RUILRUBRIEK POSTZEGELRUBRIEK HET ELFJE RADIKUSTO. f MET Z'N ACHTEN. Irma was al een groot meisje van bijna twaalf Jaar. ZU ging in het algemeen weinig met andere meisjes om en was daardoor meestal alleen. Op school leer de zU zeer vlijtig en thuis hielp zij graag haar moeder bU het werk voor de huishouding. Maar als zij vrU was na schooltijd en haar moeder niets meer voor haar te doen had, dan zat zij al tijd op haar kamertje of ging naar bul ten. afleiding vindend ln de natuur. Zl) zocht zich dan een schaduwrijk plekje uit en kon urenlang ln gespannen aan dacht kijken naar Insecten en planten of naar de vogels in de lucht. Het was op een warmen zomerdag, toen Irma eens het huls verliet en naar bulten wandelde. Eerst zocht zij haar weg tusschen de mooie korenvelden, maar weldra bevond zUn zich in een heu velachtig landschap, dat met gras en boomen schaars begroeid was. Daar wierp zij zich ln het gras en. met de handen onder het hoofd gevouwen, lag zy daar en bllkto omhoog ln de blauwe lucht. Maar opeens hoorde zU een zacht gezoem en omkijkend ontdekte zU een grooten kever, die heel duidelijk voor zich heen sprak: „Nu komt zijl Nu komt zijl" Wat ls dat nu. dacht Irma? Een sprekende kever? Nog nooit had zU ge merkt dat sommige dieren spreken kon den. ZU richtte zich,op en zag hoe het bruine diertje zich moeizaam een weg baande door het hooge gras. En weer boorde zU de woorden: „Nu komt zU!" Irma was natuurlUk zeer nieuwsgie rig wie er wel komen zou. Met haar ©ogen zocht zU den weg ar, welke de kever gekomen was en Ja. plotseling *«g zU hoe een groote slak langzaam ©ver den straatweg kroop. Het dier had de voelhoorns hoog opgestoken, maar het wonderlOkste was. dat er een heel klein elfje op zUn rug zat. met teugeltjes ln haar hand en geheel alsof zU paard reed. Zeer snel vorderde de rit niet. maar tenslotte bereikte de slak toch den an deren kant van den weg en Juist daar waar Irma zat. Het meisje was hoogst nieuwsgierig. ZU wilde zoo graag weten waarheen de elf zich liet rUdcn. Haast schoon zU niet te hebben, want dan zou *U zeker niet een slag als rUdier hebben uitgezocht! Het elfje kwam hoe langer hoe dich ter bU Irma en toen zU eindelUk vlakbU was. liet zU den slak halt houden en sprak „Wat ben ik blU dat lk eindelUk eens met eigen oogon een mensch zie. AltUd heb ik er naar verlangd, maar nog nooit heb ik het geluk gehad. Wie ben je en hoe heet Je?" Irma moest eerst wat van haar ver bazing bekomen en dan zei ze: „Ik heet Irma en woon hier vlak bU. En mag ik ook vragen wie gU zUt?" ..BU ons noemt men mU Radikusto." antwoordde het elfje. ..Dat ls al een zeer vreemde naam," zei Irma. „die heb ik nog nooit ge hoord, neen. bU ons bestaat zoo'n Saam niet." Het elfje lachte en sprak: „Dat geloof ok graag. BU ons is het de gewoonte, dnt leder naar den aard van zUn werkzaamheden een naam ont vangt. Radikusto beteekent „de be waakster van de wortels". WU wonen allUd bi de aarde en maar heel zelden wordt het ons vergund aan de oppervlak te te komen. De koningin der aardelven want lk ben ook een aardelf heeft mU verlof gegeven eens op de aarce te gaan kUken en toen ik uit ons hol te vurschyn kwam bood deze vriendelUke slak mU zUn diensten aan. HU heeft mU allerlei bloemen en planten laten zien. Houd JU ook zooveel van bloemen?" Ja. lieve Radl O, wee. nu ben lk den naam alweer vergeten." „Radikusto," hielp haar het elfje. „Ja, ik houd zeer veei van de bloemen. Maar vertel mU tooh eens, wat U als be waakster van de wortels voor werk moet doen." „O, dat wil ik je graagvertellen. MUn woonplaats is, zooals ik reeds zei, onder den grond. Daar woont ook onze ko ningin in een groot paleis en van dat paleis lilt voeren honderden gangen kris kras door de aarde. Al die gangen loopen onder de wortels van bloemen en planten en wU elven moeten da gelijks die gangen doorloopen om te wa ken tegen de kwaadwillige insecten, die voortdurend aan de wortels knagen, waardoor die natuurlUk sterven. Zoo zUn b.v. de larven van meikevers onze groot ste vUanden. maar er zUn ook nog veel andere insecten, die wU steeds verdrUven moeten om te voorkomen dat niet alle planten van onder af weggevreten wor den." „Dat ls een moeihjk werk en ook een goed werk, dat U zoo voor planten en bloemen zorgt. Maar toch sterven er nog genoeg, doordat booze insecten er aan knagen. Hoe komt dat dan?" „Dat komt omdat wU natuurlUk ook niet overal kunnen zUn om de schade- lUke Insecten te verdrUven. Ook moet je niet denken, dat al die dieren boos zUn of slecht. Neen, dat zUn zij in het ge heel niet. ZU zoeken slechts voedsel om zelf ln het leven te blUven en vragen dan natuurlUk niet of de planten, welke aan de wortels groeien, die zU opeten, sterven zullen. Dat begrijpen die insecten niet en daarom probeeren wU ze ook alleen maar op een afstand te houden en verdelgen wU ze ook nooit." „Dat wist lk niet, dat deze insecten niet slecht «van nature zyn," zuchtte Irma. „Als ik nog eens verlof krU'g om op de aarde te gaan wandelen en ik heb dan wat meer tUd dan nu, zal ik je nog wel eens wat meer vertellen van het leven onder den grond. Nu moet lk echter da- delUk weg." „Maar als gU haast hebt moet gU niet op een slak gaan rUden die zoo vreese- lUk langzaam voortkruipt," lachte Irma. „Ik heb bU jou ook veel te lang staan praten, daarom moet ik ook eens kU- ken of er niet een ander dier ls, dat mU snel naar huis wil brengen," zei het elfje. ZU blies nu op een heel klein fluitje, een lange, scherpe toon en dadelük kwam er een groote, sterke kever aangevlogen. De kezer Het zich op de aarde neer en het elfje sprong vlug op zUn rug. Nadat zU van Irma afscheid had genomen en beloofd had spoedig terug te zullen ko men, vloog zy weg en verdween spoedig uit het gezicht. De slak keek naar een beetje verbaasd na want hu had ge dacht haar weer terug te boeten bren gen. HU mompelde wat en kroop einde lUk ook maar weg, En ook Irma vond het tUd om naar huls terug te keeren. ZU vertelde aan moeder wat zU voor avontuur beleefd had en ook moeder vond het zeer won derlijk. En nu gaat Irma eiken dag naar de plek waar zU het elfje gezien heeft, maar of zU het geluk zal hebben haar nog eens terug te zien, weet natuurlUk niemand. Maar misschien krUgen we er nog wel eens iets meer van te hooren. M. AUKES, Bosch en Hovenstr. 30, heeft Texel-bonnen, pl. v. Bloemen in onzen Tuin. pl. Hoe heet die vogel? Roodband-pl., van Nelles bonnen, Sic- kesz-wapens en Kwatta-sterretjes, die ze in wil ruilen tegen 8unlight-strooken 2 tegen 1. Wie graag een klein, zwart poesje wil hebben mag dit komen halen by Frie-, zinnetje, Benviljocaslraat 63. 5) door W. B. Z. „Dat is 't ergste niet," zei moeder Hou ber. „Ik kan Marg heel moeilUk mis sen. Er zUn nog drie kleintjes thuis." „Geld verzoet veel," paalde Juffrouw Kuiper. ,,'t Is maar voor een paar uurtjes moe der. Hansje ls zoo zoet als wat. Met Bartje heb je ook weinig mee te doen." „Maar Corrie moet je altUd in de ga ten houden. Die is zoo vlug als water. Zoo zie je d'r, zoo ls ze zoek." „Die zou je best naar de Bewaarschool kunnen doen," begon Juffrouw Kuiper, die al blU was, dat er al twee van de drie waren afgevallen. „Weet u wel, dat dat een kwartje per week kost?" bracht juffrouw Houber ln t midden. „Dat behoeft geen bezwaar te zUn. Laat ik je maar vast zeggen, dat me vrouw Borrenstein Margje alle dagen twee kwartjes wil uitbetalen." „Twee kwartjes per dag!" riep moe der Houber en haar gezicht glom van bydschap. Ze keek naar haar oudste, asof die nu opeens grooter geworden was. Maar Margje had 't elgcnlUk niet eens goed gehoord. Geld beteekende voor haar zoo heel weinig. Moeder kocht im mers toch wat ze noodig had en Margje had niet veel noodig. Marg dacht alleen aan dien heerlUken, stillen wcnsch, dio nu voor een groot deel ln vervulling zou gaan. En ze zag weer aUe heerlijkheden van 't vorige jaar. De deftige Bet, dlc daar als een koningin regeerde in de groote, mooie keuken, waar 't altUd zoo fijn rook. waar je altijd dingen, zag, die je nooit gezien had, waarvan je niet eens den naam wist. Betje was voor haar altijd vriendelijk geweest. Ze had haar dingen verteld uit de groote, deftige wereld. Die wereld daar in den Haag. De familie Borren stein was wel net zoo rijk als de konin gin. Bet had het zelf gezegd. De koningin had misschien niet eens zulke prachtige meubels als daar in den salon stonden. De leuningen waren Verguld, dat was net goud en de zittingen waren van ge bloemde zijde. In haar oude sprookjes boek, dat ze als prijs van school gekre gen had, stond een plaat van 't bal van Asschepoes en daar zag Je ook zulke gouden meubels. „Ja, graag moeder, graag." Ijverig zocht Margje of er nog een aardappel in den bak was achtergebleven. „Kan ze direct mee?" vroeg juffrouw Kuiper op voor haar doen vriendelijken toon. Ze moest het Ijzer nu maar sme den, nu het heet was. „We hebben nog niet gegeten," zei vrouw Houber. „Marg eet wel bU ons." „Och ja, moeder. De boel ls schoon." „Vooruit dan maar. Op een uurtje kor ter of langer zie ik niet. Als ze maar vóór donker thuis is." „Ze is er veel eer," zei juffrouw Kui per. En zich wendend tot Margje com mandeerde ze: „Doe nu maar gauw een schcon sChort voor. Je jurk ls knap ge noeg." Geen vyf minuten later liepen Juf frouw Kuiper en Margje langs den boschweg naar de Hoeve. Marg had een kleur van opwinding. Dat zij nu toch zoo maar langs die breede oprijlaan mocht loopen, waar verboden toegang op stond. Op het terras stond een jong meisje in rijcostuum. „Net een prinses", dacht Margje, ter wijl ze geen oog van de voorname ver schijning af kon houden. „Voor je kijken, 't Hoort niet om de freule zoo aan te gapen," zei jufirouw Kuiper barsch. Vlug liep ze achter het huis om in zichzelf mopperend dat dat kind zoo weinig manieren had geleerd. Margje was maar blU. dat juffrouw Kuiper haar by de keuken afleverde en tegen Eetje zei: „Hier is 't kind. Praat Jij maar verder af." „Dag Betje!" zei Margje en zc strekte haar hand uit naar de welgedane Bet, die er allesbehalve goed gehumeurd uit zag. Ze deed, alsof ze Margjes uitgesto ken hand niet bemerkte. „Je moet maar dadelijk aanpakken, want die kale stadsjuffer heb er 't bijltje bij neergegooid." „Best, Betje." „JU kunt tenminste manleren," bromde Bet al in een vriendelijker toon aard. „Ja, Betje," antwoordde Margje, haar best doende toch maar ln alles Betje te behagen „De toiletemmers staan ln de bijkeu ken, Die moet je leegen en schoonma ken." „Best Betje. Maar wat voor emmer* zijn dat Betje?" „Groene Hannes, weet Je niet eens wat toiletemmers zijn?" schreeuwde Betje. Lieve hemel, wat had Je aan zoo'n ongelikte beer. „Dan ga je maar kijken. En je maakt zo schoon." „Ja, Betje." Met kloppend hart Uep Margje naar de bijkeuken. Hoe heeten die emmers toch ook weer? Ze kon onmogelijk meer op dat moeilijke woord komen. Het zou den zeker heel mooie emmers zijn. Dat zou ze dan wel zien. Daar stonden ze zeker al. Tegen den muur stonden drie emmers met bUnkend koperen banden. Marg keek er eens in. Ze waren alle gevuld. In de eerste zaten aardappels. Die moesten zeker al te vuur. 't Was Im mers haast etenstijd. Margje keek rond, naar een pan. (Wordt vervolgd.) 8XJRINAME. in. xU SA /OC J0C JSC Sac /<Pgj /OC /Jjc /Sc J0C JSC JSC /a e /a c /OC /ac /OC. "A /sfc V JOC T* V J0C XSc Zc Jsc v sac sac soc /.ao /goo*» J.ro ,Tc Gedurende 189195 werd ccn nicu» wc serie portzcgcls uitgegeven in het type .Nederland 1881. ln de cirkel staat ccn zwart waardecijfer cn het woord cent. Het zijn 2J4. 5, 10, 20. 25 cn 40 cent (alle lila). Grootte van dc vakjes 2.8 bij 2.3 c-M. In 1893 verscheen 't vervolg van de serie 189092 (cijfcrtypc), n-1. dc hoogcre waarden met de bcclte* nis van de koningin met hangend haar (zie Nederland 1891—97). Het zijn: \10 cent (geelbruin), 12J4 cent (violet), 15 cent (grijs), 20 cent (groen), 25 cent (blauw) cn 30 cent (bruin). Grootte van de vakics 2.8 bij 2.3 c M. In 1898 krijgen we verschillende opdrukken op zegels van de serie 1873—92, nl. 10 cent op 1214 ct. (lev blauw), 10 cent op 15 c. (grijs). 10 cent op 20 c. (groen). 10 cent op 25 c. (blauw) en 10 cent op 30 c. (bruint. Grootte van dc vakjes 2-8 bij 2.3 c.M. De hoogerc waarden van dezelfde sc« ric werden in 1900 overdrukt met nieuwe waarden n-1. 25 cent op 40 c. (violet bruin). 25 cent op 50 c. (oranje bruin). .50 cent op 1 gld. (bruin cn grijs) en 50 cent op 2/ gld. (groen cn geelbruin). Grootte van de vakjes 2.8 bij 2 3 c M. Bovendien werden in hetzelfde jaar enkele Ncderlnndschc zegels van ccn opdruk voor Suriname voorzien n 1. 50 cent op 50 cent (bronsgroen en bruinrood). Grootte van t vakje 2. bij 2 3 c.M. Verder 1 00 op 1 gulden (groen) cn 2.50 op 2Vi gulden (violet). Grootte van dc vakjes 3.6 bij 27 c.M. Zie voor de indeding 't schetsje. Blocmhofstr. 29 rood. S. SPORTRUBRIEK. HOE WIMPJE ZICH VOELT. HANDWERK-RUBRIFK. ZWEMMEN Zwemmen is een soort sport en misschien wel de allergezondste sport, die er bestaat. Door zwemmen wordt het lichaam rein en worden de spieren ge sterkt. Het is noodig, dat onze huid rein en frisch is. Wij kunnen niet gezond blijven, als de poriën van de huid niet openstaan. Andere takken van sport ster. ken maar bepaalde spieren. Wanneer we zwemmen komen al onze spieren ln wer king, worden alle spieren gestaald. De zenuwen, (en welk mensch heeft er in dezen tijd geen last van?) profitee- ren er ook van, wanneer we geregeld zwemmen, Ook onze ademhaling wordt er beter door geregeld. Al klinkt het gek, er zyn heel wat menschen, die ver keerd adem halen. Wanneer we zwem men moeten we diep en krachtig adem halen. Het ademen gaat ook ln een re gelmatig tempo. We leeren natuurlijk ook zwemmen met het oog op eigen veiligheid en mis schien kunnen we ook nog anderen red den. Eigenlijk moest leder kind in ons waterland leeren zwemmen. 't Komt natuurlUk voor. dat de dokter om een of andere reden het zwemmen afraadt, 't zal echter zelden of nooit voorkomen, dat een gezond kind van den dokter niet zwemmen mag. Over 't alge meen is de leeftUd om zwemmen te gaan leeren ongeveer 8 a 10 jaar. AUe dagen zwemmen is vooral in 't begin af te raden Om den dag is zeker meer dan voldoende en dan met langer dan 20 minuten ln het water. De meer geoefenden kunnen natuurlijk wel wat langer in 't bassin blyven. Maar niet erin en eruit, erin en eruit. Dat ls beslist verkeerd. Ook niet meer zwemmen dan eenmaal daags. Zoodra je een onbehaagiyk, rillerig ge voel krUgt, ga er dan gauw uit. Zwem niet met te volle en ook niet met te leege maag. Ben Je bezweet, wacht dan even, alvorens Je je uitkleedt. Spring niet dadelUk in het koude water maak je eerst nat. BU 't verlaten van 't bassin wrUf Je je Uchaam goed droog. Na 't zwemmen ga je maar een flink eind loopen. 800 jaar voor Christus zwommen de menschen al. Maar ze hadden toen als hulpmiddel een opgeblazen zak van die renhuiden. Als de Grieken een dom mensch wilden aanduiden, zeide ze: „HU kan zwemmen noch lezen". Wel een be- wUs, hoe goed en hoe veel er toen ge zwommen werd. 310 v. Christus werd door de Romeinen de eerste militaire zwemschool gesticht. Als de Romeinen een flink, zelfstandig mensch wilden aanduiden, zeiden ze: „Die man kan zwemmen zonder gordel." Na 1800 zUn overal bad- en zwem-in- richtingen geopend. Goede zwemmers zUn toch ook heusch nuttiger en noodi- ger dan boksers en worstelaars. W. B—Z. WAT ONZE BELANGSTELLING WEKT Een bananenpraalje. In 1927 zUn er in ons land ongeveer 18 milliocn K.G. bananen opgegeten. Bananen groeien ln trossen. Aan vankei Uk zUn ze groen ge kleurd. Elke plant brengt slechts een tros voort. Maar een tros bevat 9 a 10 handen. Een hand bevat soms 20 vruch ten. Als groene. onrUpe trossen worden ze verzonden. BU aankomst in Holland zijn de vruchten nog groen. In de opslag plaatsen rUpen ze pas. Je kUkt er mis schien raar van op, maar een banaan be vat voor 75 pet. water. Het overblUvende 4de deel bevat zetmeel, suiker, eiwit en vet. Een klein, gevaarlijk diertje. Dat ls zeer zeker dc mot. Zij richt zelf ln haar korte leventje geen schade aan. Kaar le vensduur is slechts één maand, waarin ze zoo goed als geen voedsel gebruikt. Maar de rupsen, die zich uit haar eieren ontwikkelen, dat zUn de boosdoeners. Het mottcnvrouwtje legt haar eieren juist daar, waar ze weet, dat dc lar ven het goed hebben. De gele rupsjes hebben 16 pooten. Hartje zomer, als ons wollen goed in koffers en kasten wordt bewaard, beginnen de rupsen hun ver- nielingstocht. Wat er tegen te doen ls? Zon en licht laten toetreden ln de don kerste schuilhoeken. Kleedingstukken die niet gebruikt worden in frisch kran tenpapier pakken. Kloppen en schuieren op geregelde tUden helpt ook, want een mot houdt van rust. Soms helpen al onze voorzorgsmaatregelen niets, want de kleine mot ls vaak slimmer dan de groote mensch. Wimpje ls een kleine dwaas, HU voelt zich een heele baas! Voder's pUP «n vader's hoed, Staan ook hem toch werk'lUk goed! Wlm denkt: nu nog vaders jas Dan was 'k recht eerst in mUn s£ Dan was ik een groote man. Die wel bUna alles kan! Maar tehuis op moeder's schoot, Voelt hU zich nog niet zoo groot, Moeder zorgt voor hem zoo fijn, Dat hU zelfs niet groot wil zyn! IETS OVER VISSCHEN. Nu, wat vis6Chen zUn, weten we wel allemaal. De twee hoofdsoorten zyn zoetwater- cn zeevisschen. Van de zee- vlsschen bestaan er echter ontelbare soorten, waaronder men de gekst ge vormde aantreft. Behalve de visschen kent men echter ook nog verscheidene andere diersoorten, welke op den bo dem der zeeën leven en in het algemeen spreekt men ook meestal van zeedieren inplaats van zeevisschen. Onder deze dieren zUn er weer zeer veel, die eigen lijk meer op planten dan op dieren ge- lyken en dikwUls is het moeiiyk te ge- looven dat het toch werkelUk levende wezens zUn. Op ons plaatje zien we b.v. zulk een dier. Het is de zeestar en dan ls er nog dc kwab, dat kleine ronde ding, waar van het zeer moeilUk is te gelooven, dat het een dier ls. Maar toch ls dit zoo. ZU leven en bewegen zich voort en voe den zich niet zelden met kleine vischjes of Insecten. Een zeer bUzondcrcn vorm heeft het z.g. zeepaardje, dat zUn naam dankt aan het feit, dat zUn kopje zooveel op een paardekop gelUkt, d.wjs. de vorm. De twee andere visschen zUn meer gewoon, de een ls een snoek en de andere een soort makreel. Belde soorten vindt men dlkwULs genoeg op tafel, lekker toebereid door moeder. Do visschen in het algemeen worden nog in de volgende soorten onderver deeld: a. visschen met longen; hiertoe be- hooren onder andere ook de krokodillen en de kaaimannen. b. weekdieren, waartoe de mosselen en de oesters behooren. c. kraakbeen- of kraakbeenige vis schen, waartoe o.a. de zoo gevreesde haaien behooren. d. been- of beenige visschen. Dit zUn de by ons alle bekende vischen met gra ten zooals de karpers, haringen enz. Nog meer soorten zUn er natuurlUk, maar dit zyn wel de voornaamste. Reeds in de grUze oudheid, bU de Grieken en Romeinen waren over de honderd soor ten visch bekend. BU de Syriërs, de As- syriërs en de Egyptenaren werden de visschen als heilig vereerd. De visch is echter ook een oud-christeiyk symbool en in vele wapens komen visschen voor als symbool voor vaderlandliefde of voor zichtigheid. BU de visscherU onderscheidt men de blnnenvisscherU, de kust- en de zeevis- schery. De visscherU verschaft aan vele menschen een bestaan, zU het dan meestal een zeer hard bestaan. Vooral voor de zeevisschers is hun beroep zeer zwaar en niet zelden boeten zij er het leven by in. WU menschen op het land beseffen dan ook maar zelden met hoeveel moeite, opoffering en ge vaar de visschen gevangen zyn, die men ons by den maaltUd voorzet. Daarom is ook de uitdrukking ontstaan „de visch wordt duur betaald", d.wjs. heel dikwijls met menschenlevens. HET DOOLHOF. BU een zeker schoolfeest werden ver schillende spelen en wedstrUden ge houden, waaraan alle leerlingen der school konden deelnemen. NatuurlUk was er ook een voetbal wedstrUd bU. maar behalve deze toch ook nog zeer veel andere spelen. De overwinnaars kre gen mooie prUzen. Nadat nu alle sport-wedstrUden be ëindigd waren, werd er nog een wedloop- georganiseerd. Echter geen - gewonen wedloop op een vlakke baan, neen, dit maal zou het er niet alleen om gaan wie het hardste kon loopen, maar ook wie het vlndlngrUkste was. En voor dat doel had men een doolhof opgeslagen. Wie nu het snelste ln dit gewirwar van wegen den weg gevonden had werd over winnaar. De wedstrUd gaf natuurlijk veel vermaak, want elk oogenbllk liep een deelnemer verkreerd en moest om omkeeren. De duur van den wedstrUd was aanzlenlUk langer dan bij een ge wonen wedloop cn ook de tijden van aankomst l::pen uiteen. De laatste kwam bUv. 10 minuten na zUn voorgan ger by den uitgang. Probeer het nu zelf ook eens al ls het dan niet als hardlooper om in dit doolhof den weg te vinden. Een kousenhangcr. Vroeger droeg je een week lang dezelfde kousen en dan werden ze gewasschcn. Nu gaat het een beetje anders. Wc dragen graag een paar kousen ln de kleur van onze jurk. Nu kan het gebeuren, dat we dus na een paar dagen en ander paar kousen aan trekken. Het eerste paar, wel gebruikt, maar nog niet vuil, hangen wc daarom op een zoogenaamden kousenrlng. Dien ring kun je ln dc meeste kousenwinkels voor weinig geld koopen. HU is van me taal of van hout. Je kunt het hoepeltje ook zelf maken van Uzerdraad. waar je eerst houten kralen aan geregen hebt. Een gckochten ring woel Je om met raf fia of koord. Raffia of koord heb Je eerst gevlochten Dat staat aardiger cn ls ook sterker. Je kunt nu een lint aar het koepeltje vastmaken, aan wclxs uit einde Je een strik bevestigt. Achter den strik naai je een ringetje voor 't ophan gen. In plaats van een lint neem je een ketting van kralen als de ring ook uit kralen bestaat. Je kunt ook oen ge vlochten of gehaakt raffla-lint maken. Of Je haakt of breit een wollen band. Je merkt wel, dat je allerlei variaties kunt maken. Je gaat maar te raden met Je restjes-voorraad. Dit handwerk be hoeft maar heel weinig te kosten en maakt toch een heel aardigen Indruk. Ik heb zelf een kousenhanger, die alleen van lint gemaakt is. Alle meisjes met polka-kopjes bezitten nog wel oude haarlinten, die er nog als nieuw uitzien. OM SAMEN TE VOEGEN. Deze stukjes moeten worden uitge knipt cn opgeplakt. Daarna moeten z.; elkaar worden gelegd, maar zoo dat er een plaatje komt. waarop men een kat en een hond ziet. ZU zouden w:l willen vechten, maar Bcllo durft niet goed meer HU heeft het onlangs zoo slecht getrof fen, toen hU slaags raakte met poes, dat de herinnering hem thans van den aanval afhoudt DE UITVINDER DER POSTZEGELS. Drie kwart couw ls thans vervlogen sinds den dood van den Eng 'bchon boekhajjdolaa: cn uitgever Jatv:.; Chal mers, van den ro.n. fide de uit- r van de postzegels werd. De flinke drukker cn krantenuitgever uit Dundee h:slt zaker niet kunnen droomen. dat d:s-e door hem het eerst vervaardigde stukjes pa pier niet alleen de basis zouden vormen van de reusachtigs ontwikkeling van het postwezen maar ook van c groots wereldomspannende ykbsuixïvxgói Men heeft bestreden dat hii do uitvin der was en d; uitvinding toegeschreven aan den reformator van het EngelSeho postwezen, Rowlaud Hill, den rchepper van de Penny-port, maar thans is uitge maakt, dat Chalmers, tadsndaad de uit vinder ls van den postzogei. d e opge plakt kon worden. ZUn rijke p: -soonly- kts ervaring als uitgever van con krant, dwongen hem zich met do pv; '.o-stan den. die to;n zeer slecht waren, ta be moeien en hU ontmoette toen den <L- recteur-goncraal órr Posterijen 1! A-kir.! Hill. Hill zocht een vereerw—v. n het postwezen en het goedkoope ma ken dor porti d: o: Invoering van het zgn. „Pennysy* :am" en Ch&'mors. dfe het onpractischs van de g .vcmprlde briefomslagen inzag, liet op zl!n C:ufcfr.e- rij vier proefjes meken van v.tr po-, to rn arken en van gom vooralen. E i. in Augustus 1834 liet hij die proeven aa:i eenigen van zijn vrienden zien cn in 1857 ?cnd hij zijn pcdaegdi ln bU het Britrche m!n s' :jo van financiën. ZUn ontwerp werd cv r-jenomen óx>r Rov- j land Hill cn den 6: n Mei 184werden de eerste pcatogels vervaan-Uid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 14