HAARLEM'S DAGBLAD
ONZE BUITENIANDSCHE HANDEL.
WIJZIGINGEN IN DE BELASTINGEN.
INGEZONDEN
BURGERLIJKE STAND
FEUILLETON.
MAANDAG 1 OCT. 1928
VIERDE BLAD
De maandstatistiek van den in-, uit
en doorvoer over Augustus 1928 toont
aan, dat de uitvoer in deze maand be
langrijker hooger is geweest dan in
Augustus 1927. Het verschil bedraagt
ruim 24 xnillioen gulden. Daartegenover
staat een vermeerdering van den invoer
van ongeveer 6 mil Hoen gulden. Voor
zoover de eerste acht maanden betreft
is zoowel voor den in-, als uitvoer, ver
geleken bij het vorige jaar een stijging
vast te stellen. Deze totalen zijn sedert
1925 nog niet zoo hoog geweest als in
dit jaar, zooals moge blijken uit onder
staande cijfers.
Totaal in_ en uitvoer van Jan.Aug.:
Invoer 1925 f 1.602.025.676; 1926
f 1.623.102.494: 1927 f 1.657.919.656; 1928
f 1.778.851.230.
Uitvoer: 1925 f 1.177.220.052; 1926
f 1.092.408.496; 1927 f 1.219.525.265; 1928
f 1.281.890.100.
Deze cijfers toonen aan dat de waarde
van den Nederlandschen invoer in de
eerste 8 maanden van dit jaar ongeveer
120 millioen gulden hooger was dan in
de overeenkomstige periode van het
vorige jaar, waartegenover de uitvoer
waarde slechts ruim 62 millioen gulden
hooger was. Een dergelijk beeld vertoo-
hen de in- en uitvoercijfers, wanneer
deze in kilogrammen worden uitgedrukt.
Over dezelfde periode berekend, kan
men tusschen 1925 en 1928 een stijging
van invoer waarnemen van bijna
3.000.000 ton en een stijging van uit
voer van ruim 2.000.000 ton. Indien
men de verschillende cijfers nader be
kijkt, valt het uitvoercijfer van steen
kolen (behalve bunkerkolen) onmiddel
lijk in het oog. Gerangschikt naar ze
ven landen, welke in de statistiek zijn
opgenomen, kan het volgende overzicht
van dezen uitvoer een duidelijk beeld
geven: i
Stelt men daarnaast de cijfers uit de
overeenkomstige perioden in het vorige
jaar dan blijkt, dat het totaal gewicht
van den uitvoer in de eerste 8 maanden
vn dit jaar zijn vermeerdering, vergele
ken bij 1927, voor het grootste gedeelte
te danken heeft aan een sterk verraee:
derden uitvoer van steenkolen. Deze be
draagt circa 88 pet. De export was in
Augustus van dit jaar evenwel zeer
gunstig. Zoo blijkt bijv. dat door de
hooge maand-uitvoercijfers ook de cij
fers over de eerste 8 maanden van dit
jaar, vergeleken bij het vorige jaar, een
gunstig beeld toonen. Aan versche
groenten bijv. werd over de verloopen
maanden 17.7 millioen gulden meer uit
gevoerd dan in de overeenkomstige
periode in 1927. Ook de uitvoer van
bloembollen ontwikkelde zich gunstig en
hoewel het totale resultaat daarvan
eerst opgemaakt kan weden als de
teptembercyfers bekend zijn. blijkt
de uitvoer in Augustus 1928 ongeveer
2.700.000 gulden grooter was dan
Augustus 1927. De in- zoowel als de
uitvoer van industrieele fabrikaten wa
ren over de eerste 8 maanden van 1928
grooter dan in 1927, de stijging van den
uitvoer overtreft die van den invoer. Be.
kijkt men de cijfers der aangenomen 15
groepen onzer handelsstatistiek dan is,
over de meergenoemde maanden, voor
zoover betreft den invoer in 1928. een
vermindering vast te stellen voor groep
6: olie, hars, gom enz. terwijl alle overi
ge groepen hoogere cijfers aanwijzen.
Wat den uitvoer betreft is voor deze
maanden in 1928 een achteruitgang ont
staan voor dee groepen: 1. Dieren en
dierlijke producten, 4. Meel en meelfa-
brikaten, 6. Olie, hars, gom enz. en 13.
Voedings- en genotmiddelen: Een zeer
sterke vermeerdering van export is vast
te stellen bij groep 14: Rij-, voer-, vaar-
en luchtvaartuigen.
Augus
tus
Jan.—Augustus 1928
Bruto gew.
Waarde
Bruto gew.
Waarde
ton
1000 gld.
ton
1000 gld.
Totaal 1927.
235.656
2.607
1 981.205
23.043
Totaal 1928.
317.405
3.186
2 549.378
25.622
Duitschland
68.058
727
428 441
4.466
158 654
1.432
1.393 970
12.924
Frankrijk
69.855
775
553 354
6.313
Ned. O. Indië
20 639
224
Italië, Fiume
795
13
5.642
94
Zwitserland
18.986
225
116.656
1.282
602
6
15.810
159
De financieele verhouding tusschen Rijk en
gemeenten.
AFSCHAFFING VAN GEMEENTELIJKE INKOMSTEN- EN
FORENSENBELASTING VOORGESTELD.
Onze Haagssche correspondent schrijft:
(Minister de Geer was in zijn eerste
[ministerschap de opvolger van minister
de Vries. Niet gaarne en alleen na her
baalden aandrang van den destijdschen
(minister-president Jhr. Ch. Ruys de
IBe-erenbrouck heeft de heer De Geer
het toen wegens de ernstige noodza
kelijkheid van deugdelijke financieele
(politiek na -het min of meer losse van
het hoog conjunctuur-tijdperk moei
lijke ministerschap van Financiën aan
vaard. Tijdens de algemeene beschou
wingen van de eerste begrooting, die
Jhr. de Geer te verdedigen kreeg, heeft
hij medegedeeld, dat één van de krach
tigste beweegredenen, die hem gedreven
hadden tot de aanvaarding van zijn
ambt, de innige wensch geweest is, het
Jarenlang hangende, maar bovenal nete
lige vraagstuk vain de oplossing der fi
nancieele verhouding van Rijk en Ge
lmeenten ten einde te brengen.
Spoedig na zijn optreden benoemde
op 18 Augustus 1921 minister de Geer.
onder voorzitterschap van Mr. F. A. C.
graaf van Lynden van Sandenburg, een
staatscommissie om hem over het moei
lijke vraagstuk van advies te dienen. Hoe
moeilijk hét vraagstuk was, bleek wel
uit het feit, dat een rapport niet spoe
dig inkwam. Hieraan heeft ook het na
twee jaren ambtsbediening weer aftre
den van Jhr. de Geer, geen goed gedaan.
Toen na de gezantschapscrisis het
intermezzo-kabinet verscheen, heeft de
heer De Geer de commissie weer tot
nieuw leven gewekt en met nieuw bloed
voorzien. Gevolg: een rapport in het vo
rig jaar voorzien van een wetsontwerp.
Dit rapport kon echter de instemming
van den minister van Financiën niet
verwerven; na ernstige studie kwam
deze tot de conclusie, dat, wilde het
vraagstuk definitief worden opge
lost. andere wegen moesten worden be
wandeld, dan die door de Staatscom
missie -waren ingeslagen, welke z.i.
slechts tot een tijdelijk doel leiden.
Welnu: het regeerlngsontwerp is
thans bij de Kamer ingekomen.
En wel zeer onderscheiden is het van
het ontwerp der Staatscommissie. Al
leen de daarin voorkomende nooduitkee-
ringen zijn behouden.
Het nieuwe wetsontwerp beoogt inder
daad een definitieve oplossing te bren
gen, maar past - dan ook radicale
middelen toe, zoodanige, dat wy zeer
wel spreken mogen van fundamenteele
wijzigingen in ons belastingstelsel.
Wijzigingen, die nog wel eenige cri-
tiek in de Kamers zullen uitlokken. Al
zal de oplossing degenen, die vreesden
voor een algeheele nivelleering van
den belastingdruk in ons land, wel me-
devallen. In het ontwerp is verwerkt een
beperkte nivelleering en wel voor die
uitgaven, die tot da algemeene lands-
uitgaven, wanneer- door de gemeenten
gedaan, gerekend mogen wonden.
Deze belangrijke karaktertrek is niet
een karaktertrek van het ontwerp dei-
Staatscommissie. Bij cteze geen nivellee
ring van belastingdruk, waar het de al
gemeene landsuitgaven betrof wonder
wijs, dienstplichtwet, kieswet, enz.) ten
einde de gemeenten, de volgens de wet
gedane uitgaven, te vergoeden. Bij de
Staatscommissie een volkomen handha
ven van het zelfstandig gemeentelijk be
lastinggebied, ook voor de evengenoemde
uitgaven, vergezeld echter van een ver
hooging der uitkeeringen door het Rijk
thans gegeven, vergezeld ook van een
rechtvaardiger systeem van uitkeering,
rechtvaardiger naar het gevoelen der
Staatscommissie, niet naar dat van on
derscheidene (b.v. Friesche) gemeenten,
die tegen het systeem der Staatscom
missie in verzet zijn gekomen.
Hoe dit nu zij voorloopig zal alleen
het Regeerings-ontwerp, fundamenteel
verschillend van het rapport der St.-C.,
onderwerp van discussie zyn..
Voorloopig en spoedig, want de regee
ring wil vóór het einde van deze parle
mentaire periode het ontwerp „in kan
nen en kruiken" hebben.
Minister De Geer heeft bezwaren te
gen het rapport der St.-C. omdat dit.
hoewel de uitkeeringen aan de gemeen
ten op billijker grondslagen stellende,
toch geen rekening houdt met het ver
schil in draagkracht en bijgevolg het
buitengewoon groote verschil in belas
tingdruk, dat thans tusschen de verschil
lende gemeenten bestaat, zou laten
voortduren. Het wegnemen van deze
verschillen acht de minister noodig voor
de oplossing van het vraagstuk. Noodig
is dus volgens den minister een
meer gelijkmatige behandeling van
's Rijks ingezetenen.
De ministers De Geer en Kan zijn tot
de overtuiging gekomen, dat alleen een
herziening van het gemeentelijk belas
tingwezen gepaard met een herziening
van de financieele verhouding tusschen
Rijx en Gemeenten, een bevredigende
positie van het geheel brengen kan.
De regeering ziet in het bestaan van
een gemeentelijke inkomstenbelasting
naast de R.ijksinkomstenbelasting één
der grondfouten van den huidigen toe
stand. Inderdaad ligt hier het éénige ge
val, waarin door twee publiekrechtelijke
lichamen, anders dan dcor opcentenhef-
fing, naar denzelfden grondslag belas
ting werd geheven.
De regeering acht een gemeentelijke
inkomstenbelasting niet meer op haar
plaats. Omdat de personen niet meer
zoo sterk aan hun gemeente gehecht
zijn als dat in het begin en het midden
der vorige eeuw het geval wel was. Die
verzwakking van het gemeentelijk besef
overweegt de regeering is samen
gegaan met een zeer ongelijkmatige stij
ging der gemeentelijke lasten, waardoor
de contribuabelen zeer ongelijkmatig
worden getroffen. Dit „kwaad", aldus
de regeering, wordt verscherpt door het
feit, dat een deel der contribuabelen van
die gemeenten te allen tijde zich door
verhuizing aan het deelnemen in de ge
meentelijke lasten kan onttrekken, wat
een bedreiging is voor degenen, die
blijven moeten. Gewezen wordt oc-k
op het niet zeldzame geval van twee,
vlak naast elkaar liggende gemeenten,
door voortreffelijke openbare middelen
van vervoer verbonden, die in al wat de
lusten der woonplaats betreft een één
heid vormen en slechts door een zeer
groot verschil van lasten onderschei
den zijn. De middelen, die men heeft
willen aanwenden om hieraan te ontko
men (grenswijziging met fiscaal
motief en de forensenbelasting)
worden door de regeering als on
deugdelijke lapmiddelen ge-
teekend. De bedoeling van de regeering
is dan ook. wanneer het hier aangekon
digde ontwerp wet wordt, de mogelijk
heid van het heffen van een forensen-
belasting uit te sluiten, naast de afschaf
fing van de gemeentelijke inkomstenbe
lasting. Deze laatste afschaffing zal dan
ook allerlei moeilijkheden uit den weg
ruimen, die zich thans voordoen, nu de
Staat ook de gemeente-belastingen int.
belasting-technische moeilijkheden.
Maar al wordt de gemeentelijke in
komstenbelasting weggewerkt de ge
meenten hebben niettemin geld noodig
voor haar eigen uitgaven. Dat wil de mi
nister de gemeenten doen toekomen,
door voor het Rijk af te zien van de
personeele belasting en dit belastingge
bied aan de gemeenten te laten. Voorts
door aan de gemeenten de opbrengst in
de afzonderlijke gemeenten van de
grondbe lasting te schenken, naar
keuze, van het „gebouwd" of van het
„ongebouwd".
De kosten voor de uitgaven door de
gemeenten voor het Rijk gedaan, moe
ten worden opgevangen door Rijksuit-
keerlngen uit de door het Rijk verkregen
gelden wegens de annexatie der gemeen
telijke inkomstenbelasting. De uitkee
ringen zullen dan hooger worden, verge-
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. ver regeL
eVterv
leken by wat de gemeenten thans ont
vangen. cm verhooging. die ds regeering
gerechtvaardigd acht door het overma
tige verschil in druk tusschen de ge
meenten onderling, hetwelk voor een
aanmerkelijk deel berust in andere fac
toren, dan welke van de gemeentelijke
gestie afhankelijk zijn. Het abnormale
verschil zegt de heer De Geer
vindt dan ook niet zijn oorsprong in uit
eenloopend beleid, maar in uitwendige
omstandigheden. Immers de taak. die
de gemeenten in onzen tijd te vervullen
hebben, wordt voor een aanmerkelijk
deel bepaald niet door den vrijen wil
harer bestuurders, maar door vóórbe
schikking. als gevolg van wet of alge
meen rijksbelang. Ook wordt er op ge
wezen, dat het veelal meer een zaak van
historischen groei, aan van redelijke
overweging is, welk deel van de pu
blieke taak in ons staatsbestel aan het
Ryk en welk aan de gemeente 's toe
vertrouwd. Bovendien kan de eene. fi
nancieel zwakke gemeente tegenover
een grootere algemeene en wettelijke
verplichte taak staan, dan een financieel
sterke gemeente.
De bedoeling van de verhoogde Rijks-
uitkeering is dus: dat deel der over
heidstaak. dat aan de gemeenten is toe
vertrouwd en waaraan deze zich niet
kunnen onttrekken, méér dan tot dusver
te doen financieren uit de door alle in
gezetenen des Rijks op te brengen mid
delen. Ook uit economische overwegin
gen.
De ministers wijzen op het buitenland,
waar zij, naar het principe althans, voor
beelden vinden van wat ook hun thans
voor den geest staat. Gewezen wordt. o.a.
op Londen met zyn 65 „parishes" waar
een fonds bestaat, waarin ten bate van
minder bevoorrechte gemeenten stortin
gen gedaan worden door de meer be
voorrechte gemeenten.
De gemeentelijke inkomstenbelasting
zal dus wordt het ontwerp wet ver
vallen (ook de gemeentelijke opcenten
op de Rijksinkomstenbelasting).
Deze gemeentelijke inkomstenbelas
ting zal, in gematigden vorm geünifi
ceerd. onder den naam „gemeentefonds-
belasting" door het Rijk worden over
genomen, om daaruit do Ryksuitkeerin-
gen te verhoogen en uit te deelen naar
de draagkracht der gemeenten.
Het Londensche voorbeeld dus! De
gemeenten kunnen op deze gemeente
fondsbelasting opcenten heffen.
Voor de uitkeering, berekend eener-
zyds volgens de draagkracht der ge
meente en anderzijds volgens de uitga
ven in 's lands belang gedaan, wordt een
methode van berekening opgezet- die ge
lijkenis vertoont met die van het door
minister Treub in 1915 ingediende ont
werp.
De gemeenten, die van de boven uit
eengezette omzetting van ons belasting
stelsel het meeste nadeel zullen hebben,
of liever de gemeentenaren, die dat zul
len hebben, zijn de bewoners van de
„belasting-vluchtheuvels". Voor de
zwaar-gedrukte gemeenten beteekent
het ontwerp voordeel. Voor de andere
gemeenten zullen alleen nauwkeurige
berekeningen tot het teekenen van de
gevolgen voor de belastingbetalers
kunnen aanleiding zijn.
Het ontwerp vraagt de inwerking
treding te doen plaats hebben in het
jaar 1931.
Het tarief van de gemeentefondsbe
lasting is, wat de progressie en den af
trek voor noodzakelijk levensonderhoud
betreft, zoo ingericht, dat het zich zoo
veel mogelijk aansluit, by wat thans in
de gemeenten practijk is. De kinderaf
trek is geregeld als in de Wet op de
Ryksinkcmstenbeiasting
INTIMUS.
Haarl. Reddingsbrigade.
Zondagmorgen had voor dit- seizoen
de laatste oefening van de Haarlem-
sche Reddingsbrigade plaats in de
Zweminrichting aan de Houtvaart. Hoe
wel door een misverstand een aantal
leden niet was opgekomen, en de tem
peratuur van het water slechts 53 gr.
bedroeg, werd toch door een flink aantal
zwemmers, doch vooral zwemsters, de
gelegenheid tot oefenen aangegrepen.
IJ vorig werd gezwommen en de pop op
gedoken.
Na afloop sprak de voorzitter woorden
van dank tot den heer H. L. Warnier,
inspecteur van den Dienst der Lichame-
ïyke Opvoeding, en tot het badperso-
neel voor de medewerking in het afgeloo-
pen seizoen. Ook de leden, die steeds
trouw waren komen oefenen, werden
toegesproken, waarna de heer Meyerink
do hoop uitsprak by mogelijk ongeval in
den komenden winter op de leden te
kunnen rekenen, hen opwekkend
trouw in Stoop's Bad te komen oefenen.
Het uur van oefenen zal nog nader
worden bekend gemaakt.
HET HULDIGING SCOMITé.
Tot het comité voor het jubileum van
mevrouw Noordewier is ook nog toege
treden de heer K. J. L. Alberdingh Thjjm
(Lodewijk van Deyssel).
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cl». per regel.
DE TOESTAND.
(Aan R. P., naar aanleiding
van zijn Datumstukje in het
nummer van Zaterdag JJ.)
R. P.. u schrUft het sappig.
Dat is u toevertrouwd.
Maar ik vind het niet grappig.
Ik word niet graag verbouwd.
Bedenk, de Muze fluistert.
Voor rijmelaars van mijn soort,
Hce scherp ze wordt beluisterd.
Ik hoor geen enkel woord.
Z' is trouwens nu verdwenen.
In al dit heisch gerucht.
Nam zij verschrikt de beer.en.
Noemt u dat maar een klucht,
zy hakker, maar en sloopen.
Maar denk eens aan mijn plicht.
Het heele huis ligt open.
Hoe maak ik nou mOndicht.
Ze zyn ons aan 't verbouwen.
U hebt het juist beweerd.
Maar (dit in strikt vertrouwen)
Ik word verbouwereerd.
P. GASUS.
SALARISSEN VAX ONDERWIJZERS
AAN KWEEKSCHOLEN.
Op vragen van het Kamerlid, den
heer Van Zadelhof f betreffende de Jaar
wedden van de onderwyzers, die werk
zaam zijn aan een openbare- of by-
zondere leerschool, die als eenige leer
school is verbonden aan een gemeente-
lyke of bijzondere kweekschool voor on-
derwüzers. antwoordde de minister van
Onderwys, Kunsten en Wetenschappen,
volgens het Volk. te moeten opmerken,
dat volgens den bestaarden toestand wèl
een openbare school geen Rijks'.eer-
school zynae doch niet een by zon-
dere school als eenige oefenschool ver
bonden is aan een Rijkskweekschool, en
dat deze oefenschool niet een leerschool
is in den zin der geldende bepalingen.
Inderdaad is het naar het oordeel van
den minister niet billijk, da: het hoofd
er. de onderwyzers eer.er dergelijke oefen
school niet dezelfde jaarwedde ontvan
gen. als genoten wordt door het hoofd
en de onderwyzers. die werkzaam zyn
aan een leerschool, welke als eenige
leerschool verbonden is aan een van
Rijkswege gesubsidieerde gemeentelijke
of bijzondere kweekschool voor onder
wyzers en (of) onderwijzeressen.
Het bevorderen van een maatregel om
deze ongelijkheid op te beffen kon be
zwaarlijk geschieden, voordat volledige
gelijkstelling in bezoldiging was verkre
gen tusschen hen. die als hoofd, onder
wijzer of onderwyzeres werkzaam zyn
aan een openbare of bijzondere leer
school, die als eenige leerschool is ver
bonden aan een gemeentelijke of by-
zondere kweekschool voor onderwyzers
en (of) onderwyzer essen eenerzyds. en
hen, die ais hoofd, onderwyzer of onder
wyzeres werkzaam zyn aan een leer
school verbonden aan een Rykskweek-
school voor onderwyzers en (of) onder-
wUzeressen anderzyds.
Deze gelijkstelling is thans tot stand
gebracht door het Koninklijk besluit van
21 Juli 1923.
De minister heeft daarom den waar
nemend directeur van het Centraal
Bureau van voorbereiding voor ambte
narenzaken verzocht, bij de in voorbe
reiding zynde herziening van de salaris-
regeling voor ambtenaren en onderwy
zers te bevorderen, dat gelijkheid in
bezoldiging ontsta tusschen eenerzyds
het hoofd en de onderwijzers, die werk
zaam zyn aan een openbare of byzcndcre
school geen Ryksleerschool zijnde
die als eenige oefenschool is verbonden
aan een Rijkskweekschool en anderzijds
de hoefden en onderwyzers van leer
scholen, wier jaarwedde in art. 9 van
het Koninklijk besluit van 27 December
1924 is geregeld.
NIEUWE ZAAK IN GRAMOPHOONS
Wat een evolutie heeft de gramophoor
niet doorgemaakt Van lawaaierig nasaal
en protserig muziekinstrument is zy ge
worden een beschaafd en vol klinkend
saloninstrument, tegelijk een sierlijk
meubel. Zoo zagen wy haar het aller
best gerepresenteerd door de Zwltser-
sche machines in de nieuwe zaak van den
heer H. Jansen, Lange Veerstraat 8.
Zaterdag stond zy daar in talryke en
zeer verschillende modellen, die dit ge
meen hebben, alle vol gratie te zijn.
In de winkelkasten heeft de heer Jansen
bovendien alle by gramophoons be-
hoorende onderdeelen, zooals dryfwer-
ken en weergevers, regulateurs en tand
raderen. Bovendien naalden en platen,
de laatste van de bekende merken, Odeon
Columbia. Polydor. Ter gelegenheid van
de opening stond de winkel Zaterdag
middag vol bloemstukken. In zyn zaak
te Amsterdam heeft de heer Jansen een
ervaring opgedaan van vele jaren, die
hem in Haarlem zeker tot succes zal
leiden.
CADENA s
vormen ver
wende rookers.
Hetzij zoo. Maar dat
Is dan ook het eenige „kwaad" dat
van dit uitnemende product te ver
tellen valt.
In do voornaamato slgaranwlnkala.
Stofzuigerhuis MAERTENS
BARTELJOR1SSTR AAT 16
TELEF. No. 10756 5
Apei Klop-Veeg-Stofzuigers 1175.
LIEBERMANN'S VLUCHT
HIJ HAD BIJ ZIJN ARRESTATIE
NOG 2 MILLIOEN GULDEN.
De heer S. Liebermann. die zulk een
belangryke rol heeft gespoeld gedurende
het proces tege de directeuren van de
Veendammer Hypotheekbank is zoo
als bekend tenslotte to Helslngfors ge
arresteerd. schryft het Hb.d. Na zijn
vlucht uit Amstcdair» begaf Liebcrmann
zich naar Brussel, waar hU zich een tyd
lang schuil hield. !<>en hy daar den
grond te heet voor zich vond worden,
verhuisde hij naar Riga, zyn geboorte
plaats. Te Riga woonde hy cp een val-
rehen pas. Op raad van zijn hospes be
sloot hij naar He'singfors te vluchten.
Voor 700 dollar waren de matrozen van
een naar Finland vertrekkend schip be
reid. Liebcrmann in het ruim van het
schip naar He'singfors te brengen. Maar
vlak vóór het vertrek van de boot werd
hij door douane-ambtenaren ontdekt en
aa r.wal gezet.
Achtervolgd door flrvschcn-
t rekkers.
Intusschen hebben eenige flesschcn-
trekkers het geheim van Liebcrmann
vernomen. Een hunner meldde zich aan
de woning van Liebermann aan. stelde
zich voor als rechercheur, die opdracht
had Liebermar .te arresteeren. Voor
1000 Hollandse ie guldens was de ..recher
cheur" echter bereid. Liebermann met
rust te laten. Den volgenden dag kwam
een andere tcchercheur", die zich met
200.000 Flnscbe Mark tevreden stelde.
Liebermann besloot Riga ten spoedig
ste te verlaten, hetgeen hem ook. dank
zyn vnlsche papieren gelukt ls. HU trok
naar Helsir.gfors, waar hij zich voor een
doctor in de theologie uitgaf. De flcs-
schentrekkers ontdekten echter zyn
nieuw adres en hU kreeg bezoek van den
..directeur van de recherche van Helslng
fors" en diens substituut. De recher
cheurs fouilleerden Liebermann en na
men de 650 dollar, die zU in zyn porte
feuille hadden gevonden ,.in beslag". Do
„directeur van de recherche" stelde Lie
bermann voor. hem een anderen pas
voor 2500 dollar te leveren. Liebermann
vroeg twee dagen bedenktyd. Den vol
genden dag werd hy echter gearresteerd,
nu door echte rechercheurs. In de safes
van Liebermann is een bedrag van 800000
dollar (twee millioen gulden) gevon
den. Wat hy met het overige geld ge
daan heeft, is onbekend-
HJLLEGOM
Ondertrouwd: J. van Hal en B. J. Du!,
venvoorden; J. Elings en S. J. Dege-
naars; A. J. van Nobclen en J. M. van
Steyn; P. de Vreugd en L. van den Ak
ker; M. D. J. Deen en C. J. Munster.
Getrouwd: J. P. van der Wiel cn C. C.
van Wïnsen.
Bevallen: C. A. Cocncn—Warmerdam
z. G. MoraalLock d. C. v. d. Zande
van Etten z. A. C. Uitendaal—Staats d.
C. E. Voges—Blaauwberg z.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct». per regel.
AMSTERDAM UTRECHT
Nicuwendyk 225-229 Oude Gracht 151
De Geschiedenis van
Lois Reddle
Naar het Engelsch van
EDGAR WALLACE.
24)
Lois zag hoe de hofmeester hem een
glas wyn inschonk, en toen zij weer
keek was het glas ledig. Indien Braime
niet reeds met zijn eigenaardigheden be
kend was, was hy uitmuntend getramd,
want zonder dat het hem gevraagd
weid, vulde hy het glas opnieuw.
Lord Moron verscheen aan de lunch
tafel in sombere en zwijgende stemming;
zijn aangezicht minder opvallend van
hechtpleister voorzien.
„Een ongelukje gehad, zeker? Een
spoorwegongeluk bijgewoond?" vroeg de
dokter. ..Uw Lordschap behoorde zich
meer in acht te nemen".
..Ik heb geen spoorwegongeluk mede
gemaakt", bromde Selwyn.
Hij scheen den dokter goed te kennen,
en het kwam het meisje voor dat hij
bang voor hem was. want één of twee
analen zag zij hem tersluiks een vrees-
achtigen blik in de richting van den
onsmakelijker. man werpen.
„En daar zit nog iemand die stem
men meent te hooren, niet waar? Is uw
Lordschap niet achtervolgd geworden
door een hond een lief, zwart hondje
dat met zijn staart kwispelt, hè?"
„Neen, dat ben ik niet", schreeuwde
Lord Moron bijna uit, beurtelings rood
en bleek wordende. „Dat heb ik ook
nooit gezegd wel? Ik ben volkomen
ik weet wat ik doe en zoo meer. Laat mij
met rust, mynheer."
De lunch had voor Lois in Ieder op
zicht een zeer onaangenaam verloop. De
toenemende weerbarstige stemming van
Lord Moron, de koude onverschilligheid
van zijn moeder, de ruwe scherts van
Chesney Praye, en de aanwezigheid
van den dokter, die, wanneer hij niet
dronk, over de wonderbaarlijke genezin-
gen die hy in Ir.dië bewerkt had, zat te
pochen, waren het meisje een gruwel.
Nog éénmaal slechts bepaalde dr. Tap-
patt zyn aandacht tot Lois.
„Wat hoor ik daar. dat u getracht
heeft van het balcon te springen? Kom.
kom. jonge da-me. dat is immers te
cwaas!"
„Zeg zulke domme dingen niet". Het
was Lady Moron, die deze woorden
sprak. „Het balcon zakte onder juffrouw
Reddie weg: niemand heeft er van ge
rept dat zij trachtte op straat te sprin
gen."
„Een aardigheid, niets dan scherts",
i reide de dokter zonder zich ui; het veld
te laten slaan, en hy schoof zyn glas
naar den opmerkza-men Braime. „Dat is
een goed wijntje, mevrouw de gravin,
een uitmuntende, volle wyn met een
edel bouquet. Romanee-Conti, vermoed
ik?"
„Clos-de-Vougeot", verbeterde de gra
vin.
„Er bestaat zeer weinig onderscheid
tusschen de Vougeot- en de Vosne-wij-
nen", merkte de fynproever op. „In den
regel geef ik de voorkeur aan Conti,
doch u heeft my bekeerd."
De lunoh liep voor Lois niet spoedig
genoeg ten einde. Zcodra de gravin op
gestaan was. liep zy naar de plek waar
haar zoon stond.
„Wanneer je vanmiddag aan het di
ner komt, wees dan zoo goed en neem
die bespottelijke pleister van je gezicht,
Het is in ieder geval mijn wensch dal
je er zult uitzien als een heer en niet
als een kampioen-worstelaar". De vol
gende woorden uitte zy met byzonderer.
nadruk: Anders zal ik misschien Dr.
Tappatt moeten raadplegen."
By deze onheilspellende- woorden
kromp Lord Moron ineen, doch het ge
mompelde antwoord bleef voor Lois on
verstaanbaar.
Het voorstel dat zy haar werk fh de
bibliotheek verrichten zou. werd door
Lois met blijdschap aangenomen: wan:
tot dusverre had zy niet dan een vluch
tige n blik kunnen werpen in he: vertrek,
waarin de Gravin van Moron zooveel
tyd aan het oplossen van haar uitknip-
puzzles besteedde En er bestond nog een
tweede reden: zij wild? precies weten
waar Lord Moron zün kunstig verbor
gen microfoon opgesteld had.
Het was een aangenaam vertrek, laag
van zoldering en langwerpig, en liep ran
den muur van de ontvangkamer aan
de voorzijde van het huis, tot aan een
kleine serre, die de leelijkheid van de
kleine achterbinnenplaats aan het oog
onttrok Iedere wand was bedekt met
boekenplanken, en behalve deze, bevon
den zich daar meer dan een twaalftal
commodes, waarin de gravin met groote
zorg en ordelijkheid alle zoodanige ge
dachtenissen bewaarde, die zy in der.
loop der jaren verzameld had' schouw-
burgprogramma's. uitknipsels uit cou
ranten, correspondentie, die de meeste
menschen niet de moeite waard
zouden geacht hebben te bewaren. Doch
Lady Moron was een vrouw van orde en
regelmaat en kon moeiiyk van iets
scheiden. Dit deelde zij aan het meisje
mede, toen zij met haar het vertrek be
trad.
Zocdra zij alleen gelaten was. steld?
Lois een nauwkeurig onderzoek in de
kamer in. evenwel zender het verborgen
toestel of de leiding te ontdekken. Het
riel haar op, dat één gedeelte van de
boekenkast bestend uit eer. sterke deur
met een paneel van dun ijzerdraad, door
hetwelk men de titels van de boeken kon
aflezen; en toen zij deze gedurende den
tüd dien zy ruimschoots te harer beschik
king had, bestudeerde, was zU niet
weinig verrast over de maatregelen, die
men genomen had om een in hot geheim
lezen ran deze verboden boekerij te voor
komen. De boeken waren van den meest
onschuldigen aard, doch zy verbeeldde
zich dat er een tyd moest zü"n geweest
waarin deze afdeeling een minder on
schuldige lectuur bevatte.
zy was met haar arbeid gereed en
slenterde langs de boeken, nam er hier
en daar een in de hand en doorbladerde
het, toen Braime binnentrad. Eén blik
op den man bewees haar dat er iets on
gewoons gebeurd moest zyn. zyn gezicht
vertrok krampachtig, en hy verkeerde
blykbaar onder den invloed van een ge
weldige gemoedsbeweging die hy niet
geheel onderdrukken kon.
„Zoudt u naar de eetkamer willen
gaan, juffrouw? Daar is een heer om u
te spreken."
„Een heer? Wie is het?"
„Ik ken zijn naam niet." zeide de mar.,
„doch indien hij daar niet is. wilt u dan
op hem wachten?"
..Maar wie is het dan toch. Braime?
Heeft hy zyn naam niet genoemd?"
„Neen, juffrouw" Hij frommelde zijn
handen zenuwachtig ineen, in zyn
oogen straalde eer. vreemd licht.
„In de eetkamer?" zeide zij onder het
gaan.
„Jawel, juffrouw".
Toen zy omkeek, bemerkte zy tot
haar verrassing dat hy haar niet ge
volgd was. De eetkamer was ledig; zU
trof daar alleen Jean, haar kamenier.
Het meisje was bezig met stof afnemen,
en scheen zeer verbaasd over de ver
schijning van Lois.
Jean schudde het hoofd.
„Braime zeide my dat een heer hier
op my wachtte".
„Ik weet niets van een heer af, Juf
frouw, doch één ding weet ik zeker"
merkte zy kwaadaardig op. „Hy ls géén
heer. Ik betrapte hom er op dat hy zoo
even uit de kamer van de gravin kwam
en ik ben van plan het aan mevrouw de
gravin te vertellen Een gluiperige, spion-
neerende
„Ga alsjeblieft eens hooren wie mij
wenschte te spreken", zeide het ver
wonderde meisje. „Misschien wacht hy
in de hal".
Jean ging. dooh keerde na eenige mi
nuten hoofdschuddend terug
„Daar is niemand. Juffrouw. Thomas,
de lakei, zegi dat er geen bezoekers ge
weest zijn sedert dr. Tappatt vertrok.
Mijnheer Praye Ls by mevrouw de gra
vin ia den salon".
(Wordt vervolgd.)