HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN H. D. VERTELLINGEN DINSDAG 18 SEPT. 1928 DERDE BLAD No. 3782 DE ZAANSCHE TOLLEN. HET JONGSTE TOLLETJE NOG GEEN DRIE JAAR OUD, MAAR NU AL KWAADAARDIG BLIJSPEL OF DRAMA, MAAR HOE IS DE ONT* KNOOPING? WAAR GAAN WIJ HEEN? HET GEVAAR VAN EIGEN RECHTER TE SPELEN DE WETTIGE WEG DE EENIG JUISTE ONZE STEMMEN EN GEEN SARRENDE CLAXONS. Na de geschiedenis van de Muldertol op Zondag 9 September is gevolgd de aanval op die van Zaandijk op Zondag den 16den September. Vreemd dat deze twee uitbarstingen zijn gekomen in deze maand, die simpel Herfstmaand heet hadden wij ons deze twee aanvallen niet beter kunnen voorstellen in de volgende: October of Wünmaand? In ons vorige nummer hebben wij meege deeld wat daar te Zaandijk gebeurd ia en daarna te Krommenie bij de tol aan de Nauersche vaart. De opposanten heb ben het gedeeltelijk gewonnen en ge deeltelijk verloren. Misschien zal er op den duur van winnen en verliezen geen sprake wezen, maar dat weten wij na nog niet, want zoowel te Muiden als Zaanstreek is het blijspel (of is het een drama?) nog maar pas begonnen. In een tooneelstuk komt de ontknoop ing immers ook pas in het laatste bedrijf en daar zijn wij nog lang niet aan toe. Straks kan daar nog wel wat over ge zegd worden. Overigens is het geen wonder, dat de eerste aanval dezen Zondag op den tol te Zaandijk gedaan is. Die is de jongste. Hij is geboren in 1925, dus in een tijd die meer neiging heeft om tolboomen af te schaffen, dan nieuwe op te zetten. Nog niet lang geleden, namelijk op 22 Juni 1926, dus maar even twee jaar, heb ik in een artikel ACHTERUITGANG een beschrijving gegeven van de Zaan- sche tollen en toen mijn verwondering uitgesproken over dezen Zaandijkschen tol, zóó jong nog en al zoo diep verdor ven. Op dit oogenblik heb ik het nog niet anders begTepen, al is het honderd maal mogelyk. dat de Raad van Zaan dijk de financiën der gemeente niet in evenwicht kon brengen. Dat had op tal van andere manieren kunnen gebeu ren. Maar niet door een tol. Nooit door een tol! Krommenie stond er wat anders voor. Daar had men al sedert onheugelijke tijden tol geheven bij de brug over de Nauersche vaart. De verhouding tus- schen de twee is dus die tusschen een ouden boosdoener, waarvan de heele wereld zegt: „die is toch niet meer verbeteren" en het jonge kind, waarover vrienden en familie zich bezorgd ma ken, „dat hij toch niet voor galg en rad opgroeien zal". Dus was de eerste gang van de verbeteraars naar Zaandijk, de tweede pas naar Krommenie. Onder weg had het stoetje ook nog kunnen pro testeeren tegen den derden tol, die de nijvere Zaanstreek ontsiert, de Zaanbrug te Wormerveer, die den toegang tot die gemeente definitief afsluit. Het is dus zoo, dat men Wormerveer niet binnen kan gaan zonder tol te betalen. Zonderlinge toestand. Terwijl de heele wereld het er over eens is, dat tolboo men de bron van zijn de vreeseliJkste con. flicten. groeien deze beletselen van on belemmerd verkeer welig in ons vader land. nog wel in Noord Holland, dat zich sinds onheugelijke jaren beschouwt als de voornaamste der provinciën, toen het er, in den bloeitijd van vroeger nog maar zeven waren, evengoed als tegen woordig nu het er elf geworden zijn, zoogoed als die traditie zal voortduren, zoodra het er twaalf geworden zullen zijn. In 1926 heette de Zaandijksche tol Wegbelasting, een mooi doekje voor een leelijke'Bloeding. Op dit oogenblik, nu een Rijks-Wegenbelasting is ingevoerd, maakt de Zaandijksche heffing nog miserabeler figuur. En om dien naam niet alleen! De heffing is in haar wezen nog een huichelaarster ook, want zü doet alsof zij den voetganger vrijstelt, maar treft wel degelijk den wielrijder, „die zooals iedereen weet. de erfgenaam van den zoogoed als overleden voetgan ger is". Dat schreef ik op 22 Juni 1926 en ik neem er geen woord van terug. Dat gold ook den tol te Krommenie en zelfs het gebaar van het reglement, dat de wielrijder van de beide tollen een abonnement kan krijgen, heeft een luchtje. Of is het niet ongehoord, dat daardoor van iederen arbeider (en er is nogal uitwisseling van werklieden tus schen de Zaansche gemeenten) een jaarlijksche bijdrage van vier gulden ge_ vorderd wordt? Eenmaal aan het cijferen heb ik in die zomerdagen van twee jaar geleden uitgerekend, dat wanneer al de gemeenten in de buurt het slechte tol- voorbeeld volgden, vóór een auto van Assendelft naar Zaandam, een af stand van nog niet een* uur, een daaldertje zou worden gevorderd. Maar zooals het nu is, wordt het al mooi genoeg. De pachter van den Zaandijk schen tol betaalt f 10000 per jaar aan de gemeente. Is het overdreven, te zeg gen dat hij voor zich en zijn plaatsver vangers (want zelfs een tolbaas kan niet dag en nacht onafgebroken zelf de hand ophouden) nog eens hetzelfde bedrag verwacht? Dat is dus te zamen twintigduizend gulden, die de Zaankan- ters en hun bezoekers ieder jaar moeten neerleggen voor een heffing, die geen enkelen redelijken grondslag heeft, dan dat de gemeente Zaandijk geld tekort komt. Want aan wegver be tering doen tolheffende gemeenten in ons lieve vaderland zoo weinig mogelijk. „De Zaanlander", de belangrijkste courant van de Zaanstreek, heeft de gebeurtenissen van Zondag 16 Septem ber natuurlijk uitvoerig beschreven en haar relaas met photos versierd. Wij' nemen er daar een van over en zouden zeker ook een en ander aan haar verhaal ontleenen, wanneer gebrek aan plaatsruimte 'ons niet tot beperking dwong. Immers, wij hebben over al deze geschiedenissen, te Muiden en aan de Zaanstreek, ook nog iets anders te zeg gen. waarvan het thema zal zijn: waar gaan wij heen? Wat zal niet het eerste tafreel. maar de slotacte zijn! Het was geloof ik. de oude Dumas. die een var zijn groote romans liet volgen door een tweeden, onder den titel Twintig jaar later. Herinner ik mij wel, dan was de tweede lang niet zoo mooi als de eerste Zoo zou het ook kunnen gaan bU de oppositie tegen de tollen en dan met kleiner tusschenruimte. wy van Haar lem's Dagblad vinden alle tollen uit den booze. omdat zij het vrije verkeer belemmeren en omdat zij voor een deel al vervangen zijn door de wegenbelas ting. Maar die opinie is nog heelwat anders, dan het met kracht van lawaai en menschenmenlgte tegen die tollen demonstreeren. Hoe wij de aanvallen van den 9den te Muiden en van den 16öen in de Zaanstreek ook beschouwen, als een drama of als een kluchtspel, eigen rechter spelen is het in elk geval en dat kan in een geordenden staat niet worden geduld. Hebben de demonstranten al met zichzelf uitgemaakt, in welk geval het recht in eigen handen nemen kan worden toegelaten en wanneer het oogenblik komt, dat het noodzakelijk zal moeten worden gestuit? Wanneer zij daarover met zichzelf In het reine trachten te komen, dan zullen zij tot de conclusie geraken, dat hun optreden een eerste stap is op een hoogst ge vaarlijken weg. De een heeft groote be zwaren tegen dit, de ander tegen wat anders. Ons leven is vol moeilijkheden, die wij zouden willen opruimen, maar als wij ons hoofd koel houden zal onze oppositie toch altijd moeten gaan langs den wettelijken weg. „Nog één overwin ning en wij zijn verloren", is een klas sieke uitdrukking, die op de tolhistories van deze dagen veilig kan worden toe gepast. Er wordt nu al bericht, dat de Muide naars Zondag na het vertrek van de po litie onhebbelijk tegen automobilisten opgetreden zijn. In een ingezonden stuk heeft de heer Floris Vos gezegd, dat geen verbeterin gen te krijgen zijn „met een kopje kof fie". Inderdaad. Maar wel, denk ik. met een monsterpetitie. Al moge de tra. gen en treuzelaars in de ambtenarij ook een gezicht zetten, alsof zij daarboven verheven waren, in hun hart zullen zij toch schrikken. Wanneer de bevolking van Nederland haar wil of haar onwil te kennen geeft met duizenden, tiendui zenden, honderdduizenden handteeke- ningen op een pettitie. Dat is duidelijk en zet de machthebbers tot nadenken. Er wordt nu al bericht, dat een tol bij Tiel over een jaar zal worden afge schaft. Dèar moeten wij heen. Niet de directe actie, maar de indirecte. De ordelijke weg. Een kloek request. Goed. Maar niet het recht in eigen hand ge nomen. De stem van het Nederlandsche volk zal zich ook zonder sarrende claxons doen hooren uit de bladen van een wettig request aan de autoriteiten en evengoed weerklinken in de kamers en gangen van slaperige bureaux, die opgeschrikt dienen te worden J. C. P. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.} De Tweelingen door FERNAND FRAYIER. 1 J. J, CREMER" Openingsvoorstelling. De openingsvoorstelling van de Kon. Letterlievende Vereeniging „J, J, Cre- mer", aanvankelijk vastgesteld op 25 September, is één dag uitgesteld en za! nu plaats hebben op Woensdag 26 Sep tember, teneinde het bestuur der ver eeniging in de gelegenheid te stellen aan de uitnoodiging te kunnen voldoen tot bijwoning van de solrée ten Hove op 25 September, tijdens het verblijf van HJvl. de Koningin van 2127 Septem ber te Amsterdam. Ze waren in gesprek c, "raakt, zooals dat gebeurt, op het terras van een café. bij een kop koffie. En het ge sprek was nogal geanimeerd, in weer wil van het verschil dat tusschen hen bestond. De een was namelijk een be daagd-uitziend. gemoedelijk-net heer. waarschijnlijk uit de provincie. De an der was het type van een Bohemlen: lange haren, flambard, versleten kleeren. sporen van een moeilijk en misschien ook losbandig leven op zijn gezicht. De provinciaal had aandachtig en eerbiedig toegeluisterd, terwijl de Bo hémien hem vertelde van het Parijsche leven. En als wilde hU nu laten zien dat er ook In zijn provincie wel „Iets te doen" was. begon hij van „thuis" te vertellen. De ander luisterde beleefd toe. en zelfs scheen zijn belangstelling steeds meer gewekt te worden. De provinciaal merkte het met genoegen. De ander luisterde met duidelijk interesse naar het avontuur van den ouden notaris en toonde zelfs opvallend belangstelling voor de eigenaardigheden van den bur gemeester en toen hij daarbij zijn hoed achterover schoof en den ander recht aankeek, onderbrak deze zich. staarde hem even aan. lachte dan en zei: „Ik merk het nu pas op.u lijkt bepaald op den goeien mannu ja. niet veel, maar er is toch een gelijkenis. Of beter gezegd, er zou een gelijkenis zijn, als onze beste Jean Burienzoo heet hij. er óóit toe kwam. een flambard te dra gen en een glad gezicht, zooals u". De Bohémien glimlachte. „Daar zal wel niet vee! kans op zijn, wel?" vroeg hij. „Ik stel me dat zoo voorburgemeester van een bloeiend* provinciestad. Dikdeftig. gewichtig De ander schoof dichter naar hem toe. Men zag duidelijk aan zijn gezicht, dat hy gretig de gelegenheid aanpakte om den stads mensch eens verbaasd te doen staan. „Waartoe", zoo begon hy met zekere plechtigheid, „waartoe zou onze burge meester niet kunnen komen?" Hij hief een vinger op en keek den ander beteekenisvol aan. „Als u mij vraagttot alles, meneer tot alles!" Hij leunde achterover, trok aan zijn sigaar en keek triomfantelijk. „Hoezoo?" vroeg de ander verbaasd „Dat zal ik u uitleggen. Hoewel u he: niet gelooven zult. Er zijn weinig men- schen die het gelooven. meneer. Alleen menschen die hem gced kennen, zooals ik. En het schijnt, dat er ook een knappe psychiater is geweest, die hem een at test heeft gegeven. Dat heeft blijkbaar al een paar malen zijn carrière gered. Maar iets anders dan burgemeester van een klein stadje als dat van ons, zal hij wel nooit kunnen worden.... met diè kwaal". „Wat scheelt hem dan, in 's hemels naam?" „Een tweeling", zei de ander, met graf stem. „Een tweeling, meneer". De Bohemien gaapte hem aan. „U zei?" „Kijk eens", zei de provinciaal en ging er goed voor zitten om met zijn verhaal voor den dag te komen. „U weet wel, hoe dat meestal ls met twee lingen. Lijken sprekend op elkaar. Uiterlijk en innerlijk. Zijn dol op elkan der. kunnen niet buiten elkaar enz. Nu, met den goeden Burien was dat eeniger- mata ook zoo. maar niet heelemaal. HU had een tweelingbroerheeft hem waarschUrJlJk nog er. zoolang hU dien heeftMaar laat ik var. het begin af vertellen. Burien was. als Jongen een gemoedeiUke, yverige. brave jongen. ZUn tweelingbroer was precies het tegen overgestelde. Wat gebeurde nu? Op een dag ze waren nog klein, kreeg zijn broerik geloof dat hU Maurice heette, mazelen. Vlak er op. hU is net beter, krijgt Jean óók mazelen En de dokter zegt: ..Ja mevrouw dat is meest al zoo. Als de één iets krijgt, meestal de „oudste", als men het zoo noemen mag, krijgt de ander het er na". En zoo gir.g het Inderdaad. Maurice kinkhoest. nauwelijks is hU beter. Jean kink hoest. Maurice koorts. Jean koorts. En nu is het gekste van het geval, dat er eigenlijk geen sprake was van de groote harmonie en genegenheid, die by twee lingen meestal voorkomen. Integendeel Zooals gezegd. Jean was bedaard er. Uverigeen brave jongen. Maurice was een ondeuger.de bengel. Maar door een gril van de natuur, was toch de brave Jean gedwongen, zich door zUn broer te laten beïnvloeden. Byvoorbeeld HU zit in de klaseen klasse hooger dan de ander, die nooit iets uitvoert. Opeens pak: hem een onweerstaanbare lus om een inktpot leeg te gooien in der. zak van zyn leer aar. die naast hem staat. HU vecht er tegen, vol ontzet ting. hU begint ten slotte te schreien en als de leeraar verbaasd vraagt wat hem scheelt, en er niets van begrijp: als de jongen zegt „dat hy het doer, wil maar het haast niet laten kan", blijkt, dat zoo juist de ondeugende Maurice een inktpot geleegd heeft in den zak van zyn leeraar Dit is een geval, waarin het den deugzamen Jean gelukte, te weerstaan aan den vreesc- ïyken drang tot het kwade Helaas, niet altijd is hy sterk genoeg. En zoo ge beurt. dat Jean, met verscheurd hart. snoept uit de provisiekast, in bcomen klimt om appels te stelen en allerlei andere kattekwaad uithaalt dat hem bitter berouwt en hU voor niets ter wereld eigenlijk zou willen doen. Het geval wek te opzien. Men geloofde het eerst niet. Maar de doktoren, die de kinderen ob serveerden. verklaarden ten slotte, dat het werkelijk zoo was. Maurice be ïnvloedt zUn tweeling op deze zonderlinge manier en er was maar één middel, om Jean uit moeilijkheden te houden: te zorgen, dat Maurice geen kwaad deed. want uit zich zelf zou Jean nooit van den rechten weg afwUken. Wat zal ik zeggen, meneer? Het ging Jaren zoo door. Jean was een voorbeeldig student en Maurice een boemelaar. Zoo leed Jean aan haarpUn, zonder het te kunnen helpen, zag er slecht en slap uit, na een dcorboemelenden nacht van Maurice en deed zonderlinge, plotselinge dingen, waartegen hy wanhopig trachtte zich te verzetten. Het was een pheno- meen. Het is wel te begrUpen. dat Jean nooit overmatig hield van zUn tweeling, meer, daar het Maurice scheen te amu seeren, zUn braven broer tot allerlei vreeselijke dingen te brengen, Jean trachtte tevergeefs, met beloften, smeek beden en bedreigingen, hem tot een so' liden levenswandel te krygen. De ander maakte het ten slotte zóó bont, dat hy de deur werd uitgezet en verdween. Jean zag hem nooit terug, maar hy weet, dat zyn tweeling nog leeft. He laas. hil heeft. rerie_n om hef. te weten Meneer, stel u hem voor Eer. beeije e*- zet, keurig, met een klein, uiterst vvr- zorgd puntbaardje, een goedig gezicht. Een man. gesteld op vormer, en op «en onberlspelykcn levenswandel. Welnu, deze man heeft, by het bezoek \an den president, niet kunnen weerstaan aan de neiging om op het beatles van hek stadhuis, waar hy zijn begroetmgsspeech moest houden, een black-bottom te dan sen. De ontzetting over zUn eigen daad deed hem ineenzakken en alles werd toegeschreven aan een moment van ver- standsverbystering. Maar het was heel ar.ders. da: weten de ingewUrien: Waar- schynlük had Maurice ergens, de he mel weet waar. In een dolle bui een biack-bottom gedanst in z"n eentje. Nauweiyks had hy opgehouden, of zijn tweeling werd geïnfecteerd door den lust. óók een black-bottom te dar.sen. Lacht u niet meneer, het Ls héél erg! De arme man ls vóór zijn tyd grijs ge worden D:e voortdurende angst dat hij tot allerlei dwaze en misschien nog eens slechte d.ngen zal worden gedwongen, laat hem geen rust. verstoort zijn leven. Hij kon soo'n mooi leven hebben! Een lieve vrouw, aardige kinderengeluk kig geen tweelingeneen algemeen geachte naamJa. tot nu toe ls zyn naam nog geacht, want tot nu toe werd hy nog niet anders dan tot dwaze din gen gedreven. En het eenige gevolg is. da: men zegt: Die brave Burien is een beetje excentriek". Er. men vergeeft hem dat. omdat hy werkeiyk soo'n voortref felijk man is. Maar wat moet er gebeu ren. als zijn tweeling ooit tot een wer keiyk misdadigen levenswandel over gaat? Als de arme Jean riet meer. bU eventueele bezoeken van den president nelgingen krUgt tot dansen, maar den president zyn horiege ontrolt? Als hU niet meex. zooals nu. wel eens gebeurd is. luidkeels zingend over straat loopt of plotselir.c deftige, oude dames in haar neus knypt. maar in de hulzen van zyn notabelen inbreekt en de brandkasten forceert? Begrypt u. wat een marteling dit is voor den armen man. die alleen maar het goede wil?" Het ls een merkwaardig geval, heel merkwaardig", zelde Bohemen. ..Tk had nooit gedacht, dat zooiets mogelyk was." DE BELEGERING VAN KROMMENIE. Een overzicht van de auto's en menschenmassa ten zuiden van de Veer brug. Een naar dagen later ontving de heer Jean Burien den volgenden brief: „Waarde Tweelingbroer. Het is vele toren geleden, dat Je let» an my hoorde, en ik meende, dat J« dat we! vrU koud zou laten. We waren nooit dol op elkaar en de ouwelui trok ken je altyd voor. Je was hun bravo lievelingetje en ik was het zwarte schaap Wel. ze zyn dood. dus daarover r.iet meer. Maar nu hoor ik toevallig, dat Jo ra niet a! te prettige omstandigheden leeft, en wel door myn toedoen Ik had er elgen'.Uk nooit meer aan gedacht, dat ik je ongewild zoo beïnvloedde. Toevallig sprak ik echter Iemand, die me verteld© van Je zorgen en angsten, en dat ging me toch aan het hart. Ja. ik bon nou eenmaal altyd een gekke vent gebleven, en daar ik in eeuwige zorgen leef en een echt Bohemien ben. wordt dat er niet beter op. Maar zonder twyfel zou Ik er wel toe kunnen komen, een rustiger be staan te voeren men wordt oud! als lk een behooriyke toelage had. Wat denk Je er van? Is het Je een goed maandgeld waard te weten, dat ik géén black-bottoms zal dansen in onteigend© situaties, me niet zal bedrinken, niet luidkeels op straat a»l loopen zingen en nog minder Inbreken? In dat geval, laat zich de zaak wel ar- rangeeren. Als je behooriyk voor m« zorgen wilt, zal lk myn uiterste best doen. me goed te houden. Er is nnmeiyk een aardig vrouwtje dat lk dan zou kunnen trouwen en drït me daarby ze ker krachtig zou helpen! Gaarne Je antwoord tegemoetziend© Je toegenegene TWEELING". Jean was enthousiast over het voor stel en toonde zich zeer royaal, En de zaak was prachtig opgelost. Hot gelaat van dn goeden burgemeester werd weer blozend en rond en stralend. Niet ten ger had hy vrees voor booze aanvech tingen. niet langer leed hy aan excen triciteiten. Dat wil zeggen, éénmaal is er iets gebeurd. Twee Jaren waren rustig en vredig verloopen en Jean zegende zUn schoonzuster, die met tactvolle hand den eeuwigen kwajongen van een man in be dwang hield. Hot was de verjaardag van zijn vrouw er was deftige receptie, een keurige stemming De burgemeester zag cr voldaan en rustig uit, daar opeens, zóó onverwacht, dat hU zelfs geen tyd meer had om zich er tegen te verzetten, sprong hU boven op den vleugel, zett© de kap van een schemerlamp op zyn hoofd en begon luidkeels zingend en Juichend te dansen. Het was een paniek En de arme man werd ziek van wanhoop. NatuurlUk schreef hy een woedenden brief r.aar den trouweloozen tweeling. Hy kreeg een berouwvol schrUven terug en ze verzoen den zich. Het bleek r.ameiyk. dat deze zonderlinge uitbarsting het gevolg was geweest van het feit. dat Maurice een welvarendcn zoon geboren was. Maurice is nu een bedaard en braaf huisvader. En Jean heeft rust. FEUII1ET0N De Geschiedenis van Lois Reddle Naar het Engelsch van EDGAR WALLACE. 13) Zij verkleedde zich en*, begaf rich naar den salcn. die. zooals zU vernam, tevens de „werkkamer" was van Laay Moron. ZU opende de deur en bleef staan. Daar bevonden zich twee man nen den eerste van deze herkende zy als denzoon des huizes met de slappe knieën. De twee man was meer ineengedrongen van gestalte en steviger gebouwd. Ziin vleezig rood gelaat getuigde van zijn voorliefde voor een goed leventje. en wanneer hU lachte hetgeen dikwyis het geval was. toonde hy twee ryen gToote •witte tanden, die het meisje eenigszins deden denken aan die van een tUger. hoewel ce man overigens niets tyger- aebtigs aan zich had. met zyn plompe lichaam en zUn krullende, roode haren, die van een tamelijk hoog voorhoofd achterover gestreken waren. „Laat my u voorstellen a n mynheer Chesney Praye", zeide haar Ladyschap, en Lois weid gewaar hoe haar hand ge heel in de breede, klamme palm ver dween. ..Aangenaam uw kennis te maken, juffrouw Reddle", zyn stem was heesch. doch niet onaangenaam. Zijn scherpe oogen zagen haar met ongeveinsde be wondering aan. „Gy kent Lord Moron?" zyn lordschap knikte en mompelde iets onverstaanbaars. „Juffrouw Reddle is mijn nieuwe secretaresse", verklaarde Lady Moron zich. nader. Zy sprak de vijf lettergrepen van het laaste woord uit als waren zij gescheiden. „WaarschUnlijk zult gy dik wijls met lyar in aanraking komen. Chesney gnynhcer Praye is myn fi nancieels raadsman." Hij zag er zeker niet uit als iemand, die van advies kon dienen, behalve wanneer het de snit van een jas of de kleur van een das gold. Hij zelf was ge kleed tot in de uiterste volmaaktheid. Lois had dikwijls de uitdrukking gele zen „tot in de puntjes uitgedost" en gaf zich thans voor de eerste maal reken schap van hetgeen deze beteekende, want mijn heer Chesney Praye had vol maakt het uiterlijk als kwam hy zoo even uit de handen van een volyverigen. fluitenden stalknecht, die hem gepoetst en uitgeivreven had. tot hy over zUn ge- heele lichaam blonk en glom. „Deze betrekking is een buitenkansje voor u. juffrouw Reddle merkte Praye op. „Wanneer u het met haar Ladyschap niet goed kunt vinden mag ik gehan gen worden! Is u ooit aan het tooneel geweest?" „Neen", antwoordde zU met een flauw glimlachje, zich de waarschuwing var. den ouden Mackenzie herinnerende. „Jammer Gy zoudt op het tooneel fu rore gemaakt hebben", ratelde hy voort. ,.U heeft dat aantxekkeiyke en de figuur en de stem en dat alles. Ik heb een paar jaren medegewerkt in blU- spelen het is een hondenleven voor een man en voor een vrouw niet veel beter". Hy lachte uitbundig als om een stille aardigheid en het verwonderde Lois dat de majestueuse grrvln hem niet berispte wegens zyn vrij en luidruchtig gedrag, dat nauweiyks met de houding van een financieelen raadsman overeen te bren gen scheen. „Ik zou gaarne aan het tooneel wil len." Deze woorden werden geuit door den zwygzamen Lord Moron en de toon van zyn stem had verrassend mokkend ge klonken. Het was alsof een kleine Jon gen zanikte om iets, dat hem reeds ge weigerd was. De gravin liet haar donkere, barsche oogen op haar zoqji rusten. „Je zult nooit aan het tooneel gaan. Selwyn", sprak zij op vasten toon. „Zet dien on zin alsjeblieft uit je hoofd". Lord Moron speelde met zUn horloge ketting en schuifelde onrustig met zijn loeten. HU was. oordeelde zU, tusschen de dertig en veertig, en. naar zy giste, ongehuwd, terwijl zy sterk vermoedde, dat hy geestelijk achterlijk was. Later zou zij leeren begrUpen dat hy een zwakkeling was. geheel en a! onder de heerschappij van zyn moeder, een be daard en ongevaarlijk man. met een voudige, byna kinderachtige hebbeiyk- heden. .Niets voor jou. Jongetje", zeide mUn- heer Chesney Praye. der. ander op den schouder kloppende, waarbij Lord Moron ineenkromp onder de kracht van dezen vorm van aanmoediging .Er valt elders genoeg voor Je te doen. niet waar. gra vin?" ZU verwaardigde hem geen ant woord. Zy stond by een van de hoogc openslaande vensters. die uitzicht op het plein verleenden, en een met schildpad omrande faoc main openen de plaatste zy deze voor haar oogen. „Wie is die man?" vroeg zy. Chesney Praye keek langs haar heen. en Lois, die het tooneel stond gade te slaan, zag hoe zyn mond samentrok en allé Jovialiteit uit zyn gelaat verdween. .Wel vervloekt!" siste hy binnens monds, waarna de gravin zich omkeerde en een verrasten blik op hem wierp. „Wie is hU?" herhaalde zy haar vraag. •HU ls de knapste speurhond in Lon den nu weet ge het. Een detective. Ik zou cr duizend pond voor over heb ben, indien ik achter zijn begrafenis mocht aanloopen. HU koestert een wrok tegen mU Hy hield op. als vreesde hy zyn mond voorbij te pralen. Over zyn schouder heen. keek Lois ook naar den man op straat. Op het trottoir aan den overkant liep hy langzaam heen en weer. Het was Michael Dom! HOOFDSTUK IX. Lady Moron zette het gesprek voort „Een detective? Ik begryp waarlijk niet, Chesney. waarom Jy Je iets van de tectives zoudt aantrekken. Gy zyt, hoop ik. immers geen lid van dc misdadige klasse?" ..Natuuriyk ben ik dat niet", gaf hU byna ruw ten antwoord, .jnaar dien man haat ik. Zyn naam is Dorn. Mi chael Dom. Hy ls de eenige particuliere detective In Engeland die iets waard is. Scotland Yard haalt hem overal bU: zy hebben daar een kolossalen dunk van hem. Hy was de man die den in val in de Limbo Club leidde en hy tracht te een bekentenis uit my te krijgen dat ik een van de eigenaars was. wat ik hem natuuriyk heette liegen." Michael Dom was thans uit het ge zicht verdwenen, en het meisje was dankbaar dat de opmerkzaamheid van de anderen gehee! door hem in beslag genomen was. zoodat men niet verder op haar gelet had. anders moest haar ge zicht verraden hebben dat zy den man kende. Een detective! Op dit oogenblik vulde mUnheer Chesney Praye zyn verdere be.vh.-yving aan. ..Die kerel is voor geen klein gerucht, zelfs voor den duivel nlat bang", zeide hU. eigenaardig genoeg dezelf woor den als Lizzy Smith bezigende „HU is volkomen onkreukbaar, en zou zUn eigen ongetrouwde tante ..smoren" om haar een bekentenis te ontwringen Hy is onder-commissaris van politie In Ir.J.é geweest, dreh nam zyn entslag om de zaak te limoen behandelen van een Afrikaansenen millionnalr. wlcn men documenten ontstolen had. en die hem vorstelijk beloonde toen hy ze terug bracht ten minste, zoon verhaaltje heb lk my laten vertellen." Wat wilde hU eigoniyk zeggen met „smoren", vroeg zU zich af, en raadde dat hU er eigeniyk mee bedoelde, dat „hy geen genade kende". En wat voor soort van man was deze MUnheer Chesney Praye. dat hy dergeiyke platte "ltdrukkingen tegenover zyn adellyke beschermster durfde bezigen? Doch zij had we! eens gehoord van mannen en vrouwen, die zulk een onwankelbare po sitie in de bfhulz'ngen der aanzlenlyken innamen, dat zy zich konden veroorloven op gemeenzamer voet cm is gaan met diegenen die zU behoorden te eerbiedi ger. en zy vermoed dat mijnheer Chesney Praye een van hen was (Wordt ver vlgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 9