H. D. VERTELLINGEN DE FINANCIEELE VERHOUDING TUSSCHEN RIJK EN GEMEENTEN. GEMENGD NIEUWS DE VOORGESTELDE BELASTING-WETGEVING. GEMEENTELIJKE INKOMSTENBELASTING. HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 6 OCT. 1928 Toelichtingen van minister De Geer. JHR. MR. DE GEER. Jhr. nu. De Geer, heeft de persver tegenwoordigers op zijn departement ontvangen om hen ln de gelegenheid te «bellen hem vragen te doen over het in gediende wetsontwerp tot regeling der financieele verhouding tusschen het Rijk en dc gemeenten. De gemeentelijke autonomie. De eerste vraag, die den minister werd gedaan, raakte het vraagstuk der ge meentelijke autonomie. Men wenschte te vernomen of die door het ontwerp wordt aangetast. De minister antwoordde hierop, dat z.i. de autonomie met dit wetsontwerp zeer weinig te maken heeft. Eén der be stuurders van één onzer groote gemeen ten moet, hoewel het wetsontwerp nau welijks was ingediend en de tijd tot be studeering dus nog maar zeer kort was geweest, zelfs reeds gezegd hebben dat het discutabel is, of dit ontwerp wel met de grondwet in overeenstemming is. Over deze uitspraak heeft spr. zich zeer ver baasd en insiders, met wie hij er over sprak, deelden zijn verbazing. Wel wordt de gemeentelijke inkomsten belasting afgeschaft, maar daarvoor komt in de plaats een fondsbelasting, waarop de gemeenten tot 80 opcenten kunnnen heffen, die in de plaats kemen wan de oude gemeentelijke inkomsten belasting. Dit beteekent inderdaad voor de gemeenten wel minder vrijheid, maar daar staat tegenover, dat er een basis van 80 mdilioen aan uitkeering uit het fonds komt. Terwijl de heffingsllmiet aan gemeente fondsbelasting, vermeer derd met het maximum van 80 opcen ten 144 millioen zou bedragen, was de opbrengst van alle gemeentelijke inkom stenbelastingen samen in de laatste ja ren ongeveer 140 millioen. Wel kan men daar de uitkeering krachtens de wet van 1807 bijvoegen, die ongeveer 20 millicen bedraagt, doch daartegenover staat weer, dat men bij de opbrengst voor het ge- Wioentebelastingfonds en de opcenten daarop de verteringsbelasting en de over dracht der grondbelasting aan de ge meenten kan vragen. Het verschil tusschen gemeenten. De vraag werd hierna gesteld of de gemeentefondsbelasting wel rekening houdt met het verschillende karakter van verschillende gemeenten. Voor den Haag als luxe woonstad is een lage belasting bijv. een levensvoorwaarde, veel meer dan voor een industrie- en handelsstad, waar men zich om geheel andere rede nen vestigt. De minister antwoordde hierop, dat voor Den Haag de opbrengst uit de ge- mccntefondsbelasting met een gematigd aantal opcenten waarschijnlijk niet zoo veel verschillen zal met de opbrengst der tegenwoordige inkomstenbelasting, maar inderdaad zal voor sommige gemeenten de belasting hooger worden. Op de vraag of ook rekening gehouden wordt met den kinderaftrek antwoordde de minister, dat de Tegeling in de Rijks- Inkomstenbelasting dienaangaande in de gemeentefondsbelasting is overgenomen. Er zullen, zoo werd opgemerkt, ge meenten zijn. die er slechter van wor den. De minister gaf dit wat de contri- buabelen betreft toe, doch merkte op, dat het heele vraagstuk er vooral een is van een betere verdeeling der lasten De groote verschillen daarin tusschen verschillende gemeenten vloeien dikwijls niet voor uit het beheer der gemeente, doch uit omstandigheden, die met dit beheer niets te maken hebben. De Rijksinkomsten belasting maakt, merkte een der aanwezigen op, geen on derscheid tusschen gehuwden en onge- huwden, wordt dit stelsel aangenomen? Deze vraag werd bevestigend beant woord; Deze vraag beantwoordde de minister bevestigend. De vraag of de bezuiniging, door ge meenten bereikt, tengevolge van overdracht der belastinginning aan he'. Rijk, door de invoering van de ver s rlngsbelastlng geheel of ten .'eele weer te niet kan worden gedaan, beantwoord de de minister ontkennend. Hij was vair meening, dat de gemeenten voor deze belasting, die b.v. geen duren nasporings- dLenst vordert, zooals de gemeentelijke inkomstenbelasting dost. geen nieuwe ambtenaren zullen behoever aan stellen. De forensen. Omtrent de forcnsenbclasting merkts de minister op, dat de wethouder van Amsterdam in een interview betreurde dat die in het ontwerp niet wordt handhaafd. Het zou echter ingaan tegen de ratio van het ontwerp als naast de instelling van het gemeentefonds de fo rensenbelasting werd gehandhaafd. Het fonds immers beoogt, precies hetzelfde te bereiken wat thans op sleohte wijze wordt -bereikt door de forensenbelasting. Deze laatste beoogt nl. dat hst in hit werkcentrum verdiende inkomen voor dat werkcentrum niet geheel verloren gaat. Een verdesling naar behoefte uit het fonds beteekent hetzelfde; de hand having eener forensenbelasting daar naast zou dan ook zoo onrechtvaardig mogelijk zyn jegens de forensen. Wie da-t wil heeft de essence van het ont werp niet begrepen. Wanneer behandelen? Gevraagd werd of de minister het practisch mogelijk acht dat het ontwerp in dit zittingsjaar nog tot stand komt. De minister antwoordde, dat hij. zoo als hij verleden jaar bij de behandeling der begrooting heeft gezegd, der Regee ring een jaar gaf en den Kamers ook een jaar. De minister heeft thans zijn toezegging vervuld en hij hoopt, dat de Kamers in den zomer van 1929 gereed zullen kunnen zijn. Wanneer, zooals het plan is, een commissie van voorberei ding wordt aangewezen, die doorwerkt, ook als de Kamer op reces is, zou het ontwerp nog vóór het uiteengaan der Tweede Kamer behandeld kunnen zijn en de Eerste Kamer, die niet, zooals de Tweede, in het verkiezingsjaar vroeg uit eengaat, zou het, wanneer het werd aan. genomen door de Tweede, waarschijn lijk in den zomer kunnen behandelen. De minister achtte dit niet alleen mo gelijk, maar ook gewenscht, want de datum van Invoering is gesteld op 1 Ja nuari 1931 in de verwachting, dat de wet in 1929 klaar zou zijn, waardoor de ge meenten den tijd zouden hebben daar mee bij de begrootingen voor 1931 reke ning te houden. Met deze begrootingen wordt reeds m het voorjaar van 1930 een begin gemaakt en het is gewenscht, dat dan de wet reeds geruimen tijd in het Staatsblad staat. Andere grondslagen. Welke andere grondslagen in art. 248a bedoeld, zijn er, aldus luidde een vol gende vraag, voor de verteringsbelasting en bestaat niet de vrees, dat deze een verkapte Inkomstenbelasting wordt? In antwoord hierop, zeide de minister, dat de meest voor de hand liggende andere grondslagen biljards en speel- vaartulgen zijn, doch dat de gemeenten vrij worden gelaten om daarnaast nieuwe grondslagen te kiezen. Acht a een gemeentelijke fietsenbe- Iestlng dan mogelijk? werd gevraagd. Neen. antwoordde de minister hierop want die heeft de wet tot zidh getrok ken en zU sou niet door de Kroon goed gekeurd worden. De gemeenten zouden een radio-be lasting kunnen heffen, werd geopperd. Minister De Geer wist niet of de Kroon dit good sou keuren, doch achtte een dergelijke belasting formeel inder daad mogelijk. Opgemerkt werd. dat als grondslag der berekening van de uitkeering het dienst jaar 1927 wordt genomen. De vet treedt in werking, als het ontwerp wordt aan genomen, in 1931 en de berekening zal om de vijf Jaren wonden herzien. Betee kent di+ dus, dat in 1936 nog de grond slag van 1927 zal gelden? BRUIDORAKELS. Nog altijd, nu, zoowel als eeuwen ge leden, droom en de meisjes van verlo ving, bruiloft en huwelijk, ofschoon der gelijke gebeurtenissen ook wel eens in het rijk der droomen blijven. Maar nog tegenwoordig evenals hon- derde jaron geleden, kent men in dit verband allerlei gelukteekens en orakels en ofschoon de „verlichte" jeugd van tegenwoordig met deze „dwaasheden" spot, een feit is het dat het niet is voorgekomen, dat een hoopvolle jonge bruid, of con. die het wil worden, ge: heel onverschillig staat tegenover deze dingen. Voornamelijk op het land zijn in dit verband gebruiken en sa-gen bewaard gebleven en wij willen eeniee daarvan de revue laten passeeren. Wanneer bij een wandeling de zoom van het kleed ran een jong meosje aan een doorn- struik blijft hangen, zoodat de japon omslaat en de keerzijde van de stof zichtbaar wordt, dan is dat een teeken dart het meisje met een weduwnaar trouwt. Gaan de banden van een boe zelaar van eon meisje los. dan denkt haar schat aan haar. valt een haarspeld of raakt de veter van een schoen los, dan wordt haar vereerder haar ontrouw. Over de gestalte van den toekomsti- gen man weet een stuk hout. dat uit Ieen stapel hout wordt getrokken, in lichtingen te verschaffen. Zooals dat stuk hout, recht of krom, lang of keri is, zoo is ae toekomstige bruidegom. Plukt een jonge vtouw in den Johan- nesnacht negen soort bloemen, vlecht ze daarvan een krans en legt ze deze on, der haar hoofdkussen, dan zal zij in haar droom haar aanstaanden man zien. Wanneer een meisje een appel afschilt, zonder dat de schil breekt en deze achter haar weg werpt, dan kan zij uit het figuur, dat door de schil wordt gevormd, de beginletter van den naam van haar aanstaanden man er varen. Maakt een bruid haar bruilofskleed zelf, dan brengt dit, volgens het orakel van Bern, ongeluk. Het meisje, dat uit een grap een bruid krans opzet, zonder zelf bruid te zijn. wordt nimmer een bruid. Eon bruidspaar- moet de aankondiging van het huwelijk in de kerk niet zeil bijwonen, want dan valt het huwelijk niet goed uit. Maandag, Dinsdag en Donderdag zijn de beste huwelijksdagen. In ZuicLDuitcshiar.d zegt men: „Don derdagshuwelijk, gelukkig huwelijk". De Serviërs daarentegen houden den Dinsdag en den Vrijdag voor de beste huwelijksdagen. Voor de trouwkoets megen geen schimmels worden gespannen Wie bij de huwelijksplechtigheid het eerst zijn voet in de kerk zet. en bii het verwi Jen van de trouwringen zijn hand ever. opheft, zal gedurende het huwelijk de baas zijn. IEDER HEEFT Z'N GEBREKEN. In de .Daily Mirror" vertelt iemand van zijn ervaringen met typistes, een verhaal, dat begint te lijken op in de dameswereld circuleerende histories be treffende het dienstbodenvraagstuk. „De eerste, die ik koos uit 472 sollici tanten op een advertentie, hield haar oogen strak op mij gericht van het oogenblik, dat ik ophield met dicteeren, tot ik opnieuw begon. Geen spoor van bewondering of aanbiddingEen dom gekijk, met open mond. was het, onver- dragelijk, en, wat de toestand onhoud baar maakte, zij kon het niet afleeren. No. 1 af. De tweede was ouder, wist hoe ze kij ken moest, maar kattig. Zü droeg een belangrijk aantal ringen, en die bege leidden haar tikken zeer rythmisch, maar het was vermoeiend voor wie het moest aanhooren. j ,,'t Maakt nogal wat lawaai", veroor loofde ik mfj op te merken. „Ja, niet waar," zei ze met een ailei vriendelijkste!: glimlach. „Zou u ze niet liever af doen, als u werkt?" „Nee, dat zou ik nooit over mijn hart kunnen verkrijgen, ik kreeg ze van mijn verloofde, en. De derde verzekerde, dat zij werkelijk niet hoefde te werken. Haar ouders konden de eindjes best aan elkaar knoo- pen, maar zij vond het zooiets grappigs, om den heelen dag iets te doen te hebben, en alle jonge dames stelden e: immers tegenwoordig een eer in om te werken. Do vierde was weduwe, met kinderen, die verzorgd moesten worden. Zij steno grafeerde en typte zoo langzaam, dat ik haar „Petite Vitesse" noemde. Toen ik haar vertelde, dat ik vreesde, dat ze niet erg geschikt was, huilde zij. Mijn vrouw was zoo geroerd, dat zij mij de weduwe vijf pond meer liet betalen, dan haar strikt genomen toekwam. De vijfde was intelligent, en ik dacht de ware gevonden te hebben. Tot mijn ongeluk beging ik de onvoórzichtigheit te veronderstellen dat ze er wel niet te gen op zou zien stof af te nemen op de twee tafels met mijn paperassen. Zij bleek er wél tegen op te zien. Zij was niet aangenomen voor dienstboden werk, en zij ging. De zesde kon vlug typen, verbazend vlug! Zij leek wel twintig vingers hebben in plaats van tien, maar maakte dan ook een daarmee evenredig aantal fouten De zevende. Was zeer vermoeiend vanwege de eindelooze verhalen over haar vroeger leven; de achtste werd gesnapt, toen zij r.üju particuliere brie ven las. Toch ben ik geslaagd. Mijn nieuwe hulp is een oud-korporaal, die niet dom kijkt, geen ringan draagt, niet van hooge ■ni-af is, en geen kinderen tot zyn last heeft. En die er niets op tegen heeft stof af te nernen." Wat Veisen's Burgemeester er van zegt INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. O... 30-60 90 Tut,50 Bi| A,.,h. D, (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) De horlogemaker door CLAUDE MARSEY. (Een Zondagmorgen, by een „klein" horlogemakertje in Montparnasse. De muren hangen vol met klokken van elerlel soort. Op de tafels en planken staan wekkers en liggen talrijke hor- 5. Van alle kanten klinkt het ritse lende getik. Alle instrumenten wijzen een verschillend uur aan. Meneer Trock zit voor zijn werktafel Hij heeft een loupe in het rechteroog die glinstert als een lichtende paddestoel. M. Treek peutert met een minuscule werktuigje in een klein polshorloge. Mevrouw Trock komt binnen. Achter haar aan hobbelt de kleine dikke acht-jarige jongeheer Trock. Mevrouw heeft een nieuw hoedje op en onder haar rechter arm draagt zij een parapluie in knotsvorm, genaamd tompouce). Mevrouw Trock: Wat! Ben Je nu nog niet klaar? Meneer Trock (zonder het hoofd op te heffen): Lieve kind ik moet even dit horloge afmaken, 't is voor een klant die er haast mee heeft. Ik heb hem be loofd, 'm niet teleur te stellen. Mevr. Trock: 't Is een schandaal dat men je niet eens een rustigen Zoondag gunt! En nou had je me nog wel be- "oefd dat we vandaag vroeg zouden weg gaan, om buiten te pic-niccen. Meneer Trock: Maak je niet ongerust lieve. Er is nog tijd genoeg. Wij gaan buiten eten. Mevr. Trock: Tijd genoeg! Tijd ge noeg! Het is al(zfl kijkt op haar horloge)half elf! Meneer Trock (Een blik werpend op de pendule die het dichtst in de buurt is) Je horloge loopt voor. ,'t Is pas vyf voor tien. De jongenheer Trock: (Die de wijzers van zijn horloge met een razende snel- j Myn heid in het rond doet draaien) holoozie. is in diggels. Mevr. Trc-ck: In ieder geval is het laat. En 't is een ramp dat je hier nooit te weten kunt komen hoe laat het precies is. (Zij bekijkt de verschillende klokken in den winkel). Kwart over tien, tien minuten voor tienen, twee minuten voor half elf, vijf over tien. half elfHoe moet je d'er in 's hemelsnaam uit wijs worden!? Meneer Trock: Neem het gemiddelde. Dan heb je vast den tijd van het Meteo rologisch instituut. (De winkeldeur wordt geopend. De klant treedt binnen). De klant: Goeden Morgen. Kan ik hèt horloge al van u meekrijgen, da*, ik gisterenavond gebracht heb? Meneer Trock: Alstublieft. Het loopt prachtig. k Krijg vier en een halve gul den van u. D'er mankeerde heel wat aan. De klant: (Betalende) TJ heeft het toch meteen gelijk gezet? Meneer Treek: Meneer, ik heb het net gelijk gezet met het Meteorologisch Instituut, 't Is precies dertien minuten voor half elf. (Tot zijn vrouw)Niet waar Marie? Mevrouw Trock (haar horloge raad plegende dat op vijf minuten over half eif staat)Ja zeker. Precies 13 voor half elf. De jongenheer Trock (Eveneens zyn horloge raadplegend dat by nadere be schouwing van blik en karton blijkt te zijn, triomfeerend)Ja Pa, precies 13 voor half 11. Meneer Trock: (Ook triomfeerend): IJ ziet meerneer, alles loopt hier op de mi nuut met het meteorologisch insti tuut. (De klant vertrekt verrukt). Wij hebben ook den heer R. G. R ij k e n s, burgemeester van Velsen. ge vraagd naar zijn meening omtrent de herziening van de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten, en de door de regeering ontworpen voorstellen tot herziening van de belastingwetten. Hy begon met te waarschuwen tegen te haastige vorming van opinies over deze voorstellen. Op het moment is het zelfs onmogelijk om de portée der zaak geheel te overzien, omdat de vermaarde for mule inzake de Ryksuitkeeringen nog niet is te beoordeelen. Wat Velsen's bijzondere belangen betreft: de gemeente heeft, zooals men weet, juist tengevolge van haar zeer snellen groei ernstig nadeel ondervonden van de wet van 1897. De Rijksuitkeering aan Velsen bedraagt nu f 1.541/2 per inwoner, aan Amsterdam en andere ge meenten niet minder dan f 6. Misschien waren die f 1.54 1/2 juist berekend toen de wet van '97 tot stand kwam en Velsen een paar duizend inwoners telde. Nu loopt het zielental naar de veertigdui zend, en de uitkeering ls sinds jaren totaal onevenredig. Het aantrekkelijke in het nieuwe ont werp, zei de burgemeester, zit in de voorgestelde nivelleering. Wij lijden hier onder ae nabijheid van de luxe gemeente Bloemendaal. Nivelleering be teekent een heele stap in de goede richting, en zal b.v. leiders van groot bedrijven ervan weerhouden om zich even over onze gemeentegrens te gaan vestigen en ons met de bedrijven te laten zitten. Overigens zijn de toestan den in Velsen ook wat de financieele draagkracht der bevolking betreft zeer •yzigd. Wij hebben een gezonden, krachtigen arbeidersstand en kleinen mindenstand die zeer belangrijk in de belastingen bijdragen. Dat is heel wat anders geworden dan vóór den oorlog, teen de inkomsten der gemeente voor zulk een groot deel van enkele hoogst aangeslagenen afhingen Er zijn in het ontwerp der regeering dingen die mij nopen om er mij op het moment zeer gereserveerd over te uiten. Ik ben geneigd om te zeggen: het ont werp der commissie-Van Lynden van Sandenburg leek mij veiliger. Hier hebt u een paar cijfers: Afschaffing van de plaatselijke inkomstenbelasting beteekent voor ons een entvangst van f 801.000 minder, van de opcenten personeele be lasting: f 126.000 minder, van de uit keering inzake de wet van 1897: f58000 minder. Totaal aan mindere opbrengst dus f985000.dat is bijna een millioen dat op andere wijze gedekt moet worden. Aan nieuwe inkomsten staat daar tegenover: f 90.000 aan uitkeering door het Rijk van de belasting op de ge bouwde eigendommen, f 200.000 verte ringsbelasting, f 148.000 aan opcenten fondsbelasting, f 75.000 aan minder te betalen kwade posten plaatselijke in komstenbelasting, totaal f 513.000. Rest van de f 985.000 nog een som van f 472.000 die gedekt moet worden. Ik merk bij deze cijfers op dat de verteringsbelasting niet bezwaard kan worden met het volle bedrag (f 126.000), nu nog geheven aan opcenten personeele belasting, omdat de thans bestaande ver deeling der gemeente voor de personeele belasting in 3e en 5e klasse zal moeten vervallen. De totale opbrengst van de fondsbe lasting, met een hoogste percentage van 6%, zal voor Velsen ongeveer vier ton bedragen. Voor de plaatselijke inkom stenbelasting is het hoogste percentage 8 1/4%. Zonder den druk te verzwaren kan de gemeente dus niet meer dan 37 opcenten op de fondsbelasting heffen, en het ziet ernaar uit alsof het aan merkelijk meer zou moeten zijn. Maar zooals ik u al gezegd heb: het is niet mogelijk om tot een definitieve slotsom te komen zonder dat men eerst precies de portée der voorgestelde formule kent en weet hoe men staat ten opzichte van de Rijksuitkeering. In hóe ver re het ontwerp de autonomie der gemeenten zou -bedreigen, waarom trent mr. Patijn eenige voorloopige bedenkingen heeft geopperd, kan ik op het moment nog niet beoordeelen. Het is misschien ..ouderwetsch" om het te zeggen, maar ik voor mij ben van mee ning dat er een aantal gemeenten zijn voor wie niets beter zou wezen dan dat zij onder financieele curateele werden gesteld. Het verwondert mij dat er van som mige zijden al zulke definitieve opinies over het nieuwe belastingontwerp zyn geuit. De noodige gegevens daartoe ont breken m.i. nog. De behandeling in de Kamers zal wel niet zeer vlot verloopen omdat de uitgebreidheid van het onder werp zal uitlokken tot diepgaande be schouwingen, b.v. over de gemeentelijke autonomie, en juist dit punt wel aan leiding zal geven tot verzet van som mige zijden. Tot zoover de opmerkingen van bur gemeester Ry'kens'. ANTI-REV. KIESVEREENIGING. Vrijdagavond vergaderde de Anti-rev. Kiesvereeniging .Nederland en Oranje" onder voorzitterschap van mr. A. Bruch. Na de opening der vergadering compli menteerde de voorzitter het lid der Ver- eaniging, den heer J. P. Haanschoten, inspecteur der P. en T. met de hem met Augustus verleende Koninklijke onder scheiding. Na de mededeeling dat de fusie met de A.-R. Kiesvereeniging te Haarlem- Noord (voormalig Schoten) is tot stand gekomen, bracht de voorzitter verslag uit van de gehouden vergadering der Kamerkieskring Centrale en van een te Den Haag gehouden conferentie van een deputatie uit het Centraal Comité van A. R. Kdesvereenigingen met afge vaardigden der Kamerkieskringcentra- len ter zake van de voorbereiding der aanstaande verkiezingen. Daarna hield de heer W. F. Bee remans Bestuurslid der Kiesvereeniging, een in leiding over het onderwerp „Kappeynes scherpe resolutie in de uitkomst ge faald". Spr. begon met te herinneren aan het woord gesproken door Mr. Kap- peyne van de Ooppello in de Kamerzit ting van 8 December 1874. „Dan moet de minderheid maar onderdrukt worden" en wat dr. Kuyper daarop geantwoord heeft. Kappeyne schetste spr. als de man die het dorst ie ondernemen een aanslag op de vrijheid te doen. Stond Kappeyne in dezen alléén, of is niet veeleer zyn gezegde te beschouwen rn het verband van het al waarmede de liberalen van toenmaals anders denken den dan zy bejegenden, vroeg spr. Na voorbeelden van dat bejegenen te hebben aangehaald, concludeerde spr., dat het waarlijk niet Kappeyne alléén is, die t o onderdrukking niet c Vergelijkende cijfers. B. en W. bieden den gemeenteraad aan een stattstdsdh overzicht der ge meentelijke inkomstenbelasting over de belastingjaren 1925/26. 1936/27 en 1927/28, gevende een overzicht over het aantal aanslagen in klassen verdeeld, mode het totaal zuiver inkomen over de betrokken aanslagen der genoemde belastingjaren. Ten einde het bij art 243d der ge meentewet bedoelde belastbare inkomen te verkrijgen, dient het in bij ge voogden staat genoemde zuiver inkomen vermin derd te worden met de bii art. 4 der heffingsverordening plaatselijke inkom stenbelasting genoemde bedragen voor noodzakelijk levensonderhoud en kin deraftrek. Het totaal belastbaar inkomen voor de gemeente kan in ronde cijfers wor. den gesteld voor het belastingjaar: 1923/26 op 38.400.000.—; 1926/27 op 37.400.000.—; 1927/2S op 55.500.000.— Bij bovenstaande cijfers Ls buiten be. sclwuwing gelaten het totaal belastbaar inkomen der forensen, waarvoor het be drag der belasting voor twee-derden wordt berekend. Hiertegenover staat, dat niet van het totaal-inkomen is afgetrok ken het verlies, ontstaan door de ver mindering ran één derde od de betrok, ken aanslagen van hen. die hier hoofd, verblijf hebben en elders forens zijn. ZUIVER INKOMEN van S00 tot beneden 1-000 3220 van 1.000 1-200 2-1S0 van 1.200 1-400 2-467 van 1.400 - 1-600 2 698 van 1.600 1.800 2.423 van 1-800 2-000 2.459 van 2-000 2500 3393 van 2-500 3.000 1.405 van 3.000 3.500 1.003 van 3.500 4-000 599 van 4.000 4500 469 van 4.500 5-000 358 van f 5-000 6.000 487 van f 6 000 7-000 263 van f 7-000 8-000 190 van f 8.000 9000 127 van f 9.000 10.000 73 van f 10.000 20.000 354 van f 20-000 30-000 81 van f 30 000 40.000 34 van f 40.000 50.00(1 24 van f 50-000 60.000 12 van f 60.000 70.000 5 van f 70.000 so.ooo 4 van 80.000 90.000 1 van 90.000 ƒ100000 van 100.000 en daarboven 10 BELASTINGJAAR 1925<26 Aantal aangesla- genen. Totaal zuiver inkomen per klasse. 2.755.119 2-317.416 3-141.848 4.012.370 4.071.786 4.601.646 7.813.930 3.748612 3-175.295 2-306.521 1.969.312 1.687.930 2.616.731 1-688-885 1415-819 1-073.681 694-132 4.774.158 1.921.386 1-167.997 1-062.862 665.12.» 60-479.902 BELASTINGJAAR 1926/27 Aantal Totaal zuiver aangesla- inkomen genen. per klasse 3360 3-052.24S 2 299 2.44S.739 2714 3-457-807 2-785 4.135819 2-441 4 107-472 2.405 4.508-634 3.461 7.519.326 1.372 3 652.973 932 2.959-172 613 2256-797 406 1-708-529 323 1524-244 448 2.406.472 276 1.781-503 204 1-507.580 129 1.086.243 95 899-665 352 4.735-599 91 2-188.519 28 995.002 18 796.693 9 505668 3 322.618 3 381.180 172-550 185-486 6 680.774 24.981 59.977.312 BELASTINGJAAR 1927/28 Aantal aangesla- genen. 4.917 3-204 3-567 3.989 3.516 3.26S 4.79S 2-058 1.329 800 567 434 5-SS 401 261 191 143 520 140 46 26 17 9 2 5 13 Totaal zuiver inkomen per klasse. 4.228-175 3-406-758 4-551 -192 5.913.855 5.893.281 6.115.977 10-425.639 5.504792 4.199.532 2-952.256 2.381.799 2.053.104 3-190.294 2574.814 1.943717 1-608.366 1-362.794 7.217-078 3-430-372 1-618-305 M48-785 921.184 445.821 673 372 171394 459.749 2-033 671 S6.426-276 1 al hebben dan andere liberalen niet een uitdrukking van zoo groote ontzetter.d- heid als hy gebezigd. Voortgaande, kwam spr. op het wetsontwerp dat Kap peyne indiende tot herziening van de wet op het lager onderwijs. De strek king en bedoeling er van ontvouwde spr. Hij haalde daarbij ook aan hoe een man als dr. P. van Geer, een vernieti gend oordeel heeft uitgesproken over de geheele regeling van de kosten van het openbaar onderwijs neergelegd in het wetsontwerp. En verder, hoe een grootsche actie zich tegen het wetsontwerp en de be doeling er van heeft ontwikkeld, zoowel van Prot. Ohr. als van R.K. zijde. In een Smeekschrift werd den Koning ver zocht de wet niet te bekrachtigen. Toch, nadat de Koning het Smeekschrift en de daarbij beboerende stukken had gesteld in handen van minister Kappeyne, tee- kende de Koning de wet, na ontvangst van den minister. Aangehaald werd hoe De Standaard zich destijds uitsprak over dat advies, hoe hot blad opmerkte „dat de Koning, tenzij hij zijn minister dat vertrouwen zelfs ontzegde, dat elk eerlijk man ge niet, de wetsvoordracht wel moest goedkeuren," maar ook dat Kappeyne den Koning een advies heeft gegeven „strijdig met de waarheid", dat hij in zijn advies „veel schreef in strijd met de feiten". Bedoelde Kappeyne met zijn wet de School met den Bijbel te dooden, verwachtte het Handelsblad, dat het nu w-el uit zou zijn met de Schoolwet- agitatie, het is anders gegaan, zeide spr. In heel het land verrezen Scholen met den Bijbel, dank zy de offervaar digheid van het Christenvolk. In de uit komst heeft de scherpe resolutie van Kappeyne gefaald. Ook is het niet uit geweest met de schoolwet-agitatie. De strijd voor de rechtsgeldigheid tus schen het openbaar en bijzonder onder wijs is gevoerd met toenemend succes, dank zij de goede gunste Gods, werd het einddoel gaandeweg benaderd, d_nk zij ook het samenga an der partijen van rechts. De eerste stap werd gezet op den weg der rechtsgelijkheid met de wet Mackay, die is tot stand gekomen met de medewerking ook van liberalen. Hoe daarna op dien weg verder werd gegaan, werd ontvouwd. Kappeyne heeft ook in ander opzicht gefaald met zijn denkbeelden van onvrijheid en tyrannie, vervolgde spr. Er is ook gekomen ander inzicht bij de liberalen. In 1878 was Kappeyne de man van het c genblik. Echter, vier jaar later zeide een an der minister Pynacker Hordyck, dat, als de wet Kappeyne toen nog in behan deling moest komen, ze geen twintig stemmen halen zou en dat omdat kenne lijk ook bij de liberalen het inzicht ko mende was, dat er niets stuitender is dan dwang op opvoeding, op geestelijk en wetenschappelijk gebied. Lat or zeide een liberaal. Staatsraad Hubrecht, dat in 1878 „een dwingeland zyn macht in onze wetgeving op het lager onderwijs ter dege deed gevoelen", en verder werd door hem gesproken van „het uitoefe nen van tyrannie". Zóó had, getuigde spr., Kappeyne met zyn denkbeelden afgedaan. En nog maar weinige jaren geleden noemde de lieer Ketelaar in de Kamer de wet van 1878 „een politieke misvatting, waarvan de nadeelige gevolgen hadden kunnen wor den voorkomen, indien men in die dagen meer naar de minderheid had geluisterd". Zóó heeft Kapper*:, con cludeerde spr. met zijn bedoelen en streven gefaald in de uitkomst in meer dan één opzicht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 10