RUILRUBRIEK
POSTZEGELRUBRIEK
HET ELFJE RADIKUSTO.
f MET Z'N ACHTEN.
Irma was al een groot meisje van bijna
twaalf Jaar. ZU ging in het algemeen
weinig met andere meisjes om en was
daardoor meestal alleen. Op school leer
de zU zeer vlijtig en thuis hielp zij
graag haar moeder bU het werk voor de
huishouding. Maar als zij vrU was na
schooltijd en haar moeder niets meer
voor haar te doen had, dan zat zij al
tijd op haar kamertje of ging naar bul
ten. afleiding vindend ln de natuur. Zl)
zocht zich dan een schaduwrijk plekje
uit en kon urenlang ln gespannen aan
dacht kijken naar Insecten en planten
of naar de vogels in de lucht.
Het was op een warmen zomerdag,
toen Irma eens het huls verliet en naar
bulten wandelde. Eerst zocht zij haar
weg tusschen de mooie korenvelden,
maar weldra bevond zUn zich in een heu
velachtig landschap, dat met gras en
boomen schaars begroeid was. Daar
wierp zij zich ln het gras en. met de
handen onder het hoofd gevouwen, lag
zy daar en bllkto omhoog ln de blauwe
lucht. Maar opeens hoorde zU een zacht
gezoem en omkijkend ontdekte zU een
grooten kever, die heel duidelijk voor zich
heen sprak:
„Nu komt zijl Nu komt zijl"
Wat ls dat nu. dacht Irma? Een
sprekende kever? Nog nooit had zU ge
merkt dat sommige dieren spreken kon
den. ZU richtte zich,op en zag hoe het
bruine diertje zich moeizaam een weg
baande door het hooge gras. En weer
boorde zU de woorden:
„Nu komt zU!"
Irma was natuurlUk zeer nieuwsgie
rig wie er wel komen zou. Met haar
©ogen zocht zU den weg ar, welke de
kever gekomen was en Ja. plotseling
*«g zU hoe een groote slak langzaam
©ver den straatweg kroop. Het dier had
de voelhoorns hoog opgestoken, maar
het wonderlOkste was. dat er een heel
klein elfje op zUn rug zat. met teugeltjes
ln haar hand en geheel alsof zU paard
reed. Zeer snel vorderde de rit niet. maar
tenslotte bereikte de slak toch den an
deren kant van den weg en Juist daar
waar Irma zat. Het meisje was hoogst
nieuwsgierig. ZU wilde zoo graag weten
waarheen de elf zich liet rUdcn. Haast
schoon zU niet te hebben, want dan zou
*U zeker niet een slag als rUdier hebben
uitgezocht!
Het elfje kwam hoe langer hoe dich
ter bU Irma en toen zU eindelUk vlakbU
was. liet zU den slak halt houden en
sprak
„Wat ben ik blU dat lk eindelUk eens
met eigen oogon een mensch zie. AltUd
heb ik er naar verlangd, maar nog nooit
heb ik het geluk gehad. Wie ben je en
hoe heet Je?"
Irma moest eerst wat van haar ver
bazing bekomen en dan zei ze:
„Ik heet Irma en woon hier vlak bU.
En mag ik ook vragen wie gU zUt?"
..BU ons noemt men mU Radikusto."
antwoordde het elfje.
..Dat ls al een zeer vreemde naam,"
zei Irma. „die heb ik nog nooit ge
hoord, neen. bU ons bestaat zoo'n
Saam niet."
Het elfje lachte en sprak:
„Dat geloof ok graag. BU ons is het
de gewoonte, dnt leder naar den aard
van zUn werkzaamheden een naam ont
vangt. Radikusto beteekent „de be
waakster van de wortels". WU wonen
allUd bi de aarde en maar heel zelden
wordt het ons vergund aan de oppervlak
te te komen. De koningin der aardelven
want lk ben ook een aardelf heeft
mU verlof gegeven eens op de aarce te
gaan kUken en toen ik uit ons hol te
vurschyn kwam bood deze vriendelUke
slak mU zUn diensten aan. HU heeft mU
allerlei bloemen en planten laten zien.
Houd JU ook zooveel van bloemen?"
Ja. lieve Radl O, wee. nu ben
lk den naam alweer vergeten."
„Radikusto," hielp haar het elfje.
„Ja, ik houd zeer veei van de bloemen.
Maar vertel mU tooh eens, wat U als be
waakster van de wortels voor werk moet
doen."
„O, dat wil ik je graagvertellen. MUn
woonplaats is, zooals ik reeds zei, onder
den grond. Daar woont ook onze ko
ningin in een groot paleis en van dat
paleis lilt voeren honderden gangen
kris kras door de aarde. Al die gangen
loopen onder de wortels van bloemen en
planten en wU elven moeten da
gelijks die gangen doorloopen om te wa
ken tegen de kwaadwillige insecten, die
voortdurend aan de wortels knagen,
waardoor die natuurlUk sterven. Zoo zUn
b.v. de larven van meikevers onze groot
ste vUanden. maar er zUn ook nog veel
andere insecten, die wU steeds verdrUven
moeten om te voorkomen dat niet alle
planten van onder af weggevreten wor
den."
„Dat ls een moeihjk werk en ook een
goed werk, dat U zoo voor planten en
bloemen zorgt. Maar toch sterven er
nog genoeg, doordat booze insecten er
aan knagen. Hoe komt dat dan?"
„Dat komt omdat wU natuurlUk ook
niet overal kunnen zUn om de schade-
lUke Insecten te verdrUven. Ook moet je
niet denken, dat al die dieren boos zUn
of slecht. Neen, dat zUn zij in het ge
heel niet. ZU zoeken slechts voedsel om
zelf ln het leven te blUven en vragen dan
natuurlUk niet of de planten, welke aan
de wortels groeien, die zU opeten, sterven
zullen. Dat begrijpen die insecten niet en
daarom probeeren wU ze ook alleen maar
op een afstand te houden en verdelgen
wU ze ook nooit."
„Dat wist lk niet, dat deze insecten
niet slecht «van nature zyn," zuchtte
Irma.
„Als ik nog eens verlof krU'g om op de
aarde te gaan wandelen en ik heb dan
wat meer tUd dan nu, zal ik je nog wel
eens wat meer vertellen van het leven
onder den grond. Nu moet lk echter da-
delUk weg."
„Maar als gU haast hebt moet gU niet
op een slak gaan rUden die zoo vreese-
lUk langzaam voortkruipt," lachte Irma.
„Ik heb bU jou ook veel te lang staan
praten, daarom moet ik ook eens kU-
ken of er niet een ander dier ls, dat mU
snel naar huis wil brengen," zei het elfje.
ZU blies nu op een heel klein fluitje, een
lange, scherpe toon en dadelük kwam
er een groote, sterke kever aangevlogen.
De kezer Het zich op de aarde neer en
het elfje sprong vlug op zUn rug. Nadat
zU van Irma afscheid had genomen en
beloofd had spoedig terug te zullen ko
men, vloog zy weg en verdween spoedig
uit het gezicht. De slak keek naar een
beetje verbaasd na want hu had ge
dacht haar weer terug te boeten bren
gen. HU mompelde wat en kroop einde
lUk ook maar weg,
En ook Irma vond het tUd om naar
huls terug te keeren. ZU vertelde aan
moeder wat zU voor avontuur beleefd
had en ook moeder vond het zeer won
derlijk. En nu gaat Irma eiken dag naar
de plek waar zU het elfje gezien heeft,
maar of zU het geluk zal hebben haar
nog eens terug te zien, weet natuurlUk
niemand.
Maar misschien krUgen we er nog wel
eens iets meer van te hooren.
M. AUKES, Bosch en Hovenstr. 30,
heeft Texel-bonnen, pl. v. Bloemen in
onzen Tuin. pl. Hoe heet die vogel?
Roodband-pl., van Nelles bonnen, Sic-
kesz-wapens en Kwatta-sterretjes, die
ze in wil ruilen tegen 8unlight-strooken
2 tegen 1.
Wie graag een klein, zwart poesje wil
hebben mag dit komen halen by Frie-,
zinnetje, Benviljocaslraat 63.
5)
door W. B. Z.
„Dat is 't ergste niet," zei moeder Hou
ber. „Ik kan Marg heel moeilUk mis
sen. Er zUn nog drie kleintjes thuis."
„Geld verzoet veel," paalde Juffrouw
Kuiper.
,,'t Is maar voor een paar uurtjes moe
der. Hansje ls zoo zoet als wat. Met
Bartje heb je ook weinig mee te doen."
„Maar Corrie moet je altUd in de ga
ten houden. Die is zoo vlug als water.
Zoo zie je d'r, zoo ls ze zoek."
„Die zou je best naar de Bewaarschool
kunnen doen," begon Juffrouw Kuiper,
die al blU was, dat er al twee van de
drie waren afgevallen.
„Weet u wel, dat dat een kwartje per
week kost?" bracht juffrouw Houber ln
t midden.
„Dat behoeft geen bezwaar te zUn.
Laat ik je maar vast zeggen, dat me
vrouw Borrenstein Margje alle dagen
twee kwartjes wil uitbetalen."
„Twee kwartjes per dag!" riep moe
der Houber en haar gezicht glom van
bydschap. Ze keek naar haar oudste,
asof die nu opeens grooter geworden
was. Maar Margje had 't elgcnlUk niet
eens goed gehoord. Geld beteekende voor
haar zoo heel weinig. Moeder kocht im
mers toch wat ze noodig had en Margje
had niet veel noodig. Marg dacht alleen
aan dien heerlUken, stillen wcnsch, dio
nu voor een groot deel ln vervulling zou
gaan. En ze zag weer aUe heerlijkheden
van 't vorige jaar. De deftige Bet, dlc
daar als een koningin regeerde in de
groote, mooie keuken, waar 't altUd zoo
fijn rook. waar je altijd dingen, zag, die
je nooit gezien had, waarvan je niet eens
den naam wist.
Betje was voor haar altijd vriendelijk
geweest. Ze had haar dingen verteld uit
de groote, deftige wereld. Die wereld
daar in den Haag. De familie Borren
stein was wel net zoo rijk als de konin
gin. Bet had het zelf gezegd. De koningin
had misschien niet eens zulke prachtige
meubels als daar in den salon stonden.
De leuningen waren Verguld, dat was
net goud en de zittingen waren van ge
bloemde zijde. In haar oude sprookjes
boek, dat ze als prijs van school gekre
gen had, stond een plaat van 't bal van
Asschepoes en daar zag Je ook zulke
gouden meubels.
„Ja, graag moeder, graag." Ijverig
zocht Margje of er nog een aardappel in
den bak was achtergebleven.
„Kan ze direct mee?" vroeg juffrouw
Kuiper op voor haar doen vriendelijken
toon. Ze moest het Ijzer nu maar sme
den, nu het heet was.
„We hebben nog niet gegeten," zei
vrouw Houber.
„Marg eet wel bU ons."
„Och ja, moeder. De boel ls schoon."
„Vooruit dan maar. Op een uurtje kor
ter of langer zie ik niet. Als ze maar
vóór donker thuis is."
„Ze is er veel eer," zei juffrouw Kui
per. En zich wendend tot Margje com
mandeerde ze: „Doe nu maar gauw een
schcon sChort voor. Je jurk ls knap ge
noeg."
Geen vyf minuten later liepen Juf
frouw Kuiper en Margje langs den
boschweg naar de Hoeve. Marg had een
kleur van opwinding. Dat zij nu toch
zoo maar langs die breede oprijlaan
mocht loopen, waar verboden toegang
op stond. Op het terras stond een jong
meisje in rijcostuum.
„Net een prinses", dacht Margje, ter
wijl ze geen oog van de voorname ver
schijning af kon houden.
„Voor je kijken, 't Hoort niet om de
freule zoo aan te gapen," zei jufirouw
Kuiper barsch. Vlug liep ze achter het
huis om in zichzelf mopperend dat dat
kind zoo weinig manieren had geleerd.
Margje was maar blU. dat juffrouw
Kuiper haar by de keuken afleverde en
tegen Eetje zei: „Hier is 't kind. Praat
Jij maar verder af."
„Dag Betje!" zei Margje en zc strekte
haar hand uit naar de welgedane Bet,
die er allesbehalve goed gehumeurd uit
zag. Ze deed, alsof ze Margjes uitgesto
ken hand niet bemerkte.
„Je moet maar dadelijk aanpakken,
want die kale stadsjuffer heb er 't bijltje
bij neergegooid."
„Best, Betje."
„JU kunt tenminste manleren,"
bromde Bet al in een vriendelijker toon
aard.
„Ja, Betje," antwoordde Margje, haar
best doende toch maar ln alles Betje te
behagen
„De toiletemmers staan ln de bijkeu
ken, Die moet je leegen en schoonma
ken."
„Best Betje. Maar wat voor emmer*
zijn dat Betje?"
„Groene Hannes, weet Je niet eens
wat toiletemmers zijn?" schreeuwde
Betje. Lieve hemel, wat had Je aan
zoo'n ongelikte beer.
„Dan ga je maar kijken. En je maakt
zo schoon."
„Ja, Betje."
Met kloppend hart Uep Margje naar
de bijkeuken. Hoe heeten die emmers
toch ook weer? Ze kon onmogelijk meer
op dat moeilijke woord komen. Het zou
den zeker heel mooie emmers zijn. Dat
zou ze dan wel zien. Daar stonden ze
zeker al. Tegen den muur stonden drie
emmers met bUnkend koperen banden.
Marg keek er eens in. Ze waren alle
gevuld. In de eerste zaten aardappels.
Die moesten zeker al te vuur. 't Was Im
mers haast etenstijd. Margje keek rond,
naar een pan.
(Wordt vervolgd.)
8XJRINAME.
in.
xU
SA
/OC
J0C
JSC
Sac
/<Pgj
/OC
/Jjc
/Sc
J0C
JSC
JSC
/a e
/a c
/OC
/ac
/OC.
"A
/sfc
V
JOC
T*
V
J0C
XSc
Zc
Jsc
v
sac
sac
soc
/.ao
/goo*»
J.ro
,Tc
Gedurende 189195 werd ccn nicu»
wc serie portzcgcls uitgegeven in het
type .Nederland 1881. ln de cirkel
staat ccn zwart waardecijfer cn het
woord cent. Het zijn 2J4. 5, 10, 20. 25
cn 40 cent (alle lila). Grootte van
dc vakjes 2.8 bij 2.3 c-M.
In 1893 verscheen 't vervolg van
de serie 189092 (cijfcrtypc), n-1.
dc hoogcre waarden met de bcclte*
nis van de koningin met hangend
haar (zie Nederland 1891—97). Het
zijn: \10 cent (geelbruin), 12J4 cent
(violet), 15 cent (grijs), 20 cent
(groen), 25 cent (blauw) cn 30 cent
(bruin). Grootte van de vakics 2.8
bij 2.3 c M.
In 1898 krijgen we verschillende
opdrukken op zegels van de serie
1873—92, nl. 10 cent op 1214 ct. (lev
blauw), 10 cent op 15 c. (grijs). 10
cent op 20 c. (groen). 10 cent op 25 c.
(blauw) en 10 cent op 30 c. (bruint.
Grootte van dc vakjes 2-8 bij 2.3 c.M.
De hoogerc waarden van dezelfde sc«
ric werden in 1900 overdrukt met
nieuwe waarden n-1. 25 cent op 40 c.
(violet bruin). 25 cent op 50 c. (oranje
bruin). .50 cent op 1 gld. (bruin cn
grijs) en 50 cent op 2/ gld. (groen
cn geelbruin). Grootte van de vakjes
2.8 bij 2 3 c M.
Bovendien werden in hetzelfde jaar
enkele Ncderlnndschc zegels van ccn
opdruk voor Suriname voorzien n 1.
50 cent op 50 cent (bronsgroen
en bruinrood). Grootte van t
vakje 2. bij 2 3 c.M. Verder 1 00 op 1
gulden (groen) cn 2.50 op 2Vi gulden
(violet). Grootte van dc vakjes 3.6
bij 27 c.M. Zie voor de indeding 't
schetsje.
Blocmhofstr. 29 rood.
S.
SPORTRUBRIEK.
HOE WIMPJE ZICH VOELT.
HANDWERK-RUBRIFK.
ZWEMMEN
Zwemmen is een soort sport en
misschien wel de allergezondste sport,
die er bestaat. Door zwemmen wordt het
lichaam rein en worden de spieren ge
sterkt. Het is noodig, dat onze huid
rein en frisch is. Wij kunnen niet gezond
blijven, als de poriën van de huid niet
openstaan. Andere takken van sport ster.
ken maar bepaalde spieren. Wanneer we
zwemmen komen al onze spieren ln wer
king, worden alle spieren gestaald.
De zenuwen, (en welk mensch heeft
er in dezen tijd geen last van?) profitee-
ren er ook van, wanneer we geregeld
zwemmen, Ook onze ademhaling wordt
er beter door geregeld. Al klinkt het
gek, er zyn heel wat menschen, die ver
keerd adem halen. Wanneer we zwem
men moeten we diep en krachtig adem
halen. Het ademen gaat ook ln een re
gelmatig tempo.
We leeren natuurlijk ook zwemmen
met het oog op eigen veiligheid en mis
schien kunnen we ook nog anderen red
den. Eigenlijk moest leder kind in ons
waterland leeren zwemmen.
't Komt natuurlUk voor. dat de dokter
om een of andere reden het zwemmen
afraadt, 't zal echter zelden of nooit
voorkomen, dat een gezond kind van den
dokter niet zwemmen mag. Over 't alge
meen is de leeftUd om zwemmen te gaan
leeren ongeveer 8 a 10 jaar. AUe dagen
zwemmen is vooral in 't begin af te raden
Om den dag is zeker meer dan voldoende
en dan met langer dan 20 minuten ln
het water. De meer geoefenden kunnen
natuurlijk wel wat langer in 't bassin
blyven. Maar niet erin en eruit, erin en
eruit. Dat ls beslist verkeerd. Ook niet
meer zwemmen dan eenmaal daags.
Zoodra je een onbehaagiyk, rillerig ge
voel krUgt, ga er dan gauw uit.
Zwem niet met te volle en ook niet
met te leege maag. Ben Je bezweet,
wacht dan even, alvorens Je je uitkleedt.
Spring niet dadelUk in het koude water
maak je eerst nat. BU 't verlaten van 't
bassin wrUf Je je Uchaam goed droog.
Na 't zwemmen ga je maar een flink
eind loopen.
800 jaar voor Christus zwommen de
menschen al. Maar ze hadden toen als
hulpmiddel een opgeblazen zak van die
renhuiden. Als de Grieken een dom
mensch wilden aanduiden, zeide ze: „HU
kan zwemmen noch lezen". Wel een be-
wUs, hoe goed en hoe veel er toen ge
zwommen werd. 310 v. Christus werd
door de Romeinen de eerste militaire
zwemschool gesticht. Als de Romeinen
een flink, zelfstandig mensch wilden
aanduiden, zeiden ze: „Die man kan
zwemmen zonder gordel."
Na 1800 zUn overal bad- en zwem-in-
richtingen geopend. Goede zwemmers
zUn toch ook heusch nuttiger en noodi-
ger dan boksers en worstelaars.
W. B—Z.
WAT ONZE
BELANGSTELLING WEKT
Een bananenpraalje. In 1927 zUn
er in ons land ongeveer 18 milliocn K.G.
bananen opgegeten. Bananen groeien ln
trossen. Aan vankei Uk zUn ze groen ge
kleurd. Elke plant brengt slechts een
tros voort. Maar een tros bevat 9 a 10
handen. Een hand bevat soms 20 vruch
ten. Als groene. onrUpe trossen worden
ze verzonden. BU aankomst in Holland
zijn de vruchten nog groen. In de opslag
plaatsen rUpen ze pas. Je kUkt er mis
schien raar van op, maar een banaan be
vat voor 75 pet. water. Het overblUvende
4de deel bevat zetmeel, suiker, eiwit en
vet.
Een klein, gevaarlijk diertje. Dat ls
zeer zeker dc mot. Zij richt zelf ln haar
korte leventje geen schade aan. Kaar le
vensduur is slechts één maand, waarin
ze zoo goed als geen voedsel gebruikt.
Maar de rupsen, die zich uit haar eieren
ontwikkelen, dat zUn de boosdoeners.
Het mottcnvrouwtje legt haar eieren
juist daar, waar ze weet, dat dc lar
ven het goed hebben. De gele rupsjes
hebben 16 pooten. Hartje zomer, als ons
wollen goed in koffers en kasten wordt
bewaard, beginnen de rupsen hun ver-
nielingstocht. Wat er tegen te doen ls?
Zon en licht laten toetreden ln de don
kerste schuilhoeken. Kleedingstukken
die niet gebruikt worden in frisch kran
tenpapier pakken. Kloppen en schuieren
op geregelde tUden helpt ook, want een
mot houdt van rust. Soms helpen al
onze voorzorgsmaatregelen niets, want
de kleine mot ls vaak slimmer dan de
groote mensch.
Wimpje ls een kleine dwaas,
HU voelt zich een heele baas!
Voder's pUP «n vader's hoed,
Staan ook hem toch werk'lUk goed!
Wlm denkt: nu nog vaders jas
Dan was 'k recht eerst in mUn s£
Dan was ik een groote man.
Die wel bUna alles kan!
Maar tehuis op moeder's schoot,
Voelt hU zich nog niet zoo groot,
Moeder zorgt voor hem zoo fijn,
Dat hU zelfs niet groot wil zyn!
IETS OVER VISSCHEN.
Nu, wat vis6Chen zUn, weten we wel
allemaal. De twee hoofdsoorten zyn
zoetwater- cn zeevisschen. Van de zee-
vlsschen bestaan er echter ontelbare
soorten, waaronder men de gekst ge
vormde aantreft. Behalve de visschen
kent men echter ook nog verscheidene
andere diersoorten, welke op den bo
dem der zeeën leven en in het algemeen
spreekt men ook meestal van zeedieren
inplaats van zeevisschen. Onder deze
dieren zUn er weer zeer veel, die eigen
lijk meer op planten dan op dieren ge-
lyken en dikwUls is het moeiiyk te ge-
looven dat het toch werkelUk levende
wezens zUn.
Op ons plaatje zien we b.v. zulk een
dier. Het is de zeestar en dan ls er nog
dc kwab, dat kleine ronde ding, waar
van het zeer moeilUk is te gelooven,
dat het een dier ls. Maar toch ls dit zoo.
ZU leven en bewegen zich voort en voe
den zich niet zelden met kleine vischjes
of Insecten.
Een zeer bUzondcrcn vorm heeft het
z.g. zeepaardje, dat zUn naam dankt aan
het feit, dat zUn kopje zooveel op een
paardekop gelUkt, d.wjs. de vorm. De
twee andere visschen zUn meer gewoon,
de een ls een snoek en de andere een
soort makreel. Belde soorten vindt men
dlkwULs genoeg op tafel, lekker toebereid
door moeder.
Do visschen in het algemeen worden
nog in de volgende soorten onderver
deeld:
a. visschen met longen; hiertoe be-
hooren onder andere ook de krokodillen
en de kaaimannen.
b. weekdieren, waartoe de mosselen en
de oesters behooren.
c. kraakbeen- of kraakbeenige vis
schen, waartoe o.a. de zoo gevreesde
haaien behooren.
d. been- of beenige visschen. Dit zUn
de by ons alle bekende vischen met gra
ten zooals de karpers, haringen enz.
Nog meer soorten zUn er natuurlUk,
maar dit zyn wel de voornaamste. Reeds
in de grUze oudheid, bU de Grieken en
Romeinen waren over de honderd soor
ten visch bekend. BU de Syriërs, de As-
syriërs en de Egyptenaren werden de
visschen als heilig vereerd. De visch is
echter ook een oud-christeiyk symbool
en in vele wapens komen visschen voor
als symbool voor vaderlandliefde of voor
zichtigheid.
BU de visscherU onderscheidt men de
blnnenvisscherU, de kust- en de zeevis-
schery. De visscherU verschaft aan vele
menschen een bestaan, zU het dan
meestal een zeer hard bestaan. Vooral
voor de zeevisschers is hun beroep zeer
zwaar en niet zelden boeten zij er het
leven by in. WU menschen op het
land beseffen dan ook maar zelden
met hoeveel moeite, opoffering en ge
vaar de visschen gevangen zyn, die men
ons by den maaltUd voorzet. Daarom is
ook de uitdrukking ontstaan „de visch
wordt duur betaald", d.wjs. heel dikwijls
met menschenlevens.
HET DOOLHOF.
BU een zeker schoolfeest werden ver
schillende spelen en wedstrUden ge
houden, waaraan alle leerlingen der
school konden deelnemen. NatuurlUk
was er ook een voetbal wedstrUd bU.
maar behalve deze toch ook nog zeer
veel andere spelen. De overwinnaars kre
gen mooie prUzen.
Nadat nu alle sport-wedstrUden be
ëindigd waren, werd er nog een wedloop-
georganiseerd. Echter geen - gewonen
wedloop op een vlakke baan, neen, dit
maal zou het er niet alleen om gaan wie
het hardste kon loopen, maar ook wie
het vlndlngrUkste was. En voor dat doel
had men een doolhof opgeslagen.
Wie nu het snelste ln dit gewirwar van
wegen den weg gevonden had werd over
winnaar. De wedstrUd gaf natuurlijk
veel vermaak, want elk oogenbllk liep
een deelnemer verkreerd en moest om
omkeeren. De duur van den wedstrUd
was aanzlenlUk langer dan bij een ge
wonen wedloop cn ook de tijden van
aankomst l::pen uiteen. De laatste
kwam bUv. 10 minuten na zUn voorgan
ger by den uitgang.
Probeer het nu zelf ook eens al ls
het dan niet als hardlooper om in dit
doolhof den weg te vinden.
Een kousenhangcr. Vroeger droeg
je een week lang dezelfde kousen en dan
werden ze gewasschcn. Nu gaat het een
beetje anders. Wc dragen graag een paar
kousen ln de kleur van onze jurk. Nu
kan het gebeuren, dat we dus na een
paar dagen en ander paar kousen aan
trekken. Het eerste paar, wel gebruikt,
maar nog niet vuil, hangen wc daarom
op een zoogenaamden kousenrlng. Dien
ring kun je ln dc meeste kousenwinkels
voor weinig geld koopen. HU is van me
taal of van hout. Je kunt het hoepeltje
ook zelf maken van Uzerdraad. waar
je eerst houten kralen aan geregen hebt.
Een gckochten ring woel Je om met raf
fia of koord. Raffia of koord heb Je
eerst gevlochten Dat staat aardiger cn
ls ook sterker. Je kunt nu een lint aar
het koepeltje vastmaken, aan wclxs uit
einde Je een strik bevestigt. Achter den
strik naai je een ringetje voor 't ophan
gen. In plaats van een lint neem je een
ketting van kralen als de ring ook uit
kralen bestaat. Je kunt ook oen ge
vlochten of gehaakt raffla-lint maken.
Of Je haakt of breit een wollen band.
Je merkt wel, dat je allerlei variaties
kunt maken. Je gaat maar te raden met
Je restjes-voorraad. Dit handwerk be
hoeft maar heel weinig te kosten en
maakt toch een heel aardigen Indruk.
Ik heb zelf een kousenhanger, die alleen
van lint gemaakt is. Alle meisjes met
polka-kopjes bezitten nog wel oude
haarlinten, die er nog als nieuw uitzien.
OM SAMEN TE VOEGEN.
Deze stukjes moeten worden uitge
knipt cn opgeplakt. Daarna moeten z.;
elkaar worden gelegd, maar zoo dat
er een plaatje komt. waarop men een kat
en een hond ziet. ZU zouden w:l willen
vechten, maar Bcllo durft niet goed meer
HU heeft het onlangs zoo slecht getrof
fen, toen hU slaags raakte met poes, dat
de herinnering hem thans van den
aanval afhoudt
DE UITVINDER DER
POSTZEGELS.
Drie kwart couw ls thans vervlogen
sinds den dood van den Eng 'bchon
boekhajjdolaa: cn uitgever Jatv:.; Chal
mers, van den ro.n. fide de uit- r van
de postzegels werd. De flinke drukker cn
krantenuitgever uit Dundee h:slt zaker
niet kunnen droomen. dat d:s-e door
hem het eerst vervaardigde stukjes pa
pier niet alleen de basis zouden vormen
van de reusachtigs ontwikkeling van
het postwezen maar ook van c groots
wereldomspannende ykbsuixïvxgói
Men heeft bestreden dat hii do uitvin
der was en d; uitvinding toegeschreven
aan den reformator van het EngelSeho
postwezen, Rowlaud Hill, den rchepper
van de Penny-port, maar thans is uitge
maakt, dat Chalmers, tadsndaad de uit
vinder ls van den postzogei. d e opge
plakt kon worden. ZUn rijke p: -soonly-
kts ervaring als uitgever van con krant,
dwongen hem zich met do pv; '.o-stan
den. die to;n zeer slecht waren, ta be
moeien en hU ontmoette toen den <L-
recteur-goncraal órr Posterijen 1! A-kir.!
Hill. Hill zocht een vereerw—v. n
het postwezen en het goedkoope ma
ken dor porti d: o: Invoering van het
zgn. „Pennysy* :am" en Ch&'mors. dfe
het onpractischs van de g .vcmprlde
briefomslagen inzag, liet op zl!n C:ufcfr.e-
rij vier proefjes meken van v.tr po-, to
rn arken en van gom vooralen. E i. in
Augustus 1834 liet hij die proeven aa:i
eenigen van zijn vrienden zien cn in
1857 ?cnd hij zijn pcdaegdi ln bU het
Britrche m!n s' :jo van financiën. ZUn
ontwerp werd cv r-jenomen óx>r Rov-
j land Hill cn den 6: n Mei 184werden
de eerste pcatogels vervaan-Uid.