H. D. VERTELLINGEN
Vlammende Katciien
SCHRIFTUREN OVER KUNST.
FLITSEN
FEUILLETON.
VAN HULST
HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 24 AUG. 1928
(Ontvangen en niet ontvangen boeken.)
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1279
MOEILIJK BESLUIT
Zul je hier uitstappen voor je picnic waar wel
schaduw is maar geen natuurschoon, of liever
teruggaan naar die plek waar wel een mooi uit
zicht was maar geen schaduw of een poging doen,
om die geheimzinnige plaats te vinden waar tante
Martha den heelen ochtend over gepraat heeft.
(Nadruk verboden)
(Nadruk rerboden; auteursrecht voorbehouden.)
Het bizondere meisje
door C. v. d. W.
Hoelang het al weer geleden is dat
me juf Ir. Johanna de Jongh (later me
vrouw Goekoopde Jongh, van het
landgoed Sorgvliet aan den ouden Schc-
veningschcn weg) tot doctor in de
kunstgeschiedenis promoveerde, weet Ik
niet precies meer. Wel, dat zU eene der
allereersten was, die in dat vak den
doctorstitel behaalde het zal in 1903
oi' 1904 geweest zijn en dat ééne der
stellingen van haar proefschrift onge
veer aldus luidde: in tijden eener bloe
iende kunstproductie heeft, in een land.
de kunstwetenschap minder te beteeke-
nen, in tijden van verval ten opzichte
der kunstschepping, bloeit de weten
schap omtrent haar.
Deze. haar stelling is mij bijgebleven,
ook al omdat ik, zelf een kwart eeuw
jonger toen, meende in de krant waar
voor ik dan schreef, tegen haar (die
stelling) te moeten opkomen, en ze op
z'n minst als dubieus te moeten signa-
leercn. De geleerde schrijfster heeft ei
zich vermoedelijk niets van aangetrok
ken, noch iemand anders er hoofdpijn
door gekregen. Waarvoor ik trouwens
ook toen al te nuchter geweest zal
zijn, om liet te verwachten. Maar on
danks alle voorbeelden die ik vermocht
aan te dragen om mijn intuïtieve op
positie te schragen is het ons de laatste
jaren herhaaldelijk gebeurd dat wij aan
die quaestie herinnerd werden, telkens
wanneer ons nieuwe schrifturen over
kunst in handen kwamen.
Zou zü, die de stelling opwierp, voor
het oogenblik en ten onzent door de fei
ten in het gelijk gesteld worden? Want
één dier feiten is onomstooteiyk dat Lij
ons, de kunstproductie (en het ls
uitsluitend over de beeldende kunsten
dat wij spreken) in karakter en betee-
kenis heeft ingeboet, terwijl het schrij
ven over kunst, zooal niet in beteeken Ls
dan toch in veelvuldigheid heeft toege
nomen. Hoewel, en hier herademt de
oppositie, toch niet ieder geschrijf over
kunst iets met kunst wetenschap van
doen heeft. Men zou immers eerder ge
neigd zijn aan te nemen dat men meer
over kunst schrijft, naar de mate men
er werkelijk minder van weet of cr
weet van heeft.
Was deze ietwat langdradige Inlei
ding noodig om tot mijn ambtelijke be
zigheid, het aankondigen van eenige
nieuwe boekjes over kunst, te geraken?
Misschien.ik heb er althans iets in
kunnen te verstaan geven van wat zich,
in het algemeen gesproken, steeds vaker
aan ons opdringt, zonder genoodzaakt
te zijn bij ieder afzonderlijk geval langer
dan strikt noodzakelijk is, stil te staan.
Want er is aan lederen arbeid immer
ook een te waardeeren kant en het is
aangenamer dien te belichten dan de
verwerpelijke zijde, meer dan noodig,
naar voren te brengen.
Nu dan. Sr wordt geschreven om
even zoovele redenen als er boeken ge
maakt worden, om bij het stapeltje le
blij ven dat vandaag voor mij ligt: daar
ligt, om te beginnen, een mooi, dik
quarto boekwerk over Vincent van Gogli,
prachtig geïllustreerd door Floury in
Parijs, uitgegeven in de van hem be
kende serie inonograplileën waarin
vroeger Neunier, Rops, Renoir, Cózanne
verschenenallemaal boeken die een
documentaire waarde hebben en zullen
behouden. Nu is ook Van Gogh in die
reeks opgenomen. Als wy nu vragen:
voorziet dit toch altijd vrij kostbare
boek in een leemte? dan luidt het ant
woord voor ons volstrekt ontkennend.
V.'ant de literatuur over Van Gogh
voor ons meer dan toereikend en voor
wie Vincent's voortreffelijke blographie
uit 't voorwoord van diens „Brieven aan
zijn Broeder" kent, staat in dit boel:
van Floury letteilijk niets nieuws. De
man die het samenstelde, en wiens
naam als auteur op hot titelblad prijkt,
heeft niet veel meer dan gewoon goeden
journalistenarbeid verricht en een sa
menhangend verhaal geweven door een
grootc reeks brieffragmenten van Vin
cent onderling te verbinden en er, zoo
als dat heet, een slot aan te draaien,
dat, voor wie Vincent's werk kent, en
wat daarover alzoo reeds gezegd is. niet
veel meer dan een gemeenplaats is. Nu
zal niemand er den heer Florent Fels,
zoo heet de samensteller van het boek.
er een verwijt van willen maken dat
„zijn" Van Gogh niets nieuws over le
ven en werk van dien schilder brengt.
Dat kan misschien later weer eens een
ander artist hetzij dichter, schrijver
of schilder doen, het feitelijke mate
riaal schijnt voorloopig uitgeput. Het
bock kan dus vooral door het illustra
tie-materiaal dat royaal door den tekst
gestrooid is, dienst doen om, wie van
Vincent niets kende er zijn er allicht
nog tot belangstelling in diens werk
tc brengen, voor om hier heeft het wei
nig waarde en als prestatie staat het
boek niet op de hoogte van andere uit
muntende deelen dezer serie: denk aan
Roman door
PAUL OSKAR ÏIÖCKER
Uit het Duitsch vertaald door
HERMINE VAN GEERTEN
5)
„Nou. Je komt net goed op tijd voor
't ontbijt. Katchen. Wel, wat zie je er
koud uit. Wil je eerst Je goed afdoen of
direct een kop koffie hebben?" Terwijl
ze sprak had ze haar logé op elke wang
een klappende zoen gegeven, die duide
lijke sporen van lippenpommade achter
liet.
Katarlna vroeg eerst haar klecren te
mogen afdoen. Een dienstmeisje had in
middels haar handbagage naar de lo
geerkamer gebracht. De kamer was blin
kend helder, zooals het heele huis. Er
werd hier onophoudelijk geboend en ge
wreven. Mevrouw Troilo was de strengste
huisvrouw, die men zich kon voorstellen.
Ze dwong hier in huls niet minder re
spect af dan aan de overzijde in de zaak.
Toen Katarlna in de eetkamr kwam.
die in „oud-Dultsclien" stijl gehouden
was, zat haar schoonmoeder al aan de
ontbijttafel. Op den stoel naast haar
die over Cézanne en Renoir door Rivlè-
re. Rops door Ramiro en Lemonnler,
enz. Het is bovendien slordig gecorri
geerd Corot wordt Vorot en de Hollan
der Schelfhout wordt Lehelftrout. Het
boek schijnt, in één woord, wat haastig
gemaakt, omdat er in Floury's reeks nu
eenmaal een Van Gogh moest verschij
nen. Een beter motief waarom boeken
over kunst verschijnen is, dat men jon
ge, nog niet voldoende gewaardeerde
kunst tot de menigte wil dragen en
zeggen: zie, hoe schoon dit is en vergeet
niet dat het vlak naast u ontstaat. Dit
lijkt een loffelijk bedrijf en als het ge
toonde werkelijk de moeite waard is,
een dat voldoening geeft. Daartoe heb
ben zich een tweetal Haarlemsche hec-
ren, A. van der Boom en Theo van
Reljn gezet en de Uitgeversmaatschappij
Kosmos te Amsterdam is, onder hunne
leiding een serie boekjes over „Nieuwe
Beeldhouwkunst in Nederland" begon
nen uit te geven, waarvan zij de vrien
delijkheid had ons de eerste twee deel
tjes toe te zenden. In beide boekjes vin
den wij een reeks reproducties naar wer
ken van John Riidecker, waarbij Van der
Boom en van Gys Jacobs van den Hof,
waarbij Theo van Reyn een inleidend
woord schrijft. Voor het popularisccren
der kunstwerken lijken ons in dergelijke
boekjes de reproducties de hoofdzaak en
deze zijn hier uitmuntend. „Het dool
van deze uitgave" zegt de heer Van
Reyn m.i. zeer terecht „kan geen an
der (e) zijn dan slechts het opvoeren van
een verlangen naar het werk zélf te
gaan in zijn veelzijdigheid, zijn volle
volume met zijn bloeiende schoonheid".
Heel even, omniddellijk daaraan voor
afgaand geeft deze schrijver (pag. 14 dn
15) enkele aanwijzingen met betrekking
tot speciaal aangedukle werken van
wat hem daarJn als kenmerkend getrof
fen heeft en het zou misschien toch nog
niet zoo onmogelijk gebleken zijn als de
schrijver had willen trachten die obser
vaties wat uitvoeriger weer te geven.
Als kunstenaar kan Van Reyn dat. zon
der vrees voor arrogant gehouden te
worden, zich veroorloven en naar mijn
inzicht is, voor een breeaen lezerskring
dien men toch hoopt te bereiken,
vermoedelijk eene aanduiding der
ontroeringsmogelijkheden in het werk
vair een collega van grooter aantrekke
lijkheid dan de immer ietwat doezelig-
zwaarwichtige phllosophische beschou
wingen waarmee, naar Duitschen trant,
moderne artisien, over kunst schrijvend,
aan dien arbeid luister trachten bij te
zetten. Al voelen wij er natuurlijk, en
gaarne, den ernst van bedoelen in mede,
die bij andere, „gemakkelijker" schrij-
venden te vaak gemist wordt.
Het is te hopen dat de kleine albums
succes hebben, ook in het buitenland
waarop ze berekend schijnen. Immers
daarvoor vinden wij nevens iedere voor
stelling den titel in vier talen. Maar de
de moderne artist is in titels slecht ge
sorteerd en als we, om de andere, lezen
dat het voorgestelde een „nu-akt-nude-
naak" om een „tête-kopf-head-hoofd"
is, waaraan de voorstelling niet den
minsten grond tot twijfel oplevert... dan
ware het misschien verkiezelijker ge
weest in alle talen te zwijgen, wat dj
voorstelling betreft en het bij de mate
riaalaanduiding te laten. Een kleinig
heid, overigens van geen beteekenls.
Hoe moeilijk is het blijkbaar over
kunstwerken te schrijven, zonder zich
zelf naast dat kunstwerk te zien staan!
Hoe hebben oudere schrijvers over kunrt
die kunst verstaan. En welk een mees-
tersclrrijver is er bij ons met Jan Veth
verdwenen. Ik vrees dat onder de jon
gere artisten Veth's schrifturen niet zó)
meer in tel zijn als toen zijn eerste aan -
teekeningen in de Groene en Tak s
Kroniek verschenen.
Ditmaal hebben ze ongelijk. Veth w?a
altUd eigen meester over zijn stol,
geurde niet zonder bronvermelding met
wat hij den avond te voren in een hand
boek had opgediept of van een vereer
den mentor vernomen had, doch gaf im
mer iets van een eigen, doordachte wijs
heid. die nooit eigenwijsheid werd. Toe
vallig kreeg ik dezer dagen een pas ver
schenen boekje in handen, waarin een
voordracht die hij in 1925 hield over
zeventiende-eeuwsche Hollacidschs
landschapsprenten, gepubliceerd wordt.
Ik heb van die gedrukte lezing meer ge
noten dan ik vermoedelijk by het aan-
hooren zou gedaan hebben: Veth las
meestal voor en voorlezers hebben mij
zelden geboeid. Maai- naar den inhoud
is zulk een "lezing zoo rijk aan vondsten,
hij weet zijn object van beschouwing
zoozeer te omwinden met kenschets en
karakteriseering omdat hij zelf de
materie zóó goed kende en het karakter
ervan doorzag, dat het een lust werd zijn
beschouwingen te volgen, ook al omdat
hij steeds de beheerscher, maar tevens
de ondergeschikte van zyn stof bleef en
ge nergens een Veth zich zag op
zat de buldog. Grommend duldde het
beest het naderbij komen van de gast.
Mevrouw had hem een servet omgebon
den en een bord melk met stukken wit
tebrood er in, voor hem neergezet. Slob
berend at Fricka, de dog. zijn portie op,
steeds den grooten nijdtgen kop kwaad
aardig naar de nieuweling toegewend.
Katarlna ergerde zich als ze genood
zaakt. was in het huis van haar schoon
moeder met den ontzettend-leelijken
hond aan tafel te zitten Maar mevrouw
had een bijna-afgodische vereering voor
het dier. Ze sprak vaak tegen den dog
als ze alleen was en beweerde dat het
verstandige beest ieder woord verstond.
Katarlna sloot de oogen en nam een
slok uit haar kop geurige zwarte koffie.
..Zonder room? Wat is dat nou weer
voor 'n nieuwigheid. En vertel me ereis,
Kiitchen wat is dat voor malligheid die
je je in je hoofd hebt gehaald? Naar
Engeland? By Dutton? Als volontair? Je
denkt toch zeker niet dat ik dat toesta?"
Daar zaten ze al direct midden in het
netelige onderwerp. Mevrouw sprak nu
aan een stuk door. ze liet de tegenpartij
letter!yk niet aan 't woord komen, maar
ze at óók voortdurend en voederde onder
de hand den hond. Er lag een menigte
kleine broodjes op de broodbak. Mevrouw
at ze zonder boter, ze had het druk over
haar leefregels om niet dik te worden
ze zag er echter niet naar uit alsof die
veel hielpen! liet eer.e broodje na het
htfschen aan zijn onderwerp, waar voor
hy eerbied koesterde. En nu ik deze,
misschien laatste zyner lezingen, heb
doorgewerkt, geloof ik nog steeds niet
dat die houding tegenover zyn arbeid
ouderwetsch is. Ze blijft de eenig ware,
en zal weer nieuwerwetsch zijn, zoodra
de mannetjes die over zUn capaciteiten
beschikken, weer aanwezig zullen zyn.
Zullen ze te herkennen zyn? Ik geloof
van wel: aan het kenmerk van Veth
zelf: hy schreef, meen ik, nooit opstel
of boek of er moest een resultante van
kennis, studie en ervaring omtrent iets,
by hem aanwezig zijn. En evenmin
„pour le besoln de la cause".
J. H. DE BOIS.
COMMENTAREN.
Jaren geleden heeft men reeds pogin
gen gedaan can de film sprekend te ma
ken. aanvankeiyk met weinig succes.
Maar zooals dat meer gaat. latere uit
vinders borduren voort op vroegere mis
lukkingen en weten verbeteringen te
vinden, die eindelijk tot het langge-
zochte geheim voeren. Volgens de be
richten die in den laats ten tijd in de
wereldpers verschenen zyn, moeten wij
aannemen, dat de sprekende film wer
kelijk haar comanerciëele mogelijkheid
naby is. Wanneer dit werkelijk zoo is,
dan staat ons wellicht een buitenge
wone omwenteling in de filmindustrie
te wachten. Dan Ls de zwygende film
met haar wereldwijde verspreiding, voor
zoover ik zien kan, ten doode gedoemd',
want wat zou het nut zijn van de ver
tooning van sprekende filmdrama's van
Amerikaansch, Duitsch of Fransch fa
brikaat in den Balkan, in Japan, in
Spanje, in ons eigen land, het bioscoop
publiek in zijn geheel nemende? Zullen,
met de introductie van de sprekende
film. de verklarende titels verdwijnen?
Het lijkt, op zyn minst genomen, waar-
schynlyk. Zal, om de machtigste te
noemen, de Amierikaansche filmindus
trie naast de sprekende films, copleën
maken volgens het thans gevolgde sys
teem, zonder spreken, maar met onder
titels, of zal de sprekende film beperkt
blijven tot een klein percentage van de
productie?
De Engelsche bladen maken met eeni-
gen ophef melding van een nieuwe uit
vinding, die de jacht op het steeds tal-
ryker worden Se gilde der motorban
dieten moet vergemakkelijken. Het is
niet eenvoudig om deze boosdoeners te
pakken te krygen, want zy bewegen
zich meestal sneller dan hun vervolgers,
omdat htm angst en wanhoop hen roe-
kelooaer maakt en minder bedacht op
het vermijden van ongelukken. Die uit
vinding dan bestaat uit één stalen ge
raamte, dat er ongeveer uitziet als een
monsterachtig vergroote handschoenen-
rekker. Hierop bevinden rich lange en
venijnige stalen punten. Dit instrument
wordt op dec weg gelegd en de auto
mobiel die er over heen rijdt wordt,
zooals de experimenten hebben uitge
wezen, hopeloos kreupel. Het vluchtend
voertuig, dat eerst over den weg vloog,
sukkelt na de ontmoeting met de hand-
sehoenenrekker verder op vier lekke
banden en wordt een gemakkelijke prooi
voor de achtervolgers.
De. talrijke politie-autoriteiten, die de
demonstratie bijwoonden, waren zeer in
genomen met het resultaat, maar ik
moet eerlijk zeggen, dat er nog een
vraag by mij opkomt.
Hoe moeten de achtervolgers, die toch
achter de vluchtelingen aankomen, him
instrument neerleggen voor de vervolg
de auto, op dat deze er over kan rijden?
Het is mogeiyk dat ik het te zwart in
zie, maar. toegevende dat ik. geen poli-
tie-autoritedt zijnde weinig ervaring heb
van autobandieten, lijkt mij de waar
schijnlijkheid dat deze heeren zoo be
leefd zullen zyn om even te stoppen,
om gelegenheid te geven tot het plaat
sen van hun val, vry gering.
Over automobilisten gesproken (doch
niet over bandieten in auto's in dit ge
val) het heeft me vaak verwonderd, dat
zoovelen als reden van de aanschaffing
van hun wagen opgeven, dat het zoo
heerlijk is, een toertje te maken langs
liefelijke landouwen en lanen in lar.de-
lyke omgeving. Want het eigenaardige
is. dat hun gelaatsuitdrukking tydens
het rijden langs de meestal niet al te ge
lijke landelijke weger, in den regel niet
bepaald byzor.der genoegen uitbeeldt.
Waaneer zy daarentegen den landelij-
ken weg hebben verlaten en op het
gladde asphult In het centrum van de
groote stad konten, keert hun levens
vreugde zichtbaar terug.
Een der vele Chineesche generaals
heeft zijn troepen verboden in het hu
welijk te treden, voor de vrede definitief
geteekend1 is.
HU huldigt blijkbaar het motto: Niet
meer dan een ruzie tegelyk.
andere doopte ze in haar koffie, beet er
een stuk af, doopte de rest nog eens in
en liet dan den hond er van happen.
Steeds probeerde Katarlna iets in het
midden te brengen. Mevrouw luisterde
er niet naar. Ze sprak met een vollen
mond, mopperend en snauwend, zonder
ophouden verder. Zooals ze diaar zat te
eten en te grommen had ze voor Kata
rlna een onloochenbare geiykenis met
den begeerlg-slobberer.dc-n en kwaad
aardig gronimencten hond.
„Dus je moet dien Engelschen mor.eer
maar een briefje schryven, hoor je Kat
chen, dat Je van jjlan veranderd hent
en verder wil ik geen woord meer
over die malligheid hooren. En geef je
bagagerecu aan den huisknecht, dat hy
je greote bagage van het station kan
halen". Ze was opgestaan en deed den
buldog de servet af. Hy was erop ge
dresseerd haar daarop zyn snuit als
voor een kus toe te steken, waarop ze
hem een klap om zijn ooren gaf. Do
hond sprong op den grond en mevrouw
voerde rondom de groote eettafel een
wilde rondedans met hem uit. Hy blafte,
huilde, gromde en zil amuseerde zich
kostelijk: ze zette het spelletje voort to:
ze heelemaal buiten adem was.
Inmiddels was hot kamermeisje bin
nengekomen.
„Mina, zeg tegen Ulrich, dat hy naar
het station moet en dat hil een beetje
voortmaakt. Vooruit Kiitchen. geef je
re$u maar aan Mina. Heb je liet niot
Iedereen vonid dat Annie beslist iets
byzonders was. Als Baby was het al een
buitengewoon kind, dat uren lang in de
kinderwagen zoet op haar speen kon
liggen zuigen en met een rose groote
teen naar haar rammelaar mikte, die
opgehangen was tusschen de kap en het
handvat. Onderwijl deed Annie's moe
der de groote wasch.
Toen Annie 3 jaar was, nam haar
moeder haar mee naar een kinder -
schoonheidswedstrijd en door haar zwar
te krulhaar en stralenden glimlach ver
overde ze het hart der jury en kreeg
den eersten prys. Haar thuiskomst was
een groot succes. Zy werd door de heele
buurt afgeknuffeld en ostampvol suiker
goed gestopt en het was alleen aan het
Geluk te danken, dat zy dien dag over
leefde.
Toen Annie vijf- jaar was speelde Te
met al haar vrienden en vriendinnen op
straat. Meestal zat zij op den rand van
het trottoir, met haar beenen in de goot,
en vertelde. Eindelooze fantastische ge
schiedenissen waren het-, die zij per slot
zelf geloofde, hoewel ledereen wist, dat
ze niet waar waren. Maar er werd
enorm van genoten. Alleen Kareltje van
buurvrouw, die arm van geest was, drie
jaar ouder en een hoofd grooter, durfde
er wat van te zeggen. Eén keer durfde
hy dat maar, want Annie stormde met
samengeknepen lippen en een boozen
rimpel tusschen haar oogen op hem af
en 's avonds kwam Kareitje's moeder
zich beklagen by Annie's moeder over'
een bloedneus en een dichtgeslagen oog.
Het werd een heel standje in de buurt
en meer dan ooit was iedereen van An
nie's bijzonderheid overtuigd.
Toen Annie zes jaar was. ging ze naar
school. Zij leerde makkeluk, het interes
seerde haar en ze blonk uit in opstellen
maken, die soms door den meester voor
de klas werden voorgelezen en nog lang
daarna besproken.
En toen Annie 8 jaar was, liep ze met
haar eerste „jongen". Die zat naast
haar op school en samen liepen ze er
's ochtends heen. Ze deelden trouw
straf en pepermuntjes, en in een groot
moedige opwelling gaf hy haar zijn
mooiste vloeitje. Later, toen hun liefde
gestorven was, gapte hy het terug en
daardoor werd Annie's oordeel over de
mannen, dat toch al niet erg gunstig
was, nog versterkt.
Toen Annie tn de hoogste klas zat.
verfd de heele buurt, dat zij aan het too-
nee-i moest gaan. daar zou ze zeker suc
ces hebben. Misschien was dat ook zoo
In elk geval droomde ze ervan om voor
he: voetlicht te staan voor een stamp
volle zaal. Maar Annie had nog meer
broertjes en zusjes, die lederen mor-
bij je? En je taschje ligt daar toch?"
Nu eerst kon ze aan het woord ko
menen nu moest juist het Jcamesr-
meisjc er by zyn, een verzwarende om
standigheid die mevrouw haar schoon
dochter nooit vergaf.
„Ik heb verder geen bagage, Mama".
„Hè, wat? Ik heb je toch in het rij-
tuig zien komen. Je had toch alleen
maar dat eene koffertje? Waar heb je
je andere bagage dan?"
„Myn andere bagage?.... Die is al in
Engeland. Mama".
„Ik geloof dat je stapeldol bent ge
worden. In Engeland? Maar wat dacht
je dan in vredesnaam?"
„Ik heb u toch alles geschreven, ma
ma. En Viktor heb ik ook alles uitvoe
rig uitgelegd. Moeten we dan nu di
rectIk geloof, dat het toch beter
was...."
„O zoo. Je denkt dat het me voor
Mina niet onverschillig is hoe ik door
mijn schoondochter behandeld word. Je
blijft hier, Mina. Er is geen sproke van
dat je nu weggaat en den anifcbljtboeS
liier maar laat staan Je denkt zeker
dat er niets te doen is in huis. De kan
ton nachthemden moeten vanochtend
ook eindeiyk eens gestreken worden. Je
komt gewoon tot niets. Mina. dat kan
zoo niet langer. En in de kamer van
den jongen meneer, roetzwart word je.
als je daar gaat zitten ot> de boe
kenkast ligt het stof een duim dik. Je
denkt maar dat ik niets zie en de jonge
gen schoongeboend en op tyd naar
school moesten en zoo kwam Annie
thuis en deed het huishouden, met nog
steeds haar stralenden glimlach en haar
zwarte krulhaar, nu geknipt a la Pola
Negri. Want al haar liefde had nu de
bioscoop. lederen Zaterdagavond zat zij
op haar vaste plaatsje en keek haar
oogen- uit. Zy beleefde alles mee en le
vensmoe of stralend gelukkig, al naar
het slot van de film, kwam ze thuis.
Ieder oogenblikje probeerde ze dan de
toiletten van de filmsterren na te ma
ken. Zoodoende was zij de mode ver
vooruit en de buurt keek haar soms
hoofdschluddend na en vond dat Annie
in een revue moest spelen, Zy was toch
beslist iets byzonders.
Maar Annie ging niet bU de revue, nog
minder reed ze rond in de auto van een
ryk vriendje, zooals zooveel van haar
vriendinnen. Ze nam een baantje in een
groote winkel en verkocht een einde
loos aantal meters katoen. Het was wat
de menschen een „volkswinkel" noe
men., met kale houten vloeren en toon
banken, waarop groote stapels confec-
tiegoed lagen, met den prijs er op ge
speld, waar bijna het geheele jaar door
een soort uitverkoop heersohte, en waar
veel moeders met karbiezen en troepen
kleine kinderen hun inkoopen kwamen
doen. Het was geen gezellige winkel,
maar Annie vond het er best. De tapij
ten, die over de balustrade van de eer
ste verdieping naai* beneden hingen als
veelkleurige vlaggen werkten op haar
fantasie en vooraan hing een rose sjaal.
Een paarse rose sjaal met lange franje
en een buitengewoon soort roede rozen
er op geschilderd. In haar gedachten had
zy die omgeslagen, net zooals ze verle
den Zaterdag op de film gezien had,
Ze danste er mee', met zilveren schoen
tjes aan en diamanten oorringen. Zoo
droomde ze voort ever de hoofden van
haar koopers, terwijl ze voor den zoo
veel sten keer dien dag herhaalde: „Nee
dame, goeokooper hebben we dit niet.."
Toen gebeurde het, dat er twee man
nen in Annie's leven kwamen. De éene
was de zaalchef, die „meneer" genoemd
werd en de ander was Piet, die achter
in den winkel gordynen en vloerzeilen
verkocht. Met beiden ging ze naar de
bioscoop. Meneer zei dat ze hem Harry
mocht noemen, wat zooveel intiemer
klonk. Maar nooit in de zaak, zei hy er
uitdrukkelijk bij. Ze zaten op den eer
sten rang en in de pauze kreeg ze koffie
met room en hij vroeg haar daarna om
mee te gaan soupGercn.
Met Piet zat ze heelemaal vooraan en
in de pauze stak hy een cigaret op.
Maar hy hield haar zoo stevig vast,
toen het „eng" werd, dat zij zich hee
meneer ook niet. Maar ik zie alles, hoor
Mina, alles. En nu kim .ie direct hier
gaan zitten, Katchen, en een briefje
schryven aan Meneer Dutton in Enge
land, dat als de bagage aankomt, die di
rect terug moet. Of weet je wat: ik te
legrafeer direct",
„Beste mama, dat Is werkelijk onmo
gelijk. En bovendien doelloos. In de
eerste plaats is de bagage natuurlyk niet
aan de firma geadresseerd, maar aan
een expediteur.en in de tweede plaats
zal ik mijn woord houden".
„Je woord? Je woord? Zoo!" Mevrouw
Troilo was heelemaal buiten adem. Haar
boezem ging hijgend op en neer. Haar
donkere oogen, die op kleine gitzwarte
knoopjes leken, schitterden venijnig. Ze
had r.u werkelijk iets van haar bulldog,
in dc vyandige manier waarop ze het
Jonge meisje van het hoofd tot de voe
ten opnam.
„Ik zou zoo denken: je woord heeft
Viktor".
„Maar mama
„Hou je ge-mama voor je, Antwoord
wil ik hebben". In een plotselinge vlaag
van woede stond ze op: „Sta daar niet
zoo brutaal te luisteren. Mina, als je
mevrouw wat te bespreken heeft". De
hond. die de stemming van zijn mees
teres begreep, vloog blaffend op het
meisje toe, dat in doodelijken schrik
met haar volgeladen blad haastig naai
de deur toe ping.
„En natuurlijk weer zoo volgeladen
lemaal niet ongelukkig voelde en na een
bloedig drama heel opgewekt thuis
kwam. En toen Piet met z'n trouwe
bruine oogen en z'n branie nog heerlyk
bleek te kunnen charlestonnen ook,
was haar keuze gemaakt.
Op een wannen Zondag fietsten ae sa
men naar Zandvoort, samen lagen ze
den heelen dag in de zon en daar ver
telde zy hem van alles, van al haar fan
tasieën en verhalen. Hij keek haar aan.
hij was nu heelemaal geen branie meer,
maai* hij begreep en zei tenslotte dat
ze een veel fyner meisje was dan al
die juffrouwen in Hollywood. En hy
vertelde ooi: van zijn droomen en wen-
schen, die weliswaar van praetasoher
aard waren: salaris verhooging, chef
van de afdeeling, en later missohien
een eigen zaakje.
Zoo weiden ze het eens en toen hij
aan het eind van het jaar echt opslag
kreeg, besloten ze den groot-en stap te
wagen. Allebei hadden ze wat ©verge-
•spaard en ze konden een goedkoop bo-
venhuisje krijgen, 't Was wel piepklein,
maar met een kamer vol zon en een
schat van een keukentje. Ze kochten
wat meubels, de familie hielp wat en
op zekeren dag, toen het regende dat
het goot, stapten ze samen naar het
stadhuis en werden tegelijk met een
dozy'n andere paren getrouwd. Maar
daar merkten ze niets van, ze lacht-en
eens tegen elkaar en waren volkomen
gelukkig.
Nog vond de buurt, dat het niet hee»
lemaal uitgesloten was, dat Annie iet»
bijzonders werd. Het kon soms zoo raar
lcopen in het leven, nietwaar?
En Annie poetste en schrobde in haar
bovenhuis je tot alles glansde en blonk
en het eten stond op tafel als haar Pie'
's avonds thuis kwam.
Bijna lederen Zaterdagavond gingen
ze samen de stad in, boodschappen doen
als de winkels verlicht waren, en gin
gen ouderwetsch fijn samen naar de
bioscoop. Daar genoten ze van 7 actes
liefde, die toch niets bij de hunne kon
halen.
En na een jaar liep Annie achter den
kinderwagen, die zy voor een spotkoopje
op een advertentie hadden gekregen.
Erin lag een prachtige, ronde rose
baby, die Piet's bruine oogen had. Zoo
drentelde ze in een beige ruiten jas mee
een knal-roede lakceintuur door de
zonnige straat, glimlachend en volko
men gelukkig.
Pas toen gaf de buurt de gedachte op,
dat Annie, die toch in liet begin be
slist iets bijzonders leek, ooit wat zou
bereiken.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a GO Cents per regel.
N.V. MEUBELTRANSPORT MIJ. V.H.
Den Haag Haarlem
Alexauderplein 1-25 Macrteo ven Heemskerk-
straat 25A.
Telefoon 13052 Telefoon 15166
- VERHUIZINGEN, BEHANGER1J,
STOFFEERDERIJ
dat het een wonder is dat de boel niet
kort en klein valt. Maar dat kost cok
je eigen geld niet.: Mevrouw is er gced
voor. Schamen moest je je. Op niemand
kun je meer vertrouwen tegenwoordig.
Ik raad je
„Kiitchen, maak me niet driftig Dus
is er geen sprake van, dat je naar' Enge
land gaat".
„Ikmoet". Katarlna was inner-
ïyk doodsbang, maar ze raaDte al haar
moed böeen.
„Ik verbied het je. Dat zal me waar
achtig wat moois worden. Zco'n jong
ding wil d'r eigen baas zijn. Maar ik
maak korte metten. In de herfst ben ik
te toegeeflyk voor je geweest. En daar
om durf je nu. Maar ik laat geen loopje
met me nemen. Je biyit hier".
„Mama, het spyt me dat u zich zoo
over die zaak opwindt. Maar ik kan nu
niet meer terug en ik wil ook niet. 1-Iet
is voor ons allemaal beter als ik dezen
tyd nog gebruik om te leeren, ik zou
voor geen geld ter wereld hier het heele
jaar nog zoo'n beetje rondloopeai en
nietsdoen
„Vastbinden kan ik je niet Maar als
je gaat, Katchen. dan is het uit tus
schen ons. Versta je? Kiik me niet
zoo brutaal aan. Dat kan ik niet ver
dragen. Ga nu maar heen en neem een
besluit".
,Er is geer. besluit te nemen. mama.
Ik ga Dinsdag na Paschen weg".
.(Wordt vervolgd.)