HAARLEM'S DAGBLAD H. D. VERTELLINGEN LEO TOLSTOI. at Rofi-Fiim/ ZATERDAG 25 AUG. 1928 DERDE BLAD Het leven van een groof schrijver. STUDENT, SOLDAAT, BOER ENMENSCH. GRAAF LEO TOLSTOt Er bestaat een geschilderd portret van. een man in een lang wit flanellen .hemd, een gordel om 't middel, bloote -voeten stekend uit donkere broekspij pen en met een kop, breed, licht, met een flinken Russischen baard en oogen diep onder de zware wenkbrauwen rits- tend, oogen die goed, maar ook scherp 2Ün. Dat is Lew Nücolajewitsj Tolstoï, de graaf van Jasnaja Polj ana, de boer van het land, de strijder voor een schoon, maar misschien nooit in deze wereld te verwezenlijken ideaal, de schrijver van vele boeken die hun weg onder de men sehen gevonden hebben, want velen zijn het die in Tolstoï's boeken iets moois hebben weten te vinden. Leo Tolstoï werd 28 Augustus 1828- dus over drie dagen honderd jaren ge leden, geboren. En ja, nu weet ge, waarom zijn naam boven deze kolom men gedrukt staat, nu twijfelt ge niet of in de volgende regelen iets over zijn leven verteld wordt Maar maakt de kennis van het leven, van de levens omstandigheden van een schrijver niet. dat men meer aan zijn werken heeft, ze beter begrijpen, het onderwerp Juister aanvoelen kan? Want bijna ieder schrij ver is in meer of mindere mate zijn eigen biograaf, ook zonder dat hij een autobiografie samenstelt. En bij weini gen is dit zoo zeer het geval als bij Leo Tclstoï; zijn voor iemand die goed stu die gemaakt heeft van Tolstoi's leven bij voorbeeld in Kinderjaren. Jongenstijd, Jeugd de verschillende personen niet te herkennen als vrienden en kennissen -van den schrijver? Zichzelf beschrijft hij daar, knap-psychologisch, onder den r.aam van Nikclaas Irten.jew en deze Nikolenjka heeft een even moeilijk le ven als Tolstoï dat had Leo Tolstoï dan, werd honderd Jaren ■geleden geboren op een dier uitgestrekt.1 landgoederen, op Jasnaja Pclana in het Russische gouvernement Toela. Hij wordt opgevoed door tantes, omdat zijn ouders al vroeg gestorven zijn. studeert in Kazan en komt negentien jaren oud weer thuis. Hij is vol idealen, denkt ruim en wil een goed landheer zijn voor zijn boeren. Doch dat gelukt niet het door eeuwenlange, schier barbaar- sche overheersching onderdrukte land volk ziet in hem den weldoener me:, koestert argwaan en de desillusie van1 den jongen man is groot, hij benijdt den boerenzoon die onbezorgd achter den ploeg gaat, die niet piekert, over het leed van de wereld en slechts zijn eigen zorgen heef:. Van 1848 tot 1851 stu deert Tclstoï in Sint Petersburg. doet er Candida at-examen in de rechten, woont nu eens in Moskou, keert dan voor en kele maanden naar Jasnaja Poljana te rug. is het eene oogenblik studentikoos losbandig, heeft wat later diep berouw en wil ingetogen leven. Hij speelt hartstochtelijk. maakt schulden en vlucht in 1851 naar de Kaukasus, naar de levenslustige Ko zakken, waar hij zich een tijd thuis voelt, strijdt tegen de Tartaren, en schrijft. De Krdmoorlog breekt uit, Tol stoï maakt het beleg van Sevastopol mee. Doch dan gaat hij weer terug, naar Petersburg, speelt er. verkeert in lite- ratcren-krinigm en later in zijn .Biecht" zal hij een boekje over de vrienden daar, open doen. Maar zichzelf ontvlucht hü bij dit zwerven en werken niet, altijd droomt, altijd tobt hij, peinzend over het leven en het leven na den dood. Twee reizen naar het buitenland, in 1857 en 1860'61. hebban een grooten invloed op Tolstoï's denken: de terecht stelling van een ter dood veroordeelde welke hij bijwoont, maakt diepen Indruk op hem, welke theorieën over vooruit gang, enz. de menschen ook cpstellen eer rechtvaardiging van wat zij deden, niets kan hem bevredigen Slechts h-; gemoed van een individu acht hij ïn staat uit te maken wat goed en nood zakelijk is, niet de opinie van een aantal individuen tezamen. Wanneer hij terug komt op Jasnaja Polana is de lijfeigenschap in Rusland juist afgeschaft, een nieuwe strooming in de wereld ontwaakt. Tolstoï wil zijn pachters weer betere omstandigheden scheppen, er vielen verschillende land kwesties te beslechten nu de vroegere lijfeigenen behalve persoonlijke vrijheid ook een stuk grond kregen, en Tolstoï kwijt zich goed en onpartijdig van deze taak. Dan trouwt hij. Met Sof ja Andre jewna Behrs, de dochter van een arts te Mos kou. Nu, na 1862. vindt Tolstoï rust, hij zondert zich van de wereld af. werkt, er worden kinderen geboren, zijn jong? vrouw die in dezen tiid vol zorgen vcor hem en de kinderen is, maakt dat zijn leven zcimig en gelukkig wordt, Hij richt een volksschool op. onderwijst vol gens eigen paedagegisohe ideeën, het gaat hem en de zijnen gced. Paarden en koeien grazen cp de vlakten, heuvels werden beplant, boomgaarden aange legd, met dc meute trekt Tolstoï ter jacht en liet boek „Huwelijksgeluk" wordt geschreven. Maar Tolstoi voelt reeds, dat de goe de verstandhouding* tusschen hem en zijn vrouw niet blijvend is. het noodlo: zal zich eens doen gelden. Want Sof ja Andrejewna komt uit de eerste krin gen, schitterde op bals. was een graag gezien, beweeglijk persoontje; jons als Het eenvoudige graf op Jasnaja Poljana. ze was, heeft ze zichzelf opzij gezet om geheel in de gedachtensfeer van haar man te leven, doch het kón zoo niet blij ven. En de reactie moet komen. De Tolstoi's gaan naar Moskou, voor de kinderen, opdat die studeeren kun nen. Graaf Leo verwijt zichzelf, dat hij niets voor de menschen doet of doen kan. Door een toevallige omstandiglieid een volkstelling komt hij eenigen tijd in de ergste achterbuurten van Moskou, zwerft er door sloppen en ste gen. ziet de ontstellende armoe in de krottenèHij wordt gekweld doordevreng naar de be teekenis van het menschelijke leven en van de maatschappelijke on gelijkheid, hij raakt van zijn vrouw verwijderd, omdat die weinig belang stelling koestert voor zijn gedachten, hü twyfeit aan de leerstellingen der Grieksch-Ortitoöoxe kerk en wendt zich van den literairen arbeid af, om zich met theologische studiën bezig 'e houden. Dan ontstaat het bekende „Waarvan de menschen leven", (1881), „Biecht en Geloof", hü schrijft theologische ver handelingen en belangwekkende volks verhalen. Zooals men Tolstoï bijna niet kent: als officier in 1854. En weer zoekt Tolstoi het land op. Hü werkt als de boeren, wil dat zijn vrouw en de kinderen ook in dien geest hande len, maar heftige twisten zijn het ge volg. Een compromis tusschen man en vrouw wordt gesloten, als Tolstoi het land onder de kinderen verdeelt c-n zelf feitelijk als gast bij zijn vrouw blijft. De roman Opstanding v met „Oorlog en Vrede" en „Anna Karenina" behoorende tot zijn bekendste boeken geeft de Heilige synode in 1901 aan leiding om Tolstoi uit de Grleksch- orthodoxe kerk r bannen. Hij leeft dan geheel volgens zür. eigen, de Tolstoiaansche leer die voor schrijft dat men zich niet beter moe*, achten dan zyn naaste, hü is nihilist in den goeden zin van het woord, geloof', slechts datgene dat zijn eigen verstand hem zegt dat waar of juist is. Het- tragisch einde komt in 1910 Ver scheidene jaren reeds is de oneenigheid tusschen hem en zijn vrouw groot. Zij loopt hem overal achterna, bespiedt hem. zoekt z'Jn kasten en laden na on: te verscheuren wat haar niet aanstaat. Zij heeft daartoe sleutels op alle sloten laten maken, sluipt 's nachts door Tol stoi's studeerkamer. En zün dagboek schryft hij op kleine stukjes papier, die hü in zijn hooge laarzen stopt cm ze zoo te brengen naar vrienden die de' pa piertjes in een safe bergen. Op een nacht hcort Tolstoï zijn vrouw in zijn kamer snuffelen, hij vraagt haar wat ze dcet. En zy antwoordt dat zij iels vergeten is. Deze leugen verontwaar digt hem, hij vertrekt, zonder dat iemand thuis het weet. Sof ja Andrejewna trachtte zelfmoord te plegen, zij moest bewaakt worden. Er. buiten over de velden, waar dik de sneeuw lag. trok hij heen. Longontste king overviel hem. in het huisje van den chef van een klein stationnetje te As- tapowa werd hij verpleegd en 6 Novem ber overleed hy, met Sofja die toch bü hem gekomen was, aan zyn bed. (Nadruk verboden; antcarirecht voorbehoeden.) Het doel heiligt de middelen door DICKY WAFELBAKKER. Amberley Blar.d. de jonge schrijver die een matinée van zün laatste stuk in de Empire had bijgewoond, liep een klein restaurant aan de overzijde van den schouwburg gelegen binnen, en nam aar. een tafeltje niet ver van de deur verwijderd plaats. Gedurende de eerste oogesKikken was hü druk bezig eenige aanteekeningen in zyn zakboekje te maken en toen hy daarmede gereed was en opkeek, ont dekte hü een van de bekoarlykste schep seltjes die hü nog ooit in zijn leven ge zien had Terwijl hü langzaam en met kleine teugjes van zijn thee dronk, bleven zijn oogen onafgebroken op het bekoorlijke beeld gericht. En dit ging des te gemak- kelüker omdat hot bewuste persoontje in het geheel niet zijn richting uitkeek, doch, blijkbaar totaal in gedachten ver diept, voor zioh uit zat te staren. Het kleine restaurant was aardig vol en het viel Bland op. dat hij niet de eenige man was die zich tot hot meisje met den rose hoed aangetrokken voelde. Aan een tafel dicht bü de zijne bevond zich bijvoorbeeld een dikke jonge man met een allesbehalve intelligent voorko men. die geheel onder den indruk scheen te zijn geraakt van haar diverse attrac ties. De jonge vrouw was zich echter blijk baar allerminst van dit alles bewust en eerst toen ze opstond om heen te gaar., keek ze om zich heen en voor een kort oogenblik namen de mooie, grijze oogen Amberley op, De jonge man zag zelfs heel duidelyk dat er een blik van be langstelling in was gekomen Oh, nee. daarin had hy zich niet vergist: da: wist hü beslist. Hü vond het dan ook raadzaam met een stok en hoed en tegelijk zijn reke ning van de tafel op te nemen, want het was een van die restaurants waar men by den uitgang aan da kas betaalt. Hij maakte zichzelf wys dat hü eigen- lük alleen was opgestaan om te zien hoe het mooie persoontje liep; het was niet ncodig haar te hooren spreken, want hierdoor zou de illusie vermorde- lijk verbroken worden. Hii herinnerd? zich tenminste hoe een van zyn beste vrienden, een beeldhouwer, hem eens vercelde dat het model dat voor hem zat, nooit een mond mocht opendoen. omdat ze een afschuweüiken platten spraak had. En tosn gebeurde er iets eigenaardigs. Ho: geen nu volgt werd veroorzaakt docr eer. onnooz?! stukje papier, waarop ver meld s'cnd dat de bezoekster thee en cake had genuttigd tot een bedrag van écn gulden vüftig. De deur was juist open gegaan en door den tocht was het bewuste papiertje van de tafel van het mooie meisje gewaaid tot vlak voor zyn voeten Bland bukte zich haastig en nam het op. Het lag in zün bedoeling het aan het meisje met den rose hoed terrg te geven, waaruit bliikt dat hij de verleiding toch niet had kunnen vveer- r/.r.an even haar stem te hooren. Het lot had het evenwel anders ge regeld. want ze was hem aj een eindje voor. Doch wat kwam da er por slct van rekenin-r ook op aan? Zoodra ze de luis had bereikt, zou ze natuurlijk be merken dat ze kaar rekening kwyt was :n naar het tafeltje terug loopen. In werkelijkheid gebeurde erniets van dat alles! Integendeel: ze spoec-2 zich haastig m de richting van den uit gang. Bü de deur stond evenwel een Cerberus met gouden knoopan en eer. donkerblauwe jas. iemand die stellig geen ocg voor jeugd en schoonheid hat cn vermoedelijk een hevigen afkeer koesterde voor knierokjes en rose hoe den. Want hy" versperde het bekoorlijke we zentje doodbedaard den weg. verwach tend. dat ze door eer. heer begeleid werd. die aan dc kas betaalde, 't Was een zeer pijnlyk moment en een paar mcnsclwm keken reeds om en maakten een op merking. Bland zag hoe haar gezxhtjr even rose werd als de hoed en tosn nam hü eensklaps een besluit. HU legde dï twéé rekeningen bü de kas neer <:i be taalde deze. .Bet is m orde", zei hü duidelijk ver staanbaar tot den dikken Cerberus, „en kyk voortaan beter uit je oogen. voordat Je iemand den weg verspert" Cerberus wierp de deur met een breed gebaar open en boog zoo diep als zij" lichaamsomvang slechts toeliet -Neemt u me niet kwallik mijnheer, maar we moeten tegenwoordig erg op passen en ik dacht, dat de Jonge dame alléén lmd gezeten". Bland vond het beter verder niets meer te zeggen en volgde het Jonge meisje. Ze had zich met een ruk omge wond en de groote grijze oogen keken hem strak aan. „Het spüt me heel erg dat dit onaan gename incident voorviel", begon hü fluisterend. „Blüft u alsjeblieft even naast me loopen, alsof wc pas ge trouwd waren of iets dergelijks. Wy zijn natuurlijk het middelpunt van aller be langstelling en we moeten dus even co- medie spelen". HU legde zijn hand op haar arm en gedurende enkele minuten liepen ze naast elkaar voort alsof ze elkander al Jaren konden. „Weet u wel dat het heel aardig van u was", zei ze toen zacht. Lieve hemel, wat een lieve stem had ze! De illusie bleef dus. „Heelemaal niet", zei hü. ..Het kwam alleen door den wind, die uiterst bc- minnclük was in dit geval" „Wind?" vroeg ze verwonderd. „Ik bedoel dat als uw rekening nic voor myn voeten terecht was gekomen juist toen u opstond, ik geen gelegenheid had gehad beminnelijk te wezen". „Terwijl liü haar ran terzijde aankeek zag hü cat or een ondeugende uitdruk king in liaar oogen verschenen was. ,.U vat de zaak zoo bedaard op. alsof u uw geheele leven aan dergelyke duigen ge wend was", merkte ze op. .Bat is ook inderdaad zoo. Het komt meermalen in het leven voor dat wij het eten van andere menschen betalen en zü weer op hun beurt het onze". „Maarals c.e menschen vreem delingen voor u zlin?" „Dan is het nog niet erg, want ik herinner me nog heel goed hoe ik een paar jaar geleden zes foie gras sand wiches en twee glazen champagne ge bruikte ln een huis in Mayfair. voordat ik tot de ontdekking raakte, dat ik op een partü in Bloomsbury was uitgenoo- öigd. dus me in een heel eigenaardig parket bevond". Ze begon er hartelük om te lachen doch büna onmiddellijk daarop werd ze heel ernstig. vraagt zich natuurlijk af. waarom waarom ik me op een dergelüke ma nier gedroeg!" bracht ze er haperend uit. „Integendeel: ik ben er vrijwel zek.« van dat dit alles gebeurde omdat u ver geten had geld mee te nemen". „Zoo is het! Oh. het was een ver- schnkkelüke toestand, cat verzeker ik u". Ze wendde haar hoofdje af en het kwam hom voor alsof haar wimpers lichtelijk trilden „Als ik op en top een gentleman was", zei hü. „dan zou ik u nu vragen wat geld van mü te accepteeren. een taxi aanroepen en myn handen in mUn oor en stoppen. ferwUl u den chauffeur uw adres opgaf. Ik vrees evenwel, dat ik het prettiger vind nog een eindje met u door te loopen". Ze keek hem opnieuw aar. mof een ondeugende uitdrukking in haar grüze oogeii. ,.U kunt mot me meeloopen to: het eind van Portland PJaoc". gaf ze te ken nen. „Ik heb u eigenlijk nog niet eens behoorlijk bedank: E< weoc waarlijk niet wat ik zonder uw hulp had moeten beginnen". „Dan zou u nu zonder twlifel al thuis zijn geweest: want ze hadden u hcusch niet te lang op het politic-bureau opge houden. De Inspecteur zou u zonder twijfel wat geleend en zelfs een taxi a-oor u aangeroepen hebben". .Bedoelt U.... bedoelt u dat ze me gearresteerd hadden?" „Zonder twijfel". Ze hadden nu Ox ford Circus overgestoken en plotseling stelde het Jonge meisje een vraag: „Ik zou graag willen dat u me ronduit zet. wat u van me dacht. Wüt u dat doen?" „Als ik dat deed zei hü op luehtigaa toon", dan «su u me er van beschuldigen misbruik van de situatie te hebben ge maakt. Ik beloof u echter, dat u het een andoren dag van me te hooren krijst". Hy grinnikte vergenoegd, doch het, viel hem op dat zc vlugger ging loopen. „Ik ben er heel trotsch op mot den bekenden tconeelschriiver Amberley Bland te hebben kermis gemaakt. Als ik uw naam Ui het telefoonboek kaai vinden heeft u morgen het mil geleende gold terug. Adieu en nog wel bedankt". Ze schonk hem bil de laatste woorden een vorleddelUk glimlachje en verdween. Zyn eerste amputate was haar na te gaan. doch hü begreep dat dit een verre van waardige houding zou wezen. HU draaide zich daarom om en botste op hetzelfde oogenblik tegen don dikken jenger. man met hoi dexnine gezicht aar. die he: meisje met den rose hoed voortdurend had zit ton fixcoren. Een onuitsprekelijk gevoed van woede maakte zich van Bland meester en hij kon zich onmogelijk inlioudon: „Hc: is bult -: tcwoon or. hebbelijk van u die jonge dame te volgen", zei hü schor. De jonge man lie: een sarrend lachje hooren: ..Hot is wél noodig. dat u zooiets zegt Mag ik u er even op at tent maken, dat ik mot dc bewuste jonge dame verloofd ben". „Verloofd?nep Bland uit. „Ja. verloofdon nog eens ver loofd". zei de andere, „en we gaan over .een paar maanden al trouwen. Ik zal u even vertollen wat er gebeurd is, We waren samen naar de bioscoop gegaan, waar we onaangenaamheden kregen, omdat ze met het zilverpapier van haar chocolade op de menschen dis vooraan en. wilde mikken, waartegen ik me verzette. Ze was razend van woede en liep de zaal uit. Ik volgde haar op <1© hielen en zag dat ze een restaurant binnenging. Ik ging zoo dicht mogehjic bü itaar zitten, mfjn oogenblik afwach tend Ik begreep dat ze toch moest beginnen te praten want ze had m'J liaar taschje in bewaring gegeven en ik wist dat ze geen cent bil zich had". De dikke jonge man liaalde een rose taschje te voorschijn, waaruit een zak doekje van dezelfde kleur te voorschijn kwam. waarnaar hü mot een te ede re uit drukking in zijn oogen keek Blar.d liet een heel eigenaardig geluid hooren en was hot volgende oogenblik in de menigte verdwenen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cant* per regel. 'n Artikel met Reputatie Sn-ef ais fet ficAt M.V.POTDMAHDElv M/CMUF CELD.KADE 08 AMSTEROAN C. Haarlemmer Halletjes EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Van Stuiteren zou hef verhaal doen van wat hy in zijn vacantie ondervon den had. „Jullie moet niet denken", be gon hy met te zeggen, „dat het veel be langrijks is", (waarop de beminnelijke Wouter bromde, alsof wü een klasse schooljongens waren: „die volgt!") „ik herhaal" (dit met stemverheffing) „zoo heel veel byzonders is het niet, maar ik ben er toch wel een oogenblik door ge troffen. Begryp dus goed: het gaat niet over moorden, branden en andere mis drijven en er is dien dag in myn hotel niet eens een parelsnoer gestolen van honderdduizend franken of guldens of Engelsche ponden. Ik denk, dat alle menschen die in het hotel waren samen geen parels bezaten, of het zou een snoer moeten wezen zooals je in de wa renhuizen voor een paar kwartjes het heele snoer koopen kunt. Jelui weet dus, dat het tooneel van myn verhaal een hótel is. Het zou kun nen heeten: „het achteruit gegaan hótel". Ik heb er een dag en nacht doorgebracht. Aan mün vrien den die in die stad bekend waren, had ik gevraagd: „wat, is het eerste hotel?" Eén had gezegd dat hü het niet meer wist en twee gavin ten antwoord: „de Groene Leeuw". Dus ging ik daarheen en wanneer soms iemand mocht willen weten in welke stad dat hotel stond, dan antwoord ik beleefd zqoals ik altijd ben: „Ncrgens- huizen". Jullie weten niet. waar die stad ligt. Dat hindert niet. want als je het wel wist, zou je he: hotel „de Groene Leeuw" er ook niet vinden. Of duidelij ker gezeid: het is allemaal fantasie, be halve myn verhaal zelf, dat waar ls. We weten dus wat we aan elkaar hebben. Ik stapte dus het hótel binnen. Iemand kwam mij tegemoet, zoo van tusschen de vyftig en zestig jaar en ik zag dat het de hotelier zelf was. Hoe je dat zien kunt? Hoe je weet, dat liet geen medegast is? Eenvoudig aan de manier waarop hij kijkt De medegast zou onverschillig langs je heen küken, met zooiets van „wat kan mü die man schelen?" De hotelier zst een gezicht van afwachting. Dat was precies het ge zicht, dat deze man trok. Hü was dus de hotelier. Op mün vraag: „heeft u voor vannacht een kamer voor mij?" gaf hij ten antwoord: „zeker". Nog yoor dat- hij het gezegd had, wist ik dat de vraag hem dwaas in zyn oor en moet hebben geklonken, omdat er wel tiea, misschien wel twintig kamers open waren. Dat voel je zoo, wanneer je tien stap pen in het hótel gedaan hebt. Als er niemand de trap afkomt of naar boven gaat, als er niemand in den salon zit, waarvan je de deur ziet openstaan, als je geen enkel bord hoort rammelen, als de portier van den trein terugkomt zon der een gast mee te brengen en zyn ge galonneerde jas verwisselt met een huisjasje om het dure stuk te sparen, dan weet je dat het huis leeg is. En 2is dan de man je voorgaat naar je kamer, dan weet je meteen dat hü ook de huis knecht is en dat er achter al de deuren die je passeert, geen levend wezen te vinden is. De kamer was netjes, schoon en zin delijk, het bed zag er onber.spelyk uit. maar de vloer golfde eer. beetje. Dat is een onfeilbaar teeken. dat een hótel oud is. Er was een vaste waschtafel. De eigenaar had er dus op gepast, dat de tand des tyds hem niet zou büten. Dit is een beeldspraak, waarop ik een beetje trotsch ben. Dus waschte ik mü eens frisch, om het kolenstof kwyt te raken dat de Nederlandsche (en andere spoor wegen) ons by het plaatsbewüs koste loos toebedeelen en ging naar beneden om wat te eten. Het was namelü'k half- twee, zoodat myn maag wat rammelde Er kwam een oberkellner voor den dag piepjong nog, die mü den weg wees naai de eetzaal. Ik vermoedde dat ik er al leen zou zün. Dat klopte. Deze ober bediende zelf. Dus was het personeel niet groot. A! wordt tegen woordig ook dc jongste kcllner „ober* genoemd, wat in Nederland niets anders beduidt dan dat wy" een beetje mal zijn de eigenlijke beteekenis is dan toch dat de ober het opperhoofd van een heele schare bedienden is. De schare ontbrak- De ober was alleen. Ik was ook alleen Dat was dus voldoende, maar geen be wys voor het drukke bezoek in 't hótel Toen ik klaar was informeerde ik naar het uur van het diner en ging uit om het werk te doen waarvoor ik geko men was. Het hótel scheen uitgestor ven te zyn. Er was nu niemand in de vestibule, niemand in den salon en niemand op de trap. Daartegenover leek de drukte op straat my overweldi gend toe. Mijn bezoeken liepen op de gewone manier af. De een was thuis, de ander afwezig, de een was vriendelijk, de ander vervelend. Precies zooals ecu mensch soms zelf is, maar als je zelf uit je humeur bent, neem je dat je zelf niet kwalijk, maar een ander. Is een ander uit zyn humeur, dan neem je hem dat ook kwalyk. Aan welken kant dus hei slechte humeur is, altijd krijgt een an der er de schuld van." „Zou je niet wat opschieten?" vroeg Wouter. „Het duurt wat lang, weet je?" „Als je haast hebt met plezier", zei Van Stuiteren. „Kon ik weten, dat j nog een belangrijke visite maken moeit, 's avonds om" (hij keek op de klok) „negen uur? Had ik gehoord, dat je neg even gauw ïeniand een weldaad moes.- gaan bewijzen? Of had ik moeten voe len, dat je nog vóór middernacht genia le gedachten aan 't papier moet toever trouwen?" „Zanik niet", zei Wouter. „Dus niets van dat alles? Dan kun je ook rust:g naar het vervolg van mün verhaal luisteren, 's Middags kwam ik in het hotel terug voor het middag maal. Toen ik in de eetzaal kwam zat daar links iemand van een jaar of de:- tig. met een lorgnetje. „De griffier van 't kantongerecht", zei ik tot mijzelf. Rechts 'zat iemand van vüf en veertig jaar. „Een ongetrouwde leeraar"maakte ik uit. Abonnés van de tafel, want zj kregen een gerecht minder dan ik en wa ren dus verstandiger, want je kunt ln een hotel moe 11 ijk te weinig, maar heel gauw te veel eten. In het midden van de zaal zat een echtpaar. Mün medegas ten, dacht ik. Blijkbaar was ik dus de eenige gast niet en dat deed mü ge noegen. Wü zwegen. Wanneer ieder van ons daar alléén gezeten had, zouden wü niet grondiger hebben kunnen zwygen. Dc ober. die het werk. dacht ik zoo. best alleen had afgekund, had hulp gekregen in een tweeden keibier, die nog jeugdi ger was dan hij. Dat was goed. Om het respect en den alstand. De twee abon nés. die met hun korter menu eerder klaar waren, dan wy' drieën logé's ston den evenwel niet vlugger op. Biükbaar hadden ze weinig haast om naar hun stille vrygezel!enkamer terug te keeren. Wü drieën deden zoo lang mogelük over ons extra gerecht (ik weet niet moer or het kip of eend was) omdat je toch al nooit weet, wat Je met de avonduren ln een hótel beginnen moet. Maar zoolang kun je een middagmaal niet rekken of er korr.t eind aan. De ter dood veroordeelde vroeg, toen hei glaasje cognac hem werd aangeboden. „mag het met kleine slokjes?" waarop de beul antwoordde: „meer dan zes ls niet toegestaan." De veroordeelde grijnsde en vroeg: „wat gebeurt er, als ik er zeven van maak?" Daarop gaf de beul geen antwoord. Wat kon de justitie erger doen, dan den veroordeelde op hangen? Ook het kopje koïfie na den maaltijd duurt niet eeuwig. Eindelük waren de ■twee vrijgezellen verdwenen, het ge trouwde paar was vertrokken (ik weet niet waarheen, het gaat mij niet aan en 't kan my ook niet schelen) en ik had in den salon den gemakkelijks ten stoel uitgezocht, een echten grootvadersstoel met een hoogen rug en zat met een krant voor myn neus. Wat er in stond weet ik niet meer, behalve dat- op de eerste bladzyde gemeld werd over slaap ziekte aan de Congo. Natuurlijk was dat bericht de reden, waarom ik in slaap viel en pas wakker werd, toen de ober om het hoekje van de deur kwam en het licht aandraaide. Hü had behoefte aan een praatje. Geen wonder, na het eenparig zwijgen onder het diner. Maar hü durfde met eerst beginnen. „Het is zeker niet druk", zei ik. „Heelemaal niet", zei ik. Dit was eigenlijk gevaarlyk terrein. Je moet het personeel niet vragen, hoe het met de zaken gaat. Zelfs den schün er niet van aannemen, dat je het doet. „Het is heel stil", ging hü voort, maar ik liet de locomotief van dit onderwerp op, dood spoor gaan en informeerde naar een paar bijzonderheden over Ncr- genshuizen. Daar wist hü niet van. Daar weten oberkelln ers zeld en van. Hun horizon eindigt meestal bü de straat deur van het hótel. Je hebt meer kans. dat zü afweten van Cairo of Alexandrie. dan van het standbeeld op honderd pas afstands voor 't hótel. Zü weten van het huis en zy weten van de wereld. Maar ais menschen over Caïro of Alexandrie moeten praten, zün ze gauw aan 't einde. Hun liefste onderwerp ls de naaste omgeving en daar zü in die omgeving zichzelf het allernaast zijn is him eigen persoon het middelpunt van hun discours. Menschen die dat niet doen zfjn zeldzaam." „En jü?" vroeg Wouter „Ik bent niet pedant genoeg om te beweren, dat ik tot de zeldzame uitzonde ringen behoor", zei van Stuiteren. „Maar ik val menschen die wat vertel len, niet telkens lastig met- interrupties. De ober deed dus verhalen over zichzelf en kwam ten slctte tot een klacht over zün patroon. Onze trein reed dus weer op verkeerd spoor, want als je iimand niet vragen moet, hoe de zaak gaat waarin hij werk zaam is. nog veel verkeerder Is het om te luisteren naar zijn klachten over zün patroon. Hoogstwaarschijnlyk heeft zün patroon dan ook wel klachten over hem, maar die hoor Je dan op dat oogenblik niet. Voor de tweede maal moest ik dus dc discussie remmen en toen scheen hü er genoeg van te hebben. Hy zei dat hü uitging en verdween. Van dat oogen blik af werd het hótel van uitgestorven nog uitgestorvenen als dat mogelük zou zün. Je hoorde de planken in het oude gebouw kraken, alsof zij wilden vertol len van achteruitgang en van vroegere betere tüden De klok boven aan de trap, die ik had zien hangen, tikte zoo luid alsof die vlak bü me in dsn salon hing en ik kreeg de onaangename gewaar wording. dat iedereen het hotel verlaten had. zoodat ik als de eenige nog aan wezige er aansprakeiük voor was en dus zou moeten optreden, wanneer onver hoopt een late gast binnentrad en mü zou vragen, of hü in „de Groene Leeuw" den nacht zou kunnen door brengen. Dit was evenwel nog het ergste niet. daar ik zonder bezwaar een bevestigend antwoord zou kunnen geren. Ik wis: immers, dat er ruimte in overvloed was. Maar hoe. wanneer deze logeergast zou gaan vragen: ..wat kost de kamer? wat is de prijs van een groote. van een klei ne kamer, van een kamer op de eerste, op de tweede verdieping (van de derde kon bü den stand van de cliëntèk? ren „de Groene Leeuw" wel moeilijk sprake zün) van een groote kamer met bad of eer. kleine kamer met bad en al die bij zonderheden meer, welke in een hotel plegen voor te komen". „Je hoefde je daar in t geheel niet mee te bemoeien", zet Wouter. „Je had eenvoudig kunnen zeggen dat er niemand thuis was en er desnoods by kunnen voegen: gaat u maar op uw koffertje zitten meneer (of mevrouw) en wacht tot er iemand komt opdagen". „Dat zou een onverschillig mensch zeker gedaan hebben", antwoordde van "tuitcren. .Ma r als het mogelijk is wil Sk een mederaenseh graag van dient wezen en voor een hotel, dat achteruit gaat ls iedere gast er een. Loopt dc ver beeldingskracht- van ons allervriende lijkst medelid Wouter nooit eens met hem weg? Dan beklaag ik hem var. harte. Als hij de kunst ren luisteren verstond en die van lntcrrumpecre» minder beoefende, zou hü géhoord heb ben dat het zooi-er ook niet ge&cmen was. want Juist toen ik mü voorgesteld had dat koning Amanoollah van Afgha nistan even terugkeerde naar Nergens- hulzen omdat hü op zijn Europeesche rondreis die wereldstad had overgeslagen cn dat hü mot een hofstoet van twee honderd personen en een bagage ren 3000 koffers logies zou komen iTagen in „de Groene Leeuw" juist op het toppunt van mijn weelderige fantasie, hoorde ik een zochten tred ren de ho tel trap nederdalen en kwam eer. dame bunion, die mij vriendelijk begroette en met een gezicht alsof zij de diverse ze tels wel kende, den besten op één na uitzocht (den besten had ik immers a! bezet) en een handwerk begon of voort zette. waarvan 2k onmogelijk kan zeggen wat het beteeketide of ten doel had., wegens volslagen onkunde op dit gebied. Mün veronderstelling, dat het aantal logés met een zou zün geklommen. Keek al gauw verkeerd te wezen, daar de da me zich voorstelde als de vrouw van den hótCiier. Het was haar duidelijk om oen praatje tot tijdkorting te dom. zoo dat ik van de familie ren den hótel- hcuder weldra op da hoogte was, waarna zü overging tot het bcdrüf en mü toe vertrouwde dat haar man het met d n ober maar slecht getroffen had. hetgeen alweer opnieuw bevestigde, dat wanneer de heer A den heer B niet mag lüdrn, de lieer B. weinig gecharmeerd is van den heer A. Vervolgens verzekerde zij mi), dat tegwiv-w-d1? rtreier f's Nergenshulzen dc hótcJs overal e?n mojilijken tüd t lev n. c.v i ri vers per auto komen en dv.l d.o-- :i zen naar een groote stad. zmder to blUvt-n logear?n. Dit deed mü denken aan den kachel- fabrikant. die toen zun zaak achteruit ging, verzekerde dat de menschen kachels meer kochten, omdat di hy? c- nttep verzekerden, dat c-n kt:-' ka- mer bater was voor dc Rcnndhrid." „En heb Je er gesd geslapen?" vroeg Wouter botweg „Met dank voor de belangstelling z-% ik ja", antwoordd" van Stu.toren. ..De ober was aan 't ontbüt wat keel. z-c~'.s iedereen, die den vorigen erig eenfi- hecil ged "n w&ainan h»J r" nttch&s be.ouw kr.rg. Ik gl;;g de c' ur van „dc Greene Leeuw" uit. met m.de- lijd ;n bezield voor hot achteruitgegaan hótel". FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 9