H. D. VERTELLINGEN
Vlammende Katciien
FLITSEN
FEUILLETON.
HAAPT.EM'S par.pT.AD vrijdag 12 OCT. 1928
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
door JENNY MOULD.
De Vondst
«rei, die idee was een vondst, peinsde
Gerard Bons.
Hij meende de idee van een roman
dien hij zoo juist had uitgelezen
Het boek lag op zijn dekstoel er. hij
Delf stond tegen de railing geleund en
•taarde over zee. Voor een Jongeman, die
tn enkele jaren zich naam heeft weten
te maken als schrijver, en die op weg
Js naar Amerika om daar een scénario
te maken, in opdracht van een van de
grootste maatschappijen, die ooit ster
ren de wereld hebben in geslingerd, voor
eoo"n Jongeman zag Gerard er opvallend
ontevreden uit. Medepassagiers, die zich
direct geïnteresseerd hadden voor den
•beroemden schrijver, voelden zich te-
Qeurgesteld. HU was zoo weinig toeschie
telijk, zwUgzaam, blijkbaar melancho
liek.
De zaak was, dat Gerard, na zeer vlot
en met veel succes vier romans achter
elkander te hebben geschreven en twee
tooneelstukken op dat punt was gekomen,
■waar leder auteur, hoe talentvol ook,
RUn hart voelt stilstaan van angst, het
punt, dat lUkt op een weg die doodloopt,
Kortom, Gerard zocht nieuwe ideeën
en vond ze niet. Niet voor een roman,
niet voor een film. Waar was al zUn
briljante fantasie, uit den tUd, toen hU
ergens In een restaurantje van Mont-
parnasse placht te dlneeren en te
schrijven aan een wankel tafeltje op
een goedkoope kaïmer?
Of van den tUd, toen het eerste suc
ces was gekomen, toen de wereld één
groot feest leekWeg. Zijn hoofd
was leeg, zUn hand aarzelde, als hij
■wilde schrijven. HU twUfeide aan zich
zelf, hU benUdde ieder, die een origineel
idee had. en kon er zelf geen vinden.
En de gedachte, dat men daarginds in
Amerika originaliteit van hem ver
wachtte, bezorgde hem rillingen van
angst.
Mistroostig stapte hij naar beneden
en zUn hut binnen.
Hij had alles al uitgepakt, de boot
was dien morgen al vertrokken.
Gedachteloos en triestig zette hU zich
op een stoel en staarde voor zich ln
een spiegel die zUn beeld weerkaatste.
Deze spiegel weerkaatste echter nog iets
enders, en wel de deur van een kast.
•waarin zUn kleeren hingen. En opeens
2ag hij, door een kier van die deur. rook
komen.
In een paar stappen was hU er bij. ruk
te de deur open en keek in de kast. Er
bewoog iets achter zUn kleeren. hU
schoof een pak opzU en ontdekte, in een
hoek gedrukt, een Jongen, die hem met
groots oogen aankeek. tcrwUl hU een
(brandende sigaret in zUn hand hield.
„Wat moet dat?" vroeg Gerard streng.
De Jongen zweeg.
„Kom er uit", beval Gerard.
De Jongen gehoorzaamde, en toen hU
Sn het licht verscheen kon Gerard een
glimlach niet onderdrukken. HU droeg
cm zijn kleine, tengere figuur een pak,
dat een flinke jongeman zou passen. De
broekspijpen waren omgeslagen, even
als de mouwen. Het geheel leek op een
tsak en boven die zak kwam een klein,
donker hoofd met een vuil gezichtje en
angstige oogen.
„Wat doe je in die kast?" vroeg
Gerard. „En hoe kom jc aan die siga
ret?"
ZUn blik ging vol verwUt naar een
doos sigaretten cp tafel.
De jongen ging van den eenen voet
op den andere staan en zei: „XAmme1
nou maar in de kast sltte, meheer....
ik hinder u toch niet?"
„Hindert mU niet? Dacht je^dat ik de
reis wil maken met kleine jongens in
im'n kast. die m'n kleeren in brand
steken met van mU gegapte sigaret
ten?"
,,'k Heb d'r maar twee genoume". zei
d" jongen verontschuldigend. ..'k Was
eco verduveld wee, lk zet het uwes om
sou lang sonder etc te blijve".
„Maar hoe kom je hier?" vroeg
Gerard.
„Ik bin van huls geloupc". zei het
zonderlinge jongetje. „Se sloege me veuls
te veulik seg maar, een paar klappe
dat ken er mee dour'k bin geen
lieverdjewil 'k beste wetemaar
a'.Ies hét se grensc, wat u? Asse Jc met
de pouk gane hammele dat 't bloed er
langs loupt, dan seg ik: stop kammerade,
en toen hé"k de poute opgenoume".
Gerard ging er bU zitten. HU had nog
nooit zoo'n grappig Jongetje gezien.
„Ja maar dat gaat zoo nietJe
kunt in elk geval geen blinde passagier
Kijven......"
..Lame nou", pleitte het jongetje, nog
cUUd rookend. ..'k Sel je werachtig niet
hindere"k sel geen slgarette ouk meer
neme.
.Maar Jongen, dat gaat toch niet",
zei Gerard. „Ten eerste moet je toch
eten enneen, dat gaat nietIk
zal Je heuscn aan den kapitein moeten
aangeven".
„Je bint een flauwe fint" zei het
jongetje en ging ontmoedigd zitten.
„Jasseswat een kerel
Gerard lachte.
„Ik zal het gced met je maken", zei
hU goedig. „Ik zal je passage betalen
en als we aankomen, zal ik wel eens in-
formeeren hoe dat zit met die pook
waren dat je ouders?"
„Me tante" zei de jongen. .Dat merakel
hét het nou eeuwig op d'r heuper hè.
Maar ze sel blij sün dat "k assjauwijne
bin".
„Dat Je wat?'
„Wegfoetsie...."
„Hoe heet je?"
„Eend", zei de jongen prompt.
„Wat?"
„Eendanders bin 'k noult ge
noemd
„Ja maarhoe noemden ze je op
school?"
De jongen dacht zwaar na. Toen zei
hU: „As 'k op schoul was dan zeie ze
altUd „nare. ondeugende jongen" of
„kwaje bengel".
Gerard zuchtte.
„Nou, blijf nou maar kalm hier zit
ten, dan zal ik eens gaan praten met
den kapitein.
HU praatte, en de oude zeeman, glim
lachend bU het verhaal, stemde er in
toe, den kleinen „blinde passagier" in
de derde klasse te stoppen, op kosten
van Gerard.
,.U zal er niets als ondank van heb
ben", waarsohuwde hU- „En ik zal maar
beginnen met den bengel een bad te
laten geven".
HU liet den steward komen en gaf
zUn orders. Toen zaten ze nog een
tUdje te praten. Gerard zei lachend:
„Het is een typespreekt een onge
looflijk taaltjemisschien haal ik er
nog copy uit".
HU wilde juist weggaan, toen de
steward terugkwam. Hij zag er eenigs-
zins verward uit.
„Kapitein", zei hy, „die jongen
dat is een meisje".
„Hé, wat!" kwam het uit twee mon
den.
„Ja kapiteinen ze heeft me leelyk
gebeten ook Hij toonde een plek
aan zUn hand. „Ging te keer als een
kleine duivel toen ik hem.... haar in
de badkamer wilde brengenik heb
er nou een van de juffrouwen bU
't is een mirakel van een jongen
meisje bedoel ik
De kapitein keek Gerard aan en deze
werd rood.
„Ik ehmaarwie...." stamelde
h«.
„Dat is een zonderlinge geschiedenis",
zei de kapitein. „Laat hemhaar
hier komen als ze dat bad heeft gehad....
Zeg. dat ze haar wat geven om aan te
trekkeniets met rokken...."
Een half uur later klopte een van de
stewardessen aan en achter haar volgde
bUna bedekt door haar beschermende
breedheid, een nietig figuurtje in een
te wUde Japon. Maar nu het gezichtje
gewasschen was. zag het er aardig en
frisch uit en het donkere haar krulde
over een hoog voorhoofd, waaronder don
kere oogen schitterden.
„Welallemachtig", zei de kapitein
en keek weer naar Gerard, die weer rood
werd.
„Wat is dat hè?" wendde de kapitein
zich vervolgens tot de schuldige. „Wat
moet dat fceteekenen! Hier aan boord
sluipen, in kasten zitten.... ik moest Je
aan de politie geven!"
De schuldige wierp een hulpsmeeken-
den bük naar Gerard, die bemiddelde:
„Ik blijf by myn aanbod, kapitein
laat h3ar nu maararm zieltje, zoo'n
kind met een pook te slaan
„Kind!" herhaalde de kapitein en
snoof. „Ze is minstens zeventien. Maar
enfinzooals u wilt.... neem haar
mee naar de derde klasen pas op.
als ik kwaad van je hoor!" brulde hy
tegen het meisje dat schuchter weg
kroop. Gerard had bepaald met haar te
doen.
Ik kom straks weieens naar je kUken".
zei hU vriendelijk.
Een uur later zocht hy zUn bescher
melinge op. ZU zat in een dekstoel en
vloog overeind toen ze hem zag.
„Zoo. eendje", zei Gerard vaderlijk
„laten wij nou eens praten hè? Hoe heb
Je het hier? De kapitein meende het
zoo kwaad niet. hoer".
„Die dacht, dat hij mU kon bang ma
ken", zei de eend en ging weer zicten.
schudden a van het lachen. „Die dikke
bullebakkeek z'r. oogen naar me uit.
notabene".
Gerard ging er ook bij zitten en gaap
te haar aan.
„O eh.... hm.... dat spraakje was
dus maar comedie?"
„Jaik vond het er bij passen hè?"
zei dc eend. „Maar ik ben u vreeselijk
dankbaarOf ik nou netjes praat
of niet, blijft wel hetzelfde, hè?"
Gerard keck haar nadenkend aan.
„Dat met die pookbegon hy.
„Het was een beetje anders", gaf zij
toe. „Maar minstens zoo erg. Stel je
voorze wilden me koppelen aan
zco'n dikken koopman.
„Vertel me eens wat van die geschie
denis", zei hU.
Ze vertelde, haar armen om de
knieën geslagen. Ze vertelde vlot. geestig
amusant. Men zag haar vinnige tante,
en den dikken koopman en de andere
personen uit haar leventje. Gerard keer.
de opgewekt terug naar zijn hut.
„Er zit lets in", overlegde hU. „Ab
soluut. men zou er een komische film
van kunnen maken".
HU maakte notities en was den volgen
den dag alweer bU z'n beschermelinge,
die hij nog altUd „eend" noemde, daar
ze hardnekkig haar naam weigerde te
zeggen.
„Eendje", zei hU op een avond, „we
zijn binnenkort aanen wat moet er
dan met jou gebeuren? Ik'kan je toch
niet meenemen?"
„Waarom niet?" pleitte de eend, ik.
Ik zal voor u koken".
Gerard lachte.
Nog andere talenten?'
„Typen", zei de eend, hem met smee-
kende oogen aanziende.
„Zoo? Kan JU typen?"
„En stenografie", vervolgde de eend
hoopvol.
„Wel allemachtigdat had ik nooit
gedacht.... je hebt me daar niets van
gezegd".
„Neemt u me nou mee", pleitte de
eend. „Andersanders trouw ik".
„Hoezoo?" vroeg Gerard verbluft.
„Er is hier iemand die met me
trouwen wil", vertelde ze plechtig. „En
een aardige jongen is het ookals u
me niet meeneemt, trouw ik hem
tante is toch blij als ze me kwyt is
Gerard overlegde langen tUd. Waarom
zou hU haar niet meenemen? Kleine
secretaresse, met origineele ideeën. Hij
kon haar laten vertellen, ze had altijd
wat nieuws te vertellen, ongelooflijk,
zooveel amusante dingen als dat kind in
haar leven had meegemaakt!
Toen hij den volgender. dag, vroeger
dan anders, kwam, vond hij de eend in
gezelschap van een meneer die haar dui
delijk en zichtbaar het hof maakte.
Ik moet haar beschermen, dach Gerard
vaderlijk. Dat gaat absoluut verkeerd
als ik haar niet meeneem....
Een innerlijke stem zei hem, dat het
óók verkeerd zou gaan. als hij haar mee
nam, maar hy beloofde desniettemin.
Dien avond dreef hem een zonderlinge
onrust weg van zijn medepassagiers, naar
de derde klasse. Daar stend ze, geleund
tegen de railing, in het japonnetje, dat
ze verkleind had en dat haar nu niet eens
onaardig stond. Gerard voelde een groote
verteedering in hem ontwaken, toen hij
haar zoo zag staan, starend over zee, arm,
verlaten wezentje.
Hij kwam naast haar staan en merkte
op, hoe lief ze er uit zag. toen ze tegen
hem lachte.
Vaderlijk legde hU zUr. hand op haar
donkere kopje.
„Nu moet je me toch heusch je naam
zeggen", zei hU. „Ik kan toch mijn secre
taresse niet „eend" noemen?"
„Zult u niet boos zijn?" vroeg ze, en
leunde tegen hem aan.
„Boos, waarom?"
„Ik.... ik heb wel een beetje gejokt-
een heel klein beetje maarbekende
ze. „Ikik heb heelemaal geen tante,
ik ben wees, heb ergens een voogd, die
zich nooit veel om me bekommerde. Ik
werkte op kantoor cn verveelde me gru
welijkeen ontzettend saai leven
er gebeurde nooit wat. Ik las veelook
alles wat u geschreven heeften
wel. ik zag in de krant uw portret
en het bericht, dat u naar Amerika ging.
Teen dacht ik by mezelf, hoe heerlijk
het zou wezen, secretaresse te zUn van
zoo'n beroemd manmaar ik wist
wel. dat ik zoo'n baantje toch niet zonder
aanbevelingen zou krygen... Toen dacht
ik. dat een man als u misschien wel te
winnen W3S door een beetje originaliteit
enwelzoo kwam het".
Gerard keek haar langen tijd aan.
Toen zei hij: „En dat noem je niet erg
jokken? Er was dus absoluut niets waar.
noch van de pook, noch van den dikken
koopman?"
„N neen", bekende ze.
..Menschenkinddan ben Je een
vondst!" juichte Gerard. „Ga alsjeblieft
door met jokken.... er zitten twee ro
mans. een blijspel en drie scenario's in
een meisje a!s JU".
Inderdaad, de productiv:teit van Gerard
Bons is opvallend, sinds hy zyn nieuwe
secretaresse heeft. Ky heeft niemand
meer te benUden om „ideeën". Men zegt
dat hij van plan is. zijn levende inspi
ratie voorgoed aan zich te binden.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1317
LEERTIJD
Baby besluit dat hij genoeg heef'
van zUn rammelaar
wydt zich aan het bczuigen van
zyn duim
bevindt cLat moeder den ramme,
laar heeft opgeraapt on terugge.
geven
begrijpen ze dan niet dat hy liet I laai" heb je waarempel vader, die
ding kwyt wil? Daar gaat het 'm weer opraapt
weer I
.0^
waarom laten ze het ding niet lig
gen. zoodat hU rustig op zijn duim
kan zuigen?
daar is ie alweer begint te be
seffen, dat dit verloop van zaker.
de elementen van een nieuw spe!
bevat
zoo vaak hij het ding weggooit,
raapt een ander het weer op, een
leuk spel, waar hij alleen niet op
gekomen zou ziin.
(Nadruk verboden.)
HET CHRISTENDOM EN
DE ONTWAPENING.
REDE PROF. B. D. EERDMANS
De Vereeniging van Jonge Liberalen
alhier had Donderdagavond een verga
dering belegd in Hotel Lion d'Or, die
goed bezocht was en waar Prof. B. D.
Eerdmans, hoogleeraar in de theologie te
Leiden. oud-!id van de Tweede Kamer,
sprak over het onderwerp: „Het Chris
tendom en de ontwapening".
Spr. begon met op te merken dat de
geest in Nederland wel geheel anders is
(met betrekking tot militairisme nl.)
dan de geest bij onze Oostelijke nabu
ren. De tradities van vroeger worden in
Duitschland nog altüd gehandhaafd. En
vóór den oorlog was in Duitschland de
officier alles, de burger kwam eerst >p
het tweede plan. In Oostenryk was het
ook zoo, zU het dan in eenigszins min
dere mate. Nederland is geen militairis-
tisch land.
De vredesgedachte Is in de kringen
van de Liberalen sedert geruimen tUd
aan de orde van den dag. De anti-vre-
desgedachte is vUandig aan de maat
schappij en aan een volk. Spr. zette dit
nader uiteen.
De militaire wedUver moet daarom
verdwijnen. Het geld moet voor nuttiger
doeleinden worden besteed.
Hoe wordt nu het ideaal bereikt?
Niemand moet iets willen doen voor be
wapening. militair verzet enz., zoo oor-
deelen velen. En zij brengen de zaak in
verband met de Ohristeiyke leer. Dit
moet op een jong gemoed wel een diepen
indruk maken.
Bedenkelyk is het echter dat de toe
stand zooals die nu bestaat minder de
aandacht heeft dan de mooie Ideeën zelf.
Er wordt niet gedacht over de interna
tionale verhoudingen en dergeiyke
vraagstukken. Men denkt er hier niet
aan dat in Duitschland nog altUd de
gedachte leeft aan wraak, aan „het Üen
overwinnaars in den laatsten grooten
oorlog betaald zetten". Wy kunnen ons
in de daar heerschende geestesgesteld
heid niet indenken. Wil iemand dus iets
doen voor den vrede, dan zou hy dóór
moeten werken. Maar er wordt juist ge
werkt voor den vrede, waar geen lust
bestaat om den vrede te verstoren.
Dan is Frankryk doodsbang voor de
overweldiging: elke maatregel die in
Frankrijk wordt genomen beoogt bevei
liging.
Zoo is de werkelijkheid en daarmede
moet rekening worden gehouden. Maar
dit wordt veel te weinig gedaan.
Voortgaande zeide spr.: Wanneer wij
hier in ons land veilig zUn. komt dat
doordat er een macht is die inbreuk op
dat recht kan wreken. Zou die macht
verdwUnen dan zou dit beteekenen een
vrijbrief voor de slechte elementen. Dit
geldt zoowel internationaal als natio
naal. Daarom kan men niet komen tot
internationalen vrede zonder interna
tionale bescherming,
Deze nuchtere waarheden nu hoort
men niet gaarne. Men doet een blinddoek
voor de ocgen.
In verband met het Christendom is
vooral de aandacht van vele jongeren
bepaald bij de gedachte: wy doen aan al
dat geweld niet mee. Het is te begrypen
dat men walgt van de verschrikkingen
die den eventueel komenden oorlog zul
len kenmerken. Maar is nu het juiste
middel te zeggen: wy blijven ver van
dit alles? Wèl als iedereen zoo redeneer
de. maar dit is niet zoo. Daarom is het
nog steeds noodig dat macht het recht
beschermt. Had Nederland in den groo
ten oorlog geen gewapende macht ge
had, dan waren wy in den oorlog be
trokken geworden.
E11 komt er weer een oorlog dan zullen
dezelfde omstandigheden zich herhalen.
Gaat het dan aan om te zeggen: „WU
doen niets, er gebeure wat gebeuren wil.
Wij zullen dan tenminste rust voor ons
geweten hebben".
Spr. besprak het boek van Prof. Hee-
ring over „De zondeval van het Chris
tendom". Dit boek spoort eigenlijk aan
lot dienstweigering, al staat dat er niet
met zoove°l woorden in.
De poging om eigegn begeerte te steu
nen met de Schrift stelt de historische
waarde van hetgeen achter ons ligt on
juist voor. Het dienstweigeringsvraag-
stuk kan op grond van den Bijbel niet
worden opgelost.
De houding van Jezus tegenover de
staatkundige en militaire vraagstukken
van zUn tijd (waarbij in 't oog moet
worden gehouden dat er geen militie was
maar dat het leger bestond uit betaalde
krachten) was dat Hij blijkbaar den be-
staanden toestand wenschte te handha
ven. Hy komt niet in verzet en denkt
niet aan internationale vraagstukken.
Daarom kunnen uitingen uit die dagen
niet van toepassing zyn op thans heer
schende internationale toestanden.
De geschiedenis van het Christendom
helpt ons niet uit de moeilijkheden.
Vraagstukken van ontwapening moeten
in algemeen menschelijken zin worden
beschouwd en met ons verstand. Wij
moeten niet denken dat. als wy hier zeg
gen: „Wij stichten een nieuwe orde", an
deren dan zullen zeggen: .Dat doen wy
ook". Het botweg weigeren van iedere
verdediging is gevaarlijk voor het ideaal.
Wie gelegenheid geeft voor misdaad lokt
misdaad uit en is schuldig. De verfynde
misdaad stuit niet af op het „maar la
ten gaan".
Het standpurt van den Vrijheidsbond
is dan ook dat er een kleine weermacht
most zyn voor onze verdediging: klein
maar goed. Dat dit nog zoo moet zijn.
valt te betreuren, maar de ernst der ty-
den dwingt er toe. Daarom gaat het nog
niet aan de VrUheidsbonders te schelden
voor militairisten, imperialisten enz.
Na de rede van Prof. Eerdmans was
er eenige gedachtenwisseling.
De voorzitter vroeg of de Liberalen
hun gedachten op ontwapeningsgebied
niet krachtiger naar voren moeten doen
komen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Stofzuigerhuis MAERTENS
BARTELJORISSTRA AT 16
TELEFOON NO. 10756
Verkoop, Verhuur, Iuruüen, Reparaties
De inleider meende dat er moeilUk by-
voorbeeld een actie zal te voeren zijn die
verder gaat dan wat nu geschiedt. Mr.
Dresselhuys heeft in de Kamer herhaal
delijk aangedrongen op matiging maar
toch ook op een weermacht die klein is,
maar goed.
Ds. Leendertz had gaarne gehoord hoe
het Christendom de leiding kan geven
bij het vredeswerk.
Prof. Eerdmans antwoordde dat de
taak van het Christendom is de men-
schen te brengen onder de nieuw-testa-
mentische moraal. En daarin is inder
daad geen plaats voor oorlog.
Het christendom verplicht tot een in
ternationale gemeenschap van geloovi-
gen. Het is goed, dat daaraan herinnerd
wordt. En dat doet Prof. Heeres. Daarom
heeft zyn boek iets goeds. De taak van
de kerk is er op te wyzen dat men ten
opzichte van zijn mede-christsnen het
standpunt moet innemen van éénheid.
In dit opzicht zyn wij nog niet ver.
De Mohammedanen zijn ons daarin
vóór. zy kennen geen splitsing.
Spr. begrUpt overigens niet, dat er een
verschrikkelijk conflict kan komen door
dienstplicht vooral in ons land. Wie zich
met een wapen verdedigt kan toch een
zeer vredelievend man zijn. Het is mis
schien kortzichtig van mij aldus Prof.
Eerdmans, maar ik heb nooit begrepen
dat byvoorbeeld Duitsche jongens plot
seling zooveel last ven hun geweten krij
gen als zij onder de wapenen moeten
komen en ik kan dan ook niet gelooven
dat al dat dienstveigeren „gewetens
zaak" is.
Met een woord van dank aan den in
leider sloot hierna de voorzitter, de heer
A. J. Tom, de bUeenkomst.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
AMSTERDAM UTRECHT
Nleuwendijk 225-229 Oude Gracht 151
Roman door
PAUL OSKAR HÖCKER
Uit het Dultsch vertaald door
HERMINE VAN GEERTEN
46)
En het gebouw van binnen heeft iets
van het plechtige van een groote kerk.
Fen van de aardigste dingen is hoeveel
do bezoekers te vragen hebben. Zoo kin
derlijk soms.cn Je hebt er soms vree
slijk deftige oude heeren bij! Ze heb
ben bUna allemaal boekjes of blocnotes
ln de hand. maar jc moet niet denken
dat dat alle kooplui of agenten zUn. O
neen. het is het groote publiek.
De een heeft een stadstuintje, de an
dere een grooten villa tuin, een derde be
zit een groot landgoed, weer een ander
houdt er een Tosnrlum op na. een vlsch-
vUvcr of een daktuin en dan heb je nog
de eenvoudige menschjes die him bal-
con met bloemen versleren of een kleine
veranda hebben of zelfs maar een sim
pele bloemenbnk. En ze houden allemaal
evenveel van bloemen, kennen de soor
ten. de namen, letton op iedere nieuwe
nuance. En de vreugde als zoo'n Jong
jncisje in helder witte jurk een nieuwe
bloem ontdekt. Direct het notitieboekje
voor den dag en als het niet te duur is
kan dc exposant er op rekenen den vol
genden dag een beslelkaart te ontvan
gen.
Ik heb vroeger nooit veel van de En
gelse hen gehouden, maar sinds Mr.
Gabb mU ln aanraking heeft gebracht
met Dickens en Thackery en vooral met
het prachtige werk van Kipling, ben ik
wel een beetje anders gaan denken!
Mnar wat me vooral voor het Engelschc
volkInneemt, dat is de groote. mooie
liefde voor bloemen, by jong cn oud.
bU arm en rUk. Grootvader Troilo zal
wel zwart kUken als hU dit leest
Ons oorspronkeiyk plan om een eigen
paviljoen in te richten is. zooals lk al
schreef, mislukt. Alleen maar een paar
groote vcreenigingen hebben eigen pa
viljoens. Eerst was ik erg teleurgesteld.
Hoe zouden we ln deze zee van bloemen,
van schitterende kleuren ons Vlammen
de Kiitchen een beetje laten uitkomen?
Maar al op den ochtend voor de ope
ning wist ik: ze zullen ons bloemetje
niet over het hoofd zien. Weet je hoe
ze het hier gedaan krUgen om in deze
reusachtige ruimte en in de massa's
bloemen toch een bepaalde soort in het
oog te laten vallen? Ze zetten overal
groote groepen bloemen in dezelfde kleur
bU elkaar. En dan duiken uit het dichte
groen groote plekken wit of zeegroen of
goudbruin of purper op. En we troffen
't buitengewoon dat onze buren op de ten
toonstelling, zoowel rechts als links en
boven en bcneder. alleen witte, sneeuw
witte tot roomkleurige anjers hebben.
Daar tusschen vormt onze bloemencol-
lectie een groot, gloeiend eiland. Neen,
het lUkt wel een groote laaiende fakkel,
als men onze stand van beneden af ziet.
En van boven, van dc hoogste galerU
gezien, lijkt het een stralende zonson
dergang!
Ik ben nog nooit zoo gelukkig in myn
leven geweest als in deze dagen. En een
Engelsch dat ik ln mUn gelukzaligheid
gesproken hebMaar Mr. Gabb vond
dat het niet eens zoo héél erg was. Maar
ze begrepen me toch allemaal, vooral
als ik ze een beetje vriendelijk aankyk en
het prospectus in de hand duw. dat Mr,
Gabb in het Engelsch heeft laten druk
ken. Ook dc plaat uit de ..Gartemvelt"
doet het uitstekend. Mr. Gabb is erg
tevreden. De eerste prUs zal wel voor de
rose noviteit van Dutton zün. Het is de
grootste anjer die ik ooit gezien heb.
maar de buitenste bloemblaadjes ver
kleuren erg gauw cn we amuseeren ons
er mee hoe het personeel voortdurend
met scharen in de weer is om ze af te
knippen. Zoo iets behoeven we niet te
doen. Van de eerste honderd snijbloe
men. die wy hier in hooge vazen heb
ben staan, hebben we pas drie hoeven te
vernieuwen. Ik denk dat ze in een win
kel of een kamer twee weken kunnen
staan zonder vorm en kleur te verliezen
a's ze geregeld frisch water krijgen en
bygesneden worden. Gisteren heeft Mr.
Gabb een lang interview gehad met een
bekend plantkundige hier en vanochtend
stonden er groote stukken in de couran
ten. Ik stuur ze hierbij. Er is maar een
blad dat de naam juist gespeld heeft,
de andere schryven allemaal „Flaming
Kate". Onder dezen naam zal uw schep.
oing nu wel in hot land der Britten be
kend worden.
Dat we zeker den tweeden prijs krij-
gen heeft Mr. Gabb een paar uur ge
leden van Sir Roberts gehoord. Zoodra
het officieel is. stuur ik een telegram.
Bestellingen komen zonder onderbreking
binnen. Daarover schrUft Mr. Gabb mor
gen. HU is er voor om maar kleine plan
ten te sturen. Hy vindt dat in het zachte
klimaat hier nog wel in October buiten
geplant kan worden. In verscheiden dee-
ler. van Engeland vriest het vóór Januari
of Februari heelemaal niet. Weet u nog
hce we in Mei in de ysheiligen-nacht
buiten met dc kolenpannen in de weer
zUn geweest? Hoeveel van die planten
of stekken zouden er niet zUn. die nu
hier de bewondering van de bezoekers
opwekken? Wat een heerlijk beroep is
het bloemenvnk toch. En zelfs van de
tegenslagen leert men. Mr. Gabb zegt:
vroeger was hy alleen maar een boer.
maar nu krygt hy het gevoel dat hy
het in het blcemer.vak nog wel eens tot
Iets kan brengen. En dat heeft hij aan
u te danken. Hy doet net alsof hy van
de Dultschers niets moet hebben, maar
van de Dultschers die hy heeft leeren
kennen houd: I.y. Heel veel. Dat heeft
hy my vanochtend op zijn fijne, humo
ristische manier gezegd. Ik heb hem ge
antwoord dat als ik daar ook bij in
begrepen ben. hij me dat maar een
beetje duidelilker moest laten merken,
want dat deed hU helaas niet. Brutaal,
hè?
Morgen, Zondag, Ls de tentoonstelling
's morgens gesloten. Mr. Gabb neemt ma
mee naar de St. Pauls Kathedraal. Don
derdag wordt de tentoonstelling geslo
ten. Maar het duurt nog wel een veertien
dagen voor we terug kunnen komen,
omdat nu pas het zakeiyke gedeelte van
onze reis begint. Mr. Gabbe denkt dat
hy hier grif 50.000 exemplaren aan dan
man kan brengen. De prUzen voor de
mooie noviteiten waren allemaal tus
schen de drie en vier shilling. KrUgen
we de medaille dan doen we het natuur-
ïyic niet voor minder dan vier. In elk
geval verdienen we wel zooveel dat u
zich in het Kurhaus in Wiesbaden eens
op een fleschje champagne tracteeren
mag. Maar dat meet u dan aan Mr. Gabb
schryven als u dat doet, dan voelt hU
zich misschien verplicht my ock eens
te inviteeren. Dat zou zalig zyn! Mrs.
Scraduff zou natuurlyk mee moeten,
omdat Oom Erck haar in een briefje op
het hart gedrukt heeft goed voor myn
zie'.ehell te zorgen, wat ik overigens ta
melijk overbodig vind. Want het zou toch
neg veel aardiger zijn. als de twee pio
niers van de jor.ge firma Katarina Lutz
eens met zijn beidjes er op uit togen om
een flesch champagne te ledigen op de
herinnering aan onzen harden s;ua:etyd
by juffrouw Katarina en Meester Bal
thazar, die wy beiden hierbij hartelUk
greeten. Of zouden ze ons in Trocadero
voor een paartje op de huwelijksreis aan
zien? Overigens is Mr. Gabb heel aar
dig en attent. U mocht eens denken van
niet!
En nu, juffrouw Lutz, een hartelyke
zoen en myn innige gelukwenschen met
uw rcuzensucces!
Eva".
XIV.
Zoo kwam dan nu het loon.
De Duitsche bladen hadden den vol
genden dag het telegrafisch bericht van
het succes van hun jonge landgenoote:
„Londen, 9 October. Op de groote
bloemententoonstelling in Cristal-
Palace. kreeg een Duitsche anjer
noviteit, „Flaming Kate", den twee
den prijs. Ze is gekweekt door Juf
frouw Katarina Lutz in Wiesbaden.
Deze Jonge dame heeft in Marien-
felde by Berlijn haar theoretische
opleiding gehad, is jarenlang in ver
schillende Duitsche bedryven prac-
tisch werkzaam geweest en heeft in
Engeland grondig studie' gemaakt
van de anjer-kweekerij- „Vlammende
Kaichen" zal zeker in den komen
den winter de modebloem worden".
(Wordt vervolgd^