MANSION POLISH
NIGHTCAP
HAARLEM'S DAGBLAD
VAN OUDE TIJDEN
INGEZONDEN
FEUILLETON.
ZATERDAG 27 OCT. 1928 VIJFDE BLAD
Met de kiereboe op reis, II. Ver
keersmoeilijkheden. Eenvoudige
genoegens.
De zes Haarlemsche plezierreizlgers
hadden te Soestdijt overnacht en om
zeven uur al een goede wandeling achter
den rug. Een hunner verhaalt, hoe des
middags gedurende den tocht over de
hei, in den wagen „een doodsche stilte
heerschte": de schommelende bewe
ging had de heeren in slaap gewiegd.
Kon het anders, na zoo'n korten nacht?
Een slaapje in een kiereboe, immers een
lioht voertuig met banken, mag overi
gens gerust als een voormalige prestatie
vermeld worden. Niemand van ons deed
het hun na.
Wie deze Haarlemmers van hun por
tret kent, zal ze zich op hun ochtend
wandeling gemakkelijk kunnen voorstel
len: in een voor ons gevoel onbehaag
lijk toilet, de pijp in de hand, begroe
ten ze de rijzende zon. Daar is de heer
Scholting, procureur, de „oude heer"
van het gezelschap, gauw warm en spoe
dig vermoeid. Naast hem gaat notaris
Gerrit Kok. Verder merkten we op, zou
een verslaggever zeggen, zijn ambtge
noot Kuenen; de heeren Sterk, apothe
ker, du Crocq, stadssecretaris, en den
dichterlijken uitgever Van Walré. Zoo
dra deze ergens een boekwinkel ziet.
moet hij erheen: het bloed kruipt waar
het niet gaan kan, aldus verontschul
digt hij zich. Voor den heer Kuenen is
het een teleurstelling, dat de hei geen
visch oplevert. „Jan Piet" is dol op
visch.
Op zulke wandelingen kwam het ge
sprek nogal eens op de politiek. Een
opgevangen bericht van een overwin
ning door Napoleon, doet hun de kan
sen op een spoedigen vrede overwegen.
Het schouwspel van een os, die, aan zijn
drijvers aandacht ontsnapt, vrijmoedig
de voorpooten op een gedekte tafel zet,
en rondkijkt als wilde hij zeggen: hier
ben ik', doet een hunner, droge komiek,
opmerken, dat je toch wel zien kunt,
hoe „het tijdperk der Egaliteit" is aan
gebroken. „Gced, dat niemand het heeft
gehoord" laat hij erop volgen; ik vertel
het u dan ook in vertrouwen. Ze be
zichtigen, in de buurt van Reden, de
zeven boomen stoelend op één wortel;
in welk natuurwonder onze grootouders
het beeld hunner voormalige Republiek
zagen. Maar de stammen liggen ge
veld; in hun deerniswaardigen toestand
spreken ze tot de bezoekers van „het
billijk misnoegen van dezen verlichten
tijd voor zulk een Federatie". Ongeschon
den daarentegen staan „de Dertien
Staten van Amerika", dertien stammen,
eveneens uit één wortel gesproten, maar
saamgegroeid tot een geheel, in hun
éénheid onoverwinnelijk. En Nieuwer-
sluis herinnert hen aan het oogenblik
waarop ze hier, dertien jaar geleden,
binnentrokken, op weg naar Wezel om
„tegen vuur en staal te staan". Ze
waren dus ook wapenbroeders geweest,
deze dapperen! Maar den vuurdoop
hadden ze nooit ontvangen.
Intusschen, dit was nu niet aan de
orde. Toen de reizigers des morgens te
zeven uur van Soestdijk naar. Amers
foort vertrokken, interesseerde hun
allermeest de vraag, hoe ze het zekerst
Harderwijk zouden bereiken; want hier
wilden ze overnachten. In de „sombere
Eemstad" nemen ze een gids aan. Met
diens hulp brengen ze het tot voorbij
Nijkerk. Nu doet een gewijzigd plan,
opgemaakt in overleg met een winkelier
die koffie, gort, kaas en pijpedoppen
verkoopt, hen van richting veranderen.
Zy zullen Harderwijk links laten liggen
en op Zwolle aanhouden. De leidsman
verbindt zich hen daar te brengen „mits
zij een anderen weg inslaan".
Die weg leidt over de heide, langs
Putten, waar de koffie slecht en de
waardin weinig toeschietelijk was. Over"
slechte bediening hoor ik meer klagen.
Hier en daar worden de notabele heeren
behandeld als „lui die niet betalen"
Men antwoordt op hun beleefde vrager
met een verachtelijk zwijgen, een zon
derlinge bejegening van de zijde eens
herbergiers, weinig geschikt ter bevorde
ring van het vreemdelingenverkeer.
Ook de inlichtingen, die naderhand
bleken onjuist te zijn bezorgden hun
menig onaangenaam oogenblik. „Wan
neer zal toch die harde weg beginnen?"
zuchtten beurtelings de wandelaars, die
nadat hun kiereboe in half opgedroogde
plassen was blijven steken, waren uit
gestapt en zich in het zweet hun aan-
schijns een eind weegs hadden voort
gesleept. Wat baatte hun in deze
omstandigheden de aanschouwing van
„een diepe put van zestig vcet" of van
„een lindeboom met een stam van vijf
el in doorsnee?" De harde weg was nu
wel begonnen, maar daarmee was de
goede stemming nog niet teruggekeerd.
De heeren waren boos, boos op den
leugenachtigen tuinman van de hof
stede „Leuverden", die him den be
geerlijken weg als. zeer nabij in uit
zicht had gesteld. En hem verweten ze.
dat Zwolle maar niet opdoemde. „Hoe
ver zijn we hier nog van Zwolle?" vroe
gen ze. zoo dikwijls als ze daartoe
gelegenheid hadden. En steeds was het
aniwoord een teleurstelling. De af-
afstand, die hen scheidde van he'. doe:
hunner wenschen. scheen steeds grooter
te werden.
Eindelijk, te acht uur. konden ze bij
het Katerveer uitstappen. Op het pont
treffen ze één medereiziger aan; die
kwam „heel" van Rotterdam. Aan de
overzijde der rivier wachtte hun nog
eens een zandweg. Daarna ging alles
beter, totdat de schildwacht bij de poort
het rijtuig in den weg trad en dé na
men der inzittenden wenschte te weten.
Zij stellen den Zwolschen gezagsman
tevreden. Nu is het „Hof van Holland"
gauw gevonden en daarmee een goed
souper. De wijn is best, de pijp smaakt,
een cognacje na, nog een „wippertje"
en de tweede dag is om.
Zwolle heet een „behagelijke" stad.
Wat de Haarlemsche heeren daaronder
verstaan, kan ik u met een paar woor
den niet zeggen, en het lijkt mij niet
belangrijk genoeg daartoe veel woorden
te gebruiken. Ze brengen een langdurig
bezoek aan Hartog's Magazijn. Het la
ken is er goedkoop. Goedkoop? „Alleen
dure effecten verkoop je tegenwoordig
goedkoop", meent notaris Kok. welke
juiste opmerking intusschen Jan Piet
en den stadssecretaris den heer du
Crocq, niet belet zich een nieuw pak te
koopen. Ze bezien de Groote Kerk en de
heer van Walré houdt van den kansel
af een berijmde toespraak tot zijn
reisgenooten. Ze spelevaren op de IJsel,
en dan is daar nog. niet het min*t be
haaglijke het middagmaal bij Favre,
waarvan ik u hier de spyslijst geef:
groentesoep, tarbot, snoek, aardappelen
gerookte rig. kip met ragout, groenten,
gebak, aardbeien, meloen en kersen.
Den volgenden dag ging de reis over
Deventer naar Zutfen. De eerste stad
bevalt hun maar matig. Ze koopen er
in „Almansgading" de echte koek. een
welkomthuis voor vrouw of kinderen.
Om zeven uur rijden ze Zutfen binnen,
te laat om „thee te vragen". Maar
vroeg genoeg om nog even de Sint Wal
burg te gaan zien, de kerk en de boeke
rij. „die niemand leest".
Indien ik mij niet stellig voorgenomen
had van deze zevendaagsche reis slechts
datgene te verhalen wat kenmerkend is
voor den tijd, ik zou bij sommigen din
gen wat langer stil staan. Bovendien
mag ik het geduld van mijn lezers niet
uitputten. Het gaat met een kiereboe
toch al langzaam naar hun zin. Nu
weer bij Brummen. Zoover hadden de
reizigers het den volgenden dag ge
bracht, toen zij, op den smallen weg.
een wagen zagen naderen. „Ik ga eruit"
riep Kok; „ik ook", riepen de anderen
En niemand wist precies, hoelang het
geduurd had, voor ze er weer in zaten.
Te Beekhuizen, waar het,, van
rijtuigen krielt", smullen zc in een
Zwitsersch huisje van de in Zutfen ge-
kochten kippeboutjes en karbonnaden
waarbij een waterval „met kracht en
drift van boven stort". In Rozendaal
worden ze door de „bedriegertjes" be
drogen, en 's avonds laat zitten ze in
„de Arend" te Arnhem aan ,,'t publiek
souoé".
Ik stel u voor de heeren hier te laten
zitten. Het zestal is behouden thuis ge
komen. na een tweedaagsche reis van
Arnhem naar Haarlem. Soms ging het
kuil in kuil uit. Dit. waren de verkeers-
moe'lijkheden van hun dagen. Maa-
het liep zonder ongelukken af.
Bfj hun aankomst te Haarlem werd
juist de kermis ingeluid. „Dit g3f wat
recreatie", meende de heer van Walré.
H. E. KNAPPERT.
!NGEZONr»trN MEDEDEFLINGEN
a 60 cents per regel.
Z.O.GE NEVER
Voor den inhoud dezer rubriek stelt
de Redactie zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst
of niet geplaatst, wordt de kepij den
inzender niet teruggegeven.
DUINBEBOSSCHING.
Een belangwekkend
vraagstuk.
DE ECONOMISCHE EN
TECHNISCHE MOEILIJKHEDEN.
Wij ontvangen de volgende interes
sante beschouwing over het belangrijkr
vraagstuk der üuinbebossching:
Mijnheer de Redacteur.
In Uw blad van een lóden Ociobe.
j.l. komt een zeer lezenswaardig stuk
voor getiteld: „AankooD van Duingron
den". De schrijver daarvan blijkt niet
alleen een groot bewonderaar van na.
cuurschoon te wezen, maar hij is ook
een ijveraar voor de uitbreiding daarvan
Daarbij komt nog dat hii zich niet mei
hersenschimmen wenscht af te geven
maar den lezer van ziin stuk ook de
moeilijkheden niet onthoudt, die op het
gebied van duinbebosschine bestaan en
hem tevens waarschuwt zijne verwach
tingen niet te hoog te spannen en re
kening te moeten houden met den lan
gen tijdduur, welke met de uitvoering
van dergelijke plannen gemoeid zo»,
wezen.
Waar de geachte schrijver de jacht
betitelt als „een eigenaardig vermaak
zonder meer, komt het mii voor dat zfjr.
301'deel niet voldoende overwogen is.
Hoewel zelf geen jager, of jachtlief
hebber is het mij bekend en geloof ia
fat het ook van algemeene bekendheid
is, dat de jacht iets meer beteeken:
Behalve de genoegens die de duinjach:
aan den beoefenaar daarvan oplevert
heeft de jacht toch ook een algemeen
nut. Niet alleen dat zii een waarde ver
tegenwoordigt voor de eigenaars var.
jachtgronden, maar zij brengt ook vee.
geld onder de menschen. iuist op eer.
oogenblik waarop velen, die od het land
leven, een nieuwe bron van veröienster
noodig hebben. De opbrengst van a:
jacht moet ook niet gering geacht wor.
den Behalve vliegend wild en enkele
hazen levert de jacht in ons land vele
honderdduizenden konijnen op. Het moge
waar zijn dat dit dier veel kwaad doe:
of kan doen aan verschillende gewas
sen, zoo levert het vleesch een niet on
belangrijken factor voor voeding. Daar
bij komt nog de huid. welke een uitste
kend bont verstrekt. Dit bont is nu
wel geen sierbont, dus geen weelde-arti.
kei, maar het voldoet geheel aan d-
behoefte aan goedkoop bont dat voo
velen Co.a. chauffeurs enzeen nood
zakelijkheid is. En eindelijk dragen d'
meeste mannen nog hoeden. Deze wol
len voor een groot deel vervaardigd van
konijnenhaar en dit bont of konijnen
haar is dus bijna onmisbaar. Degene, di'
-,p dit gebied iets dieper wil doordrin
-en, leze slechts eenige artikels over
mderwerp welke VA a 2 jaar geleden
bij wijze van „feuilleton" in het Alge.
neen Handelsblad over dit onderwen
zijn verschenen.
Keeren wij echter terug naar de hoofd
zaak nml. Duinbebossching Het denk
beeld is zeker niet nieuw. In vorig*
eeuwen bestond het ook en werd oy
-,'ele plaatsen herhaaldelilk bebosschin:
der duinen, meest met loofhout, te
hand genomen. De in de duinen nog be
.-taande loofhoutbosschen getuigen var
ien ondernemingszin op dat gebied var
'i-oegere geslachten. De waterwinning ir
3n uit de duinen heeft echter den water-
.hand in dat gebied sterk verlaagd
waarvan het gevolg is dat de bestaand
josschen kwijnen en afsterven, terwi
de aanleg van nieuwe loofhoutbosschei
Tootendeels onmogelijk is geworden.
Er blijft echter over de bebosschin
.net naaldhout- Ook dit plan is reed.'
n uitvoering. Zoowel het Staatsboschbe-
iieer als de Nederlandsche Heide:Maa;
:ohappy en vele particulieren hebber.
:tappen op dit terrein gedaan. Niet al-
een zal een bezoek aan Schoorl di
aantoonen, maai- een wandeling lang
den Hoogen Duin en Daalscheweg o'
angs den Duinlustweg of langs dei
Zwartenweg ingaande bii het Midden
duin en uitkomende bii Kraantjelek
verschaft de gelegenheid een groot aan-,
tal Hectaren bosch te zien die in de
aatste dertig jaren zijn aangelegd. Da
daze bebossching niet nog meer is uit
gebreid zal wel in verband hebben ge
staan met de oorlogsjaren en die daaro;
.olgden, toen plantmateriaal zeer moei.-
ijk verkrijgbaar was.
Gaat men echter over den Zeeweg
dan zal een scherpe opmerker zien da:
n de laatste paar jaren op vele duin
bergen weder aanplantingen van denne::
.ijn aangebracht. De jonge dennen zijr
nauwelijks, zichtbaar maar de bescher
mende ijzergaasrasteringen vallen in he:
oog.
Hoe geschieden dergelijke beplantin
gen? Het spreekt vanzelf dat dit geld
kost, maar wie deze kosten draagt, de
Staat, Provincie. Gemeente of ce parti
culier, doet bij de vraag of duinbeplan-
ing op ruime schaal uitvoerbaar is, wei,
nig ter zake. Wel mag hier worden aan
gestipt dat dergelijk werk, indien het
door een particulier geschiedt, op goed
koopere wijze ten uitvoer wordt gedaan,
can wanneer het uitgaat van een pu-
Dliekrechtelyk lichaam, zooals trouwens
net de meeste werken het geval is. He
:ou daarom de taak van den Staat zijn
cm bebossching door particulieren, over
al in den lande aan te moedigen en te
bevorderen, omdat zulks in het algemeen
belang is en waarvoor alle reden is om
dat de aanlegger van bosschen de kans-
mist remunerate van het door hem ult.-
gegeven geld te krijgen. Dergelijke zeer
gerechtvaardigde Staatssteun, die ook
in andere landen wel verstrekt wordt
kan gegeven worden in den vorm van
rechtstreeksche contributies, geld op
voorschotten tegen lagen interest enz
De Staat der Nederlanden doet echter
nagenoeg niets; waarvan mede het ge
volg is dat bebossching van particulier-
zijde in Nederland in de latere jaren it
.ngekrompen. Geen wonder, hooge be
as tingen. die thans ieder burger draagt
leende loonen en andere kosten ver-
iunderen dit. Degene, die aan plantingen
desniettegenstaande onderneemt., ver
vult een heerlijke taak. verdient da
waardeering van ziin medeburgers en
vooral van het nageslacht, maar finan
cieel zal hij zelf niet dan verlies kun
nen boeken.
Hoe kan de uitvoering van duinbebos
sching plaats hebben? De ervaring heeft
geleerd, dat de gewone den (pinus Sy!
vestris), die men. behalve spaarzaam in
u.et duingebied, overaJ aantreft, in on
ce duinen niet gedijt, aangezien hij niet
nan tegen den zeewind. Eenmaal ge
plant, schiet die dennensoort ook in de
iuinen aardig op, maar ouder worden
de kwijnt zij weg. Enkele schitterend:'
exemplaren afkomstig van beplantingen
door onze voorouders gedaan, zijn wel in
de duinen te vinden, ook in het mooie
-■.'aaldenveld en Leyauin, maar het zijn
slechts uitzonderingen en de moo:*
grillige stamvorm heeft geen gebruik^
.vaarde.
De zeeden (pinus maritima) te vin
den in de Fransche kuststreken bij de
Golf van Biscaye, blijkt strenge winters
niet te kunnen weerstaan en is dus nie.
öruikbaar. In latere laren is men toi
de ervaring gekomen dat er echter twee
dennensoorten zijn. die goed aarden in
jnzen duinbodem. Het zijn de pin us La-
ricio Corsica (de Corsicaansche den) en
de pinus Austriaca (de Oostenrijksche
den). De geachte lezer die op dit ge-
oied zich meer kennis wenscht te ver
schaffen, raadplege slechts de maand,
verslagen, uitgegeven door de Neder
landsche Heide Maatschappij. Hij zal
daarin vinden dat de Corsicaansche den
om zijn beteren groei, het meest aanbe
velenswaard is.
De best gebleken wijze van aanleg
van dennenbosschen geschiedt door mid-
Jel van bezaaiing. Deze is ook de goed
koopste en voordeeligste want het zaad
.ia ontkieming, schiet zijn pen wortel
liep in den grond en zoo verkrijgt men
op den duur de krachtigste boomen. In
de duinen is bezaaiing echter niet mo,
,elijk omdat dan eerst de grond zou
moeten worden omgeploegd of omgespit
Jaargelaten de kosten daarvan, is dl
/uw maken van den duinbodem ver-
ooden bij een keur van het Waterschap
Rijnland en dit terecht omdat hierbij
:en algemeen nationaal belang gemoeid
Is. Immers ruw maken leidt tot ver
stuiving. Vele eeuwen geleden waren de
meeste duinen onbegroeid, derhalve wa
ven het zand- of stuifduinen met het ge.
volg dat de duinen door den wind voori
gezwiept. steeds meer en meer land-
,vaarts instoven (rolden). Door invoe
ring van de helmplant vanwaar dez.
orspronkelyk betyokken is. is mij nie;.
sekend en door beplanting werd aan
lie verstuiving paal en perk gesteld
.Vare dit niet geschied, dan lagen de
•uinen, die voor een groot deel de zee
v ering van ons land vormen, vermoe-
lelijk tot de poorten van Haarlem en tk
:ee had een belangrijk stuk van den va
.lerlandschen bodem verzwolgen.
Deze keur van Rijnland, die het be
plant houden van de duinen aan iede.
Lgenaar van auingrond oplegt en lie
.■uw laten worden verbiedt, moge voo;
iie bezitters een drukkende last wezen.
voor het algemeen belang is bij heil,
:aam. Dit verklaart dan ook in hoofd
.aak waarom duin bezittere of dit par
l.culieren of p ubl/iirech teliike licha-
uen als bijv. de gemeente Amsterdam
rijn, het publiek in de duinen niet or
^roote schaal kunnen toelaten, omdat
oetreding der duinen aan de helm- en
mosbegroeiing schade toebrengt en
de bezittere wegens de daaruit voort-,
.loeiende verplichting tot herbeplanting
seer aanzienlijke kosten zou veroorza
ken.
De jonge dennen (Corsicaansche er.
Oostenrijksche) zouden dus gepoot moe
ten worden en hierbij komt men te
staan voor twee niet te onderschatten be,
zwaren. Immers het materiaal ontbreekt
in voldoende mate. Gaat men by onze
groote kweekers van dennen in Noord-
Brabant en elders, zoo zal men zien da.
zü aanzienlijke kwantiteiten niet kun
nen leveren. Ik spreek hier natuurlijk
niet van enkele duizenden maar bedoe.
de vele honderdduizenden, zelfs de vele
millioenen die voor duinbeplanting op
jroote schaal vereischt worden.
Geen wonder, want het ^ad dat voor
net aanleggen der kweekbeddingen be-
noodigd is moet uit het buitenland ko
men en is ook daar moeilijk verkrüg-
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN i 60 Cl» PER REGEL.
IS HET BEHOUD VAN LINOLEUM. GEEFT OOK HOUT-
GRANIET- OF PARKETVLOEREN EN MEUBELEN EEN
SCHITTERENDEN DIEPEN GLANS. 114
Overal verkrijgbaar
ImporteursN.V. Handel Maatschappij Reckittsm - Rotterdam
baar. Misschien, wellicht zelfs, breek:
de tijd eens aan. waarin de bestaande
mheemsclie Corsicaansche dennenbos
schen dit zaad. dat omreden het ge,
acclimatiseerd is, nog beter kan blyken
zullen kunnen leveren, maai- die tijd is
nog zeker zeer verre. Van algemeen,-
bekendheid mag geacht worden dat een
den eerst na ongeveer 45 jaren groei,
zoogenaamd münhout oplevert en dat
de den van S5 tot 90 jaren oud wezen
.noet om als paalhout bruikbaar te
rijn.
Ook het betrekken der nooriige ar
beidskrachten is geen gemakkelijk op te
ossen probleem. Wel spreekt men van
iet dienstbaar maken voor dit doel van
den arbeid van werkloozen Schijnbaar is
dit zeker een zeer sympathieke gedachte,
naar vergeten wordt dat men voor wer-
:eiyk goed poten, waarvan toch de toe-
:omst afhangt, eenlgszins deskundige
personen noodig heeft Niet alleen moe
ten de leiders htm taak geheel beheer,
schen, maar de arbeider zelf moet
raast liefde voor het werk. ook kennis
an ervaring bezitten en dit is uit den
aard der zaak bij werkloozen. van hoe.
goeden wille die ook ziin. niet te ver-
.vachten. Het maken van het plantgat,
iet planten van de jonge den (een zeer
klein plantje!) met den wortel scherp
naar beneden, het dichten daarna van
iet'plantgat, vordert een zorszamen ar-
:eid, die niet licht geacht mag worden
ik vrees dan ook dat het denkbeeld var. i
largelyk werk door werkloozen te doen
.•errichten een hersenschim zal blyken
:-nzij men zich op mislukking van eer.
'eel van den aanplant voorbereidt.
De geachte schryver van „Aankoop
an Duingronden" heeft ook terecht ge
wezen op den t-iid die met duinbeplan-
ng en het verkrijgen van resultaten
ereischt wordt.
Wie zich daarvan een begrip wil vor=
nen neme toch kennis van de zeer
doorwrochte studies van den heer J. A
ran Steyn, Staatshoutvester. voorko
pende in het maandblad van 1 Juli 192c
van de Nederlandsche Heide Maat-
happy.
De Heer van Steyn geeft daarin een
beschrijving van de bebossching dei
Landes. een eertyds moerassige en on,
vruchtbare streek in Frankrijk gelegen
aan de Golf van Biscaye. waar men nu
uitgestrekte dennenbosschen aantref;,
waarvan de boomen (pinus Maritima:
veel hars opleveren, (een dennensoor»,
die hier te lande niet tiert) en thans
een remuneratieve opbrengst geven
De ruimte hier verbiedt het zeer
lezenswaardige werk van den heer van
Steyn eenlgszins uitvoerig te behande-
en. wat het toch ten volle zou verdie
nen. Ik moet my dus bepalen met te
vermelden dat de eerste pogingen tot
bebossching geschiedden tijdens de Re-
geering van Lodewyk XVI. dat het ech
ter pas krachtig werd aangepakt in hei
begin der 19de eeuw vooral tiidens de
regeering van Keizer Napoleon en cat
thans ongeveer 102800 Hectaren land be=
ooscht zyn waarvan ongeveer 46489
Hectaren aan den Franschen Staat en
ca. 563IV Hectaren aan particulieren
toebehooren. Zeker een prachtig resul#
taat, maar men verge te vooral niet dat
met het bereiken daarvan een groot
aantal jaren zyn gemoeid geweest!
Hebben wij hier verschillende, maar
nog niet alle punten behandeld, die bij
bebossching der duinen de aandacht
vragen, één blijft zeker over waarop ge
wezen dienst te worden, nml. het brand
gevaar. Veelvuldig lezen wit in de droge
zomermaanden van bosclibranden in
de Provinciën Utrecht. Gelderland en
andere. Gewoonlijk vinden die niet hun
oorzaak in boos opzet, maar meest zijn
zü het gevolg van onachtzaamheid. Een
niet goed uitgedoofde lucifer, oen bran
dend eindje sigaar, een weggeworpen
sigaret of slecht uitgedoofd kampvuur
en vonken uit locomotieven, ziin de ge
wone oorzaken van bosclibranden. Zoo,
dra deze bemerkt worden lulden de
dokken in de dorpen en grond arbeiders
en boeren spoeden zich naar de plek
des onheils. Vooral met de spade en
somtijds met tegenbrand wordt het vuur
onder deskundige leiding der autoritei*
'.en bestreden en beperkt Stel U echter
een flinken brand voor in de boboschte
duinen. Daar woont geen bevolking en
de bewoners der aangrenzende dorpen
zijn op het gebied van dergelijke brand-
blussching geheeil onkundig Ook de
autoriteiten ter ulaatse hebben iets
dergolyks niet medegemaakt, maar in
'eder geval haar ontbreken de geschik
te medewerkers. Is er veel bosch dan
zou in een drogen tijd een geweldige
vuurzee ontstaan, die het werk van ja
ren zou te gronde richten maar ook zou
kunnen overslaan naar de aangrenzende
dorpen en villa's en deze met vernieti
ging bedreigen.
In de hierboven genoemde Landes
'.n Frankrijk komen bosclibranden ook
voor en zelfs in die schaars bevolkte
streek waarvan de bewoners veelal be,
trokken zyn bii hot boschbedrUf. zyn
toch ingrypende voorzorgsmaatregelen
ncodig geacht die bil een wet van 1924
zyn vastgesteld.
Indien de bebossching van onze du!*
nen ooit van beteeken is zou worden,
dan zouden hier wel bijzondere maatre
gelen moeten worden getroffen.
Zeker schijnt het mii echter dat toe
lating van het publiek gedurende dc
zomermaanden in de duinbebossching
gevaar zou opleveren en dus in strijd
•net de veiligheid zou wezen.
Het probleem van duinbebossching,
hoe aanlokkend ook in schitn. bevat vele
moeilijkheden, en vraagstukken doen
rich daarbü voor die niet met opper
vlakkigheid kunnen behandeld worden
maar te züner tüd ernstige overweging
?n diepe studies van het onderwerp ver-
?ischen.
Hoogachtend.
De Geschiedenis van
Lois Reddle
Naar het Engelsch van
EDGAR YALLACE.
47)
Zij moest op de verschijning van
zijn Lordschap geruimen rijd wachten,
want op dat uur was hij vast in slaap en
men kon hem niet zoo spoedig voldoen
de belangstelling voor de dame aan de
telefoon inboezemen, om hem te bewe
gen naar den salon te gaan. waar het
telefoontoestel geplaatst was.
„Hallo!" roep hy met kwijnende stem.
„Goeden morgen en zoo! Het spü't mü
dat ik uw naam r£et goed veretaan heb."
„Ge spreekt met Juffrouw Smith",
zeide Lizzy met heesche stem, en zü
hoorde Selwyn zuchten van verade
ming.
„Waarachtig? Is het waarachtig
waar? Nou, er is me hier wat te doen
geweest! De heele wereld stond op haar
kop. De vervloekte windbuil, Chesney
Praye je kent hem wel roofvogel,
hè?" (Zelfs Lizzy kon in dat vroege
morgenuur onmogelijk om hem lachen).
Welnu, hü is in de bibliotheek met me
vrouw de gravin!"
..Luister eens, Selwyn!" Zy had al
haar moed :.ocdig om in zijn gemeen-
zamen toon te blijven. „Kunt ge me
een bezoek komen brengen? Ge weet
waar ik woon ge zoudt vandaag by
ons zün komen dineeren: doch ik wilde
je ergens over spreken, iets maar
neen. zoo kan ik het niet zeggen".
„Zeker", deelde hij haar mede. „Ik
zal dadelük komen. Zü denken, dat ik
naar South Kensington ga om een paar
beeldengroepen te zien. maar héél
goed. kolonel, dank u zeer voor uw mede-
deeling!"
Hij had luider en vormelyker gespro
ken. Aan dergelüke kleine fopperijtjes
zelve niet ongewoon, verbeeldde Lizzy
zich dat een lid van het dienstpersoneel
of zün moeder den salon binnengetre
den moest zyn.
Met een zeker gevoel van opwinding
keerde zy naar haar woning terug. Zij
had zich niet alleen van den büstand
van een lid der aristocratie verzekerd,
doch cok. met byzondere vrymoedigheid
door van het voorrecht van een vrouw
gebruik te maken, hem bij een naam
genoemd, die op zyn minst genomen,
gemeenzaam mocht heeten. Zoo onbe
vangen mogelijk, deelde zü mynheer
Mackenzie mede, dat zy het bezoek ver
wachtte van Lord Moron, en tot haar
groote blijdschap scheen hij dat zeer
gewichtig te vinden.
„Ik zeide hem dat hy hier even moest
aanloopen ik ga zeer vriendschappe
lijk met hem om." Lizzy knip;e met ze
kere deftigheid een stofdeeltje van haar
rok weg.
„Inderdaad?" vroeg hü een eenbiedi-
gen blik op haar werpende. „Wel. wel.
ik had nooit gedacht dat een van de
Morons mij de eer zou aandoen mijn
huis te betreden! Het is een aanzienlyke
familie, een zeer oud geslacht. Ik her
inner mü den ouden graaf nog: hij was
een trouw bezoeker van den schouwburg,
hoewel niet. naar ik vrees, altijd in even
onberispelijken toestand."
Den ouden graaf kon Lizzy Smith
niets schelen. Daarentegen blaakte zü
van belangstelling vcor den nieuwen;
en zoodra de taxi van Lord Moron voor
de deur stilgehouden had, was zij het
die hem binnenliet,
„Wel, wel, wat een leuke keuken!"
zeide hij. in het rond ziende in het ver
trek, waarop Lizzy niet bijzonder trotsch
was.
„Ik zou uw lordschap niet gevraagd
hebben om hier te komenbegon zij.
..Hoor eens, blijf mü. van het lijf met
dat „lordschap" en dien onzin", ver
zocht hy. „Voor mün vrienden ben ik
Selwyn. Welk een fraaie braadpan is
dat; hebt ge die zelf gemaakt?"
Lizzy verzekerde hem het tegendeel.
Doch hij'had naar het scheen, verstand
van kookgereedschappen; had een
electrisch kookfoniuis uitgevonden, en
zelfs plannen gemaakt Voor een cokes
oven. Tot dusverre had zy zelfs niet ge
weten dat cokes gestookt werd-
,Jk heb dikwijls gewensent dat ik dat
beroerde .-..lord" in den steek kon la-
"i en nuttig werkzaam zijn. Ik bezit
eenig vermogen va- mijzelven. waarvan
haar Ladyschap zelfs niet met haar vin
gers kan aankomen en geloof geruit,
dat het spoedig naai- de haaien zou zyn,
lieve meid, wanneer zü en de roofvogel
er met hun klauwen bij konden!"
Hij was verrukkelijk, onweerstaan
baar familiaar, en Lizzv. die van electri-
citeit slechts zooveel afwist dat zü lioht
maakte wanneer men aan een knopje
draaide, zonder te bcgrypen hoe dat in
zyn werk ging, had uren lang kunnen
luisteren naar denkbeelden, die zelfs de
belangstelling van een ingenieur opge
wekt zouden hebben. Doch zü had an-
J--e dingen met hem te bespreken, en
wel den brief.
Hy las dezen, en om den anderen re
gel ophoudende en inlichtingen vragen
de. begreep hy de hoofdzaak er van. Het
was haar meermalen opgevallen, dat
wanneer het zaken van belang gold,
Selwyn zeer verstandige denkbeelden
kon ontwikkelen; en dat hij volstrekt
niet zoo dwaas was, bemerkte zy later
op den dag, toen hij haar in vertrou
wen mededeelde, dat hij voor de bedekte
bedreigingen van zün moeder, hem we
gens zwakheid van geestvermogens in
een inrichting te laten opnemen, tegen
maatregelen had getroffen, door een
bezoek te brengen aan drie psychia
ters in Harley Street, die omtrent zyn
mentaliteit ae meest bevredigende ver
klaring afgelegd hadden.
„Ik begryp niet waarom dat alles
gaat" zeide hü toen hij haar den brief
teruggaf. En by het zien van haar te
le urges telden blik: „Jawel, ik begrijp
dien brief, maar ik bedoel al die onge
lukken en zoo het dood neervallen van
dien armen Braime of iets dergelyks, in
de bibliotheek. Madame is myn moeder,
en ik mag haar niet verafschuwen,
geloof ik. Maar somtijds is de duivel in
haar gevaren, juffrouw Smith, zü kan
'noogst gevaar!yk zyn!"
Hy streek zacht over het rooae lid-
teeken op zyn wang.
„Men kan nooit nagaan wat zy in haar
schild voert, en sedert dien windbuil
Praye en die zuiplap van een doctor bij
ons over den vloer gekomen zün, gaat
het in huis zonderlinger toe dan ooit.
Weet ge. wat zjj me op een goeden dag
vertelde? Zy zeide dat wanneer zij dacht
gelukkiger te zullen zyn indien ik dood
was, ik morgen dood zou zün ook
dat waren haar eigen woorden! Morgen
dood, lieve, beste Lizzy! Klinkt dat
niet verechrikkel yk
„Wat een vrouw!" antwoordde Lizzy.
„Hebt ge thuis niets vernomen omtrent
dit voorval ik bedoel de boerderij „De
Galg"?"
Hij schudde het hoofd.
„Zy spreken nooit over zaken wan
neer ik tegenwoordig ben. Doch iets is
er gaande: Daarvan ben ik overtuigd!
Die snuiter Chesney is van van morgen
acht uur af reeds 'dü haar ladysclmp
men zeide jou dat zü te bed lag
maar da*, was een onwaarheid: zij was
in de bibliotheek. En de telefoon
schynt den geheelen nacht in werking
te zün geweest. Maar zeg me eens,
hoe vind je dien grappenmaker van
een detective om de jonge dame in de
gevangenis te laten stoppen? Ik was
van plan hein den volgenden morgen
eens flink de waarheid onder den neus
te wrüvcn."
..Hij deed het om uitmuntende be
weegredenen". gaf Lizzy geheimzinnig
ten antwoord. „Ik mag Je niet alles ver
tellen. Selwyn, er zal een dag aanbre
ken, waarop Je de waarheid vernemen
zult, doch voor het oogenblik staat het
spreken mü niot vrij."
(Wordt vervolgd.)