HAARLEM'S DAGBLAD ONZE BUITENIANDSCHE HANDEL. WIJZIGINGEN IN DE BELASTINGEN. INGEZONDEN BURGERLIJKE STAND FEUILLETON. MAANDAG 1 OCT. 1928 VIERDE BLAD De maandstatistiek van den in-, uit en doorvoer over Augustus 1928 toont aan, dat de uitvoer in deze maand be langrijker hooger is geweest dan in Augustus 1927. Het verschil bedraagt ruim 24 xnillioen gulden. Daartegenover staat een vermeerdering van den invoer van ongeveer 6 mil Hoen gulden. Voor zoover de eerste acht maanden betreft is zoowel voor den in-, als uitvoer, ver geleken bij het vorige jaar een stijging vast te stellen. Deze totalen zijn sedert 1925 nog niet zoo hoog geweest als in dit jaar, zooals moge blijken uit onder staande cijfers. Totaal in_ en uitvoer van Jan.Aug.: Invoer 1925 f 1.602.025.676; 1926 f 1.623.102.494: 1927 f 1.657.919.656; 1928 f 1.778.851.230. Uitvoer: 1925 f 1.177.220.052; 1926 f 1.092.408.496; 1927 f 1.219.525.265; 1928 f 1.281.890.100. Deze cijfers toonen aan dat de waarde van den Nederlandschen invoer in de eerste 8 maanden van dit jaar ongeveer 120 millioen gulden hooger was dan in de overeenkomstige periode van het vorige jaar, waartegenover de uitvoer waarde slechts ruim 62 millioen gulden hooger was. Een dergelijk beeld vertoo- hen de in- en uitvoercijfers, wanneer deze in kilogrammen worden uitgedrukt. Over dezelfde periode berekend, kan men tusschen 1925 en 1928 een stijging van invoer waarnemen van bijna 3.000.000 ton en een stijging van uit voer van ruim 2.000.000 ton. Indien men de verschillende cijfers nader be kijkt, valt het uitvoercijfer van steen kolen (behalve bunkerkolen) onmiddel lijk in het oog. Gerangschikt naar ze ven landen, welke in de statistiek zijn opgenomen, kan het volgende overzicht van dezen uitvoer een duidelijk beeld geven: i Stelt men daarnaast de cijfers uit de overeenkomstige perioden in het vorige jaar dan blijkt, dat het totaal gewicht van den uitvoer in de eerste 8 maanden vn dit jaar zijn vermeerdering, vergele ken bij 1927, voor het grootste gedeelte te danken heeft aan een sterk verraee: derden uitvoer van steenkolen. Deze be draagt circa 88 pet. De export was in Augustus van dit jaar evenwel zeer gunstig. Zoo blijkt bijv. dat door de hooge maand-uitvoercijfers ook de cij fers over de eerste 8 maanden van dit jaar, vergeleken bij het vorige jaar, een gunstig beeld toonen. Aan versche groenten bijv. werd over de verloopen maanden 17.7 millioen gulden meer uit gevoerd dan in de overeenkomstige periode in 1927. Ook de uitvoer van bloembollen ontwikkelde zich gunstig en hoewel het totale resultaat daarvan eerst opgemaakt kan weden als de teptembercyfers bekend zijn. blijkt de uitvoer in Augustus 1928 ongeveer 2.700.000 gulden grooter was dan Augustus 1927. De in- zoowel als de uitvoer van industrieele fabrikaten wa ren over de eerste 8 maanden van 1928 grooter dan in 1927, de stijging van den uitvoer overtreft die van den invoer. Be. kijkt men de cijfers der aangenomen 15 groepen onzer handelsstatistiek dan is, over de meergenoemde maanden, voor zoover betreft den invoer in 1928. een vermindering vast te stellen voor groep 6: olie, hars, gom enz. terwijl alle overi ge groepen hoogere cijfers aanwijzen. Wat den uitvoer betreft is voor deze maanden in 1928 een achteruitgang ont staan voor dee groepen: 1. Dieren en dierlijke producten, 4. Meel en meelfa- brikaten, 6. Olie, hars, gom enz. en 13. Voedings- en genotmiddelen: Een zeer sterke vermeerdering van export is vast te stellen bij groep 14: Rij-, voer-, vaar- en luchtvaartuigen. Augus tus Jan.—Augustus 1928 Bruto gew. Waarde Bruto gew. Waarde ton 1000 gld. ton 1000 gld. Totaal 1927. 235.656 2.607 1 981.205 23.043 Totaal 1928. 317.405 3.186 2 549.378 25.622 Duitschland 68.058 727 428 441 4.466 158 654 1.432 1.393 970 12.924 Frankrijk 69.855 775 553 354 6.313 Ned. O. Indië 20 639 224 Italië, Fiume 795 13 5.642 94 Zwitserland 18.986 225 116.656 1.282 602 6 15.810 159 De financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten. AFSCHAFFING VAN GEMEENTELIJKE INKOMSTEN- EN FORENSENBELASTING VOORGESTELD. Onze Haagssche correspondent schrijft: (Minister de Geer was in zijn eerste [ministerschap de opvolger van minister de Vries. Niet gaarne en alleen na her baalden aandrang van den destijdschen (minister-president Jhr. Ch. Ruys de IBe-erenbrouck heeft de heer De Geer het toen wegens de ernstige noodza kelijkheid van deugdelijke financieele (politiek na -het min of meer losse van het hoog conjunctuur-tijdperk moei lijke ministerschap van Financiën aan vaard. Tijdens de algemeene beschou wingen van de eerste begrooting, die Jhr. de Geer te verdedigen kreeg, heeft hij medegedeeld, dat één van de krach tigste beweegredenen, die hem gedreven hadden tot de aanvaarding van zijn ambt, de innige wensch geweest is, het Jarenlang hangende, maar bovenal nete lige vraagstuk vain de oplossing der fi nancieele verhouding van Rijk en Ge lmeenten ten einde te brengen. Spoedig na zijn optreden benoemde op 18 Augustus 1921 minister de Geer. onder voorzitterschap van Mr. F. A. C. graaf van Lynden van Sandenburg, een staatscommissie om hem over het moei lijke vraagstuk van advies te dienen. Hoe moeilijk hét vraagstuk was, bleek wel uit het feit, dat een rapport niet spoe dig inkwam. Hieraan heeft ook het na twee jaren ambtsbediening weer aftre den van Jhr. de Geer, geen goed gedaan. Toen na de gezantschapscrisis het intermezzo-kabinet verscheen, heeft de heer De Geer de commissie weer tot nieuw leven gewekt en met nieuw bloed voorzien. Gevolg: een rapport in het vo rig jaar voorzien van een wetsontwerp. Dit rapport kon echter de instemming van den minister van Financiën niet verwerven; na ernstige studie kwam deze tot de conclusie, dat, wilde het vraagstuk definitief worden opge lost. andere wegen moesten worden be wandeld, dan die door de Staatscom missie -waren ingeslagen, welke z.i. slechts tot een tijdelijk doel leiden. Welnu: het regeerlngsontwerp is thans bij de Kamer ingekomen. En wel zeer onderscheiden is het van het ontwerp der Staatscommissie. Al leen de daarin voorkomende nooduitkee- ringen zijn behouden. Het nieuwe wetsontwerp beoogt inder daad een definitieve oplossing te bren gen, maar past - dan ook radicale middelen toe, zoodanige, dat wy zeer wel spreken mogen van fundamenteele wijzigingen in ons belastingstelsel. Wijzigingen, die nog wel eenige cri- tiek in de Kamers zullen uitlokken. Al zal de oplossing degenen, die vreesden voor een algeheele nivelleering van den belastingdruk in ons land, wel me- devallen. In het ontwerp is verwerkt een beperkte nivelleering en wel voor die uitgaven, die tot da algemeene lands- uitgaven, wanneer- door de gemeenten gedaan, gerekend mogen wonden. Deze belangrijke karaktertrek is niet een karaktertrek van het ontwerp dei- Staatscommissie. Bij cteze geen nivellee ring van belastingdruk, waar het de al gemeene landsuitgaven betrof wonder wijs, dienstplichtwet, kieswet, enz.) ten einde de gemeenten, de volgens de wet gedane uitgaven, te vergoeden. Bij de Staatscommissie een volkomen handha ven van het zelfstandig gemeentelijk be lastinggebied, ook voor de evengenoemde uitgaven, vergezeld echter van een ver hooging der uitkeeringen door het Rijk thans gegeven, vergezeld ook van een rechtvaardiger systeem van uitkeering, rechtvaardiger naar het gevoelen der Staatscommissie, niet naar dat van on derscheidene (b.v. Friesche) gemeenten, die tegen het systeem der Staatscom missie in verzet zijn gekomen. Hoe dit nu zij voorloopig zal alleen het Regeerings-ontwerp, fundamenteel verschillend van het rapport der St.-C., onderwerp van discussie zyn.. Voorloopig en spoedig, want de regee ring wil vóór het einde van deze parle mentaire periode het ontwerp „in kan nen en kruiken" hebben. Minister De Geer heeft bezwaren te gen het rapport der St.-C. omdat dit. hoewel de uitkeeringen aan de gemeen ten op billijker grondslagen stellende, toch geen rekening houdt met het ver schil in draagkracht en bijgevolg het buitengewoon groote verschil in belas tingdruk, dat thans tusschen de verschil lende gemeenten bestaat, zou laten voortduren. Het wegnemen van deze verschillen acht de minister noodig voor de oplossing van het vraagstuk. Noodig is dus volgens den minister een meer gelijkmatige behandeling van 's Rijks ingezetenen. De ministers De Geer en Kan zijn tot de overtuiging gekomen, dat alleen een herziening van het gemeentelijk belas tingwezen gepaard met een herziening van de financieele verhouding tusschen Rijx en Gemeenten, een bevredigende positie van het geheel brengen kan. De regeering ziet in het bestaan van een gemeentelijke inkomstenbelasting naast de R.ijksinkomstenbelasting één der grondfouten van den huidigen toe stand. Inderdaad ligt hier het éénige ge val, waarin door twee publiekrechtelijke lichamen, anders dan dcor opcentenhef- fing, naar denzelfden grondslag belas ting werd geheven. De regeering acht een gemeentelijke inkomstenbelasting niet meer op haar plaats. Omdat de personen niet meer zoo sterk aan hun gemeente gehecht zijn als dat in het begin en het midden der vorige eeuw het geval wel was. Die verzwakking van het gemeentelijk besef overweegt de regeering is samen gegaan met een zeer ongelijkmatige stij ging der gemeentelijke lasten, waardoor de contribuabelen zeer ongelijkmatig worden getroffen. Dit „kwaad", aldus de regeering, wordt verscherpt door het feit, dat een deel der contribuabelen van die gemeenten te allen tijde zich door verhuizing aan het deelnemen in de ge meentelijke lasten kan onttrekken, wat een bedreiging is voor degenen, die blijven moeten. Gewezen wordt oc-k op het niet zeldzame geval van twee, vlak naast elkaar liggende gemeenten, door voortreffelijke openbare middelen van vervoer verbonden, die in al wat de lusten der woonplaats betreft een één heid vormen en slechts door een zeer groot verschil van lasten onderschei den zijn. De middelen, die men heeft willen aanwenden om hieraan te ontko men (grenswijziging met fiscaal motief en de forensenbelasting) worden door de regeering als on deugdelijke lapmiddelen ge- teekend. De bedoeling van de regeering is dan ook. wanneer het hier aangekon digde ontwerp wet wordt, de mogelijk heid van het heffen van een forensen- belasting uit te sluiten, naast de afschaf fing van de gemeentelijke inkomstenbe lasting. Deze laatste afschaffing zal dan ook allerlei moeilijkheden uit den weg ruimen, die zich thans voordoen, nu de Staat ook de gemeente-belastingen int. belasting-technische moeilijkheden. Maar al wordt de gemeentelijke in komstenbelasting weggewerkt de ge meenten hebben niettemin geld noodig voor haar eigen uitgaven. Dat wil de mi nister de gemeenten doen toekomen, door voor het Rijk af te zien van de personeele belasting en dit belastingge bied aan de gemeenten te laten. Voorts door aan de gemeenten de opbrengst in de afzonderlijke gemeenten van de grondbe lasting te schenken, naar keuze, van het „gebouwd" of van het „ongebouwd". De kosten voor de uitgaven door de gemeenten voor het Rijk gedaan, moe ten worden opgevangen door Rijksuit- keerlngen uit de door het Rijk verkregen gelden wegens de annexatie der gemeen telijke inkomstenbelasting. De uitkee ringen zullen dan hooger worden, verge- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. ver regeL eVterv leken by wat de gemeenten thans ont vangen. cm verhooging. die ds regeering gerechtvaardigd acht door het overma tige verschil in druk tusschen de ge meenten onderling, hetwelk voor een aanmerkelijk deel berust in andere fac toren, dan welke van de gemeentelijke gestie afhankelijk zijn. Het abnormale verschil zegt de heer De Geer vindt dan ook niet zijn oorsprong in uit eenloopend beleid, maar in uitwendige omstandigheden. Immers de taak. die de gemeenten in onzen tijd te vervullen hebben, wordt voor een aanmerkelijk deel bepaald niet door den vrijen wil harer bestuurders, maar door vóórbe schikking. als gevolg van wet of alge meen rijksbelang. Ook wordt er op ge wezen, dat het veelal meer een zaak van historischen groei, aan van redelijke overweging is, welk deel van de pu blieke taak in ons staatsbestel aan het Ryk en welk aan de gemeente 's toe vertrouwd. Bovendien kan de eene. fi nancieel zwakke gemeente tegenover een grootere algemeene en wettelijke verplichte taak staan, dan een financieel sterke gemeente. De bedoeling van de verhoogde Rijks- uitkeering is dus: dat deel der over heidstaak. dat aan de gemeenten is toe vertrouwd en waaraan deze zich niet kunnen onttrekken, méér dan tot dusver te doen financieren uit de door alle in gezetenen des Rijks op te brengen mid delen. Ook uit economische overwegin gen. De ministers wijzen op het buitenland, waar zij, naar het principe althans, voor beelden vinden van wat ook hun thans voor den geest staat. Gewezen wordt. o.a. op Londen met zyn 65 „parishes" waar een fonds bestaat, waarin ten bate van minder bevoorrechte gemeenten stortin gen gedaan worden door de meer be voorrechte gemeenten. De gemeentelijke inkomstenbelasting zal dus wordt het ontwerp wet ver vallen (ook de gemeentelijke opcenten op de Rijksinkomstenbelasting). Deze gemeentelijke inkomstenbelas ting zal, in gematigden vorm geünifi ceerd. onder den naam „gemeentefonds- belasting" door het Rijk worden over genomen, om daaruit do Ryksuitkeerin- gen te verhoogen en uit te deelen naar de draagkracht der gemeenten. Het Londensche voorbeeld dus! De gemeenten kunnen op deze gemeente fondsbelasting opcenten heffen. Voor de uitkeering, berekend eener- zyds volgens de draagkracht der ge meente en anderzijds volgens de uitga ven in 's lands belang gedaan, wordt een methode van berekening opgezet- die ge lijkenis vertoont met die van het door minister Treub in 1915 ingediende ont werp. De gemeenten, die van de boven uit eengezette omzetting van ons belasting stelsel het meeste nadeel zullen hebben, of liever de gemeentenaren, die dat zul len hebben, zijn de bewoners van de „belasting-vluchtheuvels". Voor de zwaar-gedrukte gemeenten beteekent het ontwerp voordeel. Voor de andere gemeenten zullen alleen nauwkeurige berekeningen tot het teekenen van de gevolgen voor de belastingbetalers kunnen aanleiding zijn. Het ontwerp vraagt de inwerking treding te doen plaats hebben in het jaar 1931. Het tarief van de gemeentefondsbe lasting is, wat de progressie en den af trek voor noodzakelijk levensonderhoud betreft, zoo ingericht, dat het zich zoo veel mogelijk aansluit, by wat thans in de gemeenten practijk is. De kinderaf trek is geregeld als in de Wet op de Ryksinkcmstenbeiasting INTIMUS. Haarl. Reddingsbrigade. Zondagmorgen had voor dit- seizoen de laatste oefening van de Haarlem- sche Reddingsbrigade plaats in de Zweminrichting aan de Houtvaart. Hoe wel door een misverstand een aantal leden niet was opgekomen, en de tem peratuur van het water slechts 53 gr. bedroeg, werd toch door een flink aantal zwemmers, doch vooral zwemsters, de gelegenheid tot oefenen aangegrepen. IJ vorig werd gezwommen en de pop op gedoken. Na afloop sprak de voorzitter woorden van dank tot den heer H. L. Warnier, inspecteur van den Dienst der Lichame- ïyke Opvoeding, en tot het badperso- neel voor de medewerking in het afgeloo- pen seizoen. Ook de leden, die steeds trouw waren komen oefenen, werden toegesproken, waarna de heer Meyerink do hoop uitsprak by mogelijk ongeval in den komenden winter op de leden te kunnen rekenen, hen opwekkend trouw in Stoop's Bad te komen oefenen. Het uur van oefenen zal nog nader worden bekend gemaakt. HET HULDIGING SCOMITé. Tot het comité voor het jubileum van mevrouw Noordewier is ook nog toege treden de heer K. J. L. Alberdingh Thjjm (Lodewijk van Deyssel). INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cl». per regel. DE TOESTAND. (Aan R. P., naar aanleiding van zijn Datumstukje in het nummer van Zaterdag JJ.) R. P.. u schrUft het sappig. Dat is u toevertrouwd. Maar ik vind het niet grappig. Ik word niet graag verbouwd. Bedenk, de Muze fluistert. Voor rijmelaars van mijn soort, Hce scherp ze wordt beluisterd. Ik hoor geen enkel woord. Z' is trouwens nu verdwenen. In al dit heisch gerucht. Nam zij verschrikt de beer.en. Noemt u dat maar een klucht, zy hakker, maar en sloopen. Maar denk eens aan mijn plicht. Het heele huis ligt open. Hoe maak ik nou mOndicht. Ze zyn ons aan 't verbouwen. U hebt het juist beweerd. Maar (dit in strikt vertrouwen) Ik word verbouwereerd. P. GASUS. SALARISSEN VAX ONDERWIJZERS AAN KWEEKSCHOLEN. Op vragen van het Kamerlid, den heer Van Zadelhof f betreffende de Jaar wedden van de onderwyzers, die werk zaam zijn aan een openbare- of by- zondere leerschool, die als eenige leer school is verbonden aan een gemeente- lyke of bijzondere kweekschool voor on- derwüzers. antwoordde de minister van Onderwys, Kunsten en Wetenschappen, volgens het Volk. te moeten opmerken, dat volgens den bestaarden toestand wèl een openbare school geen Rijks'.eer- school zynae doch niet een by zon- dere school als eenige oefenschool ver bonden is aan een Rijkskweekschool, en dat deze oefenschool niet een leerschool is in den zin der geldende bepalingen. Inderdaad is het naar het oordeel van den minister niet billijk, da: het hoofd er. de onderwyzers eer.er dergelijke oefen school niet dezelfde jaarwedde ontvan gen. als genoten wordt door het hoofd en de onderwyzers. die werkzaam zyn aan een leerschool, welke als eenige leerschool verbonden is aan een van Rijkswege gesubsidieerde gemeentelijke of bijzondere kweekschool voor onder wyzers en (of) onderwijzeressen. Het bevorderen van een maatregel om deze ongelijkheid op te beffen kon be zwaarlijk geschieden, voordat volledige gelijkstelling in bezoldiging was verkre gen tusschen hen. die als hoofd, onder wijzer of onderwyzeres werkzaam zyn aan een openbare of bijzondere leer school, die als eenige leerschool is ver bonden aan een gemeentelijke of by- zondere kweekschool voor onderwyzers en (of) onderwyzer essen eenerzyds. en hen, die ais hoofd, onderwyzer of onder wyzeres werkzaam zyn aan een leer school verbonden aan een Rykskweek- school voor onderwyzers en (of) onder- wUzeressen anderzyds. Deze gelijkstelling is thans tot stand gebracht door het Koninklijk besluit van 21 Juli 1923. De minister heeft daarom den waar nemend directeur van het Centraal Bureau van voorbereiding voor ambte narenzaken verzocht, bij de in voorbe reiding zynde herziening van de salaris- regeling voor ambtenaren en onderwy zers te bevorderen, dat gelijkheid in bezoldiging ontsta tusschen eenerzyds het hoofd en de onderwijzers, die werk zaam zyn aan een openbare of byzcndcre school geen Ryksleerschool zijnde die als eenige oefenschool is verbonden aan een Rijkskweekschool en anderzijds de hoefden en onderwyzers van leer scholen, wier jaarwedde in art. 9 van het Koninklijk besluit van 27 December 1924 is geregeld. NIEUWE ZAAK IN GRAMOPHOONS Wat een evolutie heeft de gramophoor niet doorgemaakt Van lawaaierig nasaal en protserig muziekinstrument is zy ge worden een beschaafd en vol klinkend saloninstrument, tegelijk een sierlijk meubel. Zoo zagen wy haar het aller best gerepresenteerd door de Zwltser- sche machines in de nieuwe zaak van den heer H. Jansen, Lange Veerstraat 8. Zaterdag stond zy daar in talryke en zeer verschillende modellen, die dit ge meen hebben, alle vol gratie te zijn. In de winkelkasten heeft de heer Jansen bovendien alle by gramophoons be- hoorende onderdeelen, zooals dryfwer- ken en weergevers, regulateurs en tand raderen. Bovendien naalden en platen, de laatste van de bekende merken, Odeon Columbia. Polydor. Ter gelegenheid van de opening stond de winkel Zaterdag middag vol bloemstukken. In zyn zaak te Amsterdam heeft de heer Jansen een ervaring opgedaan van vele jaren, die hem in Haarlem zeker tot succes zal leiden. CADENA s vormen ver wende rookers. Hetzij zoo. Maar dat Is dan ook het eenige „kwaad" dat van dit uitnemende product te ver tellen valt. In do voornaamato slgaranwlnkala. Stofzuigerhuis MAERTENS BARTELJOR1SSTR AAT 16 TELEF. No. 10756 5 Apei Klop-Veeg-Stofzuigers 1175. LIEBERMANN'S VLUCHT HIJ HAD BIJ ZIJN ARRESTATIE NOG 2 MILLIOEN GULDEN. De heer S. Liebermann. die zulk een belangryke rol heeft gespoeld gedurende het proces tege de directeuren van de Veendammer Hypotheekbank is zoo als bekend tenslotte to Helslngfors ge arresteerd. schryft het Hb.d. Na zijn vlucht uit Amstcdair» begaf Liebcrmann zich naar Brussel, waar hU zich een tyd lang schuil hield. !<>en hy daar den grond te heet voor zich vond worden, verhuisde hij naar Riga, zyn geboorte plaats. Te Riga woonde hy cp een val- rehen pas. Op raad van zijn hospes be sloot hij naar He'singfors te vluchten. Voor 700 dollar waren de matrozen van een naar Finland vertrekkend schip be reid. Liebcrmann in het ruim van het schip naar He'singfors te brengen. Maar vlak vóór het vertrek van de boot werd hij door douane-ambtenaren ontdekt en aa r.wal gezet. Achtervolgd door flrvschcn- t rekkers. Intusschen hebben eenige flesschcn- trekkers het geheim van Liebcrmann vernomen. Een hunner meldde zich aan de woning van Liebermann aan. stelde zich voor als rechercheur, die opdracht had Liebermar .te arresteeren. Voor 1000 Hollandse ie guldens was de ..recher cheur" echter bereid. Liebermann met rust te laten. Den volgenden dag kwam een andere tcchercheur", die zich met 200.000 Flnscbe Mark tevreden stelde. Liebermann besloot Riga ten spoedig ste te verlaten, hetgeen hem ook. dank zyn vnlsche papieren gelukt ls. HU trok naar Helsir.gfors, waar hij zich voor een doctor in de theologie uitgaf. De flcs- schentrekkers ontdekten echter zyn nieuw adres en hU kreeg bezoek van den ..directeur van de recherche van Helslng fors" en diens substituut. De recher cheurs fouilleerden Liebermann en na men de 650 dollar, die zU in zyn porte feuille hadden gevonden ,.in beslag". Do „directeur van de recherche" stelde Lie bermann voor. hem een anderen pas voor 2500 dollar te leveren. Liebermann vroeg twee dagen bedenktyd. Den vol genden dag werd hy echter gearresteerd, nu door echte rechercheurs. In de safes van Liebermann is een bedrag van 800000 dollar (twee millioen gulden) gevon den. Wat hy met het overige geld ge daan heeft, is onbekend- HJLLEGOM Ondertrouwd: J. van Hal en B. J. Du!, venvoorden; J. Elings en S. J. Dege- naars; A. J. van Nobclen en J. M. van Steyn; P. de Vreugd en L. van den Ak ker; M. D. J. Deen en C. J. Munster. Getrouwd: J. P. van der Wiel cn C. C. van Wïnsen. Bevallen: C. A. Cocncn—Warmerdam z. G. MoraalLock d. C. v. d. Zande van Etten z. A. C. Uitendaal—Staats d. C. E. Voges—Blaauwberg z. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct». per regel. AMSTERDAM UTRECHT Nicuwendyk 225-229 Oude Gracht 151 De Geschiedenis van Lois Reddle Naar het Engelsch van EDGAR WALLACE. 24) Lois zag hoe de hofmeester hem een glas wyn inschonk, en toen zij weer keek was het glas ledig. Indien Braime niet reeds met zijn eigenaardigheden be kend was, was hy uitmuntend getramd, want zonder dat het hem gevraagd weid, vulde hy het glas opnieuw. Lord Moron verscheen aan de lunch tafel in sombere en zwijgende stemming; zijn aangezicht minder opvallend van hechtpleister voorzien. „Een ongelukje gehad, zeker? Een spoorwegongeluk bijgewoond?" vroeg de dokter. ..Uw Lordschap behoorde zich meer in acht te nemen". ..Ik heb geen spoorwegongeluk mede gemaakt", bromde Selwyn. Hij scheen den dokter goed te kennen, en het kwam het meisje voor dat hij bang voor hem was. want één of twee analen zag zij hem tersluiks een vrees- achtigen blik in de richting van den onsmakelijker. man werpen. „En daar zit nog iemand die stem men meent te hooren, niet waar? Is uw Lordschap niet achtervolgd geworden door een hond een lief, zwart hondje dat met zijn staart kwispelt, hè?" „Neen, dat ben ik niet", schreeuwde Lord Moron bijna uit, beurtelings rood en bleek wordende. „Dat heb ik ook nooit gezegd wel? Ik ben volkomen ik weet wat ik doe en zoo meer. Laat mij met rust, mynheer." De lunch had voor Lois in Ieder op zicht een zeer onaangenaam verloop. De toenemende weerbarstige stemming van Lord Moron, de koude onverschilligheid van zijn moeder, de ruwe scherts van Chesney Praye, en de aanwezigheid van den dokter, die, wanneer hij niet dronk, over de wonderbaarlijke genezin- gen die hy in Ir.dië bewerkt had, zat te pochen, waren het meisje een gruwel. Nog éénmaal slechts bepaalde dr. Tap- patt zyn aandacht tot Lois. „Wat hoor ik daar. dat u getracht heeft van het balcon te springen? Kom. kom. jonge da-me. dat is immers te cwaas!" „Zeg zulke domme dingen niet". Het was Lady Moron, die deze woorden sprak. „Het balcon zakte onder juffrouw Reddie weg: niemand heeft er van ge rept dat zij trachtte op straat te sprin gen." „Een aardigheid, niets dan scherts", i reide de dokter zonder zich ui; het veld te laten slaan, en hy schoof zyn glas naar den opmerkza-men Braime. „Dat is een goed wijntje, mevrouw de gravin, een uitmuntende, volle wyn met een edel bouquet. Romanee-Conti, vermoed ik?" „Clos-de-Vougeot", verbeterde de gra vin. „Er bestaat zeer weinig onderscheid tusschen de Vougeot- en de Vosne-wij- nen", merkte de fynproever op. „In den regel geef ik de voorkeur aan Conti, doch u heeft my bekeerd." De lunoh liep voor Lois niet spoedig genoeg ten einde. Zcodra de gravin op gestaan was. liep zy naar de plek waar haar zoon stond. „Wanneer je vanmiddag aan het di ner komt, wees dan zoo goed en neem die bespottelijke pleister van je gezicht, Het is in ieder geval mijn wensch dal je er zult uitzien als een heer en niet als een kampioen-worstelaar". De vol gende woorden uitte zy met byzonderer. nadruk: Anders zal ik misschien Dr. Tappatt moeten raadplegen." By deze onheilspellende- woorden kromp Lord Moron ineen, doch het ge mompelde antwoord bleef voor Lois on verstaanbaar. Het voorstel dat zy haar werk fh de bibliotheek verrichten zou. werd door Lois met blijdschap aangenomen: wan: tot dusverre had zy niet dan een vluch tige n blik kunnen werpen in he: vertrek, waarin de Gravin van Moron zooveel tyd aan het oplossen van haar uitknip- puzzles besteedde En er bestond nog een tweede reden: zij wild? precies weten waar Lord Moron zün kunstig verbor gen microfoon opgesteld had. Het was een aangenaam vertrek, laag van zoldering en langwerpig, en liep ran den muur van de ontvangkamer aan de voorzijde van het huis, tot aan een kleine serre, die de leelijkheid van de kleine achterbinnenplaats aan het oog onttrok Iedere wand was bedekt met boekenplanken, en behalve deze, bevon den zich daar meer dan een twaalftal commodes, waarin de gravin met groote zorg en ordelijkheid alle zoodanige ge dachtenissen bewaarde, die zy in der. loop der jaren verzameld had' schouw- burgprogramma's. uitknipsels uit cou ranten, correspondentie, die de meeste menschen niet de moeite waard zouden geacht hebben te bewaren. Doch Lady Moron was een vrouw van orde en regelmaat en kon moeiiyk van iets scheiden. Dit deelde zij aan het meisje mede, toen zij met haar het vertrek be trad. Zocdra zij alleen gelaten was. steld? Lois een nauwkeurig onderzoek in de kamer in. evenwel zender het verborgen toestel of de leiding te ontdekken. Het riel haar op, dat één gedeelte van de boekenkast bestend uit eer. sterke deur met een paneel van dun ijzerdraad, door hetwelk men de titels van de boeken kon aflezen; en toen zij deze gedurende den tüd dien zy ruimschoots te harer beschik king had, bestudeerde, was zU niet weinig verrast over de maatregelen, die men genomen had om een in hot geheim lezen ran deze verboden boekerij te voor komen. De boeken waren van den meest onschuldigen aard, doch zy verbeeldde zich dat er een tyd moest zü"n geweest waarin deze afdeeling een minder on schuldige lectuur bevatte. zy was met haar arbeid gereed en slenterde langs de boeken, nam er hier en daar een in de hand en doorbladerde het, toen Braime binnentrad. Eén blik op den man bewees haar dat er iets on gewoons gebeurd moest zyn. zyn gezicht vertrok krampachtig, en hy verkeerde blykbaar onder den invloed van een ge weldige gemoedsbeweging die hy niet geheel onderdrukken kon. „Zoudt u naar de eetkamer willen gaan, juffrouw? Daar is een heer om u te spreken." „Een heer? Wie is het?" „Ik ken zijn naam niet." zeide de mar., „doch indien hij daar niet is. wilt u dan op hem wachten?" ..Maar wie is het dan toch. Braime? Heeft hy zyn naam niet genoemd?" „Neen, juffrouw" Hij frommelde zijn handen zenuwachtig ineen, in zyn oogen straalde eer. vreemd licht. „In de eetkamer?" zeide zij onder het gaan. „Jawel, juffrouw". Toen zy omkeek, bemerkte zy tot haar verrassing dat hy haar niet ge volgd was. De eetkamer was ledig; zU trof daar alleen Jean, haar kamenier. Het meisje was bezig met stof afnemen, en scheen zeer verbaasd over de ver schijning van Lois. Jean schudde het hoofd. „Braime zeide my dat een heer hier op my wachtte". „Ik weet niets van een heer af, Juf frouw, doch één ding weet ik zeker" merkte zy kwaadaardig op. „Hy ls géén heer. Ik betrapte hom er op dat hy zoo even uit de kamer van de gravin kwam en ik ben van plan het aan mevrouw de gravin te vertellen Een gluiperige, spion- neerende „Ga alsjeblieft eens hooren wie mij wenschte te spreken", zeide het ver wonderde meisje. „Misschien wacht hy in de hal". Jean ging. dooh keerde na eenige mi nuten hoofdschuddend terug „Daar is niemand. Juffrouw. Thomas, de lakei, zegi dat er geen bezoekers ge weest zijn sedert dr. Tappatt vertrok. Mijnheer Praye Ls by mevrouw de gra vin ia den salon". (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 11