MANSION POLISH NIGHTCAP HAARLEM'S DAGBLAD VAN OUDE TIJDEN INGEZONDEN FEUILLETON. ZATERDAG 27 OCT. 1928 VIJFDE BLAD Met de kiereboe op reis, II. Ver keersmoeilijkheden. Eenvoudige genoegens. De zes Haarlemsche plezierreizlgers hadden te Soestdijt overnacht en om zeven uur al een goede wandeling achter den rug. Een hunner verhaalt, hoe des middags gedurende den tocht over de hei, in den wagen „een doodsche stilte heerschte": de schommelende bewe ging had de heeren in slaap gewiegd. Kon het anders, na zoo'n korten nacht? Een slaapje in een kiereboe, immers een lioht voertuig met banken, mag overi gens gerust als een voormalige prestatie vermeld worden. Niemand van ons deed het hun na. Wie deze Haarlemmers van hun por tret kent, zal ze zich op hun ochtend wandeling gemakkelijk kunnen voorstel len: in een voor ons gevoel onbehaag lijk toilet, de pijp in de hand, begroe ten ze de rijzende zon. Daar is de heer Scholting, procureur, de „oude heer" van het gezelschap, gauw warm en spoe dig vermoeid. Naast hem gaat notaris Gerrit Kok. Verder merkten we op, zou een verslaggever zeggen, zijn ambtge noot Kuenen; de heeren Sterk, apothe ker, du Crocq, stadssecretaris, en den dichterlijken uitgever Van Walré. Zoo dra deze ergens een boekwinkel ziet. moet hij erheen: het bloed kruipt waar het niet gaan kan, aldus verontschul digt hij zich. Voor den heer Kuenen is het een teleurstelling, dat de hei geen visch oplevert. „Jan Piet" is dol op visch. Op zulke wandelingen kwam het ge sprek nogal eens op de politiek. Een opgevangen bericht van een overwin ning door Napoleon, doet hun de kan sen op een spoedigen vrede overwegen. Het schouwspel van een os, die, aan zijn drijvers aandacht ontsnapt, vrijmoedig de voorpooten op een gedekte tafel zet, en rondkijkt als wilde hij zeggen: hier ben ik', doet een hunner, droge komiek, opmerken, dat je toch wel zien kunt, hoe „het tijdperk der Egaliteit" is aan gebroken. „Gced, dat niemand het heeft gehoord" laat hij erop volgen; ik vertel het u dan ook in vertrouwen. Ze be zichtigen, in de buurt van Reden, de zeven boomen stoelend op één wortel; in welk natuurwonder onze grootouders het beeld hunner voormalige Republiek zagen. Maar de stammen liggen ge veld; in hun deerniswaardigen toestand spreken ze tot de bezoekers van „het billijk misnoegen van dezen verlichten tijd voor zulk een Federatie". Ongeschon den daarentegen staan „de Dertien Staten van Amerika", dertien stammen, eveneens uit één wortel gesproten, maar saamgegroeid tot een geheel, in hun éénheid onoverwinnelijk. En Nieuwer- sluis herinnert hen aan het oogenblik waarop ze hier, dertien jaar geleden, binnentrokken, op weg naar Wezel om „tegen vuur en staal te staan". Ze waren dus ook wapenbroeders geweest, deze dapperen! Maar den vuurdoop hadden ze nooit ontvangen. Intusschen, dit was nu niet aan de orde. Toen de reizigers des morgens te zeven uur van Soestdijk naar. Amers foort vertrokken, interesseerde hun allermeest de vraag, hoe ze het zekerst Harderwijk zouden bereiken; want hier wilden ze overnachten. In de „sombere Eemstad" nemen ze een gids aan. Met diens hulp brengen ze het tot voorbij Nijkerk. Nu doet een gewijzigd plan, opgemaakt in overleg met een winkelier die koffie, gort, kaas en pijpedoppen verkoopt, hen van richting veranderen. Zy zullen Harderwijk links laten liggen en op Zwolle aanhouden. De leidsman verbindt zich hen daar te brengen „mits zij een anderen weg inslaan". Die weg leidt over de heide, langs Putten, waar de koffie slecht en de waardin weinig toeschietelijk was. Over" slechte bediening hoor ik meer klagen. Hier en daar worden de notabele heeren behandeld als „lui die niet betalen" Men antwoordt op hun beleefde vrager met een verachtelijk zwijgen, een zon derlinge bejegening van de zijde eens herbergiers, weinig geschikt ter bevorde ring van het vreemdelingenverkeer. Ook de inlichtingen, die naderhand bleken onjuist te zijn bezorgden hun menig onaangenaam oogenblik. „Wan neer zal toch die harde weg beginnen?" zuchtten beurtelings de wandelaars, die nadat hun kiereboe in half opgedroogde plassen was blijven steken, waren uit gestapt en zich in het zweet hun aan- schijns een eind weegs hadden voort gesleept. Wat baatte hun in deze omstandigheden de aanschouwing van „een diepe put van zestig vcet" of van „een lindeboom met een stam van vijf el in doorsnee?" De harde weg was nu wel begonnen, maar daarmee was de goede stemming nog niet teruggekeerd. De heeren waren boos, boos op den leugenachtigen tuinman van de hof stede „Leuverden", die him den be geerlijken weg als. zeer nabij in uit zicht had gesteld. En hem verweten ze. dat Zwolle maar niet opdoemde. „Hoe ver zijn we hier nog van Zwolle?" vroe gen ze. zoo dikwijls als ze daartoe gelegenheid hadden. En steeds was het aniwoord een teleurstelling. De af- afstand, die hen scheidde van he'. doe: hunner wenschen. scheen steeds grooter te werden. Eindelijk, te acht uur. konden ze bij het Katerveer uitstappen. Op het pont treffen ze één medereiziger aan; die kwam „heel" van Rotterdam. Aan de overzijde der rivier wachtte hun nog eens een zandweg. Daarna ging alles beter, totdat de schildwacht bij de poort het rijtuig in den weg trad en dé na men der inzittenden wenschte te weten. Zij stellen den Zwolschen gezagsman tevreden. Nu is het „Hof van Holland" gauw gevonden en daarmee een goed souper. De wijn is best, de pijp smaakt, een cognacje na, nog een „wippertje" en de tweede dag is om. Zwolle heet een „behagelijke" stad. Wat de Haarlemsche heeren daaronder verstaan, kan ik u met een paar woor den niet zeggen, en het lijkt mij niet belangrijk genoeg daartoe veel woorden te gebruiken. Ze brengen een langdurig bezoek aan Hartog's Magazijn. Het la ken is er goedkoop. Goedkoop? „Alleen dure effecten verkoop je tegenwoordig goedkoop", meent notaris Kok. welke juiste opmerking intusschen Jan Piet en den stadssecretaris den heer du Crocq, niet belet zich een nieuw pak te koopen. Ze bezien de Groote Kerk en de heer van Walré houdt van den kansel af een berijmde toespraak tot zijn reisgenooten. Ze spelevaren op de IJsel, en dan is daar nog. niet het min*t be haaglijke het middagmaal bij Favre, waarvan ik u hier de spyslijst geef: groentesoep, tarbot, snoek, aardappelen gerookte rig. kip met ragout, groenten, gebak, aardbeien, meloen en kersen. Den volgenden dag ging de reis over Deventer naar Zutfen. De eerste stad bevalt hun maar matig. Ze koopen er in „Almansgading" de echte koek. een welkomthuis voor vrouw of kinderen. Om zeven uur rijden ze Zutfen binnen, te laat om „thee te vragen". Maar vroeg genoeg om nog even de Sint Wal burg te gaan zien, de kerk en de boeke rij. „die niemand leest". Indien ik mij niet stellig voorgenomen had van deze zevendaagsche reis slechts datgene te verhalen wat kenmerkend is voor den tijd, ik zou bij sommigen din gen wat langer stil staan. Bovendien mag ik het geduld van mijn lezers niet uitputten. Het gaat met een kiereboe toch al langzaam naar hun zin. Nu weer bij Brummen. Zoover hadden de reizigers het den volgenden dag ge bracht, toen zij, op den smallen weg. een wagen zagen naderen. „Ik ga eruit" riep Kok; „ik ook", riepen de anderen En niemand wist precies, hoelang het geduurd had, voor ze er weer in zaten. Te Beekhuizen, waar het,, van rijtuigen krielt", smullen zc in een Zwitsersch huisje van de in Zutfen ge- kochten kippeboutjes en karbonnaden waarbij een waterval „met kracht en drift van boven stort". In Rozendaal worden ze door de „bedriegertjes" be drogen, en 's avonds laat zitten ze in „de Arend" te Arnhem aan ,,'t publiek souoé". Ik stel u voor de heeren hier te laten zitten. Het zestal is behouden thuis ge komen. na een tweedaagsche reis van Arnhem naar Haarlem. Soms ging het kuil in kuil uit. Dit. waren de verkeers- moe'lijkheden van hun dagen. Maa- het liep zonder ongelukken af. Bfj hun aankomst te Haarlem werd juist de kermis ingeluid. „Dit g3f wat recreatie", meende de heer van Walré. H. E. KNAPPERT. !NGEZONr»trN MEDEDEFLINGEN a 60 cents per regel. Z.O.GE NEVER Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de kepij den inzender niet teruggegeven. DUINBEBOSSCHING. Een belangwekkend vraagstuk. DE ECONOMISCHE EN TECHNISCHE MOEILIJKHEDEN. Wij ontvangen de volgende interes sante beschouwing over het belangrijkr vraagstuk der üuinbebossching: Mijnheer de Redacteur. In Uw blad van een lóden Ociobe. j.l. komt een zeer lezenswaardig stuk voor getiteld: „AankooD van Duingron den". De schrijver daarvan blijkt niet alleen een groot bewonderaar van na. cuurschoon te wezen, maar hij is ook een ijveraar voor de uitbreiding daarvan Daarbij komt nog dat hii zich niet mei hersenschimmen wenscht af te geven maar den lezer van ziin stuk ook de moeilijkheden niet onthoudt, die op het gebied van duinbebosschine bestaan en hem tevens waarschuwt zijne verwach tingen niet te hoog te spannen en re kening te moeten houden met den lan gen tijdduur, welke met de uitvoering van dergelijke plannen gemoeid zo», wezen. Waar de geachte schrijver de jacht betitelt als „een eigenaardig vermaak zonder meer, komt het mii voor dat zfjr. 301'deel niet voldoende overwogen is. Hoewel zelf geen jager, of jachtlief hebber is het mij bekend en geloof ia fat het ook van algemeene bekendheid is, dat de jacht iets meer beteeken: Behalve de genoegens die de duinjach: aan den beoefenaar daarvan oplevert heeft de jacht toch ook een algemeen nut. Niet alleen dat zii een waarde ver tegenwoordigt voor de eigenaars var. jachtgronden, maar zij brengt ook vee. geld onder de menschen. iuist op eer. oogenblik waarop velen, die od het land leven, een nieuwe bron van veröienster noodig hebben. De opbrengst van a: jacht moet ook niet gering geacht wor. den Behalve vliegend wild en enkele hazen levert de jacht in ons land vele honderdduizenden konijnen op. Het moge waar zijn dat dit dier veel kwaad doe: of kan doen aan verschillende gewas sen, zoo levert het vleesch een niet on belangrijken factor voor voeding. Daar bij komt nog de huid. welke een uitste kend bont verstrekt. Dit bont is nu wel geen sierbont, dus geen weelde-arti. kei, maar het voldoet geheel aan d- behoefte aan goedkoop bont dat voo velen Co.a. chauffeurs enzeen nood zakelijkheid is. En eindelijk dragen d' meeste mannen nog hoeden. Deze wol len voor een groot deel vervaardigd van konijnenhaar en dit bont of konijnen haar is dus bijna onmisbaar. Degene, di' -,p dit gebied iets dieper wil doordrin -en, leze slechts eenige artikels over mderwerp welke VA a 2 jaar geleden bij wijze van „feuilleton" in het Alge. neen Handelsblad over dit onderwen zijn verschenen. Keeren wij echter terug naar de hoofd zaak nml. Duinbebossching Het denk beeld is zeker niet nieuw. In vorig* eeuwen bestond het ook en werd oy -,'ele plaatsen herhaaldelilk bebosschin: der duinen, meest met loofhout, te hand genomen. De in de duinen nog be .-taande loofhoutbosschen getuigen var ien ondernemingszin op dat gebied var 'i-oegere geslachten. De waterwinning ir 3n uit de duinen heeft echter den water- .hand in dat gebied sterk verlaagd waarvan het gevolg is dat de bestaand josschen kwijnen en afsterven, terwi de aanleg van nieuwe loofhoutbosschei Tootendeels onmogelijk is geworden. Er blijft echter over de bebosschin .net naaldhout- Ook dit plan is reed.' n uitvoering. Zoowel het Staatsboschbe- iieer als de Nederlandsche Heide:Maa; :ohappy en vele particulieren hebber. :tappen op dit terrein gedaan. Niet al- een zal een bezoek aan Schoorl di aantoonen, maai- een wandeling lang den Hoogen Duin en Daalscheweg o' angs den Duinlustweg of langs dei Zwartenweg ingaande bii het Midden duin en uitkomende bii Kraantjelek verschaft de gelegenheid een groot aan-, tal Hectaren bosch te zien die in de aatste dertig jaren zijn aangelegd. Da daze bebossching niet nog meer is uit gebreid zal wel in verband hebben ge staan met de oorlogsjaren en die daaro; .olgden, toen plantmateriaal zeer moei.- ijk verkrijgbaar was. Gaat men echter over den Zeeweg dan zal een scherpe opmerker zien da: n de laatste paar jaren op vele duin bergen weder aanplantingen van denne:: .ijn aangebracht. De jonge dennen zijr nauwelijks, zichtbaar maar de bescher mende ijzergaasrasteringen vallen in he: oog. Hoe geschieden dergelijke beplantin gen? Het spreekt vanzelf dat dit geld kost, maar wie deze kosten draagt, de Staat, Provincie. Gemeente of ce parti culier, doet bij de vraag of duinbeplan- ing op ruime schaal uitvoerbaar is, wei, nig ter zake. Wel mag hier worden aan gestipt dat dergelijk werk, indien het door een particulier geschiedt, op goed koopere wijze ten uitvoer wordt gedaan, can wanneer het uitgaat van een pu- Dliekrechtelyk lichaam, zooals trouwens net de meeste werken het geval is. He :ou daarom de taak van den Staat zijn cm bebossching door particulieren, over al in den lande aan te moedigen en te bevorderen, omdat zulks in het algemeen belang is en waarvoor alle reden is om dat de aanlegger van bosschen de kans- mist remunerate van het door hem ult.- gegeven geld te krijgen. Dergelijke zeer gerechtvaardigde Staatssteun, die ook in andere landen wel verstrekt wordt kan gegeven worden in den vorm van rechtstreeksche contributies, geld op voorschotten tegen lagen interest enz De Staat der Nederlanden doet echter nagenoeg niets; waarvan mede het ge volg is dat bebossching van particulier- zijde in Nederland in de latere jaren it .ngekrompen. Geen wonder, hooge be as tingen. die thans ieder burger draagt leende loonen en andere kosten ver- iunderen dit. Degene, die aan plantingen desniettegenstaande onderneemt., ver vult een heerlijke taak. verdient da waardeering van ziin medeburgers en vooral van het nageslacht, maar finan cieel zal hij zelf niet dan verlies kun nen boeken. Hoe kan de uitvoering van duinbebos sching plaats hebben? De ervaring heeft geleerd, dat de gewone den (pinus Sy! vestris), die men. behalve spaarzaam in u.et duingebied, overaJ aantreft, in on ce duinen niet gedijt, aangezien hij niet nan tegen den zeewind. Eenmaal ge plant, schiet die dennensoort ook in de iuinen aardig op, maar ouder worden de kwijnt zij weg. Enkele schitterend:' exemplaren afkomstig van beplantingen door onze voorouders gedaan, zijn wel in de duinen te vinden, ook in het mooie -■.'aaldenveld en Leyauin, maar het zijn slechts uitzonderingen en de moo:* grillige stamvorm heeft geen gebruik^ .vaarde. De zeeden (pinus maritima) te vin den in de Fransche kuststreken bij de Golf van Biscaye, blijkt strenge winters niet te kunnen weerstaan en is dus nie. öruikbaar. In latere laren is men toi de ervaring gekomen dat er echter twee dennensoorten zijn. die goed aarden in jnzen duinbodem. Het zijn de pin us La- ricio Corsica (de Corsicaansche den) en de pinus Austriaca (de Oostenrijksche den). De geachte lezer die op dit ge- oied zich meer kennis wenscht te ver schaffen, raadplege slechts de maand, verslagen, uitgegeven door de Neder landsche Heide Maatschappij. Hij zal daarin vinden dat de Corsicaansche den om zijn beteren groei, het meest aanbe velenswaard is. De best gebleken wijze van aanleg van dennenbosschen geschiedt door mid- Jel van bezaaiing. Deze is ook de goed koopste en voordeeligste want het zaad .ia ontkieming, schiet zijn pen wortel liep in den grond en zoo verkrijgt men op den duur de krachtigste boomen. In de duinen is bezaaiing echter niet mo, ,elijk omdat dan eerst de grond zou moeten worden omgeploegd of omgespit Jaargelaten de kosten daarvan, is dl /uw maken van den duinbodem ver- ooden bij een keur van het Waterschap Rijnland en dit terecht omdat hierbij :en algemeen nationaal belang gemoeid Is. Immers ruw maken leidt tot ver stuiving. Vele eeuwen geleden waren de meeste duinen onbegroeid, derhalve wa ven het zand- of stuifduinen met het ge. volg dat de duinen door den wind voori gezwiept. steeds meer en meer land- ,vaarts instoven (rolden). Door invoe ring van de helmplant vanwaar dez. orspronkelyk betyokken is. is mij nie;. sekend en door beplanting werd aan lie verstuiving paal en perk gesteld .Vare dit niet geschied, dan lagen de •uinen, die voor een groot deel de zee v ering van ons land vormen, vermoe- lelijk tot de poorten van Haarlem en tk :ee had een belangrijk stuk van den va .lerlandschen bodem verzwolgen. Deze keur van Rijnland, die het be plant houden van de duinen aan iede. Lgenaar van auingrond oplegt en lie .■uw laten worden verbiedt, moge voo; iie bezitters een drukkende last wezen. voor het algemeen belang is bij heil, :aam. Dit verklaart dan ook in hoofd .aak waarom duin bezittere of dit par l.culieren of p ubl/iirech teliike licha- uen als bijv. de gemeente Amsterdam rijn, het publiek in de duinen niet or ^roote schaal kunnen toelaten, omdat oetreding der duinen aan de helm- en mosbegroeiing schade toebrengt en de bezittere wegens de daaruit voort-, .loeiende verplichting tot herbeplanting seer aanzienlijke kosten zou veroorza ken. De jonge dennen (Corsicaansche er. Oostenrijksche) zouden dus gepoot moe ten worden en hierbij komt men te staan voor twee niet te onderschatten be, zwaren. Immers het materiaal ontbreekt in voldoende mate. Gaat men by onze groote kweekers van dennen in Noord- Brabant en elders, zoo zal men zien da. zü aanzienlijke kwantiteiten niet kun nen leveren. Ik spreek hier natuurlijk niet van enkele duizenden maar bedoe. de vele honderdduizenden, zelfs de vele millioenen die voor duinbeplanting op jroote schaal vereischt worden. Geen wonder, want het ^ad dat voor net aanleggen der kweekbeddingen be- noodigd is moet uit het buitenland ko men en is ook daar moeilijk verkrüg- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN i 60 Cl» PER REGEL. IS HET BEHOUD VAN LINOLEUM. GEEFT OOK HOUT- GRANIET- OF PARKETVLOEREN EN MEUBELEN EEN SCHITTERENDEN DIEPEN GLANS. 114 Overal verkrijgbaar ImporteursN.V. Handel Maatschappij Reckittsm - Rotterdam baar. Misschien, wellicht zelfs, breek: de tijd eens aan. waarin de bestaande mheemsclie Corsicaansche dennenbos schen dit zaad. dat omreden het ge, acclimatiseerd is, nog beter kan blyken zullen kunnen leveren, maai- die tijd is nog zeker zeer verre. Van algemeen,- bekendheid mag geacht worden dat een den eerst na ongeveer 45 jaren groei, zoogenaamd münhout oplevert en dat de den van S5 tot 90 jaren oud wezen .noet om als paalhout bruikbaar te rijn. Ook het betrekken der nooriige ar beidskrachten is geen gemakkelijk op te ossen probleem. Wel spreekt men van iet dienstbaar maken voor dit doel van den arbeid van werkloozen Schijnbaar is dit zeker een zeer sympathieke gedachte, naar vergeten wordt dat men voor wer- :eiyk goed poten, waarvan toch de toe- :omst afhangt, eenlgszins deskundige personen noodig heeft Niet alleen moe ten de leiders htm taak geheel beheer, schen, maar de arbeider zelf moet raast liefde voor het werk. ook kennis an ervaring bezitten en dit is uit den aard der zaak bij werkloozen. van hoe. goeden wille die ook ziin. niet te ver- .vachten. Het maken van het plantgat, iet planten van de jonge den (een zeer klein plantje!) met den wortel scherp naar beneden, het dichten daarna van iet'plantgat, vordert een zorszamen ar- :eid, die niet licht geacht mag worden ik vrees dan ook dat het denkbeeld var. i largelyk werk door werkloozen te doen .•errichten een hersenschim zal blyken :-nzij men zich op mislukking van eer. 'eel van den aanplant voorbereidt. De geachte schryver van „Aankoop an Duingronden" heeft ook terecht ge wezen op den t-iid die met duinbeplan- ng en het verkrijgen van resultaten ereischt wordt. Wie zich daarvan een begrip wil vor= nen neme toch kennis van de zeer doorwrochte studies van den heer J. A ran Steyn, Staatshoutvester. voorko pende in het maandblad van 1 Juli 192c van de Nederlandsche Heide Maat- happy. De Heer van Steyn geeft daarin een beschrijving van de bebossching dei Landes. een eertyds moerassige en on, vruchtbare streek in Frankrijk gelegen aan de Golf van Biscaye. waar men nu uitgestrekte dennenbosschen aantref;, waarvan de boomen (pinus Maritima: veel hars opleveren, (een dennensoor», die hier te lande niet tiert) en thans een remuneratieve opbrengst geven De ruimte hier verbiedt het zeer lezenswaardige werk van den heer van Steyn eenlgszins uitvoerig te behande- en. wat het toch ten volle zou verdie nen. Ik moet my dus bepalen met te vermelden dat de eerste pogingen tot bebossching geschiedden tijdens de Re- geering van Lodewyk XVI. dat het ech ter pas krachtig werd aangepakt in hei begin der 19de eeuw vooral tiidens de regeering van Keizer Napoleon en cat thans ongeveer 102800 Hectaren land be= ooscht zyn waarvan ongeveer 46489 Hectaren aan den Franschen Staat en ca. 563IV Hectaren aan particulieren toebehooren. Zeker een prachtig resul# taat, maar men verge te vooral niet dat met het bereiken daarvan een groot aantal jaren zyn gemoeid geweest! Hebben wij hier verschillende, maar nog niet alle punten behandeld, die bij bebossching der duinen de aandacht vragen, één blijft zeker over waarop ge wezen dienst te worden, nml. het brand gevaar. Veelvuldig lezen wit in de droge zomermaanden van bosclibranden in de Provinciën Utrecht. Gelderland en andere. Gewoonlijk vinden die niet hun oorzaak in boos opzet, maar meest zijn zü het gevolg van onachtzaamheid. Een niet goed uitgedoofde lucifer, oen bran dend eindje sigaar, een weggeworpen sigaret of slecht uitgedoofd kampvuur en vonken uit locomotieven, ziin de ge wone oorzaken van bosclibranden. Zoo, dra deze bemerkt worden lulden de dokken in de dorpen en grond arbeiders en boeren spoeden zich naar de plek des onheils. Vooral met de spade en somtijds met tegenbrand wordt het vuur onder deskundige leiding der autoritei* '.en bestreden en beperkt Stel U echter een flinken brand voor in de boboschte duinen. Daar woont geen bevolking en de bewoners der aangrenzende dorpen zijn op het gebied van dergelijke brand- blussching geheeil onkundig Ook de autoriteiten ter ulaatse hebben iets dergolyks niet medegemaakt, maar in 'eder geval haar ontbreken de geschik te medewerkers. Is er veel bosch dan zou in een drogen tijd een geweldige vuurzee ontstaan, die het werk van ja ren zou te gronde richten maar ook zou kunnen overslaan naar de aangrenzende dorpen en villa's en deze met vernieti ging bedreigen. In de hierboven genoemde Landes '.n Frankrijk komen bosclibranden ook voor en zelfs in die schaars bevolkte streek waarvan de bewoners veelal be, trokken zyn bii hot boschbedrUf. zyn toch ingrypende voorzorgsmaatregelen ncodig geacht die bil een wet van 1924 zyn vastgesteld. Indien de bebossching van onze du!* nen ooit van beteeken is zou worden, dan zouden hier wel bijzondere maatre gelen moeten worden getroffen. Zeker schijnt het mii echter dat toe lating van het publiek gedurende dc zomermaanden in de duinbebossching gevaar zou opleveren en dus in strijd •net de veiligheid zou wezen. Het probleem van duinbebossching, hoe aanlokkend ook in schitn. bevat vele moeilijkheden, en vraagstukken doen rich daarbü voor die niet met opper vlakkigheid kunnen behandeld worden maar te züner tüd ernstige overweging ?n diepe studies van het onderwerp ver- ?ischen. Hoogachtend. De Geschiedenis van Lois Reddle Naar het Engelsch van EDGAR YALLACE. 47) Zij moest op de verschijning van zijn Lordschap geruimen rijd wachten, want op dat uur was hij vast in slaap en men kon hem niet zoo spoedig voldoen de belangstelling voor de dame aan de telefoon inboezemen, om hem te bewe gen naar den salon te gaan. waar het telefoontoestel geplaatst was. „Hallo!" roep hy met kwijnende stem. „Goeden morgen en zoo! Het spü't mü dat ik uw naam r£et goed veretaan heb." „Ge spreekt met Juffrouw Smith", zeide Lizzy met heesche stem, en zü hoorde Selwyn zuchten van verade ming. „Waarachtig? Is het waarachtig waar? Nou, er is me hier wat te doen geweest! De heele wereld stond op haar kop. De vervloekte windbuil, Chesney Praye je kent hem wel roofvogel, hè?" (Zelfs Lizzy kon in dat vroege morgenuur onmogelijk om hem lachen). Welnu, hü is in de bibliotheek met me vrouw de gravin!" ..Luister eens, Selwyn!" Zy had al haar moed :.ocdig om in zijn gemeen- zamen toon te blijven. „Kunt ge me een bezoek komen brengen? Ge weet waar ik woon ge zoudt vandaag by ons zün komen dineeren: doch ik wilde je ergens over spreken, iets maar neen. zoo kan ik het niet zeggen". „Zeker", deelde hij haar mede. „Ik zal dadelük komen. Zü denken, dat ik naar South Kensington ga om een paar beeldengroepen te zien. maar héél goed. kolonel, dank u zeer voor uw mede- deeling!" Hij had luider en vormelyker gespro ken. Aan dergelüke kleine fopperijtjes zelve niet ongewoon, verbeeldde Lizzy zich dat een lid van het dienstpersoneel of zün moeder den salon binnengetre den moest zyn. Met een zeker gevoel van opwinding keerde zy naar haar woning terug. Zij had zich niet alleen van den büstand van een lid der aristocratie verzekerd, doch cok. met byzondere vrymoedigheid door van het voorrecht van een vrouw gebruik te maken, hem bij een naam genoemd, die op zyn minst genomen, gemeenzaam mocht heeten. Zoo onbe vangen mogelijk, deelde zü mynheer Mackenzie mede, dat zy het bezoek ver wachtte van Lord Moron, en tot haar groote blijdschap scheen hij dat zeer gewichtig te vinden. „Ik zeide hem dat hy hier even moest aanloopen ik ga zeer vriendschappe lijk met hem om." Lizzy knip;e met ze kere deftigheid een stofdeeltje van haar rok weg. „Inderdaad?" vroeg hü een eenbiedi- gen blik op haar werpende. „Wel. wel. ik had nooit gedacht dat een van de Morons mij de eer zou aandoen mijn huis te betreden! Het is een aanzienlyke familie, een zeer oud geslacht. Ik her inner mü den ouden graaf nog: hij was een trouw bezoeker van den schouwburg, hoewel niet. naar ik vrees, altijd in even onberispelijken toestand." Den ouden graaf kon Lizzy Smith niets schelen. Daarentegen blaakte zü van belangstelling vcor den nieuwen; en zoodra de taxi van Lord Moron voor de deur stilgehouden had, was zij het die hem binnenliet, „Wel, wel, wat een leuke keuken!" zeide hij. in het rond ziende in het ver trek, waarop Lizzy niet bijzonder trotsch was. „Ik zou uw lordschap niet gevraagd hebben om hier te komenbegon zij. ..Hoor eens, blijf mü. van het lijf met dat „lordschap" en dien onzin", ver zocht hy. „Voor mün vrienden ben ik Selwyn. Welk een fraaie braadpan is dat; hebt ge die zelf gemaakt?" Lizzy verzekerde hem het tegendeel. Doch hij'had naar het scheen, verstand van kookgereedschappen; had een electrisch kookfoniuis uitgevonden, en zelfs plannen gemaakt Voor een cokes oven. Tot dusverre had zy zelfs niet ge weten dat cokes gestookt werd- ,Jk heb dikwijls gewensent dat ik dat beroerde .-..lord" in den steek kon la- "i en nuttig werkzaam zijn. Ik bezit eenig vermogen va- mijzelven. waarvan haar Ladyschap zelfs niet met haar vin gers kan aankomen en geloof geruit, dat het spoedig naai- de haaien zou zyn, lieve meid, wanneer zü en de roofvogel er met hun klauwen bij konden!" Hij was verrukkelijk, onweerstaan baar familiaar, en Lizzv. die van electri- citeit slechts zooveel afwist dat zü lioht maakte wanneer men aan een knopje draaide, zonder te bcgrypen hoe dat in zyn werk ging, had uren lang kunnen luisteren naar denkbeelden, die zelfs de belangstelling van een ingenieur opge wekt zouden hebben. Doch zü had an- J--e dingen met hem te bespreken, en wel den brief. Hy las dezen, en om den anderen re gel ophoudende en inlichtingen vragen de. begreep hy de hoofdzaak er van. Het was haar meermalen opgevallen, dat wanneer het zaken van belang gold, Selwyn zeer verstandige denkbeelden kon ontwikkelen; en dat hij volstrekt niet zoo dwaas was, bemerkte zy later op den dag, toen hij haar in vertrou wen mededeelde, dat hij voor de bedekte bedreigingen van zün moeder, hem we gens zwakheid van geestvermogens in een inrichting te laten opnemen, tegen maatregelen had getroffen, door een bezoek te brengen aan drie psychia ters in Harley Street, die omtrent zyn mentaliteit ae meest bevredigende ver klaring afgelegd hadden. „Ik begryp niet waarom dat alles gaat" zeide hü toen hij haar den brief teruggaf. En by het zien van haar te le urges telden blik: „Jawel, ik begrijp dien brief, maar ik bedoel al die onge lukken en zoo het dood neervallen van dien armen Braime of iets dergelyks, in de bibliotheek. Madame is myn moeder, en ik mag haar niet verafschuwen, geloof ik. Maar somtijds is de duivel in haar gevaren, juffrouw Smith, zü kan 'noogst gevaar!yk zyn!" Hy streek zacht over het rooae lid- teeken op zyn wang. „Men kan nooit nagaan wat zy in haar schild voert, en sedert dien windbuil Praye en die zuiplap van een doctor bij ons over den vloer gekomen zün, gaat het in huis zonderlinger toe dan ooit. Weet ge. wat zjj me op een goeden dag vertelde? Zy zeide dat wanneer zij dacht gelukkiger te zullen zyn indien ik dood was, ik morgen dood zou zün ook dat waren haar eigen woorden! Morgen dood, lieve, beste Lizzy! Klinkt dat niet verechrikkel yk „Wat een vrouw!" antwoordde Lizzy. „Hebt ge thuis niets vernomen omtrent dit voorval ik bedoel de boerderij „De Galg"?" Hij schudde het hoofd. „Zy spreken nooit over zaken wan neer ik tegenwoordig ben. Doch iets is er gaande: Daarvan ben ik overtuigd! Die snuiter Chesney is van van morgen acht uur af reeds 'dü haar ladysclmp men zeide jou dat zü te bed lag maar da*, was een onwaarheid: zij was in de bibliotheek. En de telefoon schynt den geheelen nacht in werking te zün geweest. Maar zeg me eens, hoe vind je dien grappenmaker van een detective om de jonge dame in de gevangenis te laten stoppen? Ik was van plan hein den volgenden morgen eens flink de waarheid onder den neus te wrüvcn." ..Hij deed het om uitmuntende be weegredenen". gaf Lizzy geheimzinnig ten antwoord. „Ik mag Je niet alles ver tellen. Selwyn, er zal een dag aanbre ken, waarop Je de waarheid vernemen zult, doch voor het oogenblik staat het spreken mü niot vrij." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 15