w
H. D. VERTELLINGEN
'^Asiillers!
pinn
DE TROONREDE IN DE PERS.
4 PÜn~
Tabletten
HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 19 SEPT. 1928
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden J
Om een Rijksdaalder
door JEAN CORINCIÏE.
Over het algemeen zön zulke van
te voren bekokstoofde verlovingen al bij
voorbaat ook een mislukkingmaar
hier ziet het er naar uit, of alles prach
tig in orde komt.
De spreker was Jean Marin, een
forsch man van middelbaren leeftijd, die
met zijn vriend kolonel Hormit, stond
toe te kijken by een partij tennis.
Ben beter paar kun je toch eigen
lijk niet bedenkenElaine 2500 mooi.
Intelligent^ aantrekkelij:, en George
BoissLer....
De kolanel beek van het werkelijk
heel mooie meisje naar haar partner,
een knappen, levendigen jongeman, die
goed tenniste.
En daarbij van goede familie, met
een uitstekende toekomsten belden
hebben geld.... Nu weet ik wel. dat
alles heeft met genegenheid niet te
maken, maar ik geloof, dat ook dat wel
in orde komt. George is dol verliefd op
Elaine en zyhet komt me voor dit
ze hem verkiest boven alle anderen.
De kolonel glimlachte.
Och, wat weet men daar ooit van.
beste Marin?
Marin was een beetje béleetfigd.
Je vergeet, dat ik Elaine al jaren
ken.... ik was al met haar vader be
vriend, toen ze nog een kind was, En
ik kaïn je verzekeren, dat ik baar nog
nooit iemand zooveel gunsten heb zien
b:\vljzen die kleine, verwende prin
ses. Dat wordt een paar
De kolonel schuddie ziln hoofd.
Ik wed met je om een rijksdaalder,
zei hij glimlachend, dat Elaine hem niet
trouwt.
Op dat moment voegde zich Jacques
Mordu by hen. HU zag er warm uit, zijn
borstelig haar stond overeind en zijn
leelyk gezicht was rood, Hii had ge-
tiacht, ook te tennissen en aangezien
hU in al dergelijke dingen erg onhandig
was, kostten ze hem veel inspanning
Maar dat bedierf zyn goede humeur
evenmin als de spofcternyen van zyn
medespelers.
Hij keek naar George met een gezicht
stralend van trots, alsof dieze Jongeman
ep een of andere manier hem toebehoor
de en een deel van zijn glorie op hem
al straalde.
Die Geomge kan nu letterlijk alles
goed, zei hij.
De kolonel keek hem eens aan.
Ja, het is een bandage jangen, zei
hij droog Een van de jongens bU wie
domme meisjes er met open oogen in-
vLegen....
HU wandelde weg en Jacques merkte
op. toen hij buiten gehoor was:
Merkwaardige venthy schUnt
kt> tegen George te hebben. Ik vraag
j., je hoeft toch niet dom te zijn, om
rvii knappe intelligente vent als
George te kiezen? Als ik een meisje
was....
Martin koek hom aan.
Knapheid is niet alles, zei hU.
De ander lachte.
Als men zoo'n gezicht heeft als ik,
beweert men dat niet zoo licht, zei hU,
zonder bitterheid.
De party was uit, Elaine, mooier dan
ooit met haar blos van opwinding en
het blonde haar wat verward om haar
gez.chtje, kwam naar hen toe.
Zoo, Jacques, zei ze. kameraad -
schappelijk.
Marin merkte op, dat zU met Jacques
nooit den ietwat coquetten toon aansloeg
waarmee ze haar diverse aanbidders toe
sprak. Ze was altyd eenvoudig en ka-
meraadBohappeiyk tegen hem en
Jacques, hoewel men blind liad moeten
zijn om de aanbidding niet uit zijn oogen
te zien stralen, sprak in juist denizell'den
toon tegen haar. BUna alsof ze broer en
zuster waren
O Jacques, wees een engel en haal
mijn fleschje eau-de-cologne.op mijn
kamer, op de toilettafel staat het.
Jacques rende weg.
Hot knechtje, zed George, zwaaiend
met zUn racket.
Elaine keek hem aan.
De galante ridder, bedoel Je, zei ze
kooltjes.
HU lachte.
Mm kan zloh het begrip „ridder"
niet voorstellen bij den goeden Jacques.
Als jongen heb ik eens kleine hondjes
gehad, waarvan or een zóó leelijk was.
ckvt ik het verdronkAan dat hondje
doet Jacques me altUd donken.
Elaine speelde met haar racket. Ze
zei, na een oogenbllk, od een toon die
geen tegenspraak meer duldde:
Jacques heeft de mooiste oogen die
ik nog ooit gezien heb
Jacques kwam aanrennen. En Marin.
die hem onwillekeurig er op aankeek,
moest erkennen dat Elaine gelijk had.
In ierdaad, men merkte liet gewoonlijk
r.iot op m een zoo leeiyk gezicht, maar
Jacques had buitengewoon mooie
oogen.
Marin stak zUn arm door dien van
het meisje toen ze naar het huis lie
pen óm te gaan theedrinken.
Ut vind het lief van je. kind, zei
hij, dat je hot voor Je ouden vriend
Jacques opnamde arme iongen kan
hc. niet helpen dat hU leelijk Is, en
zijn hart is goed.
(jcorge mokte. HU kon slecht verdra
gen dat Elaine, over wien ook. zich gun
stig uitliet. En speciaal had hii er altijd
plzüier in. den armen Jacques of te
kammen. Die toch werkelijk, van alle
jongelui die Elaine omringden, de be-
seheidenste aanbidder was. HU scheen
het als vanzelfsprekend te beschouwen.
ri.„t Elaine met Goorge zou trouwen. Het
i.s eon prachtig paar. zei hii. en kon ze
0 trotsch nakijken alsof ze ziin kinde
ren waren. In ziln bewondering voor
O. orge lag iets aandoenlijks, Er was
geen spoor in van Jaloezie en daarente
gen gunde George hem niet do kame-
1 .mdschappelyke vriendelijkheid va1;
Elaine.
Torn kwam Georges oom een bezoek
brengen op liet lanclgocd. HU kende
Elaine's ouders zeer goed en het was
algemeen bekend dat bil. als kinderloos
vrijgezel, van plan scheen, ziin neef tot
erfgenaam te benoemen. Het was een
lastige arrogante, oude heer die in veel
opzichten van George weg had.
Men dronk thee in den tuin. De kolo-
nel zat er, Elaine's ouders. George naast
zUn oom, Elaine zelf.' en Marin.
George's oom was met ziln auto ge
komen. Het was de eerste maal dat hi;
hier was. En, dit ter verduidelijking, hij
kende Jacques alleen van hooren spre
ken.
Toen kwam Jacques over het grasveld
naar de theetafel toe. Hy droeg een van
zUn oudste pakken, want hij had ge
roeid. En in zijn armen hield hy een
ongeloofeiyk leelijk en vuil hondje, dat
jankte en zich kromde van pijn. Elaine
slaakte een kreet Ze was erg gehecht
aan Jacques' leelijk maar aardig hondje
Puck. Maar haar oogen rustten nu op
het gezicht van haar ouden vriend. Zij
las er iets in dat haar geheel vreemd
was. Woede, een blinde, razende woede.
Weet u. begon Jacques en keek den
oom van George aan, dat u mijn hond
heeft overreden en dat u 't blijkbaar niet
noodig vond, even op te houden, toen
ik riep?
De oom van George keek op. Hy mon
sterde met minachtenden blik het jong-
mensch in zUn smoezelig pak. het jam
merende hondje, schudde dan zUn hoofd
met een lachje dat wilde zeggen: wal
een drukte en zei:
MUn beste man, het spijt me, hoor
Hierkoop Je een ander mormel.
En hij haalde zUn portefeuille te voor
schijn.
Proleet, zei Jacques, langzaam en
duidelijk, jy schooier en dégénéré, JU ka
rikatuur, je waagt het, me geld aan te
bieden? Maak dat je weg komt, of ik
zal mijn handen aan je vuil maken. Hij
legde behoedzaam den hond in Elaines
schoot en kwam dreigend naar George's
oom toe.
Jacques, ben Je gek? riep George.
Voor het eerst was er „met Jacques
niet te redeneeren", zooals George later
zei. Hy vervolgde yzig:
Als Je een greintje menscheiyk fat
soen had, zou Je tenminste even zijn op
gehouden. Of je zou je nu anders heb
ben gedragen. Maar omdat je me zeker
aanzag voor een of anderen armen
drommel, kwam het er niet on aan, hè?
Ik wil geen vyf minuten langer je ver
waande domme hoofd zien. verstaan?
George was buiten zichzelf. Hy raasde
en tierde. ZUn oom zou hem onterven.
Wat hy inderdaad deed. Om hot feit,
dat z'n neef hem niet te hülD was ge
komen.
Wat had ik moeten doen? tierde
George. Men vecht niet met een krank -
krankzinnige.
De woede van Jacques was allang ge
zakt. Hy zag er bleek en bedrukt uit.
Maar Elaine ging naar hem toe en
deed iets ongelooflijks. Zil nam zUn
hoofd tusschen haar handen en kuste
hem, ton aansclwuwe van het heele ge
zelschap.
Vandaag heb ik je vijf minuten
liefgehad Jacques, zei ze.
Jacques staarde haar aan. Maar zij
draaide rond op haar hak en liep weg
om den hoard te gaan verzorgen.
George rende haar na en Marin was
de eemge die opmerkte, hoe Jacques
langzaam wegliep, zonder iemand meer
aan te zien, met een uitdrukking van
verwarring en pijn op het gezicht die
den ouderen man door het hart sneed.
En Marin hoorde hem fluisteren:
Wees nou geen gekwees nou
in Godsnaam geen gek....
Elaine, zei Marin dien avond tegen
het meisje, je moet niet spelen met
Jacques. Daarvoor is hy te goed.
Ik begryp u niet, antwoordde het
meisje.
Je bedoelt het niet kwaad.... je
hebt je geërgerd aan George en
maar laat daarom Jacques niet er onder
lUden.... Vergeet niet. dat hii je lief
heeften liefde is nóóit belachelijk.
Elaine keek hem een moment ver
baasd aan. Toen keerde ze tóch. tot zijn
verwondering zwijgend af en liep weg.
De toestand was zeer gespannen na
dien dag. Elaine en George 1 radden ge
twist. George had zyn woede gekoeld op
Jacques en deze deed wanhopige po
gingen om alles weer in het reine te
krUgen
Elaine, het is alles miin schuld,
jammerde hy. Laat ik toch Jullie geluk
niet verstoren.... het spijt me zoo
Als Ik er Iets mee kan goedmaken wil Ik
desnoods wel aan dien oom schrijven.
Als je dat doet, zei Elaine, dan kijk
ik je nooit meer aan. En ze smeet de
deur achter tóch dicht.
Toen begon Jacques Elaine te ver
mijden. Opvallend te vermijden. HU was
nu eenmaal een te openhartige natuur
om zooiets handig te doen En de dag
kwam waarop Elaine hem vroeg:
Wat is er toch? Wat ontlcop je
mU?
Jacques werd rood. Hij zag er slecht
uit, zyn oogen liadden in den laatsten
tijd de uitdrukking gekregen van een
bedroefden hond.
Ik? hedemaal nietstel je
voor
Elaine keek hem scherp aan.
Is hot in verband met George,
vroeg ze opeens.
Jacques werd nog rooder.
Ik ehneenjaik wil
niet ruzie zaaien.. Ik ben ie heel dank
baar voor Je vriendschap, lieve Elaine
maar ik wil niet dat die leidt tot on-
eenigheden tusschen jou en hem, want..
O zoozei Eaine en liep weg,
hem verbluft latende staan
Een kwartier later ging zij uit met
George, in den dogcart. Jacques stond
hen na te kUken voor het raam. onge
lukkig on tevreden. Natuirrliik. George
had volkomen gelijk.... het was geen
toestandhij had zich terug te trek
ken.... hy mocht niet staan tusschen
twee menschen die zoo goed samen pas
ten.
Een uur later kwam een doodsbleeke
groom den leasen dogcart terugbren
gen. De schimmel was met zweet bedek*
iedereen snelde toe, een ongeluk ver
moedend.
Juffrouw Elaine is rüot gewond, zei
dc man, maar meneer. Mordu.. Vlug.
een dokter! Het paard werd schuw voe
ten trein die voorbykwam en sloeg op
hol. Meneer Boissier viel uit den wagen,
juffrouw Elaine noch ik konden het
paard houdenDaar oneens zie ik
meneer Mordu wandelen Hy kijkt om,
grijpt het paard bij z'n kop. wordt een
heel eind meegesleeptafschuweiyk!
Maar tenslotte bracht hU het paard tot
staan. Een wiel ging nog over hem heen.
Marin snelde naar den dokter, de an
deren vonden den gewonde en Elaine,
Het meisje was lijkbleek. Z11 hield het
hoofd van den armen Jacques op haar
schoot en streelde zijn haar
Hy glimlachte gelukkig, maar na een
tyd raakte hij aan 't Uien.
Natuurlyk mag ik niet tusschen
jullie instaanje hebt groot gelyk,
Georgehoewel er toch geen reden
isik met mijn gezichtElaine
Al den tijd dat men wachtte op den
dokter sprak hij van Elaine. Steeds maar
van El&ine.
Toen men hem naar huls had ver
voerd. vroeg Marin aan Elaine:
Waar is George toch? Heeft hy
zich niet bezeerd toen hii viel?
Elaine glimlachte zonderling.
HU viel niethy sprong, zei ze.
De beide vrienden keken elkaar aan
toen ze alleen waren. Dan haalde Marin
een rijksdaalder der voorschijn.
Ik geloof, dat je 't wint, merkte hij
op. De kolonel glimlachte.
Ik had altUd 't idee dat hy van t
soort is „dat springt", merkte hij op. En
lk wist, dat ze te intelligent was om dat
niet te merken. Bovendien was ik altyd
overtuigd dat ze Jacques zou trouwen.
als hij maar den moed kon vinden haar
te vragen.
Jacques! riep Marin. bijna ontsteld
Als hU haar maar vraagt.
Elaine's vader kwam binnen. Hij
schraapte zijn keel en zei ontroerd:
Loopt nog goed afeen paar
ribben, een gebroken armik kwam
daareven binnen en heb van m'n leven
niet zooveel gelukzaligheid op een men-
schengezicht gezien. Goeie kerel,
Jacques, prachtkerel. Ik heb alle reden
om te veronderstellen dat hii haar ge
vraagd heeft en dat ze „Ja" heeft ge
zegd.
Welstamelde Marin
Nou? triomfeerde de kolonel.
Ze vergisten tóch alle drie Het was
Elaine die Jacques gevraagd had.
DE TOL BIJ ZAANDIJK.
Hoeveel die wel
opbrengt.
GED. STATEN WEIGEREN
INLICHTINGEN TE GEVEN.
Dr. M. dc Hartogh heeft de na?
volgende vragen bij Gedeputeerde
Staten van Noord»Holland ingezon*
den:
1. Is het Gedeputeerde Staten be*
kend. dat op 2 Januari 1926 op de
grens der gemeenten Zaandijk en
Wormervecr, op den ccnigcn hoofd*
verkeersweg langs de Zaan (Alkmaar*
Amsterdam), krachtens raadsbesluit
der gemeente Zaandijk, een tol in
werking werd gesteld?
2- Is het Gedeputeerde Staten be*
kend, dat als reden voor de instel*
ling dezer middeleeuwschc vcrkcers*
hindernis werd opgegeven: bestrijding
der kosten van aanleg en onderhoud
van in dc gemeente Zaandijk nie'uw
aangelegde hoofdverkeerswegen. en
dat het bestuur der gemeente reken*
Je op een jaarlijksche opbrengst van
5000?
3. Is het Gedeputeerde Staten be*
kend. dat deze tol van 2 Januari J926
tot 1 Juli 1°29 aan de gemeente
reeds f 36.000 opbrengt. dus ruim
2 000 meer dan was begroot? Jïn
dat dit bedrag van 36.000 wordt
verkregen uit de jaarlijksche pacht*
semmen, terwijl de pachter in die
3 1/2 jaar zeker 60 000 aan tolgcl*
den int, welk bedrag voor de helft
wordt opgebracht door dc bewoners
der Zaanstreek en voor dc andere helft
door het doorgaand verkeer?
4. Achten Gedeputeerde Staten het
niet gcwenscht, dat de bedoelde ver»
kcersbclcmmcring, waarvoor geen en*
kele redelijke grond aanwezig is en
althans het beoogde doel verre
voorbijstreeft en waardoor velen wor*
den genoopt de Zaanstreek te mij»
den. worde opgeheven door weigering
van goedkeuring der betreffende ge*
mccntchcgrooting. waarop jaarlijks
onder dc inkomsten een post ..tol»
geld" paraisscert?
Het antwoord van Gedeputeerde
Staten luidt als volgt:
Gedeputeerde Staten mecnen zich
te moeten onthouden van het geven
van een antwoord op bovenstaande
vragen, welke betrekking hebben op
de verordening op de heffing van tol*
gelden in de gemeente Zaandijk,
laatstelijk goedgekeurd bij Koninklijk
Besluit van 14 Juni 1928.
Die vragen, en met name de vierde
vraag, betreffen toch geen handc*
Iingcn van hun College, als bedoeld
ir- dc artikelen 152 tot en met 162
der Provinciale Wet. «ooals die bij
de wet van 16 December 1927. S. No.
38S, werd gewijzigd, ten aanzien
waarvan Gedeputeerde Staten aan de
Staten verantwoording schuldig zijn
en alle verlangde inlichtingen moe*
ten geven.
En alléén omtrent dusdanige han*
dolingen kunnen, volgens artikel 38
bis van het Reglement van Orde voor
dc vergaderingen der Provinciale Sta*
ten. schriftelijke vragen worden ge*
daan.
BURGEMEESTER
DE VLUGT NAAR INDIë.
EEN REIS VOOR GEZONDHEID.
Het Hbld deelt mede: Op zUn verzoek
zal den burgemeester van Amsterdam
om gezondheidsredenen door de regee
ring een verlof wordPn verleend voor
den duur van ten hoogste vier maanden.
Deze vncantie zal ingaan cp 27 Decem
ber a.s.. op welken datum de burge
meester te Amsterdam scheep zal gaan
voor een reis naar Nederlandsch-Oost-
Indië.
Het ligt n!et in de bedoeling van den
heer De Vlugt. tóch door een der leden
van zjjn gezin te doen vergezellen.
Een tameljjk mat stuk.
De N. R. Ct schrijft:
..Het kabinet bevindt tóch tegenover
een volkomen politieke onzekerheid,
waarin tot nu toe geen mensch lijn wis-,
te teekenen en die de regeering zich
niet geroepen acht, tot opheldering te
brengen. Al wat de regeering weet, en
voor zich zelve uitgemaakt heeft, is, dat
van het oogenblik af, waarop in den poli
tieleen toestand de noodige helderheid
zal zyn gekomen, haar taak en roeping
zal zijn afgeloopen en haar intermezzo
tot een einde zal zijn gebracht.
Onder deze omstandigheden kon van
de Troonrede niet veel meer, dan een ta
melijk mat stuk worden verwacht. En de
verwachting is uitgekomen. Behalve een
weinig zeggend overzicht van den oeco-
nomischen en financieelen toestand des
lands, hier en in Oost- en West-Indië.
dat vooral wat Oost-Indië aangaat wel
uiterst sober en onbeduidend is uitgeval
len, bevat de Troonrede niet meer, dan
de aankondiging van een aantal niet na
der gedetailleerde wetsontwerpen over
allerlei onderwerpen, die geacht worden
binnen de neutrale zone te liggen, en
waarvan alleen maar getuigd kan wor
den: „we zullen ze afwachten".
Het blad verwacht, dat van al de ont
werpen die nog gevoegd zullen worden
by wat reeds bij de Tweede Kamer aan
hangig is, er niet meer dan een paar
afgedaan zullen worden.
Voorts verheugt het blad zich er over,
dat niet zooals het vorige jaar de „myste-
rieuse zinsnede", „dat een aanvulling
van de wetgeving voorbereid werd ten
einde onder alle omstandigheden de mo
gelijkheid van het afsluiten van han
delsverdragen te behouden en hierdoor
het vrije ruilverkeer te bevorderen" in
de troonrede voorkwam. „In ieder geval
is het stilzwygen der regeering op dit
punt teekenend. ZU laat daarmee dit
onderwerp als verkiezingspropaganda
voor protectionistische partijen liggen,
en keert daarmee tot haar neutraal
standpunt terug.
Een wUs besluit".
„Koud noch warm."
Het Hbld.:
„Psychologisch inzicht ls aan de stel
lers dezer troonrede stellig niet te ont
zeggen. Zy zijn zich bewust geweest, dat
een volk, met een leidsvrouw als ko
ningin Wilhehnina gezegend, evenzeer
redenen heeft tot erkentelykheid als tot
geloof in de toekomst. De woorden kre
gen be teekenis door de stem, die ze deed
klinken. Niet door den inhoud van dit
vlakke staatsstuk, waaraan de verdien
ste moet worden toegekend, dat het de
zedelljk-staatkundige malaise van nu
zuiver weerspiegelt".
Voorts begroet het blad met groote
voldoening het voornemen om een
stevigen wettelijken grondslag te geven
aan de bescherming van hetgeen er rest
der monumenten van natuur en kunst.
Het voornaamste lichtpunt in de
Troonrede noemt het blad dat de regee
ring wederom voorop stelt, dat de pu
blieke lasten moeten worden verlicht.
Toch mist het blad nog heel wat, „dat
geldt minder nog de aankondiging van
concrete plannen dan wel de uiting van
den wil van de vigeerende omstandig
heden gebruik te maken voor het ge
ven van krachtige leiding op allerlei ge
bied, dat voor parlementanre regeerin
gen bijzondere moeilijkheden oplevert.
In dat opzicht klinkt deze troonrede
evenals vorige wilsuitingen van dit in
termezzo-ministerie ons te Laodiceesch.
zy is koud noch warm."
Zeldzaam onbeduidend.
De TeL noemt het staatsstuk, dat gis
teren in de Ridderzaal werd voorgelezen
„van een zeldzame onbeduidendheid",
het doet door zijn opvallend gemis aan
inhoud ernstig afbreuk aan den zin der
plechtigheid, waarmede elk jaar het
parlement zyn zittingen aanvangt."
„Wy vermogen niet in te zien, waarom
dit jaar de troonrede moest worden ver
vormd, eensdeels tot een marktbericht,
waarin verheugende mededeelingen
worden gedaan over den stand van den
fruitoogst, anderdeels tot een reeks van
weinig interessante mededeelingen om
trent den stand der conjunctuur, waar
over het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek betere overzichten pleegt te ge
ven".
„De onbeduidendhend der troonrede
1928 valt niet alleen te verklaren uit de
personen der regeerders van thans. Zij
is ook een gevolg van het feit, dat nieuwe
verkiezingen in aantocht zUn, hetgeen
den ministers een „fin de saison"-gevoel
bezorgt, al komen zy daardoor niet be
paald tot een ministerieelen uitverkoop,
Zetbazen staan steeds min of meer
apatisch ten opzichte der door hen be
heerde ondernemingen. Voor niet als
zoodanig bekende zetbazen der coalitie
komt daar nog bij de moeilijkheid, dat
zij zich door naderende verkiezingen
niet kunnen en mogen laten verleiden
tot het indienen van reclame-wetsont
werpen."
„Waschlijst zonder beteekenis".
Zoo noemt het Volk de Troonrede,
verder ls deze „van minder beteekenis
dan ooit" en „een dor, duf, dood staats
stuk".
„De Troonrede heeft nagenoeg geen
praktisch wetgevend belang en zij mist
vrUwel alle politiek belang. In politiek
opzicht beduidt zU alleen wat, voor zoo
verre zy ons nog eens duidelijk maakt,
welk een verwerpeiyk instituut een
niet-parlementair intermezzo-kabinet als
het huidige is".
In gelijken geest schrUft de eveneens
sociaal-democratische Voorwaarts. Ook
schryft het blad:
„Zooals de troonrede zwijgt over ver
mindering van bewapening, om ontwa
pening maar niet te noemen, zoo zwUgt
zy over alle groote sociale eischen van
de arbeidersklasse.
„De sociale paragraaf der troonrede
is poover, meer dan poover. Aangekon
digd worden wetsontwerpen betreffende
minimum-loonen in de hulsindustrie en
betreffende de bescherming van jeug
dige personen en vrouwen by het ver
richten van landbouwarbeld. alsmede
een voorstel tot regeling der werkloos
heids verzekering.
.Het is alles".
„Zeer geslaagd."
Het Vad. schrijft:
De Troonrede is een stuk van beschei
denheid en van juist begrip van den
politieken toestand, waarin wy verkee-
ren. en dus niet uitermate beiangryk.
„Toch is de Troonrede niet onbelang
rijk, en vooral niet waar be: gaat om
wa: in het huidige stadium van de Ne
derlandse he politiek het vraagstuk
kan genoemd worden: onze lezer zal be
grijpen, dat wij daarmede onze verhou
ding tot Indiè bedoelen."
Het blad is verheugd over het voor
nemen om zoowel de schoonheden der
natuur als de monumenten te bescher
men.
„Of de Regeering door het Kellogg-
pact als uitbanning van den oorlog te
quallficeeren, niet wat al te groote ver
wachtingen opwekt, is eene andere
vraag.
„Gelukkig ontbrak de aanmaning, om
alle financieele lichtzinnigheden te ver
mijden, niet; de belastingen zyn inder
daad nog te zwaar, dan dat de econo
mische toestand zich duurzaam zon
kunnen verbeteren. En ook wordt tot
onze vreugde in de economische para
graaf, zy het indirect ontkend dat pro
tectie noodig is. Summa summarum, d«
Troonrede* is zeer geslaagd, omdat ze
ruimschoots gaf wat in de tegenwoor
dige politieke onistandlgheiWn moch:
verwacht worden."
Troonpraatje.
„Meer is deze korte rede niet" zegt de
Msb. Heel veel belangstelling bestond er
voor deze Troonrede, de laatste van dit
Kabinet niet. nieuwe richtlijnen in de
regeeringspolitdek waren och op sociaal,
noch op economisch gebied te wachten
en ander werkelyk groot en nieuw werk
kan in dit parlementaire jaar toch niet
meer op stapel worden gezet."
„Onze conclusie is, dat het een
troonrede is zonder veel inhoud, waar
door de regeering zich niet bloot geeft
en waarvoor zy moeiiyk lastig kan wor
den gevallen."
Een te veel?"
De anti-rev. Standaard vindt het goed,
dat de Troonrede begint met te wyzen
op de zegeningen, waarmede ons volk
ook in het afgeloopen jaar is omringd.
„Het moet geloofd, dat de Troonrede
sober is in toezeggingen. Wij stellen
zelfs de vraag, of al hetgeen reeds aan
de orde werd gesteld en op afdoening
waarvan in de Troonrede zelfs wordt
aangedrongen en wat daar thans nog
wordt bijgevoegd, niet een te veel biedt."
Wat Ned.-Indië betreft, wyst het blad
eer op, dat de nadruk hier voorzeker wel
mag vallen op den eisch tot voortdu
rende waakzaamheid; een waakzaam
heid, die zich vooral moet richten op de
ongerepte handhaving van het gezag te
gen elke revolutionaire poging tot aan
randing en ondermijning daarvan.
Merkwaardig in menig
opzicht.
De Chr.-hisfc. Nederlander noemt de
Troonrede in menig opzicht merkwaar
dig, .merkwaardig om den optimisti-
schen toon merkwaardig om de af
bakening der houding van de Regee
ring ten aanzien harer bemoeiing met
het economische leven merkwaardig
om het nieuwe werk, dat by den aan
vang van het vierde jaar der parlemen
taire periode nog in uitzicht wordt ge
steld".
„Het geeft een gevoel van rust, ja
van blijdschap, dat 's Lands Regeering
zioh in zoo hoopvollen toon over al deze
dingen uitspreekt".
Ook dit blad concludeert, dat er meer
werk aan den winkel is, dan tot welks
afdoening de scheidende Kamer in staat
mag worden geacht.
Het Uïrechtsch Dagblad schrijft o.a.
over de Troonrede:
„Wy hopen dat de te waardeeren
plannen van de Regeering, die in deae
Troonrede als in een zee van leegheid
en vaagheid rondzwemmen, tot verwe
zenlijking mogen komen.
Indien de aangekondigde wetsontwer
pen worden afgehandeld, is dat reeds
een groot gewin. Bereikt de Regeering
dat, dan zal ieder haar dit ledige en
onbestemde Staatsstuk vergeven".
En de Prov. Groninger Crt schrijft
getroffen te zyn door „den blij moedigen
toon, waarin het stuk is gesteld, een
toon, die slechts eenmaal wordt onder
broken, namelijk in de financieele pa
ragraaf."
NIEUWE LOONREGELING VOOR
WAGENVOERDERS DER SPOOR
WEGEN.
Reeds lang had de Ned. Vereenlging
van Spoor- en Tramwegpersoneel er op
aangedrongen de Iconen van de wagen
voerders te verhoogen.
Titans heeft de directie der Spoorwe
gen medegedeeld, dat by haar be
zwaar bestaat tot incidenteele wijziging
van de bezoldiging der wagenvoerders-
conducteur ever te gaan en meent dat
deze aangelegenheid beter by een alge-
meene herziening der loonregeling aan
de orde gesteld kan wot-den
Intusschen is zU bereid om aan de
wagenvoerders-conducteur, dienstdoende
als wagenvoerder op de lijn Amsterdam-
Rotterdam eene toelage te verleenen
van f 0.50 voor iederen dag werkelyken
dienst als zoodanig, dus niet by reserve-
dienst, rustdag, verlof, en ziekte. Doet
de wagenvoerder een gedeelte van den
dag dienst op AmsterdamRotterdam
en overigens op een ander geëlectrifi-
ceerd baanvak dan wondt de toelage
t venreöig verminderd in verhouding tot
den duur -.-an het dienstdoen op de lyn
AmsterdamRotterdam en op de overi
ge ïynen.
ZORGDE EEN BEWAKER
VOOR DE ZAAG?
DE ONTSNAPPING TE
SCHEVENINGEN.
De politie te 's-Gravenhage heeft aan
gehouden en in verzekerde bewaring
gesteld de ongeveer 35-jarige E. K, ge
vangenbewaarder in de bijzondere straf
gevangenis te Scheveningen. Hij wordt
ervan verdacht behulpzaam te zijn ge
weest bU de onlangs plaats gehad heb
bende ontvluchting van vier gevangenen
uit die gevangenis.
Het vermoeden is thans uitgekomen
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regel.
blijven onze
7 A
(BAYERJ
Weiger namaak en let er op V j| J
dat op elke tablet het woord
.BAYER*staat. Prijs 75ets.
en gisteren ls de bewaker E. K.. die als
wachtgelder reeds ongeveer vyf jaar
dienst heeft gedaan, gearresteerd, ver
dacht van het tóch laten omkoopen eu
bevordering van ontvluchting. Op hei
eerste geval staat vier jaar, zoodat de
verdachte in voorioopige hechtenis kon
worden genomen. Het is een zeer ernstig
feit, want de bewaker staat, zooals men
weet, onder eede.
Naar de N. R. Ct, verneemt komt den
directeur Gyze Weenink en den hoofd
inspecteur der recherche van den Heu
vel de eer van de ontmaskering toe. Het
heeft moeite gekost. Het schynt dat een
der ontvluchten ook door de mand is
•gevallen. Hoe het zy, E. K. wordt ver
dacht: le van zich te hebben laten om
koopen onder belofte van betaling op
later, 2e, dat hy de zaag in de gevange
nis heeft gebracht; 3e, dat hy by de
voorbereiding van de vlucht en de vlucht
heeft geholpen.
De verdachte is 36 jaar, oud-sergeant
en uit Deventer afkomstig.
HET TOONEEL
„INTERMEZZO" IN DE RADIO.
INDRUKKEN VAN EEN
AUTEUR.
Tot nu toe had ik mij steeds afzUdig
gehouden van „tooneel in de radio".
Het tooneel op de planken neemt my al
genoeg in beslag, om cok nog van het
tooneel in de huiskamer te gaan „ge
nieten". Maar nu gisteren myn Inter
mezzo uit Hilversum werd „uitgespro
ken", heb ik aan ds uitnoodlging van
'n paar goede vrienden om myn bly-
spelletje by hen te komen hooren, ge
volg gegeven en heb ik myn geestes-
kindje in den loudspeaker aangehoord.
Wonderlyke gewaarwording! Een
stukje, dat je Je als tooneel hebt ge
dacht tot je hooren komen zonder
eenige actie, enkel als dialoog. Het ls
of je achter de coulisses een opvoering
meemaakt. Hoe myn .'ndruk nu is van
dit soort tooneel in de huiskamer? Ik
meen, dat de indruk van den auteur zelf
nooit zuiver kan zijn, omdat hy in zyn
verbeelding zUn werk ziet spelen. Ik zag
Frans mistroostig opkomen, zag hem
zy'n jas uittrekken en door de kamer
ysberen, ik zag Dolf en Frans alle pau
zes aanvullen met hun actie. Maar doen
de andere luisteraars dat ook? Ik weet
wel zeker van niet. Die gebruiken de
rusten voor hun vraag: ,,'n Sigaar?" of
„JU nog 'n whlsky-soda?"
Ja, het zyn de rusten vooral, die Ja
telkens doen beseffen, dat tooneel in de
radio wel heel erg Ersatz ls. Op het
tooneel zyn de pauzes, de rusten dik
wijls de belangrykste momenten; zy
vullen aan, bereiden voor, brengen de
stemming. De rust ln de radio doet
daarentegen juist het tegenovergstelde
en verbreekt alle stemming! Je kykt
naar de loudspeaker, je wacht op den
Mexicaanschen hond. je maakt 'n
grapje tegen je buurdame, je drinkt je
glas uit, in het kort, ,1e zit met elka
rust midden in de leskamer en bent
er dus totaal uit. De spelers aan den
anderen kant van de radio begrUpen
dat niet. Die weten uit ondervinding
hoe beiangryk de rus.en op het tooneel
zyn en meenen er dus ook in de radio
een effect mee te zullen bereiken. Maar
dat blijkt nu juist glad mis te zUn!
Na myn ondervinding van gisteren heb
ik begrepen, dat elke rustpoos in de
radio uit den boo ze is en ik zou allen
spelers voor de radio wel willen toeroe
pen: „Onderbreekt niet! Neemt de rus
ten zoo kort mogelyk! Zet het tempo
aan en geeft den luisteraars geen tyd
om tot hen zelf te komen! Speelt zoo
veel mogelyk door!"
Of de dialoog in de radio precies zoo
klinkt als van het tooneel? Bij de drie
optredenden van gisteren was dat alleen
by Janny van Oogen het geval! zy
sprak het natuuriyiot. het meest ge
woon. Maar lk voelde dat de twee hee-
ren Frits en Dolf Bouwmeester de
ontbrekende actie dcor sterkert dictie
wilden compenseeren, hetgeen heel be-
grijpelyk was. doch het woord kreeg er
iets nadrukkelijks door, wat het effect
van een licht Fransch-gedacht biUspel-
letje niet verhoogde.
Of deze „zitting" my nu bekeerd
heeft en my tot een voors/ander van
het tooneel door de radio heeft ge
maakt? Ik zou het niet graag willen
beweren. Het viel my na de weinige
verwachting, die ik ervan had nog
mee, wat voor een deel aan Intermezzo
te danken was. Men zie hier geen mis
plaatste ydelheid ir.. Intermezzo is
voornamelijk dialoog, moet het succes
dus meer hebben van den tekst dan van
het spel. Dit bleek voor de radio een
groot voordeel. Maar hoe het een auteur
zal vergaan, die esn stuk. dat sterke
actie en veel stil spel verlangt, door de
radio moet aanhooren? Ik wil er niet
aan denken! Het moet zoo ongeveer als
'n nachtmerrie zyn, waarin je je eigc-a
kind aan mooten ziet snyden.
J. B. SCHUIL.