OM ONS HEEN
H. D. VERTELLINGEN
FLITSEN
FEUILLETON.
De Dubbelganger
HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 16 AUG. 1928
No. 3776
EEN ZIGEUNERPROCES DE WONDE VAN EEN
MODERNE REPUBLIEK EEN WONDERLIJK
SPROOKJE.
DE POSITIE DER ZIGEUNERS DE MOORDEN IN MO LD AVA EEN
ONGELOOFWAARDIGE VERDENKING HET ZWERVERSVRAAGSTUK
EEN MONSTERPROCES MET 32 BEKLAAGDEN.
In het Duitsche dagblad derMittag
komt een artikel voor van Nikolas
Aranyosl over het bovengenoemde on
derwerp. waaraan hieronder de hoofd
zaken ontleend worden en dat den zon
derlingen titel draagt: dwars door het
land der menscheneters". De onbevangen
lezer zou meenen. dat het gaat om een
reis in Afrika of andere in dubbelen zin
van het woord „zwarte" binnenlanden,
maar dat is volstrekt het geval niet. De
journalist schryft over een landstreek
midden in Europa. Hoe daar het men-
scheneten by te pas komt, zal aanstonds
biyken.
In de Jaren 1924 tot 1926 zyn in het
dorp Moldava en zyn omgeving om
streeks 20 mensehen spoorloos verdwe
nen, over wier lot niemand inlichting
geven kon. Dit dorp ligt in Slowakije in
het Tatragebergte. in de buurt van het
stadje Kaschan. Natuuriyk werden er
allerlei onderzoekingen ingesteld, aan-
vankeiyk te vergeefs, totdat in het be
gin van 1927 verdenking opgevat werd
tegen een Zigeuners tam. die buiten het
dorp Moldava over de overzijde van een
riviertje een vast kamp opgeslagen had.
Zulke kampen zijn er in alle steden
en dorpen van Slowakije, zy zyn een
plaag voor het land en ook voor andere
oostelijke landen, een probleem dat van
omvang veel kleiner, maar in den grond
van de zaak veel moeiiyker is. dan het
negervraagstuk. Zigeuners leven afge
zonderd aan den rand van de steden, In
bosschen en kloven. Muzikanten zyn nog
de voornaamsten onder hen, maar die
vormen een gering percentage, de meeste
Zigeuners houden zich bezig met het
maken van tegels van leem. werken in
steengroeven of zijn slecht betaalde dag-
looners. voorts paardeaieven en moorde
naars. Toen zy nog onder Hongaarsche
heerschappij leefden, mochten hunne
karavanen ongehinderd heen en weer
trekken. Officieel bestonden zij niet, be
hoorden tot geen staat, hadden geen
naam en geen papieren. Nergens waren
zij ingesclireven. Onbekommerd leidden
zij dit schoone, zorgelooze zwerversleven
en later, onder de Tsjechen, ging dat
voort, totdat anderhalf jaar geleden de
bovenvermelde gruweldaden ontdekt
werden.
Het parlement vaardigde toen een
nieuwe wet, de zoogenaamde Zigeuner-
wet uit, waarby alle Zigeuners tot een
vaste woonplaats gedwongen werden,
beperkt In hun vryheid van beweging
en genoodzaakt tot inschryving. Een
naam hadden zy namelijk nog niet,
dat wil zeggen geen vasten naam, daal
de namen die zy zichzelf geven, naar
behoefte gewyzigd werden. Wie vandaag
by voorbeeld Csorbas heette, noemde
zichzelf Csiszar morgen, daartusschen
lag dan een misdryf, dat de naams
verandering noodig maakte.
Onder zulke omstandigheden was het
niet gemakkelijk, onder dit volkje orde
en regelmaat te scheppen. Na de uit
gekomen moorden werden er ongeveer
50 personen gearresteerd, maar men had
evengoed de heele Zigeunerstam van
Moldava achter slot en grendel kun
nen zetten. De 150 bhulsgeblevenen waren
nauwelijks beter dan de 50 die gevangen
genomen waren. En hier komt de ont
zettende mededeeling van den sohrUver
van het artikel: ,.sie sollen gemeinsam
die Ermordeten zerflelscht una da von
gegessen haben", wat vertaald zeggen
wil: „zy moeten gezamenlijk de ver
moorden geslacht en daarvan gegeten
hebben".
Daarin, zoo gaat de schryver voort,
zien zy nauwelijks iets misdadigs. Het
is een volk. dat altijd naar eigen wetten
geleefd heeft, die het door zyn arglistige
nederigheid Ingegeven waren,
..Weliswaar" zoo gaat Aranyofi ver
der. ..staat het tot nu toe nog niet vast.
of de Zigeuners hun slachtoffers opge
geten hebben of niet. Deze beschuldi
ging, die in de dagvaarding niet is op
genomen omdat het Tsjechische wet
boek van strafrecht daarover geen para
graaf bevat, berust grootendeels op zelf
beschuldiging. Toen aan de hoofddaders
Fulke Cszfir, Horvèth en de drie doof
stomme gebroeders Rlb&r door den
rechter van instructie gevraagd werd
waar zy hun slachtoffers begraven had
den, antwoordde een hunner met een
onverschilligen glimlach: „Ja, waar zou
den zy dan wezen, mynheer de rechter?
1 opgegeten hebben wy ze!" Dat was even
wel noch de verstoktheid noch het
cynisme van een meervoudig moorde
naar, zocals men het toen heeft uit
gelegd. maar een manter van spreken,
waaraan een Hongaarsche rechter van
instructie, die beter met doen en laten
van Zigeuners bekend geweest was. geen
beteekenis zou hebben gehecht. Maar de
rechter was een nieuweling, een Tsjech,
die met de Zigeunertaal geheel onbekend
moet zijn geweest. Bovendien was het
een groot moment, een sensatie, waar
door men (wie weet) misschien carrière
maken kon.
Hoe het ook zy, de sensatie groeide en
groeide. Couranten en publiek grepen
het slagwoord aan, de saaiheid van de
kleine stad was opgeschud, ieder was
vol geestdrift en een beetje trotsch op
den „roman", die over de stad Kaschau
werd uitgestort.
Intusschen is 't in het Kaschauer Zigeu
nerkamp des te stiller geworden. Waar
vroeger iedere nacht vechtpartyen met
messen en andere dolle tooneelen voor
gevallen waren, is plotseling een merk
waardige rust gekomen. De „beschaafde"
Zigeuners wisten, dat hun barbaarsche
broeders in Moldava het ook voor hen
verkorven hadden. Gedaan was het met
de vryheid. Zij werden onder de streng
ste controle geplaatst. De politie be
noemde den vertroirwbaarsten onder hen
tot hun hoofdman, of W o i w o d e n, die
er persoonlUk voor moest Instaan, dat er
in zyn koninkryk met 2000 onderdanen,
niets gebeuren zou.
De weg die van Kaschan naar Mpl
dava leidt, is 30 Kilometer lang. De
auto rijdt op een steenachtigen. niet
heel goed onderhouden weg berg op.
berg af. Daar liggen Slowakische en
Hongaarsche dorpen, witte korenvelden,
uitgestrekte groentetuinen. Hier en daar
rotsgebergten, druipsteengrotten en toch
waarlyk niet zoo wild en romantisch als
men zioh een land van menscheneters
zou voorstellen. Rechts van den weg
naar Moldava, gaat een straatweg naar
het dorp Jaszo, waar de oudste kerk
van het vroegere Hongarye staat en het
stamhuis van de Pramontraer orde met
crooten artlstieken park-aanleg 'n vrome
stemming over de streek verbreidt. Nette
dorpjes met een viytige, oud-Duitsche
bevolking en een lucht-kuurocrd
Soelz op 500 meter hoogte, eveneens
door Duitschers aangelegd, geven de
gansche omgeving een indruk van hooge
cultuur.
Het is moeilijk te begi-ypen, dat deze
zachte, idyllische grond aan de Zigeu
ners voor hunne gruweldaden de noodige
aanleiding geven kon. Het dorp Moldava
is niet ryk en de slachtoffers der Zigeu
ners waren grootendeels arme lieden. In
een afgelegen hut by het dorp werden
op een naoht een doodarme houthakker
en zijn stouw vermoord. Maanden daar
na werd in een korenveld het iyk van
een boerenmeisje gevonden en nu ver
dwenen achtereenvolgens mannen, vrou
wen en kinderen uit de armste families,
die in het geheel niet of verminkt terug
gevonden weiden. De laatste moord, die
op een winkelier in kramerij, voerde
toen eindelijk tot de ontdekking van de
geheimzinnige misdaden. De winkel
van den koopman Rusznyak lag op den
hoek van een weggetje dat naar een
brug over het riviertje voerde en waar
over men het Zigeunerkamp bereikt.
Waarom liebben die Zigeuners deze
moorden begaan? Om de weinige kronen
die zij by hun slachtoffers gevonden
hebben? Of had hun onbeschrijfelijke
ellende, de nood van de familiën. die
tien of vyftlen personen tellen, de va
ders en toe gedreven om te moorden
ten einde met de ïyken den honger te
stillen? Op eentge plekken van het Zi
geunerkamp werden menschenibeenderen
gevonden, hier een hand, ginds een been
Maar dat de Zigeuners het vleesch gege
ten hadden, kon niet bewezen worden. De
mogeiykheid bestaat dus nog altijd, dat
dit een griezelig sprookje is.
De schrijver vertelt: „toen ik in het
kamp verscheen, kwamen uit de arme-
ïyke hutten starende, halfnaakte gestal
ten te voorsohyn, mannen, vrouwen en
kinderen die er onbeschryfeiyk uitzagen.
Sedert anderhalf jaar is hun rust ver
dwenen: er komen byna dageiyksch
gendarmes, rechters van instruc
tie, advocaten, artsen, Journalisten,
photografen. nieuwsgierigen zyn het
voor hen vrienden of vUanden? Zij zou
den gaame in ieder eer. weldoener, een
helper zien, die aan hun moeiiykheden
een einde maken wilde. Want him ellen
de is sinds de ontdekking der misdaden
duizendmaal grooier, dan vroeger, zy
mogen niet uit hun kamp, zy worden
door de overheid gepynigd, niemand
geeft hun werk, de 150 Zigeuners zyn
letterlijk aan den hongerdood prijsge
geven. Nauwelijks meer dan twaalf aar
den hutten zonder daken en met in
gevallen muren, bevatten de geheele ko
lonie. Soms huizen in een ruimte niet
grooter dan 3 meter lang en 3 meter
breed, 15 tot 20 menschen. Een pest
haard. een reincultuur van alle soor
ten ongedierte en als men deze gemeen
plaats gebruiken mag een open zweer
van het lichaam der beschaving.
Het zal wel een verlossing zijn voor de
deelnemers aan dit griezelige drama,
evenals van het publiek, wanneer (naar
men zegt in de eerstkomende weker-,
dit sterproces voor de reahtbank te
Kaschan zal worden behandeld. Voor de
32 beschuldigden is de ryschool als
rechtszaal ingericht. Wekenlang zal het
gerecht zitting houden, vele doodvon
nissen zullen uitgesproken worden, maar
daarmee zal een sensatie haar eind vin
den, die geheel Tsjecüio-Slowakye in
spanning houdt."
J. C. P.
AANVULLEND ONDER
WIJS IN RUIMER MATE
GEWENSCHT.
NIET VERPLICHT, GESUBSI
DIEERD DOOR HET RIJK.
Verschenen is het voorloopig rapport
van de Staatscommissie-Van wynber-
gen over het aanvullend onderwijs.
Om de naar voren gekomen bezwaren
te ondervangen, heeft de commissie één
nieuwe, algemeene wet ontworpen, die
het geheele aanvullend onderwijs kan
omvatten.
In het eerste hoofdstuk van haar voor
loopig verslag geeft de commissie een
uitvoerig overzicht over den tegenwoor-
digen stand van het onderwijs dat ge
geven wordt aan de niet-leerplichtige
jeugd, die van dagonderwys verstoken is.
Aan de hand van verschillende cyfers
kon worden vastgesteld, dat globaal 64
pet. van de Nederlandsche rypere jeugd
van aanvullend onderwUs verstoken
blyft. Daarom meent de commissie, dat
de gelegenheid om aanvullend onderwys
te ontvangen in ruimere mate. dan zulks
tot dusverre het geval Is, zal moeten
worden opengesteld, ook en vooral ten
plattelande. Daarnevens zal met doel
matige middelen getracht moeten wor
den het aantal leerlingen by dit onder
wys zoo hoog mogeiyk op te voeren.
Volgens de commissie moet dit onder-
wys meer aanpassen by de geaardheid
van den zichzelf bewust wordenden
adolescent, minder schoolsch dus dan
het lager onderwys.
Om rich ten volle te kunnen ontplooien
zal het aanvullend onderwys grootere
vrijheid noodig hebben, het moet zich
in elk opzicht kunnen aanpassen aan
plaatselijke behoeften. Ook meent de
commissie, dat land- en tulnbouwonder-
wys onder de nieuwe regeling begrepen
zal moeten worden.
De commissie acht het gewenscht, dat
de gelegenheid om aanvullend onderwys
te ontvangen zoo ruim mogelijk wordt
opengesteld, opdat vele kinderen van dit
onderwys zullen kunnen profiteeen.
Verplichting aan de niet-leerplichtige
jeugd, om dit onderwys te volgen heeft
geen der leden van de commissie voor
gesteld.
De oprichting van cursussen wordt in
dit ontwerp geheel overgelaten aan het
initiatief van particulieren en gemeen
ten.
De commissie draagt een subsidie-re-
kening voor, die uitgaat van de gedach
te, dat het cursusonderwys van Rijks
wege moet worden aangemoedigd en be
vorderd, door het verleer.en van een by-
drage in de kosten van het onderwys.
Stelt men het aantal lesuren per cur
susjaar gemiddeld op 175, dan komt
men, wanneer het getal van 200.000 leer
lingen eenmaal zal zyn bereikt, zonder
met de verzuimen te rekenen, tot een
totaal van 35.000.000 leerling-uren. Sub
sidieert her Ryk gemiddeld met ƒ0.12 1/2
per leerling-uur. dan bedragen de totaal-
kosten voör 's lands schatkist 4.375.000.
Waar het Ryk thans voor het aanvullend
onderwys uitgeeft ongeveer 2.500.000,
zouden de hoogere kosten voor het Ryk
na enkele jaren ten hoogste 1.875.000
kunnen bedragen.
FANTASTISCHE KOOLPRIJZEN TE
LANGENDIJK.
De vraag van uit het buitenland naai
de Langend ijker vroege koolsoorten ls
momenteel zoo groot, dat nog zelden de
tegenwoordig geldende pril zen zijn be
steed. Sommige tuinbouwers hebben een
opbrengst van witte kool. die gelijk is
aan den koopprijs van het land. meldt
de Tel
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1272
OPVEGEN
Vader grijpt naar een
boek en stoot een vaasje
met bloemen om
I luistert om te ontdekken
cf moeder het gehoord
I heeft
steekt de bloemen
m. het vaasje
constateert dat er water
in het vaasje was
loopt naar de keuken om
iets te vinden om het ai
te vegen en kiest een
stofdoek
streelt de natte tafe'
voorzichtig met den doek
beseft dat hy het groot- I
ste deel van de tafel ai
op dan vloer heeft ge
veegd en veronderstel'
dat dat niet hindert
logt een paar tydschrif-
ten op de vochtige plek,
laat den stofdoek op een
stoel liggen en besluit dat
diat weer verholpen is,
(Nadruk verboden)
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
Hansje
(Schetsje uit het kinderleven).
Door M. J.
„Mag ik u vandaag weer helpen. Moesje",
vroeg een tenger meisje van ongeveer
5 jaar aan haar Moeder, die uit een
diepen houten kist, die geducht naar
naptaline en kamfer rook. allerlei jur
ken opdiepte. En Moeder keek even over
haar schouder heen naar haar jongste
spruit.
't Was toch een allerliefst klein ding,
zooals ze daar stond in het zaoht-blauwe
wol -mouse line jurkje. Dat koddige kin
derlijke model stond weer altyd even
snoezig; het lijfje kort en strak, het rok
je heel ruim aangerimpeld tot net boven
de knietjes, alleen het witte kraagje was
even omgebaakt met donkerblauw en
oranje, maar dat was dan ook de eenige
garneering. Wait heeft een kind cok
eigenlijk voor versiering of opsmuk
noodig? Ze gameeren zioh zelf de kleine
snuiters door hun vlugge ranke be
wegingen, hun moppig schalksche kijken
en vroolijk gebabbel.
Ja, zcoals Hansje daar stond, met het
blonde kopje met de heel groote blauwe
kijkers iets schuin naar haar opgeheven
met het grappige ronde stompneusje en
het even geopende mondje, waardoor de
ry wyd uit elkaar staande melktandjes
te zien kwamen, het was een sprookje.
Ze kan het niet laten. Ze moest het even
knuffelen en streelen over haar bolletje
mat de korte „nesthaar"-krulletjes, zoo
als Vader placht te zeggen.
„Graag Hansje, wil ik dat je me helpt.
Er is zooveel te deen, ik zou het alleen
stellig niet af kunnen. Nu ben ik toch
blij dat ik nog één dochter thuis heb
om me te helpen".
Hansje is verrukt; haar oogen stralen
meer dan ooit. Ze voelt zich heelemaal
de groote dochter, zonder wie Moeder
het werk niet af zou kunnen. Ze dribbelt
af en aan om de zomerjurken aan te
lemen en één voor één op de tafel neer
te leggen. Heel voorzichtig, want ze zyn
al gestreken.
Als alles uit de kist is gehaald, mag zy
de deksel dicht doen en <je sleutel om
draaien. Dan stapt ze kordaat op haar
mollige korte pootjes, die zoo kwiek on
der het ruime rokje uitkomen, aohter
Moeder aan naar beneden, zy, gewapend
met de sleutelmand. Haar gezichtje ver
toont twee warm roode blosjes van
het ingespannen helpen, maar ook van
het praten. Wat zy al niet te bespreken
had.... Haar pappenkinderen zijn im
mers zoo ziek geweest, ja, alle veertien
tegelij^. Ze heeft wat met ze te stellen
gehad.' Jantje en Nicje die waren heel
erg en dan klein Elsje, die is zoo vreese-
lyk klein nog en zoo lief. Neen, Moeder
behoeft niet erg verdrietig te gaan kyken
want ze worden allemaal wel weer beter,
ja heuseh hoor! Vandaag moeten ze
maar flink uitslapen en morgen mogen
ze weer naar buiten. Maar him kleertjes
zyn ook niet in orde. Die moeien noodig
eens gewasschen en gestreken. Mag 22
het misschien van middag deen, wanneer
toch Jansje Moeder's trouwe keuken
meisje. allerlei te wasschen heeft? Neen
ze floddert niet meer zoo erg als de
vorige keer. natuurlijk niet. Dat was toen
een vergissing.
Maar nu eerst tafeldekken. Het groote
tafellaken is nog steeds de groote moei-
ïykheid1. De tong hangt erby uit haar
mond, maar ach. de armpjes zyn nog zoo
kort en de handjes neg zoo klein, maar
Moeder knikt en zegt dat het al
veel beter gaat. Zij kan de broodplank
vinden en de beschuit- en broodtrommel,
zy weet het lepelkistje te staan, de ap
pelstroop en het potje met de chocolade-
hagelslag. maar dat ze zy het laatste
neer. Meestal trakteert Moeder haar dan
op een hapje zoo maar in haar hand,
als dank voor het helpen en vandaag
krygt ze een reuze hap.
Voorzichtig kruipt ze ermee op haar
stoeltje in de erker om haar lekkemy
zoo langzaam mogelijk op te peuzelen.
Hier zit ze eiken dag. want ze kan uit
haar hoekje den geheelen, pas ge-
asphaiteerden weg afzien. Het is echt
fyn om 12 uur. De scholen gaan dan
uit van Claartje en van Lot en ook van
Lex. By hopen komen er dan kinderen
langs. De kleintjes worden meest ge
haald. De grooteren niet, die ryden met
hun vyven of zessen op een ry of met
hun beidjes ook wel, luid pratende en
lachende op de fiets naar huis.
Klein Hansje zucht: ,,'t moet wel
heerlijk zyn om groot te zyn, met alle
maal anderen naar school te gaan, liefst
op de fiets".
Daar heb je Lex al Wat is hy toch
verbazend lang. Een man al bljnt, net
als Vader, ook met een lange broek,
maar toen ze dit laatste zei. toen lachte
ze allemaal behalve Lex, die haar be
greep en vond dat ze gelijk had. Dat
had ze menigmaal, dat de menschen
lachten juist als ze iets gewoons zei.
Het raarste was het eens in een tram
geweest. Ze begreep het eigenlijk nog
niet. Ze zaten toen in een stampvolle
tram, hetgeen Moeders niet zoo dol,
maar zy echt zalig vond. Eerst had ze
op haar knieën naar buiten mogen kijken
toen het nog voller werd, nam Moeder
haar op de schoot. Ze zag ze weer zit
ten, alle menschen. In een hoekje links
aan den overkant drie meisjes, steeds
proestend en lachend. Daarnaast twee
juffrouwen met een kindje, oh, ver
schrikkelijk klein, zooiets als haar Elsje,
het kon vast niet loopen. Dan kwamen
twee heeren, precies als Vader. Een heel
oud dametje met spierwit haar kwam
dan en naast haar een meisje, dat ge
heel onverwacht voor Hansje ten
minste haar neus met een donsje be
werkte, zoodat die vreemd wit bij haar
rocd gezicht af stak.
Stil, in zich zelf verwerkte Hans alles
wat zy zag en zei niets tot dat er een
oud heertje binnen kwam. Gelukkig was
er juist voor hem nog een plekje open.
Hy ging zitten, de wandelstok fcusschen
zyn beenen en de handen op de bol
ronde knop. Hij scheen hard voor de
tram geloopen te hebben, hy hygde ten
minste en zag er warm uit, hy nam zyn
hoed af en„Ach Moeder, waarom
heeft dat heertje zijn haartjes op de
verkeerde plaats? Zyn bolletje is kaal
en hy draagt een baartje".
De menschen schoten allen tegelijk
in een lach. ook het heertje lachte
hardop en Moedermet een be
straffende blik, maar toch met een lacili
in haar oogen en een hoogrood e kleur,
zei: „Stil, Hansje dan toch".
Wat zou het zotte daarvan toch zyn
geweest?maar daar kwam Vader
aan. die moet ze heel gauw open doen.
Aan onbegrypelyke momenten denkt ze
niet meer, want Vader is er en deze
5 minuten voor ze aan de koffietafel
gaan, spelen Vader en zij altyd samen.
Fyn! Ze holt en vliegt hem tegemoet
en komt op zyn arm weer binnen, stikd-
kend van vreugde en pret en hoog klinkt
haar kirrend lachen.
Aan de koffietafel is ze altyd stil en
luistert naar de vele verhalen over school
van Olaartje, Lot en Lex of verdiept
ze zioh in haar eigen groote kinder
wereld. En als ze straks weer school-
waarts gaan, het drietal en Vader naar
het kantoor terug, wuift zy ze na. uit het
erkertje. Ze nestelt zich dan heerlijk in
een hoekje van de diepe canapé. Van
daag gaan ze vast samen wandelen,
Moeder en zy. Ze zullen zeker naar de
hertenkamp gaan en wat daar al niet
t.e zien is, behalve de herten! De eendjes
in den vyver, de kalkoenen een heele
troep zyn er, de pauwen niet te ver
geten en dan de brutale menschen, die
altijd kans zien gauw een stukje brood
weg te dieven.
Wellicht dat ze thuisgekomen voor de
thee nog een beetje op de vliegende Hol
lander mag ryden met de buurtjes Netty
en Casje en misschien
En vol van mooie plannen en ver
wachtingen valt het kleine Hansje in
slaap, moe van het helpen, het drib
belen en praten, moe van het dienken
en vooruit genieten van al de mogelijke
heerlijkheden voor dien eenen dag.
Als een egeltje in elkaar gerold in
het hoekje van dé diepe canapé vindt
Moeder haar kleine dreumes.
Wat zal er van jou worden, klein
kind?
Uit het Engelsch van
ALICE EN CLAUDE ASKEW.
48)
Zou het kixnnen zyn dat je voor
Jc de deur sloot, deze veer hebt aan
geraakt?
Ja, dat ls gebeurd! riep Philip,
zich opeens alles herinnerend. Ja.
nu zie het weer precies voor me. Ik
stond bij het hofdeind van het bed
en liet mUn hand op den styi rusten.
Ik hoorde het vreemde snerpende geluid,
dait het mechanisme veroorzaakt, maar
wist er toen natuurlijk geen verklaring
voor. Ik meende teen ook een zucht te
hoeren; dat moet Helen geweest zyn.
jy hebt dus Helen's leren gered,
mUn jongen, zei Tarrant aangedaan.
jy redde mijn kind van een af-
gryselijken dood. Nu kan ik my precies
voorstellen wat er gebeuld is. Haar moe-
dei' zocht my op het moeras en het
arme kind is in haar onrust over haar
moeder's uitblijven aan het zwerven ge
raakt en kwam by 4e herberg tereoht,
het huis waar ze geboren Ls. Ze moet
zijn binnengeglipt, heeft in haar schuw
heid de menschen beneden gemeden en
is naar boven gegaan; de eerste kamer
die ze trof binnongeloopen, vermoeid op
het bed gaan liggen en heeft de dekens
over zich heen getrokken. Toen jy den
eersten keer in de kamer was, Philip,
moet zy in het gat hebben gelegen en
zou gestikt zyn, als jy haar niet on
bewust, gered had. Phil, hy greep den
hand van den Jongen man. ik dank
je uit het diepst van mijn hart.
Voor zoover het Helen betrof was
het aradsel thans opgelost. Ook het
mysterie van het bed van Procrustes
was verklaard. Maar Philip scheen het
ongelooflijk dat dit hcische werktuig
uit een duister verleden, hier weer op
gesteld was, om, zcoals Tarrant ver
onderstelde, dezen in koelen bloede te
vermoorden.
Nieuwe wagen welden hem op de lip
pen toen Tarrant eensklaps zijn vin
ger ophief en vlug een staip naar de
deur deed. Philip luisterde en hoorde
hoe iemand voorzichtig en met zachte
schreden door de gang kwam.
Tarrant hield zijn hand op de kruk.
Hy is het, fluisterde hy, Raynour.
die komt zien of het bed zijn werk vol
bracht heeft, Tarrant's gezicht- stond
hard en somber. Ik sta nu hier en
aohter die deur is 'mUn vijand. I11 een
oogentollk zul je den man. zien die ons
bedrogen en in de vai gelokt heeft. Zacht
drukte hy de deurknop neer.
Heb ik je nu eindelijk, duivel, riep
hy uit, toen hy de dem* opende cn
ach vun aangezicht tot aangezicht
tegenover Lord Raynour bevond. Het
effect was verrassend. De edelman
soheen verblind door het licht dat eens
klaps op hem viel. De volkomen onver
wachte ontmoeting deed hem zijn ge
wone tegenwoordigheid van geest ver
liezen. De zware stok die hy altijd by
zich had viel hem uit de hand, hy hief
de armen omhoog, alsof hy een slag
wilde afweren. Onder de witte wenk
brauwen staarden zyn oogen in doods
angst naar de twee mannen In de kamer
Zijn lippen trilden. Sper.oer Tarran:
stond in het volle licht, de armen ge
kruist en onbewegelijk aüs een beeld.
Waarom'komt u hier. Lord Raynour?
vroeg hy spottend, wat wensdht u
van mdj op dlit ongewone uur?
Lord Raynour's lippen bewogen, maar
er kwam geen geluid
Zal ik het u vertellen? ging Taarant
voort. ■wil je hooren dat liet gedaan
Is met Je, dat ik alles weet? Je dacht,
een doode man te vinden, en nu vindt je
een levende, een die ontsnapt is aan de
val die jy voor hem hebt opgeast, een
man die twintig jaar foltering en schan
de aan jou te danken heeft. Morgen
zal heel Engeland weten dat de afper
ser en heler Pierce Ruthven. gevonden
is. want Pierce Ruthven bestond niet...
die dief en schurk ben jy. Lord Raynour!
De hemel is myn getuige dat ik zal zor
gen dat je naar de hel zult gaan, waar
je my naar toegezonden hebt.
Lord Raynoud, die in de gang was
blijven staan, gaf geen antwoord, Wj
scheen met stomheid geslagen. Toen
bukte hy opeens en raapte zijn stok
op.
Dat kan toch niet waar zijn. riep
Philip, die van verbazing niet had ge
weten wat te zeggen. Lord Raynour
zegt u toch wat!
Het scheen dat de aangesprokene daar
toe niet in staat was. hy trachtte te
spreken, maar kon geen geluid uitbren
gen. Zijn handen vielen slap langs zyn
zijde en zUn stok viel voor den twee
den keer kletterend op den grond.
Toen keerde hij zich om en waggelde
door de gang. tot hy aan het eind ervan
in het duister verdween.
Tarrant deed geen poging om hem te
volgen. Hy sloot de deur, kwam in de
kamer terug en ging op een divan zit
ten, die aan het voeteneinde van het
bed stond. Hy haalde diep adem en het
duurde een paar minuten voor hij spre
ken kon.
Onnoodig om ons druk te maken. ze',
hy zacht, meer tot zichzelf dan tot
Philip. Lord Raynour kan niet ont
snappen zooals Pierce Ruthven deed
Morgenochtend is het vroeg genoeg, tot
zoolang zyn we zyn gasten. Maar mor
gen. morgenhy balde zyn vuisten.
Met welke maat ge meet, zoo zult
ook gy gemeten worden! Deze laatste
woorden sprak hy byna fluisterend uit.
Philip, zei hy na een lange pauze,
waarin de jonge man hem niet gestoord
had. Ik veronderstel dat jy evenmin
als ik lust hebt om deze enkele uren,
die van den nacht nog overblijven, met
slapen door te brengen. Ik zal ze ge-
bmiken om licht te brengen in wat jou
volkomen duister moet zy'n. Kom. hier
by me zitten, dan zal ik je alles uiteen
zetten, precies zooals ik het zelf uit
verschillende gegevens afgeleid heb. Al
les was my duidelyk, toen ik hier kwam.
behalve de historie van het bed. Die kan
nu verder buiten beschouwing blyven.
Ik zal je vertellen, hoe ik er achter ge
komen ben dat Lord Raynour en Pierce
Ruthven een en dezelfde persoon zyn.
Ik kan het me nog nauweiyks voor
stellen, mompelde Philip, terwyl hij
zich naast den ouderen man neerzette,
ofschoon de uitdrukking op dat ge
zicht daar aan de deur weinig twyfe!
overlaat. Maar het ïykt onmogelijk,
volkomen onmogelijk!
De uren van den nacht gingen voor-
by en het was doodstil in huis. terwijl
Spenoer Tarrant stukje voor stukje voor
zijn Jongen vriend den sluier die over
de geheimzinnige geschiedenissen van
de laatste maanden lag verspreid, uiteen-
rafelde. De nieuwe dag brak aan en nog
was het verhaal niet ten einde.
LIII.
Den volgenden morgen was Lord Ray
nour verdwenen, maar voordat het huis
gezin daardoor opgeschrikt kon worden,
was er bericht op Wendlesham gekomen
dat het iyk van een man gevonden was
op den bodem van de Ardley-steengroe-
ve en dat deze man door een van de
stalknechten van Lord Raynour her
kend was als de vermiste Pierce Ruthven.
de boosdoener, naar wien de politie zoo
lang had gezocht.
Voor Philip en Spencer Tarrant was
in de ontdekking niets mysterieus. Ze
begrepen direct dat Lord Raynour, toen
hy gemerkt had dat zyn geheim ont
dekt was, en schande en ondergang zag
dreigen, zyn einde gezocht har" door
zich in deze steengroeve te storten.
Op Wendlesham zat men aan het
ontbyt toen het bericht kwam. Lord
Raynour verscheen nooit aan dezen
maaltyd; Greta nam de honneurs waar
en daardoor was zyn afwezigheid nog
niet opgemerkt.
Maar Greta verraadde zichzelf. Toen
de huisknecht, die de boodschap ge
bracht had, de kamer uit was, barstte ze
in snikken uit.
Mijn vader, mijn vader, steunde ze.
John Arkwright en Harry die er niets
van begrepen, liepen op haar toe om
haar te helpen, maar ze duwde hen opzy
en vloog de kamer uit. Ze ging weg om
Lord Raynour te zoeken en eenige oogen-
bllkken later vond Dora haar in de
slaapkamer van haar vader. Ze stond
voor het bed, dat niet beslapen was en
riep snikkend den naam van den man
dien ze nooit meer zien zou.
(Wordt vervolgd.)