w H. D. VERTELLINGEN '^Asiillers! pinn DE TROONREDE IN DE PERS. 4 PÜn~ Tabletten HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 19 SEPT. 1928 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden J Om een Rijksdaalder door JEAN CORINCIÏE. Over het algemeen zön zulke van te voren bekokstoofde verlovingen al bij voorbaat ook een mislukkingmaar hier ziet het er naar uit, of alles prach tig in orde komt. De spreker was Jean Marin, een forsch man van middelbaren leeftijd, die met zijn vriend kolonel Hormit, stond toe te kijken by een partij tennis. Ben beter paar kun je toch eigen lijk niet bedenkenElaine 2500 mooi. Intelligent^ aantrekkelij:, en George BoissLer.... De kolanel beek van het werkelijk heel mooie meisje naar haar partner, een knappen, levendigen jongeman, die goed tenniste. En daarbij van goede familie, met een uitstekende toekomsten belden hebben geld.... Nu weet ik wel. dat alles heeft met genegenheid niet te maken, maar ik geloof, dat ook dat wel in orde komt. George is dol verliefd op Elaine en zyhet komt me voor dit ze hem verkiest boven alle anderen. De kolonel glimlachte. Och, wat weet men daar ooit van. beste Marin? Marin was een beetje béleetfigd. Je vergeet, dat ik Elaine al jaren ken.... ik was al met haar vader be vriend, toen ze nog een kind was, En ik kaïn je verzekeren, dat ik baar nog nooit iemand zooveel gunsten heb zien b:\vljzen die kleine, verwende prin ses. Dat wordt een paar De kolonel schuddie ziln hoofd. Ik wed met je om een rijksdaalder, zei hij glimlachend, dat Elaine hem niet trouwt. Op dat moment voegde zich Jacques Mordu by hen. HU zag er warm uit, zijn borstelig haar stond overeind en zijn leelyk gezicht was rood, Hii had ge- tiacht, ook te tennissen en aangezien hU in al dergelijke dingen erg onhandig was, kostten ze hem veel inspanning Maar dat bedierf zyn goede humeur evenmin als de spofcternyen van zyn medespelers. Hij keek naar George met een gezicht stralend van trots, alsof dieze Jongeman ep een of andere manier hem toebehoor de en een deel van zijn glorie op hem al straalde. Die Geomge kan nu letterlijk alles goed, zei hij. De kolonel keek hem eens aan. Ja, het is een bandage jangen, zei hij droog Een van de jongens bU wie domme meisjes er met open oogen in- vLegen.... HU wandelde weg en Jacques merkte op. toen hij buiten gehoor was: Merkwaardige venthy schUnt kt> tegen George te hebben. Ik vraag j., je hoeft toch niet dom te zijn, om rvii knappe intelligente vent als George te kiezen? Als ik een meisje was.... Martin koek hom aan. Knapheid is niet alles, zei hU. De ander lachte. Als men zoo'n gezicht heeft als ik, beweert men dat niet zoo licht, zei hU, zonder bitterheid. De party was uit, Elaine, mooier dan ooit met haar blos van opwinding en het blonde haar wat verward om haar gez.chtje, kwam naar hen toe. Zoo, Jacques, zei ze. kameraad - schappelijk. Marin merkte op, dat zU met Jacques nooit den ietwat coquetten toon aansloeg waarmee ze haar diverse aanbidders toe sprak. Ze was altyd eenvoudig en ka- meraadBohappeiyk tegen hem en Jacques, hoewel men blind liad moeten zijn om de aanbidding niet uit zijn oogen te zien stralen, sprak in juist denizell'den toon tegen haar. BUna alsof ze broer en zuster waren O Jacques, wees een engel en haal mijn fleschje eau-de-cologne.op mijn kamer, op de toilettafel staat het. Jacques rende weg. Hot knechtje, zed George, zwaaiend met zUn racket. Elaine keek hem aan. De galante ridder, bedoel Je, zei ze kooltjes. HU lachte. Mm kan zloh het begrip „ridder" niet voorstellen bij den goeden Jacques. Als jongen heb ik eens kleine hondjes gehad, waarvan or een zóó leelijk was. ckvt ik het verdronkAan dat hondje doet Jacques me altUd donken. Elaine speelde met haar racket. Ze zei, na een oogenbllk, od een toon die geen tegenspraak meer duldde: Jacques heeft de mooiste oogen die ik nog ooit gezien heb Jacques kwam aanrennen. En Marin. die hem onwillekeurig er op aankeek, moest erkennen dat Elaine gelijk had. In ierdaad, men merkte liet gewoonlijk r.iot op m een zoo leeiyk gezicht, maar Jacques had buitengewoon mooie oogen. Marin stak zUn arm door dien van het meisje toen ze naar het huis lie pen óm te gaan theedrinken. Ut vind het lief van je. kind, zei hij, dat je hot voor Je ouden vriend Jacques opnamde arme iongen kan hc. niet helpen dat hU leelijk Is, en zijn hart is goed. (jcorge mokte. HU kon slecht verdra gen dat Elaine, over wien ook. zich gun stig uitliet. En speciaal had hii er altijd plzüier in. den armen Jacques of te kammen. Die toch werkelijk, van alle jongelui die Elaine omringden, de be- seheidenste aanbidder was. HU scheen het als vanzelfsprekend te beschouwen. ri.„t Elaine met Goorge zou trouwen. Het i.s eon prachtig paar. zei hii. en kon ze 0 trotsch nakijken alsof ze ziin kinde ren waren. In ziln bewondering voor O. orge lag iets aandoenlijks, Er was geen spoor in van Jaloezie en daarente gen gunde George hem niet do kame- 1 .mdschappelyke vriendelijkheid va1; Elaine. Torn kwam Georges oom een bezoek brengen op liet lanclgocd. HU kende Elaine's ouders zeer goed en het was algemeen bekend dat bil. als kinderloos vrijgezel, van plan scheen, ziin neef tot erfgenaam te benoemen. Het was een lastige arrogante, oude heer die in veel opzichten van George weg had. Men dronk thee in den tuin. De kolo- nel zat er, Elaine's ouders. George naast zUn oom, Elaine zelf.' en Marin. George's oom was met ziln auto ge komen. Het was de eerste maal dat hi; hier was. En, dit ter verduidelijking, hij kende Jacques alleen van hooren spre ken. Toen kwam Jacques over het grasveld naar de theetafel toe. Hy droeg een van zUn oudste pakken, want hij had ge roeid. En in zijn armen hield hy een ongeloofeiyk leelijk en vuil hondje, dat jankte en zich kromde van pijn. Elaine slaakte een kreet Ze was erg gehecht aan Jacques' leelijk maar aardig hondje Puck. Maar haar oogen rustten nu op het gezicht van haar ouden vriend. Zij las er iets in dat haar geheel vreemd was. Woede, een blinde, razende woede. Weet u. begon Jacques en keek den oom van George aan, dat u mijn hond heeft overreden en dat u 't blijkbaar niet noodig vond, even op te houden, toen ik riep? De oom van George keek op. Hy mon sterde met minachtenden blik het jong- mensch in zUn smoezelig pak. het jam merende hondje, schudde dan zUn hoofd met een lachje dat wilde zeggen: wal een drukte en zei: MUn beste man, het spijt me, hoor Hierkoop Je een ander mormel. En hij haalde zUn portefeuille te voor schijn. Proleet, zei Jacques, langzaam en duidelijk, jy schooier en dégénéré, JU ka rikatuur, je waagt het, me geld aan te bieden? Maak dat je weg komt, of ik zal mijn handen aan je vuil maken. Hij legde behoedzaam den hond in Elaines schoot en kwam dreigend naar George's oom toe. Jacques, ben Je gek? riep George. Voor het eerst was er „met Jacques niet te redeneeren", zooals George later zei. Hy vervolgde yzig: Als Je een greintje menscheiyk fat soen had, zou Je tenminste even zijn op gehouden. Of je zou je nu anders heb ben gedragen. Maar omdat je me zeker aanzag voor een of anderen armen drommel, kwam het er niet on aan, hè? Ik wil geen vyf minuten langer je ver waande domme hoofd zien. verstaan? George was buiten zichzelf. Hy raasde en tierde. ZUn oom zou hem onterven. Wat hy inderdaad deed. Om hot feit, dat z'n neef hem niet te hülD was ge komen. Wat had ik moeten doen? tierde George. Men vecht niet met een krank - krankzinnige. De woede van Jacques was allang ge zakt. Hy zag er bleek en bedrukt uit. Maar Elaine ging naar hem toe en deed iets ongelooflijks. Zil nam zUn hoofd tusschen haar handen en kuste hem, ton aansclwuwe van het heele ge zelschap. Vandaag heb ik je vijf minuten liefgehad Jacques, zei ze. Jacques staarde haar aan. Maar zij draaide rond op haar hak en liep weg om den hoard te gaan verzorgen. George rende haar na en Marin was de eemge die opmerkte, hoe Jacques langzaam wegliep, zonder iemand meer aan te zien, met een uitdrukking van verwarring en pijn op het gezicht die den ouderen man door het hart sneed. En Marin hoorde hem fluisteren: Wees nou geen gekwees nou in Godsnaam geen gek.... Elaine, zei Marin dien avond tegen het meisje, je moet niet spelen met Jacques. Daarvoor is hy te goed. Ik begryp u niet, antwoordde het meisje. Je bedoelt het niet kwaad.... je hebt je geërgerd aan George en maar laat daarom Jacques niet er onder lUden.... Vergeet niet. dat hii je lief heeften liefde is nóóit belachelijk. Elaine keek hem een moment ver baasd aan. Toen keerde ze tóch. tot zijn verwondering zwijgend af en liep weg. De toestand was zeer gespannen na dien dag. Elaine en George 1 radden ge twist. George had zyn woede gekoeld op Jacques en deze deed wanhopige po gingen om alles weer in het reine te krUgen Elaine, het is alles miin schuld, jammerde hy. Laat ik toch Jullie geluk niet verstoren.... het spijt me zoo Als Ik er Iets mee kan goedmaken wil Ik desnoods wel aan dien oom schrijven. Als je dat doet, zei Elaine, dan kijk ik je nooit meer aan. En ze smeet de deur achter tóch dicht. Toen begon Jacques Elaine te ver mijden. Opvallend te vermijden. HU was nu eenmaal een te openhartige natuur om zooiets handig te doen En de dag kwam waarop Elaine hem vroeg: Wat is er toch? Wat ontlcop je mU? Jacques werd rood. Hij zag er slecht uit, zyn oogen liadden in den laatsten tijd de uitdrukking gekregen van een bedroefden hond. Ik? hedemaal nietstel je voor Elaine keek hem scherp aan. Is hot in verband met George, vroeg ze opeens. Jacques werd nog rooder. Ik ehneenjaik wil niet ruzie zaaien.. Ik ben ie heel dank baar voor Je vriendschap, lieve Elaine maar ik wil niet dat die leidt tot on- eenigheden tusschen jou en hem, want.. O zoozei Eaine en liep weg, hem verbluft latende staan Een kwartier later ging zij uit met George, in den dogcart. Jacques stond hen na te kUken voor het raam. onge lukkig on tevreden. Natuirrliik. George had volkomen gelijk.... het was geen toestandhij had zich terug te trek ken.... hy mocht niet staan tusschen twee menschen die zoo goed samen pas ten. Een uur later kwam een doodsbleeke groom den leasen dogcart terugbren gen. De schimmel was met zweet bedek* iedereen snelde toe, een ongeluk ver moedend. Juffrouw Elaine is rüot gewond, zei dc man, maar meneer. Mordu.. Vlug. een dokter! Het paard werd schuw voe ten trein die voorbykwam en sloeg op hol. Meneer Boissier viel uit den wagen, juffrouw Elaine noch ik konden het paard houdenDaar oneens zie ik meneer Mordu wandelen Hy kijkt om, grijpt het paard bij z'n kop. wordt een heel eind meegesleeptafschuweiyk! Maar tenslotte bracht hU het paard tot staan. Een wiel ging nog over hem heen. Marin snelde naar den dokter, de an deren vonden den gewonde en Elaine, Het meisje was lijkbleek. Z11 hield het hoofd van den armen Jacques op haar schoot en streelde zijn haar Hy glimlachte gelukkig, maar na een tyd raakte hij aan 't Uien. Natuurlyk mag ik niet tusschen jullie instaanje hebt groot gelyk, Georgehoewel er toch geen reden isik met mijn gezichtElaine Al den tijd dat men wachtte op den dokter sprak hij van Elaine. Steeds maar van El&ine. Toen men hem naar huls had ver voerd. vroeg Marin aan Elaine: Waar is George toch? Heeft hy zich niet bezeerd toen hii viel? Elaine glimlachte zonderling. HU viel niethy sprong, zei ze. De beide vrienden keken elkaar aan toen ze alleen waren. Dan haalde Marin een rijksdaalder der voorschijn. Ik geloof, dat je 't wint, merkte hij op. De kolonel glimlachte. Ik had altUd 't idee dat hy van t soort is „dat springt", merkte hij op. En lk wist, dat ze te intelligent was om dat niet te merken. Bovendien was ik altyd overtuigd dat ze Jacques zou trouwen. als hij maar den moed kon vinden haar te vragen. Jacques! riep Marin. bijna ontsteld Als hU haar maar vraagt. Elaine's vader kwam binnen. Hij schraapte zijn keel en zei ontroerd: Loopt nog goed afeen paar ribben, een gebroken armik kwam daareven binnen en heb van m'n leven niet zooveel gelukzaligheid op een men- schengezicht gezien. Goeie kerel, Jacques, prachtkerel. Ik heb alle reden om te veronderstellen dat hii haar ge vraagd heeft en dat ze „Ja" heeft ge zegd. Welstamelde Marin Nou? triomfeerde de kolonel. Ze vergisten tóch alle drie Het was Elaine die Jacques gevraagd had. DE TOL BIJ ZAANDIJK. Hoeveel die wel opbrengt. GED. STATEN WEIGEREN INLICHTINGEN TE GEVEN. Dr. M. dc Hartogh heeft de na? volgende vragen bij Gedeputeerde Staten van Noord»Holland ingezon* den: 1. Is het Gedeputeerde Staten be* kend. dat op 2 Januari 1926 op de grens der gemeenten Zaandijk en Wormervecr, op den ccnigcn hoofd* verkeersweg langs de Zaan (Alkmaar* Amsterdam), krachtens raadsbesluit der gemeente Zaandijk, een tol in werking werd gesteld? 2- Is het Gedeputeerde Staten be* kend, dat als reden voor de instel* ling dezer middeleeuwschc vcrkcers* hindernis werd opgegeven: bestrijding der kosten van aanleg en onderhoud van in dc gemeente Zaandijk nie'uw aangelegde hoofdverkeerswegen. en dat het bestuur der gemeente reken* Je op een jaarlijksche opbrengst van 5000? 3. Is het Gedeputeerde Staten be* kend. dat deze tol van 2 Januari J926 tot 1 Juli 1°29 aan de gemeente reeds f 36.000 opbrengt. dus ruim 2 000 meer dan was begroot? Jïn dat dit bedrag van 36.000 wordt verkregen uit de jaarlijksche pacht* semmen, terwijl de pachter in die 3 1/2 jaar zeker 60 000 aan tolgcl* den int, welk bedrag voor de helft wordt opgebracht door dc bewoners der Zaanstreek en voor dc andere helft door het doorgaand verkeer? 4. Achten Gedeputeerde Staten het niet gcwenscht, dat de bedoelde ver» kcersbclcmmcring, waarvoor geen en* kele redelijke grond aanwezig is en althans het beoogde doel verre voorbijstreeft en waardoor velen wor* den genoopt de Zaanstreek te mij» den. worde opgeheven door weigering van goedkeuring der betreffende ge* mccntchcgrooting. waarop jaarlijks onder dc inkomsten een post ..tol» geld" paraisscert? Het antwoord van Gedeputeerde Staten luidt als volgt: Gedeputeerde Staten mecnen zich te moeten onthouden van het geven van een antwoord op bovenstaande vragen, welke betrekking hebben op de verordening op de heffing van tol* gelden in de gemeente Zaandijk, laatstelijk goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 14 Juni 1928. Die vragen, en met name de vierde vraag, betreffen toch geen handc* Iingcn van hun College, als bedoeld ir- dc artikelen 152 tot en met 162 der Provinciale Wet. «ooals die bij de wet van 16 December 1927. S. No. 38S, werd gewijzigd, ten aanzien waarvan Gedeputeerde Staten aan de Staten verantwoording schuldig zijn en alle verlangde inlichtingen moe* ten geven. En alléén omtrent dusdanige han* dolingen kunnen, volgens artikel 38 bis van het Reglement van Orde voor dc vergaderingen der Provinciale Sta* ten. schriftelijke vragen worden ge* daan. BURGEMEESTER DE VLUGT NAAR INDIë. EEN REIS VOOR GEZONDHEID. Het Hbld deelt mede: Op zUn verzoek zal den burgemeester van Amsterdam om gezondheidsredenen door de regee ring een verlof wordPn verleend voor den duur van ten hoogste vier maanden. Deze vncantie zal ingaan cp 27 Decem ber a.s.. op welken datum de burge meester te Amsterdam scheep zal gaan voor een reis naar Nederlandsch-Oost- Indië. Het ligt n!et in de bedoeling van den heer De Vlugt. tóch door een der leden van zjjn gezin te doen vergezellen. Een tameljjk mat stuk. De N. R. Ct schrijft: ..Het kabinet bevindt tóch tegenover een volkomen politieke onzekerheid, waarin tot nu toe geen mensch lijn wis-, te teekenen en die de regeering zich niet geroepen acht, tot opheldering te brengen. Al wat de regeering weet, en voor zich zelve uitgemaakt heeft, is, dat van het oogenblik af, waarop in den poli tieleen toestand de noodige helderheid zal zyn gekomen, haar taak en roeping zal zijn afgeloopen en haar intermezzo tot een einde zal zijn gebracht. Onder deze omstandigheden kon van de Troonrede niet veel meer, dan een ta melijk mat stuk worden verwacht. En de verwachting is uitgekomen. Behalve een weinig zeggend overzicht van den oeco- nomischen en financieelen toestand des lands, hier en in Oost- en West-Indië. dat vooral wat Oost-Indië aangaat wel uiterst sober en onbeduidend is uitgeval len, bevat de Troonrede niet meer, dan de aankondiging van een aantal niet na der gedetailleerde wetsontwerpen over allerlei onderwerpen, die geacht worden binnen de neutrale zone te liggen, en waarvan alleen maar getuigd kan wor den: „we zullen ze afwachten". Het blad verwacht, dat van al de ont werpen die nog gevoegd zullen worden by wat reeds bij de Tweede Kamer aan hangig is, er niet meer dan een paar afgedaan zullen worden. Voorts verheugt het blad zich er over, dat niet zooals het vorige jaar de „myste- rieuse zinsnede", „dat een aanvulling van de wetgeving voorbereid werd ten einde onder alle omstandigheden de mo gelijkheid van het afsluiten van han delsverdragen te behouden en hierdoor het vrije ruilverkeer te bevorderen" in de troonrede voorkwam. „In ieder geval is het stilzwygen der regeering op dit punt teekenend. ZU laat daarmee dit onderwerp als verkiezingspropaganda voor protectionistische partijen liggen, en keert daarmee tot haar neutraal standpunt terug. Een wUs besluit". „Koud noch warm." Het Hbld.: „Psychologisch inzicht ls aan de stel lers dezer troonrede stellig niet te ont zeggen. Zy zijn zich bewust geweest, dat een volk, met een leidsvrouw als ko ningin Wilhehnina gezegend, evenzeer redenen heeft tot erkentelykheid als tot geloof in de toekomst. De woorden kre gen be teekenis door de stem, die ze deed klinken. Niet door den inhoud van dit vlakke staatsstuk, waaraan de verdien ste moet worden toegekend, dat het de zedelljk-staatkundige malaise van nu zuiver weerspiegelt". Voorts begroet het blad met groote voldoening het voornemen om een stevigen wettelijken grondslag te geven aan de bescherming van hetgeen er rest der monumenten van natuur en kunst. Het voornaamste lichtpunt in de Troonrede noemt het blad dat de regee ring wederom voorop stelt, dat de pu blieke lasten moeten worden verlicht. Toch mist het blad nog heel wat, „dat geldt minder nog de aankondiging van concrete plannen dan wel de uiting van den wil van de vigeerende omstandig heden gebruik te maken voor het ge ven van krachtige leiding op allerlei ge bied, dat voor parlementanre regeerin gen bijzondere moeilijkheden oplevert. In dat opzicht klinkt deze troonrede evenals vorige wilsuitingen van dit in termezzo-ministerie ons te Laodiceesch. zy is koud noch warm." Zeldzaam onbeduidend. De TeL noemt het staatsstuk, dat gis teren in de Ridderzaal werd voorgelezen „van een zeldzame onbeduidendheid", het doet door zijn opvallend gemis aan inhoud ernstig afbreuk aan den zin der plechtigheid, waarmede elk jaar het parlement zyn zittingen aanvangt." „Wy vermogen niet in te zien, waarom dit jaar de troonrede moest worden ver vormd, eensdeels tot een marktbericht, waarin verheugende mededeelingen worden gedaan over den stand van den fruitoogst, anderdeels tot een reeks van weinig interessante mededeelingen om trent den stand der conjunctuur, waar over het Centraal Bureau voor de Sta tistiek betere overzichten pleegt te ge ven". „De onbeduidendhend der troonrede 1928 valt niet alleen te verklaren uit de personen der regeerders van thans. Zij is ook een gevolg van het feit, dat nieuwe verkiezingen in aantocht zUn, hetgeen den ministers een „fin de saison"-gevoel bezorgt, al komen zy daardoor niet be paald tot een ministerieelen uitverkoop, Zetbazen staan steeds min of meer apatisch ten opzichte der door hen be heerde ondernemingen. Voor niet als zoodanig bekende zetbazen der coalitie komt daar nog bij de moeilijkheid, dat zij zich door naderende verkiezingen niet kunnen en mogen laten verleiden tot het indienen van reclame-wetsont werpen." „Waschlijst zonder beteekenis". Zoo noemt het Volk de Troonrede, verder ls deze „van minder beteekenis dan ooit" en „een dor, duf, dood staats stuk". „De Troonrede heeft nagenoeg geen praktisch wetgevend belang en zij mist vrUwel alle politiek belang. In politiek opzicht beduidt zU alleen wat, voor zoo verre zy ons nog eens duidelijk maakt, welk een verwerpeiyk instituut een niet-parlementair intermezzo-kabinet als het huidige is". In gelijken geest schrUft de eveneens sociaal-democratische Voorwaarts. Ook schryft het blad: „Zooals de troonrede zwijgt over ver mindering van bewapening, om ontwa pening maar niet te noemen, zoo zwUgt zy over alle groote sociale eischen van de arbeidersklasse. „De sociale paragraaf der troonrede is poover, meer dan poover. Aangekon digd worden wetsontwerpen betreffende minimum-loonen in de hulsindustrie en betreffende de bescherming van jeug dige personen en vrouwen by het ver richten van landbouwarbeld. alsmede een voorstel tot regeling der werkloos heids verzekering. .Het is alles". „Zeer geslaagd." Het Vad. schrijft: De Troonrede is een stuk van beschei denheid en van juist begrip van den politieken toestand, waarin wy verkee- ren. en dus niet uitermate beiangryk. „Toch is de Troonrede niet onbelang rijk, en vooral niet waar be: gaat om wa: in het huidige stadium van de Ne derlandse he politiek het vraagstuk kan genoemd worden: onze lezer zal be grijpen, dat wij daarmede onze verhou ding tot Indiè bedoelen." Het blad is verheugd over het voor nemen om zoowel de schoonheden der natuur als de monumenten te bescher men. „Of de Regeering door het Kellogg- pact als uitbanning van den oorlog te quallficeeren, niet wat al te groote ver wachtingen opwekt, is eene andere vraag. „Gelukkig ontbrak de aanmaning, om alle financieele lichtzinnigheden te ver mijden, niet; de belastingen zyn inder daad nog te zwaar, dan dat de econo mische toestand zich duurzaam zon kunnen verbeteren. En ook wordt tot onze vreugde in de economische para graaf, zy het indirect ontkend dat pro tectie noodig is. Summa summarum, d« Troonrede* is zeer geslaagd, omdat ze ruimschoots gaf wat in de tegenwoor dige politieke onistandlgheiWn moch: verwacht worden." Troonpraatje. „Meer is deze korte rede niet" zegt de Msb. Heel veel belangstelling bestond er voor deze Troonrede, de laatste van dit Kabinet niet. nieuwe richtlijnen in de regeeringspolitdek waren och op sociaal, noch op economisch gebied te wachten en ander werkelyk groot en nieuw werk kan in dit parlementaire jaar toch niet meer op stapel worden gezet." „Onze conclusie is, dat het een troonrede is zonder veel inhoud, waar door de regeering zich niet bloot geeft en waarvoor zy moeiiyk lastig kan wor den gevallen." Een te veel?" De anti-rev. Standaard vindt het goed, dat de Troonrede begint met te wyzen op de zegeningen, waarmede ons volk ook in het afgeloopen jaar is omringd. „Het moet geloofd, dat de Troonrede sober is in toezeggingen. Wij stellen zelfs de vraag, of al hetgeen reeds aan de orde werd gesteld en op afdoening waarvan in de Troonrede zelfs wordt aangedrongen en wat daar thans nog wordt bijgevoegd, niet een te veel biedt." Wat Ned.-Indië betreft, wyst het blad eer op, dat de nadruk hier voorzeker wel mag vallen op den eisch tot voortdu rende waakzaamheid; een waakzaam heid, die zich vooral moet richten op de ongerepte handhaving van het gezag te gen elke revolutionaire poging tot aan randing en ondermijning daarvan. Merkwaardig in menig opzicht. De Chr.-hisfc. Nederlander noemt de Troonrede in menig opzicht merkwaar dig, .merkwaardig om den optimisti- schen toon merkwaardig om de af bakening der houding van de Regee ring ten aanzien harer bemoeiing met het economische leven merkwaardig om het nieuwe werk, dat by den aan vang van het vierde jaar der parlemen taire periode nog in uitzicht wordt ge steld". „Het geeft een gevoel van rust, ja van blijdschap, dat 's Lands Regeering zioh in zoo hoopvollen toon over al deze dingen uitspreekt". Ook dit blad concludeert, dat er meer werk aan den winkel is, dan tot welks afdoening de scheidende Kamer in staat mag worden geacht. Het Uïrechtsch Dagblad schrijft o.a. over de Troonrede: „Wy hopen dat de te waardeeren plannen van de Regeering, die in deae Troonrede als in een zee van leegheid en vaagheid rondzwemmen, tot verwe zenlijking mogen komen. Indien de aangekondigde wetsontwer pen worden afgehandeld, is dat reeds een groot gewin. Bereikt de Regeering dat, dan zal ieder haar dit ledige en onbestemde Staatsstuk vergeven". En de Prov. Groninger Crt schrijft getroffen te zyn door „den blij moedigen toon, waarin het stuk is gesteld, een toon, die slechts eenmaal wordt onder broken, namelijk in de financieele pa ragraaf." NIEUWE LOONREGELING VOOR WAGENVOERDERS DER SPOOR WEGEN. Reeds lang had de Ned. Vereenlging van Spoor- en Tramwegpersoneel er op aangedrongen de Iconen van de wagen voerders te verhoogen. Titans heeft de directie der Spoorwe gen medegedeeld, dat by haar be zwaar bestaat tot incidenteele wijziging van de bezoldiging der wagenvoerders- conducteur ever te gaan en meent dat deze aangelegenheid beter by een alge- meene herziening der loonregeling aan de orde gesteld kan wot-den Intusschen is zU bereid om aan de wagenvoerders-conducteur, dienstdoende als wagenvoerder op de lijn Amsterdam- Rotterdam eene toelage te verleenen van f 0.50 voor iederen dag werkelyken dienst als zoodanig, dus niet by reserve- dienst, rustdag, verlof, en ziekte. Doet de wagenvoerder een gedeelte van den dag dienst op AmsterdamRotterdam en overigens op een ander geëlectrifi- ceerd baanvak dan wondt de toelage t venreöig verminderd in verhouding tot den duur -.-an het dienstdoen op de lyn AmsterdamRotterdam en op de overi ge ïynen. ZORGDE EEN BEWAKER VOOR DE ZAAG? DE ONTSNAPPING TE SCHEVENINGEN. De politie te 's-Gravenhage heeft aan gehouden en in verzekerde bewaring gesteld de ongeveer 35-jarige E. K, ge vangenbewaarder in de bijzondere straf gevangenis te Scheveningen. Hij wordt ervan verdacht behulpzaam te zijn ge weest bU de onlangs plaats gehad heb bende ontvluchting van vier gevangenen uit die gevangenis. Het vermoeden is thans uitgekomen INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel. blijven onze 7 A (BAYERJ Weiger namaak en let er op V j| J dat op elke tablet het woord .BAYER*staat. Prijs 75ets. en gisteren ls de bewaker E. K.. die als wachtgelder reeds ongeveer vyf jaar dienst heeft gedaan, gearresteerd, ver dacht van het tóch laten omkoopen eu bevordering van ontvluchting. Op hei eerste geval staat vier jaar, zoodat de verdachte in voorioopige hechtenis kon worden genomen. Het is een zeer ernstig feit, want de bewaker staat, zooals men weet, onder eede. Naar de N. R. Ct, verneemt komt den directeur Gyze Weenink en den hoofd inspecteur der recherche van den Heu vel de eer van de ontmaskering toe. Het heeft moeite gekost. Het schynt dat een der ontvluchten ook door de mand is •gevallen. Hoe het zy, E. K. wordt ver dacht: le van zich te hebben laten om koopen onder belofte van betaling op later, 2e, dat hy de zaag in de gevange nis heeft gebracht; 3e, dat hy by de voorbereiding van de vlucht en de vlucht heeft geholpen. De verdachte is 36 jaar, oud-sergeant en uit Deventer afkomstig. HET TOONEEL „INTERMEZZO" IN DE RADIO. INDRUKKEN VAN EEN AUTEUR. Tot nu toe had ik mij steeds afzUdig gehouden van „tooneel in de radio". Het tooneel op de planken neemt my al genoeg in beslag, om cok nog van het tooneel in de huiskamer te gaan „ge nieten". Maar nu gisteren myn Inter mezzo uit Hilversum werd „uitgespro ken", heb ik aan ds uitnoodlging van 'n paar goede vrienden om myn bly- spelletje by hen te komen hooren, ge volg gegeven en heb ik myn geestes- kindje in den loudspeaker aangehoord. Wonderlyke gewaarwording! Een stukje, dat je Je als tooneel hebt ge dacht tot je hooren komen zonder eenige actie, enkel als dialoog. Het ls of je achter de coulisses een opvoering meemaakt. Hoe myn .'ndruk nu is van dit soort tooneel in de huiskamer? Ik meen, dat de indruk van den auteur zelf nooit zuiver kan zijn, omdat hy in zyn verbeelding zUn werk ziet spelen. Ik zag Frans mistroostig opkomen, zag hem zy'n jas uittrekken en door de kamer ysberen, ik zag Dolf en Frans alle pau zes aanvullen met hun actie. Maar doen de andere luisteraars dat ook? Ik weet wel zeker van niet. Die gebruiken de rusten voor hun vraag: ,,'n Sigaar?" of „JU nog 'n whlsky-soda?" Ja, het zyn de rusten vooral, die Ja telkens doen beseffen, dat tooneel in de radio wel heel erg Ersatz ls. Op het tooneel zyn de pauzes, de rusten dik wijls de belangrykste momenten; zy vullen aan, bereiden voor, brengen de stemming. De rust ln de radio doet daarentegen juist het tegenovergstelde en verbreekt alle stemming! Je kykt naar de loudspeaker, je wacht op den Mexicaanschen hond. je maakt 'n grapje tegen je buurdame, je drinkt je glas uit, in het kort, ,1e zit met elka rust midden in de leskamer en bent er dus totaal uit. De spelers aan den anderen kant van de radio begrUpen dat niet. Die weten uit ondervinding hoe beiangryk de rus.en op het tooneel zyn en meenen er dus ook in de radio een effect mee te zullen bereiken. Maar dat blijkt nu juist glad mis te zUn! Na myn ondervinding van gisteren heb ik begrepen, dat elke rustpoos in de radio uit den boo ze is en ik zou allen spelers voor de radio wel willen toeroe pen: „Onderbreekt niet! Neemt de rus ten zoo kort mogelyk! Zet het tempo aan en geeft den luisteraars geen tyd om tot hen zelf te komen! Speelt zoo veel mogelyk door!" Of de dialoog in de radio precies zoo klinkt als van het tooneel? Bij de drie optredenden van gisteren was dat alleen by Janny van Oogen het geval! zy sprak het natuuriyiot. het meest ge woon. Maar lk voelde dat de twee hee- ren Frits en Dolf Bouwmeester de ontbrekende actie dcor sterkert dictie wilden compenseeren, hetgeen heel be- grijpelyk was. doch het woord kreeg er iets nadrukkelijks door, wat het effect van een licht Fransch-gedacht biUspel- letje niet verhoogde. Of deze „zitting" my nu bekeerd heeft en my tot een voors/ander van het tooneel door de radio heeft ge maakt? Ik zou het niet graag willen beweren. Het viel my na de weinige verwachting, die ik ervan had nog mee, wat voor een deel aan Intermezzo te danken was. Men zie hier geen mis plaatste ydelheid ir.. Intermezzo is voornamelijk dialoog, moet het succes dus meer hebben van den tekst dan van het spel. Dit bleek voor de radio een groot voordeel. Maar hoe het een auteur zal vergaan, die esn stuk. dat sterke actie en veel stil spel verlangt, door de radio moet aanhooren? Ik wil er niet aan denken! Het moet zoo ongeveer als 'n nachtmerrie zyn, waarin je je eigc-a kind aan mooten ziet snyden. J. B. SCHUIL.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 10