BELOONDE KINDERLIEFDE. Er leefde eens een meisje van onge veer veertien jaar. zy was het eenige kind van een paar zeer arme menschen, die echter zeer veel van haar hielden, want zij was heel goed en heel mooi. Toen zij echter tien jaar was, stierf haar vader aan een booae ziekte en zy bleef alleen met haar moeder over, terwijl de armoede en de nood steeds grooter werd De moeder leed echter zoozeer onder haar verdriet, dat zij dikwyis niet ln staat was overal voor te zorgen; dikwijls gingen zij dan ook hongerig naar bed omdat er niet genoeg te eten was Greta zoo heette het meisje - - deed echter 1 alijd haar best, door haar vroolijkheid en voortdurende hulp bij het werk, de verdrietige stemming van haar moeder zooveel mogelijk te verdrijven. De men schen in het dorpje, die allemaal wel wisten, dat Greta en haar moeder eer lijke en brave menschen waren, hielpen ook zooveel zij konden. De groote zorgen drukte eohter hoe langer hoe zwaarder op de arme vrouw en zoo kon het ook niet anders of ten slotte kon zij het bed niet meer verlaten. Hare krachten waren aa nhet einde en zij voelde, dat zij niet lang meer bij haar Greta kon zijn. Die verpleegde haar dag en nacht en omringde haar met honderden kleine zorgen en het gelukte haar ook steeds nog om krachtig voedsel voor haar moeder te vinden. Maar het alles tevergeefs. Op een ochtend werd Greetjes moeder niet meer wakker. en nu stond het arme kind alleen op de wereld. Haar smart over het verlies van haar moeder was onbeschrijfelijk groot, doch zij wilde den moed niet laten zakken. Zij was sterk en zij kon goed werken, zy kon natuurlijk niet alleen het huishou den voortzetten en daarom verkocht zy het huisje en alles wat er in was en verliet zij met het geld haar dorpje om elders haar kost te verdienen. Zij was een schoon meisje geworden en overal waar zij des avonds aanklopte en om onderdak vroeg, werd zij dan ook vrien delijk opgenomen. Nadat zij zoo eenige dagen gereisd had, kwam zü op een boerderij waar men het zeer druk had. omdat het oogsttijd was in be trekking. De boer echter, was verschrik kelijk gierig en gunde zijn meiden en knechts eigenlijk niet eens een weinig- Je rust. Zonder ophouden moesten zij in de gloeiende zonnestralen op het veld arbeidden, zoodat vooral Greetje meermalen de tranen over de wangen liepen als zij aan haar ouders dacht, die toch zoo heel anders voor haar geweest waren. Zij hield echter dapper vol. Toen tenslotte de oogst afgeloopen was, ont sloeg de boer bijna al zijn werkvolk, want hij wilde in den winter niemand bij zich houden! Zoo stond zy dus weer verlaten en wist niet wat te beginnen. Het hart woog haar zwaar en de zorg voor de toekomst drukte haar ter neer Met haar bundeltje op den rug ver liet zy de boerdery en liep weer verder. Waarheen? Dat wist zy zelf niet. De ruwe herfstwind blies haar in het gezicht en hinderde haar zeer by het loopen. Telkens als zij een kilometer geloopen had. moest zy even uitrusten en een oogenblik uit den wind gaan staan. zoo- Beer vermoeide haar het gaan. Moede steunde zij het hoofd in de handen en weende bittere tranen. Daar hoorde zy plotseling de voet stappen van Iemand, die blijkbaar uit. dezelfde richting kwam als zy. zy keer de zich om en zag toen een klein man netje, die haar vriendelyk toeriep: „Wel, Greta, waar ga je heen? En waarom ben je zoo treurig?" Verbaasd, dat het mannetje haar by den naam noemde, keek zy hem aan en sprak: „Ik ken Je in het geheel niet; hoe weet Je dan mijn naam?" „Ja, als Je dat nu eens wist, hè?" ant woordde hy guitig lachend. „Ik ken je al heel lang hoor. toen je ouders nog leefden al en toen heb ik ook ge zien, dat je een braaf meisje bent. Maar waar ga je nu elgenlyk heen? Kunnen we misschien samengaan?" Mistroostig keek zij het kleine man netje aan en zuchtte: „Ach, ik weet zelf niet, waarheen ik ga. Ik heb toch geen ouders meer en moet nu maar in de wereld rondloopen!" ,Als je my vertrouwen wilt, kan ik je misschien wel helpen en misschien wel zoo, dat je heelemaal niet meer ver der behoeft te loopen." Ongeloovig keek zy hem aan, doch daar het mannetje een buitengewoon goed en eeriyk gezicht had, zelde zy: „Probeeren kan ik het altijd! Ik wil met U meegaan. Met z'n tweeën gaat het loopen nog beter dan alleen." En zoo vervolgden zy him weg geza menlijk, Onder het vrooiyke gepraat merkte Greetje in het geheel niet, dat zy van den grooten straatweg afgewe ken waren en reeds eenigen tyd in een groot bosch liepen. Na enkele minuten werd het bladerdak boven him hoofd lichter en by een kromming van den weg, zag zy opeens een groot slot voor zich. Verbaasd riep zy uit: „O, wat heeriyk Is het hier! Wie woont daar wel?" Een zucht ontsnapte aan haar borst. De dwerg echter bleef staan en vroeg vrooiyk lachend: ,AIs dit slot nu eens aan my toebe hoorde, wat zou je dan wel zeggen?" En Greetje antwoordde: „Dat is toch onmogelijk, dat dit slot aan U behoort. Gij dwergen woont toch niet in zulke kasteelen?" „Zie, ik ben wel een dwerg," zei nu het mannetje, „doch dit slot behoort toch aan my. Kom met my mede en treed binnen. Alles wat van my is, zal ook van jou zyn, want ik zou je gaarne als vrouw wenschen, omdat ik weet, welk een goed hart je hebt." Greetje's verbazing kende geen gren zen: als zy echter nadacht over het voor. stel van den dwerg, kon zy maar niet zoo dadelyk een besluit nemen, zy vroeg daarom den «dwerg haar een oogenblik alleen te laten opdat zy eens rustig zou kunnen nadenken Binnen het uur wilde zy hem een antwoord geven. De dwerg liet haar dus alleen en ging het slot bin nen. Na een uur echter kwam hy weer terug. Greta trad hem tegemoet en zeide: ,Daar ik op de geheele wereld nie mand heb, die voor my zorgen kan en gij zoo goed voor mij zijt, ben ik bereid U als vrouw in het slot te volgen." De dwerg had met stralende oogen haar antwoord aangehoord, maar toen Greetje een oogenblik naar het slot keek en zich daarna omkeerde om hem iets te vragen, zag zy tot haar starre ver bazing hoe er een schoone jonkman voor haar stond, die een zeer diepe buiging voor haar maakte. Hy nam haar by de hand en voerde haar het kasteel bin nen. De Jonge edelman was n.l, uit wraak eenige Jaren tevoren door een booze vrouw in een dwerg omgetooverd, omdat hy haar ryke en trotsche dochter niet als vrouw wenschte te bezitten. Slechts een eenvoudig meisje, dat een goed hart bezat en hem als dwerg haar hand wilde schenken, zou de betoovering kunnen verbreken. En zoo was Greta de geluk kige geworden, die zonder Jhet te weten den jongen man zyn oorspron- keiyke gestalte terug gaf. Aldus werd de kinderliefde, die zy tegenover haar ouders altyd betoond had, rykeiyk be loond 1 IETS OVER VLINDERS. Nu we in dit voorjaar weer overal de vlindertjes gezien hebben, willen wy in het kort iets vertellen over een soort van deee diertjes. Op het eerste plaatje zien we het vrouwtje van de z.g. Koolwitjes afgebeeld. Deze vlinder is ons allen goed bekend, omdat zy in de gewone tuinen heel dik wyis haai- bezoeken brengt en dan wel eens groote schade aanricht. in haar vlucht, Onzeker fladdert zy door de lucht en zoekt een geschikte plaats om haar eitjes af te geven. By voorkeur zoekt zy de onderzyde van de bladen der kool-, ramen as-, radijs of an dere planten. Ook de violieren zyn haar welkom. Op het tweede plaatje zien wy haar, hoe zy met half tezamengelegde vleu gels aan den onderkant van een der bo vengenoemde bladeren hangt en haar eitjes legt. Het derde plaatje toont ons een rups en een pop van het koolwitje. De rups is groenachtig geel met zwarte stippen en heeft gele strepen op de zy en op den rug. Zij leeft op de bovengenoemde plan ten, welke zy dikwyis tot op de nerven der blaadjes kaal knaagt. De pop is wit of geelgroen met zwarte punten, zy over wintert in den grond. Het wyfje der koolwitjes kan men altyd herkennen aan de zwarte vlekken op de vleugels. Het beste middel om deze scfhadeiyke diertjes te vernietigen is, dat men de eitjes verzamelt en verdelgt. Op die wyze kan men tenminste vele planten in den moestuin behouden, zoo dat zy voor de menschen gebruikt kun nen worden. VAN EEN BLIJDEN DAG MET EEN TREURIG EINDE. door W. B.—Z. (3) „Laten we hem eens omkeeren," raad de Piet Romkers. „Hier heb je myn zakdoek om onder zyn hoofd te leggen," vervolgde hij. Heel voorzichtig werd Klaas omge legd. Tot hun schrik bemerkten ze, dat het gras donker gekleurd was van het bloed, dat uit een gapende wonde van het voorhoofd vloeide. Klaas was juist op een vooruitstekenden steen gevallen. Loopen jullie even naar ons huis," zei Jan Bork tegen Jaap Weert en Her man Blokveld. Met hangende pootjes ge hoorzaamden die. De opdradht was alles behalve plezierig.' Toen ze de oprijlaan van de Hoeve inliepen, kwam burge meester Bork er juist aan. Hy .dacht, dat de jongens eens kwamen informeeren, hoe het met de pannekoeken-bakkerij stond. „Het beslag is al klaar hoor!" riep hij hun vrooiyk toe. Wat drommel, waarom keken die bengels zoo sip? Hakkelend, zooveel mogeiyk het ergste verbloemend, deed Jaap het woord. De burgemeester ging dadeiyk mee. Toen ze den Piek naderden, zagen ze, dat de dokter er reeds was. Klaas had nu de oogen ge opend, maar hy staarde zoo versuft voor zich uit, dat het den armen vader bang om 't hart werd. De wond aan 't voorhoofd werd ver bonden en de burgemeester haastte zich naar huis om zyn auto te halen. Na eenige minuten stond deze dan ook op den weg. 't Kostte nog wel wat overleg, om Klaas daarheen te dragen. Met een heel langzaam vaartje werd eindelijk naar de Hoeve gereden, 't Was wel eeq heel droevig slot van een prettigen dag De nacht was nog droeviger. De ouders bleven waken by hun doodzieken jon gen. Klaas ijlde in hooge koorts. Tegen den morgen werd hij wat kalmer. De dokter kwam meerdere malen. Hij durf de nog geen hoop geven. De crisis moest nog komen. Na drie bange, moeilyke dagen leek het wel, of Klaas af en toe zyn ouders herkende. Toen durfde de dokter van genezing spreken. Klaas keerde lang zaam tot het leven weer. De matte oogen herkregen den ouden, vrooiyken glans. Soms hoorde men hem weer lachen. Hoe het Charles verging? Charles was dien uitgaansdag heel anders thuis ge komen, dan hy 's morgens was heenge gaan. Toen had hij zoo echt 't gevoel ge had. dat 't voor de jongens toch eigenlijk een heele eer was, dat hij meeging. En nu kwam hy thuis in gebogen houding, den pet diep op 't hoofd. Alleen de huis houdster ontving hem. Zyn vader was voor eenige dagen op reis. Charles ging maar dadelijk naar bed. Niemand was er aan wie hy zyn hart kon uitstorten. Want Charles had geen moeder meer. Hij sliep dien nacht slecht. Telkens zag hy Klaas voor zich, bleek en bebloed. En telkens was 't hem, als hoorde hij Jan Keggen: „Moordenaar!" Nauwelijks scheen de zon naar binnen of hy sprong uit bed. Als ze hem eens kwamen halen van de politie. Er was in huis nog niemand op. Charles liep maar den tuin in, zat nu eens op deze bank en viel dan weer neer op een an dere. Hy was biy, dat er eindelyk voet- Plak de geheele teekening op een stukje niet te dik karton. Als alles goed droog is, knip Je de verschillende gedeelten netjes uit en maak gaatjes in de puntjes, gemerkt X. Nu leg je gaatje no. 1 op gaatje no. 2 en steekt er een papierklemmetje RAADSELS (Deze raadsels zijn Ingezonden floor Jongens en Meisjes die Onze Jeugd lezen.) Iedere maand worden onder de beste oplossers vier hoeken verloot. AFDEELING I (Leeftijd 10 Jaar en ouder) 1. (Ingez. door Heemstedenaartje.) Vul de kruisjes in met medeklinkers en ge krijgt een spreuk, xa xyxex vow xexxxyxex. 2. (Ingez. door Goudhartje.) Welk beroep oefent Mien Tamrm uit? 8. (Ingez. door Juffertje Wildzang) 123456 zyn manly ke personen. 7 8 9 10 11 is een manlijk beroep. 12 13 is een voegwoord. Mijn geheel is een plaatsje in Gelder land. 4. (Ingez. door Distelvink.) Neem uit de volgende Rubriekertjes- namen telkens één letter en wel zoo, dat er een nieuwe Rubriekertjesnaam wordt gevormd. stappen op straat weerklonken. Die stilte was ondragelyk. De huishoudster verbaasde zich erover, dat Charles zoo vroeg op was. De Jon gen had immers vacantie. Toen ze echter naar de reden informeerde werd ze door Charles zoo afgesnauwd, dat ze zich verder maar niet meer met den jon gen bemoeide. Al weer zwierf hy rond het hek. Daar liep Leo Veder, een jongen, die den vo- rigen dag ook mee was geweest. Mis- doorheen; hetzelfde doe je met gaatjes 3 en 4. Nu leg Je gaatje 5 op gaatje 6 en steekt er een papierklemmetje doorheen, daarna 7 op 8 en eveneens een klemmetje erdoor. Nu vouw je het strookje langs de stippellijn om. Pak dit gedeelte vast en trek het naar links, Hftbatje, Mechanicus. Waterrat, Elze- katje, Duinroosje, Huishen, MIep. 5. (Ingez. door Condor.) Lettergreepraadsel. Onderstaande lettergrepen moeten aangevuld worden tot woorden en wel zoo, dat de beginletters van de gevon den woorden den naam vormen van een roofvogel. De streepjes geven te ken nen hoeveel lettergrepen nog ontbreken. ma een vloot, die in de Va- derl. Geschiedenis veel van zich liet hooren. schoon een bloem. ho een stad in Nederland. taarn een verlichtingsmMöel. re een Spaansche kamp plaats. Ab een klooster. ge een graansoort. 6. (Ingez. door Danseresje.) Verborgen plaatsen. a. Ik moet naar den onderwyzer. b. Wanneer is deze brug gebouwd? d. De wegen ten Noorden van de stad moeten door de gemeente S. onderhou den worden, d. (Ingez. door Meiroosje.^ schien wist hij, hoe 'fc met Klaas ging. „Leo!" „Charles!" „Ben jy bU „Vader heeft straks opgebeld by bur gemeester Bork," zei Leo, die dadeiyk begreep, waarop Charles doelde. „En hoe was 't?" „Slecht. Ze hebben den heelen nacht met hem opgetrokken." (Wordt vervolgd.) dan zul Je zien, dat Bllly de krab op licht, die zich aan zyn poot vastge klemd heeft en terzelfder tyd beweegt hy slurf, oor en oog op een heel dwaze manier. Dit slot en het slot van de bovenka mer zyn stuk. e. Go, dacht heel verkeerd over deze zaak. f. Daar stond Els tegen het raam ge drukt. g. Mynheer, lengte doet niets ter zake, breedte wel. h. Die Renswouder boertjes kwamen van de markt. i. Hy is een held, er bestaat geen tweede zoo. j. Hoor naar raad van ouderen. AFDEELING II. (Leeftijd 9 Jaar en Jonger.) 1. (Ingez. door Koekoek.) Welk land kun je van deze woorden maken? dal kerk Nel uiL 2. (Ingez. door Herderinnetje.) Ik ben een aardig gezegde van 38 let ters. 3 2 1 is groente. 6 19 8 is een huisdier 18 11 4 3 5 11 doen vele menschen graag. 26 27 16 29 5 11 zUn knaagdieren". 8 13 6 37 2 staat in veie kamers. 6 7 8 is een huisdier. 9 10 is een verkorting van vader. 12 13 14 15 is noodig by 't verstopper tje spelen. 15 16 17 8 is van hout. 18 9 20 21 22 23 wordt tegenwoordig veel gedaan. 24 25 30 31 woont in Denemarken. 29 28 30 31 Is een ander woord voor kyken. 34 32 33 zit bovenaan. 34 35 36 37 38 is een meubelstuk. 3. (Ingez. door Krekeltje.) Verbor genheden. a. Wat doet Kees Marchon? b. Welke bloem is Fia Soch? 4. (Ingez. door Tinteloog.) Mijn geheel is een plaats in Zuid-HoL, land en bestaat uit 12 letters. 1 3 is een verkorte Jongensnaam. 3 5 9 is meer dan erg 10 5 6 is een kleedingstuk. 12 11 5 7 is een rivier in Nederland 352 is fyn speelgoed. 4 5 zit in de kast. 8 2 is een lengtemaat. 12 11 is een ander woord voor moeder, 5. (Ingez. door Rosa Fluweeltje.) Myn 1ste is een kleur, myn 2de heb ben alle dieren, myn 3de is een verklein woordje. Mijn geheel is de naam van een Rubriekertje. 6. Strikvragen. (Ingez. door Jutte- peertje.) a. Lena Grieta Dora Horpap noemt Een werkkring ln den koopmansstand, Die nauw verband houdt met de krant b. (Ingez. door Condor.) Voor wien neemt men altyd zijrt hoed af? c. Het is weg en het blyft weg. Jan en alleman loopt er overheen, langs struiken en heg. Maar het is weg en het blyft weg. d. Ik besta uit drie deelen. En toch ben ik een Ik ben niet van yzer, van hout of van steen. Om my wordt heel veel, ja zelfs 't leven gewaagd, Beproef nu te raden, hetgeen ik jo vraag. e. (Ingez. door Kapteintje.) Waarom is het woord buurt zoo lang? f. Wat is 2 pond en 1 M.? Raadseloplossingen De raadseloplossingen der vorig# week zijn: AFDEELING L 1 a. Weber, b. Wagner, c. Verdi, d, Bauer, e. Gounod, f. Bizet. 2. Sering. 3 Als üe drank is In den man, Is dé wysheid in de kan. 4. Wil nis. 5. Hoogovens. 6. Papavertje. AFDEELING II. 1. Naaldwijk. 2. a. baggermeester, b. Horlogemaker, 0. Erica. 3 Men kan geen veeren plukken van een kikvorsch 4. Hak. hek, hok, hik 5. Roodborstje. 6. Als ze eikaar voorby gaan zeggen ze niets. b. Vuur. c. De zon. d. Wie tus- schenbeide iets ondervindt, leert boven* mate. Goede oplossingen ontvangen van: Molly 5 Franschmannetje 4 Bart zon der Barst 5 Kaatsballetje 5 Aboedo 5 Mi mi Poesekat 6 Pinksterblocmetje 5 De kleine Violist 6 De kleine Vogelvriend 6 Het 's Heerenbergsche meisje 6 Atta- lanta 6 Repelsteeltje 5 Orchidee 5 Ranonkeltje 6 Regen dropje 5 Zwartkopje 5 Rasa Fluweeltje 6 Darwintulp 4 Huishen 6 Juffertje Onge duld 4 Krielkip 6 Floris V 6 Papavertje 6 Lenteklokje 6 Spring in 't Veld 5 Se ring 6 Goudhartje 6 Heliapte 6 Bloe- menfee 3 Verkeersagentje 6 Pinkster bloemetje 5 Amazone 5 Bart zonder Barst 6 Mary 6 Prinses Glimlach 6 Krullemie 4 Moeders Hulp 5 Kleine Ul- bo 5 Wilgenroosje 6 Korstjesknager 6 Vaders Hulp 6 Amico 5 Zangvogeltje 5 De kleine Bakker 6 Hansje Teddybeer 6 Hebatje 6 Roodwangetje 6 Tilburgertje 6 Don Frederik 5 Breeroo 6 Alba 6 Bloe menvriend 6 Tom zonder Zorg 4 Juffer tje Leesgraag 6 Zilverklokje 6 Appel- snoetje 6 't Groentje 6 Denappeltje 6 Miep 5 Banketbakker 6 Berliner Bol 6 Spiraa 6 Knageiyntje 6 De kleine Lord 8 BILLY, DE OLIFANT, OP DE KRABBENVANGST.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 14