H. D. VERTELLINGEN Vlammende Katciien SCHRIFTUREN OVER KUNST. FLITSEN FEUILLETON. VAN HULST HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 24 AUG. 1928 (Ontvangen en niet ontvangen boeken.) VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1279 MOEILIJK BESLUIT Zul je hier uitstappen voor je picnic waar wel schaduw is maar geen natuurschoon, of liever teruggaan naar die plek waar wel een mooi uit zicht was maar geen schaduw of een poging doen, om die geheimzinnige plaats te vinden waar tante Martha den heelen ochtend over gepraat heeft. (Nadruk verboden) (Nadruk rerboden; auteursrecht voorbehouden.) Het bizondere meisje door C. v. d. W. Hoelang het al weer geleden is dat me juf Ir. Johanna de Jongh (later me vrouw Goekoopde Jongh, van het landgoed Sorgvliet aan den ouden Schc- veningschcn weg) tot doctor in de kunstgeschiedenis promoveerde, weet Ik niet precies meer. Wel, dat zU eene der allereersten was, die in dat vak den doctorstitel behaalde het zal in 1903 oi' 1904 geweest zijn en dat ééne der stellingen van haar proefschrift onge veer aldus luidde: in tijden eener bloe iende kunstproductie heeft, in een land. de kunstwetenschap minder te beteeke- nen, in tijden van verval ten opzichte der kunstschepping, bloeit de weten schap omtrent haar. Deze. haar stelling is mij bijgebleven, ook al omdat ik, zelf een kwart eeuw jonger toen, meende in de krant waar voor ik dan schreef, tegen haar (die stelling) te moeten opkomen, en ze op z'n minst als dubieus te moeten signa- leercn. De geleerde schrijfster heeft ei zich vermoedelijk niets van aangetrok ken, noch iemand anders er hoofdpijn door gekregen. Waarvoor ik trouwens ook toen al te nuchter geweest zal zijn, om liet te verwachten. Maar on danks alle voorbeelden die ik vermocht aan te dragen om mijn intuïtieve op positie te schragen is het ons de laatste jaren herhaaldelijk gebeurd dat wij aan die quaestie herinnerd werden, telkens wanneer ons nieuwe schrifturen over kunst in handen kwamen. Zou zü, die de stelling opwierp, voor het oogenblik en ten onzent door de fei ten in het gelijk gesteld worden? Want één dier feiten is onomstooteiyk dat Lij ons, de kunstproductie (en het ls uitsluitend over de beeldende kunsten dat wij spreken) in karakter en betee- kenis heeft ingeboet, terwijl het schrij ven over kunst, zooal niet in beteeken Ls dan toch in veelvuldigheid heeft toege nomen. Hoewel, en hier herademt de oppositie, toch niet ieder geschrijf over kunst iets met kunst wetenschap van doen heeft. Men zou immers eerder ge neigd zijn aan te nemen dat men meer over kunst schrijft, naar de mate men er werkelijk minder van weet of cr weet van heeft. Was deze ietwat langdradige Inlei ding noodig om tot mijn ambtelijke be zigheid, het aankondigen van eenige nieuwe boekjes over kunst, te geraken? Misschien.ik heb er althans iets in kunnen te verstaan geven van wat zich, in het algemeen gesproken, steeds vaker aan ons opdringt, zonder genoodzaakt te zijn bij ieder afzonderlijk geval langer dan strikt noodzakelijk is, stil te staan. Want er is aan lederen arbeid immer ook een te waardeeren kant en het is aangenamer dien te belichten dan de verwerpelijke zijde, meer dan noodig, naar voren te brengen. Nu dan. Sr wordt geschreven om even zoovele redenen als er boeken ge maakt worden, om bij het stapeltje le blij ven dat vandaag voor mij ligt: daar ligt, om te beginnen, een mooi, dik quarto boekwerk over Vincent van Gogli, prachtig geïllustreerd door Floury in Parijs, uitgegeven in de van hem be kende serie inonograplileën waarin vroeger Neunier, Rops, Renoir, Cózanne verschenenallemaal boeken die een documentaire waarde hebben en zullen behouden. Nu is ook Van Gogh in die reeks opgenomen. Als wy nu vragen: voorziet dit toch altijd vrij kostbare boek in een leemte? dan luidt het ant woord voor ons volstrekt ontkennend. V.'ant de literatuur over Van Gogh voor ons meer dan toereikend en voor wie Vincent's voortreffelijke blographie uit 't voorwoord van diens „Brieven aan zijn Broeder" kent, staat in dit boel: van Floury letteilijk niets nieuws. De man die het samenstelde, en wiens naam als auteur op hot titelblad prijkt, heeft niet veel meer dan gewoon goeden journalistenarbeid verricht en een sa menhangend verhaal geweven door een grootc reeks brieffragmenten van Vin cent onderling te verbinden en er, zoo als dat heet, een slot aan te draaien, dat, voor wie Vincent's werk kent, en wat daarover alzoo reeds gezegd is. niet veel meer dan een gemeenplaats is. Nu zal niemand er den heer Florent Fels, zoo heet de samensteller van het boek. er een verwijt van willen maken dat „zijn" Van Gogh niets nieuws over le ven en werk van dien schilder brengt. Dat kan misschien later weer eens een ander artist hetzij dichter, schrijver of schilder doen, het feitelijke mate riaal schijnt voorloopig uitgeput. Het bock kan dus vooral door het illustra tie-materiaal dat royaal door den tekst gestrooid is, dienst doen om, wie van Vincent niets kende er zijn er allicht nog tot belangstelling in diens werk tc brengen, voor om hier heeft het wei nig waarde en als prestatie staat het boek niet op de hoogte van andere uit muntende deelen dezer serie: denk aan Roman door PAUL OSKAR ÏIÖCKER Uit het Duitsch vertaald door HERMINE VAN GEERTEN 5) „Nou. Je komt net goed op tijd voor 't ontbijt. Katchen. Wel, wat zie je er koud uit. Wil je eerst Je goed afdoen of direct een kop koffie hebben?" Terwijl ze sprak had ze haar logé op elke wang een klappende zoen gegeven, die duide lijke sporen van lippenpommade achter liet. Katarlna vroeg eerst haar klecren te mogen afdoen. Een dienstmeisje had in middels haar handbagage naar de lo geerkamer gebracht. De kamer was blin kend helder, zooals het heele huis. Er werd hier onophoudelijk geboend en ge wreven. Mevrouw Troilo was de strengste huisvrouw, die men zich kon voorstellen. Ze dwong hier in huls niet minder re spect af dan aan de overzijde in de zaak. Toen Katarlna in de eetkamr kwam. die in „oud-Dultsclien" stijl gehouden was, zat haar schoonmoeder al aan de ontbijttafel. Op den stoel naast haar die over Cézanne en Renoir door Rivlè- re. Rops door Ramiro en Lemonnler, enz. Het is bovendien slordig gecorri geerd Corot wordt Vorot en de Hollan der Schelfhout wordt Lehelftrout. Het boek schijnt, in één woord, wat haastig gemaakt, omdat er in Floury's reeks nu eenmaal een Van Gogh moest verschij nen. Een beter motief waarom boeken over kunst verschijnen is, dat men jon ge, nog niet voldoende gewaardeerde kunst tot de menigte wil dragen en zeggen: zie, hoe schoon dit is en vergeet niet dat het vlak naast u ontstaat. Dit lijkt een loffelijk bedrijf en als het ge toonde werkelijk de moeite waard is, een dat voldoening geeft. Daartoe heb ben zich een tweetal Haarlemsche hec- ren, A. van der Boom en Theo van Reljn gezet en de Uitgeversmaatschappij Kosmos te Amsterdam is, onder hunne leiding een serie boekjes over „Nieuwe Beeldhouwkunst in Nederland" begon nen uit te geven, waarvan zij de vrien delijkheid had ons de eerste twee deel tjes toe te zenden. In beide boekjes vin den wij een reeks reproducties naar wer ken van John Riidecker, waarbij Van der Boom en van Gys Jacobs van den Hof, waarbij Theo van Reyn een inleidend woord schrijft. Voor het popularisccren der kunstwerken lijken ons in dergelijke boekjes de reproducties de hoofdzaak en deze zijn hier uitmuntend. „Het dool van deze uitgave" zegt de heer Van Reyn m.i. zeer terecht „kan geen an der (e) zijn dan slechts het opvoeren van een verlangen naar het werk zélf te gaan in zijn veelzijdigheid, zijn volle volume met zijn bloeiende schoonheid". Heel even, omniddellijk daaraan voor afgaand geeft deze schrijver (pag. 14 dn 15) enkele aanwijzingen met betrekking tot speciaal aangedukle werken van wat hem daarJn als kenmerkend getrof fen heeft en het zou misschien toch nog niet zoo onmogelijk gebleken zijn als de schrijver had willen trachten die obser vaties wat uitvoeriger weer te geven. Als kunstenaar kan Van Reyn dat. zon der vrees voor arrogant gehouden te worden, zich veroorloven en naar mijn inzicht is, voor een breeaen lezerskring dien men toch hoopt te bereiken, vermoedelijk eene aanduiding der ontroeringsmogelijkheden in het werk vair een collega van grooter aantrekke lijkheid dan de immer ietwat doezelig- zwaarwichtige phllosophische beschou wingen waarmee, naar Duitschen trant, moderne artisien, over kunst schrijvend, aan dien arbeid luister trachten bij te zetten. Al voelen wij er natuurlijk, en gaarne, den ernst van bedoelen in mede, die bij andere, „gemakkelijker" schrij- venden te vaak gemist wordt. Het is te hopen dat de kleine albums succes hebben, ook in het buitenland waarop ze berekend schijnen. Immers daarvoor vinden wij nevens iedere voor stelling den titel in vier talen. Maar de de moderne artist is in titels slecht ge sorteerd en als we, om de andere, lezen dat het voorgestelde een „nu-akt-nude- naak" om een „tête-kopf-head-hoofd" is, waaraan de voorstelling niet den minsten grond tot twijfel oplevert... dan ware het misschien verkiezelijker ge weest in alle talen te zwijgen, wat dj voorstelling betreft en het bij de mate riaalaanduiding te laten. Een kleinig heid, overigens van geen beteekenls. Hoe moeilijk is het blijkbaar over kunstwerken te schrijven, zonder zich zelf naast dat kunstwerk te zien staan! Hoe hebben oudere schrijvers over kunrt die kunst verstaan. En welk een mees- tersclrrijver is er bij ons met Jan Veth verdwenen. Ik vrees dat onder de jon gere artisten Veth's schrifturen niet zó) meer in tel zijn als toen zijn eerste aan - teekeningen in de Groene en Tak s Kroniek verschenen. Ditmaal hebben ze ongelijk. Veth w?a altUd eigen meester over zijn stol, geurde niet zonder bronvermelding met wat hij den avond te voren in een hand boek had opgediept of van een vereer den mentor vernomen had, doch gaf im mer iets van een eigen, doordachte wijs heid. die nooit eigenwijsheid werd. Toe vallig kreeg ik dezer dagen een pas ver schenen boekje in handen, waarin een voordracht die hij in 1925 hield over zeventiende-eeuwsche Hollacidschs landschapsprenten, gepubliceerd wordt. Ik heb van die gedrukte lezing meer ge noten dan ik vermoedelijk by het aan- hooren zou gedaan hebben: Veth las meestal voor en voorlezers hebben mij zelden geboeid. Maai- naar den inhoud is zulk een "lezing zoo rijk aan vondsten, hij weet zijn object van beschouwing zoozeer te omwinden met kenschets en karakteriseering omdat hij zelf de materie zóó goed kende en het karakter ervan doorzag, dat het een lust werd zijn beschouwingen te volgen, ook al omdat hij steeds de beheerscher, maar tevens de ondergeschikte van zyn stof bleef en ge nergens een Veth zich zag op zat de buldog. Grommend duldde het beest het naderbij komen van de gast. Mevrouw had hem een servet omgebon den en een bord melk met stukken wit tebrood er in, voor hem neergezet. Slob berend at Fricka, de dog. zijn portie op, steeds den grooten nijdtgen kop kwaad aardig naar de nieuweling toegewend. Katarlna ergerde zich als ze genood zaakt. was in het huis van haar schoon moeder met den ontzettend-leelijken hond aan tafel te zitten Maar mevrouw had een bijna-afgodische vereering voor het dier. Ze sprak vaak tegen den dog als ze alleen was en beweerde dat het verstandige beest ieder woord verstond. Katarlna sloot de oogen en nam een slok uit haar kop geurige zwarte koffie. ..Zonder room? Wat is dat nou weer voor 'n nieuwigheid. En vertel me ereis, Kiitchen wat is dat voor malligheid die je je in je hoofd hebt gehaald? Naar Engeland? By Dutton? Als volontair? Je denkt toch zeker niet dat ik dat toesta?" Daar zaten ze al direct midden in het netelige onderwerp. Mevrouw sprak nu aan een stuk door. ze liet de tegenpartij letter!yk niet aan 't woord komen, maar ze at óók voortdurend en voederde onder de hand den hond. Er lag een menigte kleine broodjes op de broodbak. Mevrouw at ze zonder boter, ze had het druk over haar leefregels om niet dik te worden ze zag er echter niet naar uit alsof die veel hielpen! liet eer.e broodje na het htfschen aan zijn onderwerp, waar voor hy eerbied koesterde. En nu ik deze, misschien laatste zyner lezingen, heb doorgewerkt, geloof ik nog steeds niet dat die houding tegenover zyn arbeid ouderwetsch is. Ze blijft de eenig ware, en zal weer nieuwerwetsch zijn, zoodra de mannetjes die over zUn capaciteiten beschikken, weer aanwezig zullen zyn. Zullen ze te herkennen zyn? Ik geloof van wel: aan het kenmerk van Veth zelf: hy schreef, meen ik, nooit opstel of boek of er moest een resultante van kennis, studie en ervaring omtrent iets, by hem aanwezig zijn. En evenmin „pour le besoln de la cause". J. H. DE BOIS. COMMENTAREN. Jaren geleden heeft men reeds pogin gen gedaan can de film sprekend te ma ken. aanvankeiyk met weinig succes. Maar zooals dat meer gaat. latere uit vinders borduren voort op vroegere mis lukkingen en weten verbeteringen te vinden, die eindelijk tot het langge- zochte geheim voeren. Volgens de be richten die in den laats ten tijd in de wereldpers verschenen zyn, moeten wij aannemen, dat de sprekende film wer kelijk haar comanerciëele mogelijkheid naby is. Wanneer dit werkelijk zoo is, dan staat ons wellicht een buitenge wone omwenteling in de filmindustrie te wachten. Dan Ls de zwygende film met haar wereldwijde verspreiding, voor zoover ik zien kan, ten doode gedoemd', want wat zou het nut zijn van de ver tooning van sprekende filmdrama's van Amerikaansch, Duitsch of Fransch fa brikaat in den Balkan, in Japan, in Spanje, in ons eigen land, het bioscoop publiek in zijn geheel nemende? Zullen, met de introductie van de sprekende film. de verklarende titels verdwijnen? Het lijkt, op zyn minst genomen, waar- schynlyk. Zal, om de machtigste te noemen, de Amierikaansche filmindus trie naast de sprekende films, copleën maken volgens het thans gevolgde sys teem, zonder spreken, maar met onder titels, of zal de sprekende film beperkt blijven tot een klein percentage van de productie? De Engelsche bladen maken met eeni- gen ophef melding van een nieuwe uit vinding, die de jacht op het steeds tal- ryker worden Se gilde der motorban dieten moet vergemakkelijken. Het is niet eenvoudig om deze boosdoeners te pakken te krygen, want zy bewegen zich meestal sneller dan hun vervolgers, omdat htm angst en wanhoop hen roe- kelooaer maakt en minder bedacht op het vermijden van ongelukken. Die uit vinding dan bestaat uit één stalen ge raamte, dat er ongeveer uitziet als een monsterachtig vergroote handschoenen- rekker. Hierop bevinden rich lange en venijnige stalen punten. Dit instrument wordt op dec weg gelegd en de auto mobiel die er over heen rijdt wordt, zooals de experimenten hebben uitge wezen, hopeloos kreupel. Het vluchtend voertuig, dat eerst over den weg vloog, sukkelt na de ontmoeting met de hand- sehoenenrekker verder op vier lekke banden en wordt een gemakkelijke prooi voor de achtervolgers. De. talrijke politie-autoriteiten, die de demonstratie bijwoonden, waren zeer in genomen met het resultaat, maar ik moet eerlijk zeggen, dat er nog een vraag by mij opkomt. Hoe moeten de achtervolgers, die toch achter de vluchtelingen aankomen, him instrument neerleggen voor de vervolg de auto, op dat deze er over kan rijden? Het is mogeiyk dat ik het te zwart in zie, maar. toegevende dat ik. geen poli- tie-autoritedt zijnde weinig ervaring heb van autobandieten, lijkt mij de waar schijnlijkheid dat deze heeren zoo be leefd zullen zyn om even te stoppen, om gelegenheid te geven tot het plaat sen van hun val, vry gering. Over automobilisten gesproken (doch niet over bandieten in auto's in dit ge val) het heeft me vaak verwonderd, dat zoovelen als reden van de aanschaffing van hun wagen opgeven, dat het zoo heerlijk is, een toertje te maken langs liefelijke landouwen en lanen in lar.de- lyke omgeving. Want het eigenaardige is. dat hun gelaatsuitdrukking tydens het rijden langs de meestal niet al te ge lijke landelijke weger, in den regel niet bepaald byzor.der genoegen uitbeeldt. Waaneer zy daarentegen den landelij- ken weg hebben verlaten en op het gladde asphult In het centrum van de groote stad konten, keert hun levens vreugde zichtbaar terug. Een der vele Chineesche generaals heeft zijn troepen verboden in het hu welijk te treden, voor de vrede definitief geteekend1 is. HU huldigt blijkbaar het motto: Niet meer dan een ruzie tegelyk. andere doopte ze in haar koffie, beet er een stuk af, doopte de rest nog eens in en liet dan den hond er van happen. Steeds probeerde Katarlna iets in het midden te brengen. Mevrouw luisterde er niet naar. Ze sprak met een vollen mond, mopperend en snauwend, zonder ophouden verder. Zooals ze diaar zat te eten en te grommen had ze voor Kata rlna een onloochenbare geiykenis met den begeerlg-slobberer.dc-n en kwaad aardig gronimencten hond. „Dus je moet dien Engelschen mor.eer maar een briefje schryven, hoor je Kat chen, dat Je van jjlan veranderd hent en verder wil ik geen woord meer over die malligheid hooren. En geef je bagagerecu aan den huisknecht, dat hy je greote bagage van het station kan halen". Ze was opgestaan en deed den buldog de servet af. Hy was erop ge dresseerd haar daarop zyn snuit als voor een kus toe te steken, waarop ze hem een klap om zijn ooren gaf. Do hond sprong op den grond en mevrouw voerde rondom de groote eettafel een wilde rondedans met hem uit. Hy blafte, huilde, gromde en zil amuseerde zich kostelijk: ze zette het spelletje voort to: ze heelemaal buiten adem was. Inmiddels was hot kamermeisje bin nengekomen. „Mina, zeg tegen Ulrich, dat hy naar het station moet en dat hil een beetje voortmaakt. Vooruit Kiitchen. geef je re$u maar aan Mina. Heb je liet niot Iedereen vonid dat Annie beslist iets byzonders was. Als Baby was het al een buitengewoon kind, dat uren lang in de kinderwagen zoet op haar speen kon liggen zuigen en met een rose groote teen naar haar rammelaar mikte, die opgehangen was tusschen de kap en het handvat. Onderwijl deed Annie's moe der de groote wasch. Toen Annie 3 jaar was, nam haar moeder haar mee naar een kinder - schoonheidswedstrijd en door haar zwar te krulhaar en stralenden glimlach ver overde ze het hart der jury en kreeg den eersten prys. Haar thuiskomst was een groot succes. Zy werd door de heele buurt afgeknuffeld en ostampvol suiker goed gestopt en het was alleen aan het Geluk te danken, dat zy dien dag over leefde. Toen Annie vijf- jaar was speelde Te met al haar vrienden en vriendinnen op straat. Meestal zat zij op den rand van het trottoir, met haar beenen in de goot, en vertelde. Eindelooze fantastische ge schiedenissen waren het-, die zij per slot zelf geloofde, hoewel ledereen wist, dat ze niet waar waren. Maar er werd enorm van genoten. Alleen Kareltje van buurvrouw, die arm van geest was, drie jaar ouder en een hoofd grooter, durfde er wat van te zeggen. Eén keer durfde hy dat maar, want Annie stormde met samengeknepen lippen en een boozen rimpel tusschen haar oogen op hem af en 's avonds kwam Kareitje's moeder zich beklagen by Annie's moeder over' een bloedneus en een dichtgeslagen oog. Het werd een heel standje in de buurt en meer dan ooit was iedereen van An nie's bijzonderheid overtuigd. Toen Annie zes jaar was. ging ze naar school. Zij leerde makkeluk, het interes seerde haar en ze blonk uit in opstellen maken, die soms door den meester voor de klas werden voorgelezen en nog lang daarna besproken. En toen Annie 8 jaar was, liep ze met haar eerste „jongen". Die zat naast haar op school en samen liepen ze er 's ochtends heen. Ze deelden trouw straf en pepermuntjes, en in een groot moedige opwelling gaf hy haar zijn mooiste vloeitje. Later, toen hun liefde gestorven was, gapte hy het terug en daardoor werd Annie's oordeel over de mannen, dat toch al niet erg gunstig was, nog versterkt. Toen Annie tn de hoogste klas zat. verfd de heele buurt, dat zij aan het too- nee-i moest gaan. daar zou ze zeker suc ces hebben. Misschien was dat ook zoo In elk geval droomde ze ervan om voor he: voetlicht te staan voor een stamp volle zaal. Maar Annie had nog meer broertjes en zusjes, die lederen mor- bij je? En je taschje ligt daar toch?" Nu eerst kon ze aan het woord ko menen nu moest juist het Jcamesr- meisjc er by zyn, een verzwarende om standigheid die mevrouw haar schoon dochter nooit vergaf. „Ik heb verder geen bagage, Mama". „Hè, wat? Ik heb je toch in het rij- tuig zien komen. Je had toch alleen maar dat eene koffertje? Waar heb je je andere bagage dan?" „Myn andere bagage?.... Die is al in Engeland. Mama". „Ik geloof dat je stapeldol bent ge worden. In Engeland? Maar wat dacht je dan in vredesnaam?" „Ik heb u toch alles geschreven, ma ma. En Viktor heb ik ook alles uitvoe rig uitgelegd. Moeten we dan nu di rectIk geloof, dat het toch beter was...." „O zoo. Je denkt dat het me voor Mina niet onverschillig is hoe ik door mijn schoondochter behandeld word. Je blijft hier, Mina. Er is geen sproke van dat je nu weggaat en den anifcbljtboeS liier maar laat staan Je denkt zeker dat er niets te doen is in huis. De kan ton nachthemden moeten vanochtend ook eindeiyk eens gestreken worden. Je komt gewoon tot niets. Mina. dat kan zoo niet langer. En in de kamer van den jongen meneer, roetzwart word je. als je daar gaat zitten ot> de boe kenkast ligt het stof een duim dik. Je denkt maar dat ik niets zie en de jonge gen schoongeboend en op tyd naar school moesten en zoo kwam Annie thuis en deed het huishouden, met nog steeds haar stralenden glimlach en haar zwarte krulhaar, nu geknipt a la Pola Negri. Want al haar liefde had nu de bioscoop. lederen Zaterdagavond zat zij op haar vaste plaatsje en keek haar oogen- uit. Zy beleefde alles mee en le vensmoe of stralend gelukkig, al naar het slot van de film, kwam ze thuis. Ieder oogenblikje probeerde ze dan de toiletten van de filmsterren na te ma ken. Zoodoende was zij de mode ver vooruit en de buurt keek haar soms hoofdschluddend na en vond dat Annie in een revue moest spelen, Zy was toch beslist iets byzonders. Maar Annie ging niet bU de revue, nog minder reed ze rond in de auto van een ryk vriendje, zooals zooveel van haar vriendinnen. Ze nam een baantje in een groote winkel en verkocht een einde loos aantal meters katoen. Het was wat de menschen een „volkswinkel" noe men., met kale houten vloeren en toon banken, waarop groote stapels confec- tiegoed lagen, met den prijs er op ge speld, waar bijna het geheele jaar door een soort uitverkoop heersohte, en waar veel moeders met karbiezen en troepen kleine kinderen hun inkoopen kwamen doen. Het was geen gezellige winkel, maar Annie vond het er best. De tapij ten, die over de balustrade van de eer ste verdieping naai* beneden hingen als veelkleurige vlaggen werkten op haar fantasie en vooraan hing een rose sjaal. Een paarse rose sjaal met lange franje en een buitengewoon soort roede rozen er op geschilderd. In haar gedachten had zy die omgeslagen, net zooals ze verle den Zaterdag op de film gezien had, Ze danste er mee', met zilveren schoen tjes aan en diamanten oorringen. Zoo droomde ze voort ever de hoofden van haar koopers, terwijl ze voor den zoo veel sten keer dien dag herhaalde: „Nee dame, goeokooper hebben we dit niet.." Toen gebeurde het, dat er twee man nen in Annie's leven kwamen. De éene was de zaalchef, die „meneer" genoemd werd en de ander was Piet, die achter in den winkel gordynen en vloerzeilen verkocht. Met beiden ging ze naar de bioscoop. Meneer zei dat ze hem Harry mocht noemen, wat zooveel intiemer klonk. Maar nooit in de zaak, zei hy er uitdrukkelijk bij. Ze zaten op den eer sten rang en in de pauze kreeg ze koffie met room en hij vroeg haar daarna om mee te gaan soupGercn. Met Piet zat ze heelemaal vooraan en in de pauze stak hy een cigaret op. Maar hy hield haar zoo stevig vast, toen het „eng" werd, dat zij zich hee meneer ook niet. Maar ik zie alles, hoor Mina, alles. En nu kim .ie direct hier gaan zitten, Katchen, en een briefje schryven aan Meneer Dutton in Enge land, dat als de bagage aankomt, die di rect terug moet. Of weet je wat: ik te legrafeer direct", „Beste mama, dat Is werkelijk onmo gelijk. En bovendien doelloos. In de eerste plaats is de bagage natuurlyk niet aan de firma geadresseerd, maar aan een expediteur.en in de tweede plaats zal ik mijn woord houden". „Je woord? Je woord? Zoo!" Mevrouw Troilo was heelemaal buiten adem. Haar boezem ging hijgend op en neer. Haar donkere oogen, die op kleine gitzwarte knoopjes leken, schitterden venijnig. Ze had r.u werkelijk iets van haar bulldog, in dc vyandige manier waarop ze het Jonge meisje van het hoofd tot de voe ten opnam. „Ik zou zoo denken: je woord heeft Viktor". „Maar mama „Hou je ge-mama voor je, Antwoord wil ik hebben". In een plotselinge vlaag van woede stond ze op: „Sta daar niet zoo brutaal te luisteren. Mina, als je mevrouw wat te bespreken heeft". De hond. die de stemming van zijn mees teres begreep, vloog blaffend op het meisje toe, dat in doodelijken schrik met haar volgeladen blad haastig naai de deur toe ping. „En natuurlijk weer zoo volgeladen lemaal niet ongelukkig voelde en na een bloedig drama heel opgewekt thuis kwam. En toen Piet met z'n trouwe bruine oogen en z'n branie nog heerlyk bleek te kunnen charlestonnen ook, was haar keuze gemaakt. Op een wannen Zondag fietsten ae sa men naar Zandvoort, samen lagen ze den heelen dag in de zon en daar ver telde zy hem van alles, van al haar fan tasieën en verhalen. Hij keek haar aan. hij was nu heelemaal geen branie meer, maai* hij begreep en zei tenslotte dat ze een veel fyner meisje was dan al die juffrouwen in Hollywood. En hy vertelde ooi: van zijn droomen en wen- schen, die weliswaar van praetasoher aard waren: salaris verhooging, chef van de afdeeling, en later missohien een eigen zaakje. Zoo weiden ze het eens en toen hij aan het eind van het jaar echt opslag kreeg, besloten ze den groot-en stap te wagen. Allebei hadden ze wat ©verge- •spaard en ze konden een goedkoop bo- venhuisje krijgen, 't Was wel piepklein, maar met een kamer vol zon en een schat van een keukentje. Ze kochten wat meubels, de familie hielp wat en op zekeren dag, toen het regende dat het goot, stapten ze samen naar het stadhuis en werden tegelijk met een dozy'n andere paren getrouwd. Maar daar merkten ze niets van, ze lacht-en eens tegen elkaar en waren volkomen gelukkig. Nog vond de buurt, dat het niet hee» lemaal uitgesloten was, dat Annie iet» bijzonders werd. Het kon soms zoo raar lcopen in het leven, nietwaar? En Annie poetste en schrobde in haar bovenhuis je tot alles glansde en blonk en het eten stond op tafel als haar Pie' 's avonds thuis kwam. Bijna lederen Zaterdagavond gingen ze samen de stad in, boodschappen doen als de winkels verlicht waren, en gin gen ouderwetsch fijn samen naar de bioscoop. Daar genoten ze van 7 actes liefde, die toch niets bij de hunne kon halen. En na een jaar liep Annie achter den kinderwagen, die zy voor een spotkoopje op een advertentie hadden gekregen. Erin lag een prachtige, ronde rose baby, die Piet's bruine oogen had. Zoo drentelde ze in een beige ruiten jas mee een knal-roede lakceintuur door de zonnige straat, glimlachend en volko men gelukkig. Pas toen gaf de buurt de gedachte op, dat Annie, die toch in liet begin be slist iets bijzonders leek, ooit wat zou bereiken. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a GO Cents per regel. N.V. MEUBELTRANSPORT MIJ. V.H. Den Haag Haarlem Alexauderplein 1-25 Macrteo ven Heemskerk- straat 25A. Telefoon 13052 Telefoon 15166 - VERHUIZINGEN, BEHANGER1J, STOFFEERDERIJ dat het een wonder is dat de boel niet kort en klein valt. Maar dat kost cok je eigen geld niet.: Mevrouw is er gced voor. Schamen moest je je. Op niemand kun je meer vertrouwen tegenwoordig. Ik raad je „Kiitchen, maak me niet driftig Dus is er geen sprake van, dat je naar' Enge land gaat". „Ikmoet". Katarlna was inner- ïyk doodsbang, maar ze raaDte al haar moed böeen. „Ik verbied het je. Dat zal me waar achtig wat moois worden. Zco'n jong ding wil d'r eigen baas zijn. Maar ik maak korte metten. In de herfst ben ik te toegeeflyk voor je geweest. En daar om durf je nu. Maar ik laat geen loopje met me nemen. Je biyit hier". „Mama, het spyt me dat u zich zoo over die zaak opwindt. Maar ik kan nu niet meer terug en ik wil ook niet. 1-Iet is voor ons allemaal beter als ik dezen tyd nog gebruik om te leeren, ik zou voor geen geld ter wereld hier het heele jaar nog zoo'n beetje rondloopeai en nietsdoen „Vastbinden kan ik je niet Maar als je gaat, Katchen. dan is het uit tus schen ons. Versta je? Kiik me niet zoo brutaal aan. Dat kan ik niet ver dragen. Ga nu maar heen en neem een besluit". ,Er is geer. besluit te nemen. mama. Ik ga Dinsdag na Paschen weg". .(Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 6