eenfgszins harmonisch ontwikkeld oor een zware beproeving onderging. Toch werd er, het kleine troepje toehoordei's in aan merking genomen, nog al zwaar ge applaudisseerd; vermoedelijk waren de harmonisch ontwikkelde ooren dus in de minderheid en had de speler het ge halte van z'n autditorium juist getaxeerd In deze Weener operette was het Am-! sterdarasche accent overheerschend, be halve by den heer Hugo Bender, die den dwazen vorst met Duitsch dialect; overigens niet onverdienstelyk speelde. Niki's dictie pacte het beste in zyn roï waar hy „ik sjtaók" te zeggen had. dat klonk, zyn stem was niet slecht, zijif tooneelhouding wèl; de stemmen van „Helène" en „Frauzie" waren ook zeker niet minder dan men in dit genre ge wend is te hooren. De muzikale waardeloosheid dezer operette trof me in het slot-ensemblo van de tweede acte bijzonder sterk. Aan de aankleedng was nog al zorg besteed. KAREL DE JONG. VEREENÏGING VOOR NIJVERHEIDS - ONDERWIJS. De Vereeniging voor Ny verheidsonder - wijs alhier houdt haar 35e jaarvergade ring op Maandag 11 Juni a.s. OPEN BRÏEF VAN KEES DE MOPPERAAR AAN het gemeentebestuur van Zandvoort. Er is al veel gesdhreven over de ver keersregeling te Zandvoort Ongetwijfeld is het goed het verkeer in twee richtingen te leiden. Van Bloemendaal-aan-Zee gaat het verkeer naar het dorp Zandvoort over den bou levard, van Zandvoort naar den Zee weg langs den weg achter de daar ach ter gelegen wegen. Het gedeelte van den boulevard tus schen de bebouwing van Zandvoort en den Zecgrag wordt evenwel in twee rich tingen bereden Waar het verkeer ran Zandvoort via de van GaJenstxiaat op den boulevard uitmondt heersoht evenwel een zeer slechte toestand. Bovenstaande foto illustreert dit dui delijk. Op die plaat» bunnen ongelukken niet uitblijven. Hert; aangrenzende duïniterretn te als bouwterrein te koop. De oplossing te. dat de gemeente een stuk van dit terrein koopt (of onteigent.) om een betere uit monding op den boulevard te verkrij gen. Misschien is het met enkele honder- de guldiens bekeken. Onböbouwd duinterrein is toch nffie* zoo duur, INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a CENTS PER REGEL. <3R MOUT3TR.IC >1.-1 OSriERZI SC H E „TuI ei - F LÖbP RS Yin IEL VANAF F95- N. O. G. De afdeeling Haarlem van het Nederl. Onderwijzers-Genootschap vergadert Woensdagavond in het gebouw „De Ny- verheid" ter toehandeling van den be schrijvingsbrief der algemeene vergade ring te 's Hertogenbosch en ter verkie zing van twee afgevaardigden. KLEVERPARK—HAARLEM-NOORD. Tusschen de Haarlemsche en Schoten- sche Marnixstraat liggen de kindertuin tjes. Thans is het gedeelte, dat tusschen de voorgeveliynen ligt. ontruimd. De riolee- ring is gelegd, het gebouw tot berging van materiaal is meer naar het Weten verplaatst. Een nieuw terrein, naast het bestaande Is aangelegd en wel ten Wes ten daarvan en nadert van naby het molentje van den Schoterveenpol- der. Met het aanleggen van den „zanddyk" is men gevorderd eenige meters voorby de Haarlemsche Marnixstraat. KING EXTRA STRONG,/ pepermunt niet be, stond, moest men Voor engroi bijFa C. H. S. HE1LKER, Haarlem (Naar het Engelsch. van C, N. en A. M. WILLIAMSON.) 41) „1-Iebt u geschreven om te onderzoeken, of die getuigschriften echt waren?" vroeg Esmée. „Neen, daar was geen tUd voor. wy hadden terstond iemand noodig. Het patois van die vrouw bewyst tenminste, dat zU een Venetiaansche is". „Maar ik veronderstel, dat menschen uit de hoogere standen in Venetië dat patois ook kennen? Dat zy het konden spreken, als zy wilden?" „Sommigen. Ik byvoorbeeld. Maar al leen een goed acteur zou dat altyd kun nen volhouden. Ik zou het nu en dan vergeten en zuiver Italiaansch spre ken". „O, een goed acteur!" riep Esmée. „Dat brengt my op een denkbeeld". (Zij deed haar best Power's verwarring zoo- oven en Rogers' verhaal van de Oosten- riiksche te vergeten), „ik heb er lang over nagedacht, wie Luisa kon zyn, als zij in dit complot te betrokken. En nu komt er een 'gedachte gedachte by mij op". „Wilt u my die niet vertellen?" „Dat zou ik gaarne doen. Maar mis- schien gaat u my beschouwen als een bemoeial". (Esmée overwoog, hoe zy het zou zeggen, zonder zich de beschuldi ging van spionnage op den hals te halen). „U moest weten, dat ik u niet als een bemoeial zou kunnen beschouwen". .Nu, die pianostemmer praatte tegen my over Cannon Wood, toen ik hem kwam halen. Het schynt. dat er praatjes in omloop waren bediendepraatjes over een woest feest in dit huis op den avond vóór uw terugkomst. Ol' mis schien was het de eerste avond van uw terugkomst". „Staat het verhaal van dien avond In direct verband met uw meening om trent Luisa?" vroeg Power. „Indien ik het u vertelde, zooals het werkelijk was, zou u dat dan helpen?" „Dat geloof ik vast", verzekerde zy hem haastig. Niet alleen wenschte zij de waarheid te hooren Ier wille van eeni ge zonderlinge „gevolgtrekkingen", die ze juist had gemaakt, maar zy verlangde ook naar een duidelijk bewys van Po wer's onschuld aan het hem door Rogers ten laste gelegde. „Heel goed. Dan zal ik het u vertel len, Het zal niet lang duren. En misschien wordt daardoor een nieuw licht geworpen op het onderwerp van de vingerafdrukken en het gebroken glas. Alleen moet ik een paar byzonderheden omtrent personen en dingen weglaten, omdat die betrekking hebben op een pyn- üjke gebeurtenis vroeger, die niet 'weer voor u behoeft te worden opgerakeld. Maar u hebt zelf gezien, hoezeer die man Silvers op my gelijkt. En ik heb u ver teld, dat hy in eik opzicht gebruik heeft gemaakt van die gelijkenis. Zoo placht hy hier te komen in myn afwezigheid en zich uit te geven voor Richard Power. Dit is meer dan eens gebeurd; maar voor verleden jaar durfde hy dat spelletje nooit langer dan een paar dagen aaneen spelen. Hy misleidde zelfs de Neales. Natuurlijk lette hy by hen zeer op zyn manleren, die niet aangenaam zyn, vooral niet jegens hen, die hy als zyn mindereix beschouwt. Nu en dan, als hy erg in moeilijkheden verkeerde, streek hij als een roofvogel neer op Cannon Wood, meenemende, wat hy maar te pakken kon krygen. Eens was het een half opgebruikt chequeboek! En hy had myn slecht handschrift met suc ces nagebootst. Achter die grap ben ik echter spoedig gekomen en ik heb er een eind aan gemaakt, eer de financieele gevolgen te ernstig waren geworden". „Waarom liet u hem niet in de ge vangenis zetten wegens vervalsching om u zoo voor altijd van hem te be vry- den?" kon Esmée niet nalaten te vra- „Het is zoo iets als slapende honden niet wakker maken, myn kleine vrien din. Ik heb u gezegd, dat deze zaak in verband staat rpet een oud familie geheim. Eerst eenige jaren geleden, in den tUd dat myn vader stierf, werd het ondragelijk voor my. Ik wilde liever veel overlast dulden, of nog erger, dan de politie te hulp te roepen en een prooi te worden van journalisten en illustrators van bladen in een ergerlijke recht zaak. Dat weet Rudolf Silvers. Hy weet misschien zelfs, dat Ik dat beloofd heb aan een zeker persoon Ik werd terug geroepen uit Amerika. Ik was daar ge weest voor zaken zaken van veel grooter belang. Daaraan is een geheim verbonden, waarin ook anderen zyn be trokken, anders zou ik het u gaarne ver tellen. Er zijn redenen, waarom u er belang in zou stellen. Maar ik heb niet het recht om te spreken. Ik vond het noodzakelijk naar Cannon Wood te gaan En terwyl ik daarvoor toebereidselen maakte, vernam ik. dat ik verondersteld werd hier reeds lang te zyn. Inderdaad, ik was berucht in de buurt, myn gedrag was zoo ergerlijk! Natuurlijk begreep ik spoedig, wat er gebeurd was. En ik kwam als een bom neervallen op zekeren avond Er was een feest in het huis.jonge officieren en actrices van verdacht al looi speelden roulette. Ongetwijfeld heeft onze vriend Tredwell voor u het geval nog overdreven, ik heb Rudolf Silvers eenigszins in mijn macht. Daar van maakte ik bij die gelegenheid ge bruik, ik joeg hem en zyn vrienden troep uit het huis en de bedienden ook, die hy had gehuurd een slecht zocdje volgens de Neales. die haast omvielen van schrik, toen ik op het tooneel ver scheen. Ik kwam juist by tyd, om hun ideaal van den zoon van hun ouden meester te redden, want de gewaande Richard Power was bezig den familie naam door het slijk te sleuren. De Neales hadden nooit van ons familie geheim gehoord; maar ik moest hen nu in myn vertrouwen nemen. Later heeft men hen willen ondervragen, geloof ik; maar zU zyn lieden, die weten te zwy- gen. Toen zy begrepen hadden, dat ik nog liever de gevolgen op my wilde ne men, dan het verleden weer te laten op rakelen uit het graf. hulden de goede oudjes zich in stilzwygen, zooals een slak in haar huisje kruipt. Zoover zy konden zeggen, was er niets byzonders gebeurd dien avond van het feest. Is er nog iets anders, dat u gaarne zou we ten?" Nog één ding. U zeide, dat er actrices waren. Weet u ook, wie ze waren, of hoe ze waren?" „Ze leken allen op geverfde poppen; allen behalve een. Zy was de eenige, die naam had gemaakt, geloof ik. Een soort Italiaansche Yvettc Guilbert. die in Frankrijk en Engeland was geëngageerd. Ik zag haar eens in Rome en niet weer, tot ik haar hier vond in myn huis, bezig de bank te houden by de roulette. Maar ik herkende haar terstond. ZU had geen gezicht om gauw te vergeten. En mijn oogen waren toen goed". ,.U hebt my haar naam nog niet ge zegd. Waren de voorletters V. D.?" „Ja. ik meende, dat ik gezegd had. wie zij was. U hebt misschien gehoord van Violetta Diaz?" „Misschien wel. Ik herinner het- mij niet. Tante Kate zou my het zien van een revue niet hebber, toegestaan. Is Violetta Diaz een Venetiaansche? „Dat weet ik niet. Ik heb nooit iets van haar afkomst gehoord. Myn beste kind, u meent toch niet. dat Violetta Diaz voor keukenmeid in mijn huis speelt? Dan kan ik u terstond gerust stellen. Ik heb Luisa gezien, eenige dagen nadat zy hier kwam. Zy is een heel an-, der type. Cherchez la femme elders als er een vrouw is, die met Rudolf Silvers samenspant om my in het ver derf te storten. Laat de stukjes glas onderzoeken dcor een deskundige. Dat verzoek ik u zelfs. Maar zie af van Luisa als de vrouwelijke schurk van het stuk" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 6