3Lji—j*-'
<yj
j K
„EEN ZOEKPLAATJE".
Borertjc was in den tuin met zijn
-boer en speelde daar \xA ijver.
Opeens kwam een bontgekleurd vlfeider-
tjo aangevlogen en zweefde van bloem
tot bloem. Broertje stond met open
mond het prachtige diertje na te zien
en probeerde het met zUn eene handje
te pakken. Het vlindertje ontweek hem
echter telkens weer en vloog van het
eene struikje op het andere Maar broer
tje wilde de Jacht toch niet opgeven,
maar ach, steeds grepen zijn kleine
handjes mis. Zoo verwijderde hU zich
hoe langer hoe meer van de plaats waar
hi) gespeeld had: aan zijn geliefden
teddybeer dacht hij in het geheel niet
moor!
Dat beviel bot beertje ecliter in het
geheel niet en zoo zon hij dan ook op
een middel om zijn klein baasje eens een
flinke poets te bakken, opdat deze zich
ln de toekomst wat meer aan hem ge
legen zou laten liggen.
Inbussclvcn was Briertje don vlinder al
zoover nagoloopen dat Teddy hem niet
meer zien kon. Daar kwam hij op de
gedochte zich te verstoppen: wat zou
Broertje dan wel zeggen als hij terug
kwam? Dat zou een pret gevenI En
snel stond Teddy op en verstopte zich.
■til wachtend tot Broer hem zou gaan
Boeken
Op ons plaatje kun je al zien hoe
broertje naar Teddy zoekt. HU kan hem
echter niet vindenwant het broertje
hooft zldh goed verstopt. Zoek nu zelf
eens!
ONGEDULD.
Eindelijk dan was de langverwachte
dag gekomen, dat vader en moeder met
Hendrik en Elsje een autotocht zouden
maken. Een deel van de groote vacantie
was reeds voorbij, maar vader had nog
steeds geen tijd gehad om het beloofde
tochtje te maken. Zoo dikwijls hij het
zich reeds had voorgenomen, telkens
weer waren zijn drukke zaken er tua-
Bchen gekomen Maar nu was het toch
werkelijk gelukt zidh een geheelen dag
vrij te maken. Den avond tevoren had
Vader bij het avondeten gezegd: „Mor
gen vroeg, om zeven uur. staat de auto
voor de deurl Zorgt dus dat Jullie op
tijd klaar bent, want wie te laat is moet
thuisblijven."
Den zin met „thuisblijven" had hij ech
ter niet behoeven te zeggen, want reeds
leng voor zeven uur stonden de beide
kinderen kant en klaar voor de deur,
waar zij vol ongeduld op de auto wach
ten. ZU hadden bijna den geheelen nacht
Het geslepen, zoozeer waren zij vervuld
van de gedachte, dat nu eindelijk het
autotochtje komen ging. Eindelijk kwam
de chauffeur toeterend uit een zijstraat
aangereden. Hendrik wilde natuurlijk
naast hem zitten en toen vader en moe
der dan ook naar buiten traden, zat hij
reeds op zijn plaats en hield verwaand
do richtingaanwijzer in de hand. Elsje
zette zich bij haar ouders achter in den
wagen en „toet, toet, rrrrr!" daar ging
het er op los, de stad uit. Het was nog
vrij stil in de straten en zoo ging het
dus zonder eenig oponthoud naar bul
ten, mooie weilanden, voorbij en volden
waarop het koren nog ln schoven stond.
De roggevelden stonden in volle pracht
en zwenkten zadhtkens met devolle aren,
die bijna reeds geheel rijp waren.
Toen de zon al wat hooger gestegen
was. reden zij ln een groot bosch, vol
met zware eiken en beuken, waar do
dikke kruinen voor een heerlijk, koele
koele schaduw zorgden. Nadat zU zoo
een tijdlang doorgereden hadden, kwa
men zf] in de omgeving van een oude
burcht-ruïne. Natuurlijk wilden Hen
drik en Elsje dodelijk uitstappen om de
resten van het oude roofridders-kasteel
te bewonderen. Maar vader zei:
„Wacht eerst nog een paar minuten.
WU komen zoo dadelijk bU een boerde
rij, waar we ons wat verfrisschen kun
nen. En van daaruit kunnen wij dan
de omgeving eens wat beter gaan be
kijken. Er moeten hier van allerlei on-
deraardsohe gangen en gewelven zijn en
al die gangan voeren naar het kasteel.
Als in de middel-eeuwen de ridders be
legerd werden en hun levensmiddelen
raakten op of als de vijand al te ge
vaarlijk werd, dan zonden zij door dc
geheime gangen boden uit om levens
middelen en hulp te halen. WU zullen
nu eerst ook wat eten en de auto zoo
lang ergens opbergen, dan wandelen wij
weer terug naar de ruïne en zullen eens
overleggen wat wU verder gaan doen."
NauwelUk6 was vader uitgesproken
toen de auto reeds de hekken van de
boerderU binnen reed. Dadel Uk kwam de
boer op hen toegeloopen on begroette
verheugd zUn gasten, want hU kende de
ouders der kinderen al lang en hU was
dus blU ze weer eens terug te zien. Vlug
werd nu wat eten en drinken aangedra
gen. De kinderen hadden bUna geen ge
duld meer en haakten naar het oogen-
blik, dat zU in de gelegenheid zouden
zUn alles wat nader te bekUken. De boer
had zich ook aan hun tafel gezet en
spoedig waren de ouders met hem in
een levendig gesprek gewikkeld. Hen
drik gaf zUn zusje een heimelUken wenk
en zonder dat vader of moeder het be
merkte, verdwenen zij plotseling stil
letjes. Eerst bezochten zU de koestal,
maar die was Jammer genoeg leeg, om
dat zich het vee op de welde bevond.
Van daaruit echter, riohtten zU hun
schreden achter het huls naar den
moestuin; de voorjaarsoogst was al af
geplukt en de andere vruchten waren
nog niet rUp. Zoo kwamen zU elndelUk
bU een grootcn, eeuwen-ouden beuk.
Hendrik probeerde er in te klimmen,
maar dat gelukte hem niet. Maar op
eens bemerkte Elsje aan den voet van
den boom een vervallen muurtje en dat
was. o, wonder, een Ingang van een
der onderaardsche gangen van het
kasteel.
De kinderen waren niet bang! ZU bo
gen de takken weg en gluurden in het
hol. Voorzichtig, voetje voor voetje, daa-1
den zU er in af. Hendrik voorop cn
Elsje vlak achter hem aan. Het was zeer
donker in de gang. maar hun oogen had
den zich al spoedig aan de duisternis
gewend, en zoo Hepen zU langzaam voor
waarts.
Maar opeens. een gil Hen
drik was verdwenen. Elsje begreep niet
wat er gebeurde. Voorzichtig deed zU
nog een, stap voorwaarts en een
tweede gil ook Elsje verdween ln
de diepte. GelukkigerwUze was het gat
want dit was het, waarin de kinderen
gevallen waren niet zeer diep, zoodat
zU door den val niet verwond raakten.
Maar het was toch wel zoo diep, dat z:J
er niet meer uit konden. Wat te doen?
ZU riepen luidkeels om hulp, maar nie
mand hoorde hen natuurlUk. En zoo
moesten zU dus wachten, tot men hen
zou gaan zoeken. Maar dit duurde zoo
lang dat Elsje tenslotte ln een luid
schreien uitbarstte.
Intusschen was de boer door een an
deren gast weggeroepen en daar viel het
vader en moeder op. dat de kinderen niet
meer bU het tafeltje waren. ,.ZU zullen
wel ln den stal of in den tuin zijn," had
vader echter gezegd en hU dacht, dat zij
dan ok wel spoedig zouden tcrugkecrcr.
Het eene kwartier verliep na het an
dere, maar de kinderen kwamen niet
terug. Tenslotte stonden de ongerust
geworden ouders dus op en gingen op
zoek naar Hendrik, en Elsje. Een dienst
meisje van de boerderU vertelde hen, dat
zU de kinderen gerulmen tUd geleden bU
den grootcn beukenboom gezien had. Zij
liepen dus luid roepend op den boom
toe. maar kregen nergens antwoord. Nu
ontdekte ook vader het muurtje en toen
hU aandachtiger keek. zag hij dat het
de ingang van een onderaardsche gang
was. VrecselUk geschrokken wees hU
zUn vrouw op het hol en begon de na
men der kinderen luid naar binnen te
schreeuwen. Maar steeds nog kwam er
geen antwoord en eindelijk daalden ook
vader en moeder in de onderaardsche
gang af, steeds maar roepend. En eln
delUk hoorde zU ln het donker heel uit
do verte een zacht antwoord. De moeder
liep dadclUk naar de boerderU terug om
een lantaarn te halen en de vader liep
nog een eind de gang ln om de kinderen
toe te roepen, dat «U spoedig gered zou
den worden.
Moeder kwam gelukkig weer spoedig
terug. Een knecht van de boerderU was
met haar medegekomen. Hij had een
touw en een lantaarn bU zich. Nu daal
de men weder ln de donkere gang af
en na een korte poos stond men eln
delUk voor het gat, op welks bodem de
kinderen bleek en bevend ineen gehurkt
zaten. Nu werd het touw naar omlaag
gelaten en moest Elsje door haar
broer geholpen zioh vastbinden, waar
na de knecht en vader haar naar boven
trokken. Op dezelfde wUze werd daarna
Hendrik gered.
Toen zU eindelUk weer In het helle
daglicht traden, schrokken Hendrik en
Elsjo van elkaar. Zoo zagen zU er uil!
Modder en stof op hun kleeren en in
het gezicht! Maar vader en moeder zei
den gelukkig niet veel. want zU waren
uiterst verheugd hun kinderen weer on
gedeerd terug te hebben, hoewel er van
een verdere wandeling ln de omgeving
niets meer kwam. In zulke smerige klee
ren konden de kinderen zich niet ver-
tooncn en bovendien waren zU door de
uitgestane angst geheel van streek en
van genieten was dan ook geen sprake
meer. De auto bracht hen dus vroeg
naar huls. En zoo hadden zU door hun
ongeduld den heerlUken dag welken
zU anders zeker met hun ouders gehad
zouden hebben leelUk bedorven. Maar
het ergste was wel dat moeder des
avonds zei:
„Nu hebben Jullie bovendien vaders
eenigsten vrijen dag in dit jaar ook be
dorven-"
En dat gaf hun toch het meeste ver-
drietl
WAT ONZE
BELANGSTELLING WEKT
Een aardig klokje. De torenklok
van de St. Pieterskerk te Zurich heeft
e enwUzerplaat van 9 Meter middellUn.
De groote wUzer legt jaarlijks 331/2
mUl af.
Het gewicht van een ei. Een kip
penei weegt ongeveer 1/2 ons of 50 gram.
De dop weegt 5 Gram. het wit weegt 30
gram en de dooier weegt 15 gram.
Wie Is de oudste? Mes, lepel of vork?
—Het mes is de oudste. De Batavieren
hadden al messen, om 't gevangen wild
door te snUden. Veel vroeger werden
daar scherpe stukken steen voor ge
bruikt. In den riddertUd at men nog
met de vingers en men gebruikte zUn
dolk om het vleesch stuk te snüden. Na
het mes kwam de lepel. Men leerde de
kunst van soep en pap bereiden. Aan
vankelijk gebruikte men daarvoor nap
pen, maar voor kindermondjes was dit
toch bezwaarlik.
In de middeleeuwen kwamen de
vleesch vorken, dat waren de vorken met
twee tanden. Voor tafelvorken gebruik
te men toen spits toegesneden houtjes.
Deze waren natuurlUk niet sterk. Lang
zamerhand werd ook de vork vervaar
digd.
De grootste garage ter wereld. Deze
vindt men in Boston (Vereenigde Sta
ten van N. Amerika), 't Is een gebouw
van 8 verdiepingen, waarin 2500 auto's
een onderdak kunnen vinden.
Openluchtschool op zee. New York
gaat ons daar weer in voor. De school
wordt gehouden ln een oude stoomboot
Eiken morgen vaart de boot met een
scliooitje zwakke kinderen naar een
mcoi stil plekje. Als 't stormt ls er va
cantie. W. B.—Z.
HANDWERK-RUBRIEK.
Misschien komen de meisjes er niet
toe een groot handwerk in de vacantie
te maken, 't Is toch altüd gezellig als
je een tasch bU Je hebt met allerlei
kleine handwerkbenoodigdheden. Ver
andering van spUs doet eten en veran
dering van werk doet handwerken. Bret
voor Je zelf b;V. een mouwloos vest vati
grovo wott op ollumlnlum pennen. Je
knipt eerst van papier het patroon van
rug en zij panden. Je kunt het geheet
recht breien. Je kunt het ook breien met
de zandsteek, dat is 1 steek recht 1
steek averecht en bU eiken loer versprin
gen. Je kunt het ook haken in vaste ste
ken of stokjes. Met de zandsteek kun
Jo ook een broekje breien voor broeit)©
Van kantrestjes kun je ook leuke din
gen maken. Je knipt rlriehoekvormpjes
en cirkelvormpjes, festonneert die om en
garneert er 't bovenstuk van Je onder
jurk, combination of nachthemd mee.
Is 't gekleurde kant, dan kun Je er mooie
versleringen mee aanbrengen op een lap
voor een kussen. Restjes tulle kun je
met gekleurde zUde doorstoppen en ze
dan voor versiering gebruiken. Restjes
fluweel of zijde kun je ook voor kussen-
garneering gebruiken. Je kunt er dan
b.v. bloemblaadjes van knippen en er
bloempjes van vormen. Ik hoor mom
pelen: „Kussens zUn zoo duur door de
vulling." Je behoeft zo Juist niet met ka
pok te vullen. Met fUn gesnipperd kran
tenpapier gaat het ook heel best.
W. B,—Z.
HENDRIKS VACANTIE.
VERRASSING.
Dat zUn een paar heerlijke vacantle-
dagen voor Hendrik geweestl Maar heel
zelden was hU zoo blij geweest. Van
school had hU een prachtig rapport
meegekregen en als belooning daarvoor
hadden zUn ouders hem een kleine auto
mobiel gegeven: ach wat had hU al
lang naar zulk een voertuig verlangd.
Je kunt je wel voorstellen hoe Hendrik
bUna buiten zich zelf was van vreugde
toen de auto op een goeden dag voor
de deur stond en zUn ouders hem zeide:
dat het wagentje voor hem was, omdat
hU steeds zoo vlUtig geweest was.
Natuurlijk moest hU als een echte
Jongen allereerst den bouw en de con
structie van zUn auto onderzoeken. Dat
het ding geen motor had. daarover
maakte hU zich niet verdrietig want hU
begreep heel goed. dat hUzelf daarvoor
nog te klein was. Maar van bulten zag
het wagentje er toch zoo uit, dat het
leek of er achter den koeler een echte
motor ingebouwd was. De chauffeurs
plaats was mooi gepolijst en als rem
was er net als bU de groote auto's
een hefboom naast zUn plaats.
Om het voertuig in beweging te bren
gen. waren er in den bodem pedalen
gemaakt, net als bU een flets. Een ket
ting verbond deze met de as aan den
achterkant. De constructie was dus heel
eenvoudig.
Nu moest de auto natuurlijk ook
worden gebruikt en daarom maakte
Hendrik zich gereed het was immers
toch vacantie een bezoek te brengen
aan zUn vriend, die ongeveer een half
uur rUden buiten de stad woonde.
HU voelde zich een echte automobilist
Maar helaas, behalve de vreugd moest
hU ook weldra ondervinden wat auto-
smart is. Want plotseling het ge
beurde toen hU bUna zestig kilometer
per uur reed brak zUn ketting uit het
tandrat. zoodat hU niet verder kon.
Doch hU liet zich daardoor niet ont
moedigen. Als een echte sportman
kroop hU onder zUn auto en herstelde
ir. korten tUd de schade. Trotsch op
zUn knapheid stapte hU weer ln en ar
riveerde na enkele oogenblikken bU
zUn vriend, met aden hU daarna nog
verschillende kleine toertjes maakte.
Tegen dat het donker werd reed hij weer
naar huls cn kon het niet nalaten de
kwaliteiten van zUn wagen zeer te
roemen. Er bestond beslist op de ge-
heele wereld geen andere automobiel
welke de zUne ook maar in de verte
kon evenareal
IETS NIEUWS.
1
i
-
4-*. b 'L+C*M
„Moet dat een plaatje voorstellen?"
Bullen Jullie vragen en ja, Je hebt gelijk,
het lijkt ook niet veel op een plaatje.
Maai- met heel weinig moeite kunnen
iwe er wel een plaatje van maken. Let
maar op hoe dat gaat.
Eerst moet het geheel worden ultge-
iknipt, maar zoo, dat er een flinke rand
blijft aanzitten. Op de tcekening staan
vier stippellUnen. Nu beginnen we met
de eerste lUn om te buigen en daarna
de tweede, doch ln tegenovergestelde
richting. Dan de derde weer en de vierde
ook weer tegenovergesteld. Als dat goed
gedaan is komt het plaatje voor den
dag.een foxhond, die met een zwarte
vlek over het linkeroog er zeer listig
uitziet. Het Ujkt wel of hU zoo aanstonds
een streek zal uithalen!
Het is zeer leuk om zelf eens zoo'n
plaatje te teekenen, al zal het de eerste
keer niet zoo gemakkelijk gaan.
EEN BERENGESCHIEDENIS.
In het hoogo Noorden. In Groenland,
waar de Eskimo's wonen, leefde eens
een arme vrouw met haar drie kleine
kinderen. Haar man was vroeg gestor
ven en daarom was zU op de weldadig
heid van de andere bewoners der neder
zetting aangewezen. Deze hielpen haar
ook zoo goed zU konden en gaven haar
iedere week van de vangst op visschen,
zeehonden en andere dieren, opdat zU
met haar kinderen geen honger behoefde
te lijden.
Op een dag hadden zU haar een Jon
gen Usbeer gebracht, die heelemaal stUf-
gevroren was. In dezen bevroren toe
stand konden aU niets met hem aan
vangen; darom legden zU hem in de
nabijheid van het haardvuur. Na eeni-
gen tUd. toen het Us, dat in zUn vacht
zat, ontdooit was, gaf hU eenlge teeke
nen van leven.
De vrouw stond met haar kinderen
voor den haard en probeerde, de levens
geesten van het dier weder op te wek
ken. hetgeen haar werkelUk gelukte. De
kinderen waren dolblij, dat het dier nog
in leven was en smeekten hun moeder,
den kleinen Jongen beer niet te dooden,
maar hem als speelmakkertje voor hen
te houden. Door de goede verzorging van
de vrouw en de kinderen was het dier na
«enige dagen weer volkomen gezond en
vermaakte allen met zUn gTappige be
wegingen. De kinderen spraken met hem
en bemerkten met bUJdschap, dat het
dier hen steeds beter begon te begrij
pen. HU was zoo trouw en aanhankelijk,
dat hU met de kinderen uitging, zon
der dat hU aan een ketting vastgehou
den proest worden en bewaakte hen als
de trouwste hond.
Op een dag waren de drie kinderen
van huis gegaan, iets verder weg dan zU
rot nog toe gedaan hadden. De beer. die
intusschen grooter geworden was. moest
echter thuis blUven. Dat was hem ech
ter niet naar den zin. want hU was al-
tUd gewend geweest om zUn bescherme
lingen te begeleiden. Toen de kinderen
een heel eind van huis verwijderd wa
ren. was hU niet meer te houden. Op
sluwe wijze heeft hU het huls weten te
ontsnappen en volgde met snellen pas
de voetsporen der kinderen. En hoe
groot het geluk was, dat hU hen nage-
loopen was, zal spoedig blUken.
Het was in het voorjaar, als het Us
begint te dry ven en de dikke Ussohot-
scn en Usbergen zich losscheuren en
zuidwaarts afdrijven. De kinderen wa
ren aan een niet hoogen ijsberg geko
men en hadden krijgertje gespeeld, pre
cies zcoals ze dat bU ons ook doen. Plot
seling hoorden zU een donderend geraas,
eerst van verre en dan steeds dichter
bi). Toen gebeurde het.... De reuze n-
groote, dikke Usschots, waarop de kin
deren zich bevonden, was middendoor
gebroken. Twee der kinderen waren op
het vaste stuk blijven staan; het derde
echter dreef op de losse schot steeds
verder van den oever af.
De kirbdéren waren stom van schrik
toen zU hun zusje heelemaal alleen op
den Uaberg ln die groote zee zagen drij
ven en begonnen luid té weenen. Ook
het zusje op de Usschots riep om hulp
en solireide, maar niemand kon helpen.
Plotseling hoorden de beide achterge
bleven zusjes achter zich een luid en be
kend gebrom. ZU draaiden zich om en
herkenden hunbeschermer, die hen
gevolgd was. Getrouw kwam hU nader
en besnuffelde de beide kinderen. Toen
liep hU een eindje door en keek om zich
heen alsof hU zeggen wilde: „Jullie wa
ren toch altUd met z'n drieën? Waar is
de derde dan?" Daarna kwam hy weer
naar de kinderen toe en streelde hen
zacht met zyn kop. ZU begrepen, dat
hU hun zusje miste en zU wezen in de
richting van de drUvende ijsschots, waar
op het ongelukkige kind zich bevond.
Plotseling bleef het dier onbeweeglijk
staan. HU scheen een geluid van verre
opgevangen te hebben, dat hem bekend
voorkwam. HU hief den kop op en keek
eerst naar de beide kinderen en teen
naar de dryvende Usschots en.... plons
was hU in het water. Met krachtige sla
gen zwom hU het kind na, dat steeds
verder afdreef. Eerst waren de kinderen
vreeselijk geschrokken, toen zU het dier
in het water zagen springen, maar toen
zU bemerkten, dat hU hun zusje na-
zwom, toen veranderde hun schrik in
vreugde, want zU vermoedden dat hU
hun zusje redden wilde. Nu begonnen de
kinderen zoo luid te schreeuwen als zU
maar konden en wenkten en wezen op
den zwemmenden beer, waarmede zU hun
zusje op de naderende hulp opmerk
zaam wilden maken. En werkelUk, op
eens zag ze dat haar vriendje achter de
Usschots aan gezwommen was en ze
vatte nieuwen moed. De beer zwom
steeds sneller en eindelijk zette hU zyn
voorpoot-en op den rand van de Usschots,
daarna trok hU zich op en stond voor z'n
beschermelingetje. Het meisje liep op
hem toe en van vreugde liet de beer zUn
bekend gebrom hooren. Nadat hU een
beetje adem geschept had, legde hU zich
voor de voeten van het meisje. Dat had
hU altUd gedaan, als de kinderen op zijn
rug wilden rUden. Zij klauterde op zijn
rug en klemde zich met haar handjes
aan zUn dikken vacht vast. Dan schreed
hU voorzichtig voort naar den rand van
de Usschots en liet zich voorzichtig ln
het water glUden en zwom terug, voor
zichtig maar snel.
De kinderen op den oever volgden hem
aandachtig met de oogen en toen de beer
met hun zusje in het water sprong wa
ren ze in luide vreugdekreten uitgebro
ken. Met alle mogelUke lieve woordjes
probeerden zU den beer sneller tot zich
te krUgen en het duurde ook niet lang
of hU kwam met zUn last weer op het
droge. De begroeting was ontroerend.
Steeds weder omarmden de kinderen
hun redder en de beer bromde de bas
in het Jubelgezang. Dan ging hU ijlings
heen.
De moeder ontstelde, toen zij vernam
ln welk levensgevaar haar kind verkeerd
had, maar haar vreugde was groot,
toen zU al haar lievelingen weer gezond
bU zich had. De beer kreeg een extra
groot stuk vleesch tot belooning en
werd van dien dag af nog meer ver
wend dan anders. En wanneer de kin
deren weder van huis gingen moest de
beer altUd mee, want hij had zich niet
alleen als trouw huisdier maar als vriend
en levensre<ïder getoond.
UIT HET LEVEN VAN
EEN GROOT MAN.
Dien grootcn man moeten wU alle
maal kennen. Hij is nu 81 jaar geworden
en zijn verstand Ls even frisch als een
50 Jaar geleden. Ik bedoel Thomas Alva
Edison. Wanneer we zyn naam hooren
denken we aan onze gloeilampen en gra-
mofoons. Van beide ls hU de uitvinder.
Pientere mannen zijn ook altUd pien
tere jongens geweest. Misschien konden
ze alle jaartallen niet op hun duimpje,
misschien wisten ze niet precies welke
graven er in het Hollandsche huis gere
geerd hadden, of welke plaatsen aan
de Amazone lagen, maar wat ze wisten,
dat wisten ze goed. Wat hun ontbrak
aan verstand, konden ze aanvullen door
handigheid. Him oogen stonden open cn
hun handen waren altUd bereid tot wer
ken en tot helpen. Zoo ook Tnomas
Edison. HU was maar een heel eenvou
dige jongen. Al heel vroeg moest hU de
handen uit de mouw steken om zUn da-
gclUkschen boterham te helpen verdie
nen. Toen hU 12 Jaar was, werd hU
krantenjongen bU de Grand Trunk
Rail-way. Hier kwam al spoedig zUn
uitvindersnatuur voor den dag. Dc laat-
sto trein stopte niet ln zUn woonplaats
Port Huron. Om mee te rUden naar het
naaste station en dan terug te loopen,
beviel hem niet. Daarom wierp hU naast
de spoorbaan bU Port Huron een hoop
zand en liet zich daar eiken avond In
vallen. Dien hcelen krantenverkoop beviel
Thomas maar matig. ZUn geest was het
meest bezig, als hU geen kranten ver
kocht. Dan kwamen zUn studieboeken
voor den dag, die hU hier en daar voor
een appel en een el had gekocht. Deze
boeken had hU verstopt ln een goederen
wagen en ln dien zelfden wagen had hU
een klein laboratorium ingericht. Op een
keer had hU een proef genomen met
phosphor. BU ongeluk viel het fleschje
om on veroorzaakte een klein brandje,
't Werd wel is waar spoedig gebluscht.
maar de conducteur had het gemerkt.
HU gaf Thomas zoo'n harden draal om
zijn ooren, dat hU er steeds hardhoorlg
van gebleven is. Het laboratorium werd
bovendien den wagen uitgesmeten. Er
brak nu een moeilijke tUd voor Thomas
aan. Op zekeren dag speelde het kind
van don stationschef te Port Clermont
tusschen de rails, toen een trein kwam
aanrollen. Zoo zag Thomas het gevaar
of hU snelde toe en greep het kind. De
stationschef wilde Thomas een beloo
ning geven. HU kon vragen, wat hU
wenschte. ZUn eenlge verlangen was om
opgeleid te worden tot telegrafist. Aan
zyn verlangen werd voldaan. Bfnnen zeer
korten tUd kwam hU door het examen
en kreeg een aanstelling in zUn geboor
teplaats. Niet lang bleef hU daar. want
een nauwkeurig telegrafist was hU niet.
Op 't kantoor was hU dlkwUls zoo in
eigen studie verdiept, dat hU vergat te
seinen. Om zUn onnauwkeurigheid werd
hU ontslagen. Ontevreden op zichzelf
zwierf hU op zekeren dag om 't telegraaf
kantoor. HU vernam, dat de Directeur
ten einde raad was, omdat de brug tus-
sch cnPort Huron en Sarmla door Us-
gang totaalwas vernield en de telegra
fische verbinding nu was verbroken. Er
kon geen enkel bericht verzonden wor
den. Thomas Edison dacht even na en
vroeg toen, of men hem kon gebruiken.
Wat of hU wou? HU wou een locomotief
naar den oever der rivier laten bren
gen. De stoomfluit moest dan lange en
korte stooten geven, alsof het streepen
en stippen waren, die over werden ge
seind. Zoo zou hU telegrafeeren zonder
draad. De directeur iet hem zijn gang
gaan en Edison seinde: Sarmia hoort ge
Port Huron? Na eenlge mislukte pogin
gen kwam een locomotief aan de overzU
cn werd er op dezelfde wUze terug ge
seind: WU hooren Port Huron.
Nu konden verdere boodschappen wor
den overgebracht. Edison kreeg weer een
aanstelling. Op 21-Jarigen leeftUd was
hU telegrafist te New York. Toen wilde
hij een anderen koers gaan. Hy bood
zUn diensten aan bU de Gold Indicator
Company. Dit was een instelling, die
ieder kwartier den koers der effecten
aan de handelaars seinde. Toen Edison
zUn opwachting maakte, was er Juist
een defect aan het seintoestel. Er was
een deskundige bU. die niet kon gevaar-
worden. waar de oorzaak van dit defect
schuilde. Edison vroeg het toestel eens
uit elkaar te mogen nemen. Weifelend
stemde men toe. En onze Tom had wer
kelUk een heelen nacht noodig voor hU
het seintoestel weer in orde had ge
bracht. Maar hoe verbaasd keek de Di
recteur van de Oold Indicator Company
op, toen de Jonge vreemdeling hem den
volgenden morgen niet alleen het gere
pareerde toestel bracht, maar hem te
vens vertelde, dat hU sen veel beter toe
stel voor hem kon vervaardigen. Edison
kreeg toen een vaste aanstelling bU deze
MaatschappU en nu klom hU steeds hoo
ger op den Maatschappelijken ladder.
4 jaar later liet nU in New York een
fabriek bouwen, waar verschillende in
strumenten, door hemzelf uitgevonden,
werden vervaardigd. HU nam 300 men-
schen in dienst. Na 0 jaar bouwde hU
een nieuwe fabriek, zijn laboratorium
lag geheel bulten het drukke stadsgewoel
in een mooi rustig park. „Een denker
moet zich onttrekken aan de menschen-
wereld". In deze rustige omgeving heeft
hU uitvindingen gedaan, waar de we
reld verbaasd van staat. Ik noem slechts
de microfoon, de gloeilamp, de fonograaf
HU werd dan ook de toovenaar van het
Menlo-park genoemd. ZUn spreek toe
stel vooral leek op too veren. De eerste fo
nograaf is nog te zien ln het South Ken.
sington Museum te Londen. Verleden
Jaar bU zUn 80sten verjaardag zUn hon
derden menschen naar het Menlo-parK
getrokken om den grooten man even te
feliciteeren. Maar het vogeltje was ge
vlogen. „Dat zou het zwaarste werk ge
weest zU'n, dat ik ooit verricht had," zei
hU later lachend.
Toen laatst een oorspecialist hem
vroeg, waarom hU er toch niet meer
werk van gemaakt had om van zUn doof
heid te genezen, antwoordde hU: „Ik
kan beter denken, als ik weinig of niets
hoor."
Thomas Edison ls zeker een der groot-»
ste mannen van dezen tUd.
w. b.—a
EEN LEELIJK DUIVELTJE
Ik ken een leelUk duiveltje
Met een heel blU gelaat.
Het ziet je lachend, vroolUk aan.
Je denkt er aan geen kwaad.
Het zit gezellig naast Je stoel
babbelt honderd uit.
Het kent de nieuwtjes van de stad.
O! 't ls een leuke guit!
En strakjes gaat het naar Jo buur,
Maar, 't klinkt heel wonderbaar
Dan ls zUn hoofdje eens zoo groot,
Het ls gegroeid, heusch waar.
En verder gaat het op bezoek.
Steeds dikker wordt meneer.
ZUn mond en ooren zUn zoo groot,
Het kent zichzelf niet meer.
Maar leelUk wordt dat duiveltje.
Het is een draak geUjk,
ZUn vriendUjkheid is afgelegd.
Het gooit met vuil en sUjk.
ZUn woorden zUn een helsch vergift,
Het wondt, het kwetst, het doodt.
Het babbelt en het lastert maar,
Niet één, die 't ook verbood.
Het zaait verderf in huis, op straat,
Het jaagt de waarheid heen.
Het brengt slechts tweedracht, twist en
ramp.
ZUn hart is als een steen.
Zeg, zweeft daar t leelUk duiveltje,
O, sluit toch deur en raam.
En wil Je weten, hoe het heet?.
Een praatje is zUn naam.
W. B.—B,
UIT DEN MOPPEN-
TROMMEL.
Slimme Jan.
Jan: Meester, als je toch niks gedaan,
hebt. krijg je toch geen straf?
Meester: Natuurlyk niet, Jan.
Jan: Gelukkig maar. Ik heb niks aaL
mUn huiswerk gedaan.
Die ondeugd.
Heer: Jongen, heb Je ook mijn fox-
terrler gezien?
Jongen: Is t een klein hondje meneer?
Heer: Ja.
Jongen: Wit met gespikkelde pootjes?
Heer: Juist.
Jongen: En een stomp staartje?
Heer: Ja.
Jongen: Een een spitse neus?
Heer: Prachtig Jongen. HU ia 't. Waaf
ig je hem?
Jongen. O, ik zag hem niet. maar lk
begrUp toch best wat u bedoelt.
Niet goochem.
Kees is wat bUziende en Kees h wat
nieuwsgierig. HU rijdt voorbU een paal
en ziet tegen die paal een bordje beves
tigd. Op dat bordje staat wat te lezen,
maar Kees kan het van zoo'n afstand
niet zien. Kees springt van zUn flets en
klimt in de paal. 'b Is geen gemakkelUk
klim eer hU bij 't bordje is gekomen. Dan
leest hij tot zUn grooten schrik het
woordje: Nat.
Dom Liesje.
Annie tegen Lies: Zeg Lie3, waarom
is dat bontje van Jou niet gevoerd?
Lies: 't Is toch zeker een dood beest.
En dat kan Je toch niet meer voeren.