UIT DEN RAAD.
TWEEDE KAMER.
HAARLEM'S DAGBLAD
STADSNIEUWS
DONDERDAG 8 NOV. 1928 DERDE BLAD
De heer W. Roodenburg tot wethouder gekozen.
De wethouderspensionneering herzien. Havengelden
uitgesteld. Tribune-incidentje.
De wetfooudersverkiezing in de vaca
ture-Bruch CA.-R.) heeft plaats gehad
en de heer W. Roodenburg (C.-H.) is
gekozen, zooals algemeen verwacht
werd a de fractie-berichten van den
vorigen dag. Het stond by voorbaat
vast.
Toch niet zoo vast als iedereen dacht,
want het bleek nog een benauwd half-
elfje. Terwijl de gereconstrueerde rech.
terzijde 17 stemmen uitbrengt en de
V.-D. 2 (de heer Boes ontbrak) en al
deze vier fracties hadden toegezegd op
den heer Roodenburg te zullen stem
men. haalde hij maar 17 in plaats van
19 stemmen. Het was net genoeg, want
van de 37 aanwezige leden stemden er
vier blanco, zoodat de volstrekte meer
derheid precies 17 was. De heer Joosten
(3. D. A. P.) haalde er twaalf en de
heer Loosjes (V.B.) vier. Uit het resul
taat der stemming kan niet anders wor
den afgeleid dan dat de eenheid der
fracties, anders bij wethoudersverkie-
zingen nimmer verbroken, ditmaal niet
is gehandhaafd.
De voorzitter wenschte den heer Roo
denburg, die verklaarde zijn benoeming
aan te nemen, ermee geluk.
De nieuwbenoemde is precies veertig
jaar oud, en dus het jongste lid van
het College. In den Raad heeft hy, van
beroep accountant, tot dusver vrywel
uitsluitend over financieel© aangelet
heden het woord gevoerd. Hij zal die
nu vaarwel dienen te zeggen, want mr.
Slingenberg is blijkbaar niet van plan
om Financiën op te geven en Onder
wijs voor zijn rekening te nemen. Zoo
dat deze laatste afdeeling wel aan den
nieuwbenoemde ten deel zal vallen.
Wethouders vormden vandaag het
pièce de resistance.
Het begon met een langdurig debat
over de voorgestelde herzieningen in
hun pensioenverordening. Zy werden
aangenomen, en zullen nog redactio
neel worden bijgevijld. Er ontbreekt
nog wel wat aan. Mr. Bijvoet trachtte
een technische wijziging te verkrijgen
van het bepaalde betreffende weduwen-
pensioenen, maar het was zoo ver
schrikkelijk ingewikkeld dat de voor
zitter er duizelig van werd, en mr. Slin
genberg de zaak nog verwarder maakte
door te vragen wat er gebeuren moest
als een wethouder trouwde met de we
duwe van een vorigen wethouder, en
daarna aftrad. Na dit intermezzo
werd het amendement-Bijvoet met
2113 stemmen verworpen.
De heer Peper, in een van zijn plezie
rig-ironische buien, luchtte zijn com
munistische minachting voor wethou-
ders-in-het-algemeen. Hij vindt ze alle
maal overbodig, dus hun salarissen ook,
en hun pensioenen nog veel meer. Da
bekwaamheden die men voor het ambt
noodig heeft zijn z. i. „flux de bouche"
(hij bedoelt „flux de parole", want de
door hem gebezigde uitdrukking be tee
kent: kwijlen), en de gave om den
schyn te wekken dat men veel weet van
iets waarvan men niets weet. Etcétéra,
etcétéra. Hij citeeride ook een artikel
van schrijver dezes, en deed' het ver
keerd. Het is volkomen waar dat ik ge
schreven heb, dat ik op mijn veertigste
jaar geen pensioen zou willen aan
vaarden, en dat ik pensioenen alleen
bestemd acht voor mensdhen die te oud
om te werken zijn of voor invaliden.
Maar nooit heb ik geschreven: „als
men er zoo weinig voor gedaan heeft
als een wethouder van Haarlem". Die
restrictie heb ik niet gemaakt, en het
standpunt des heeren Peper ten op
zichte van de activiteit en nuttigheid
van wethouders is niet heb mijne. Juist
omdat het ambt een scherp verstand, de
gave om te leiden en bij tijden ook
groote werkkracht vereischt vind ik het
zoo jammer dat een wethoudersverkie
zing afhangt van politieke bij-overwe
gingen die het eenige ware criterium:
wie is er het bekwaamst en geschiktst
voor? verdringen.
Wat pensioenen op jeugdigen leeftijd
betreft die behoort m. i. niemand te
krijgen, als hy tenminste gezond is en
zijn arbeid voor de openbare zaak hem
niet in slechter financieële omstandig
heden dan tevoren achterlaat. Dan
zou men hem tijdelijk pensioen kunnen
geven, in afwachting van wat beters, en
gelimiteerd tot drie jaar, zooals nu werd
voorgesteld. Maar normaliter gerede
neerd zijn pensioenen bestemd vooroude
menschen en niet voor mannen in de
kracht van hun leven.
De heer Peper wake er voor dat hij
niet door zijn flux de parole den schijn
tracht te wekken alsof hij verstand
heeft van iets waarvan hy.... laat ons
zeggen: zeer weinig weet. Het is nooit
gemakkelijk om den arbeid van anderen
juist te taxeeren. Wil men het doen,
dan is het beter om zich eerst eens op
de hoogte te stellen, en onderschatting
te vermijden.
De heer Klein hield, zooals hij meer
doet. een nogal hevig betoog, waarin hij
onthulde dat het aftreden van wethou
der Reinalda was uitgesteld omdat de
burgemeester buitenslands was, en deze
zelf een afscheidswoord tot hem wilde
richten. Deze vertraging kostte de ge
meente nu f 62.50 per jaar méér aan
pensioen, zei de heer Klein. De weet niet
of het klopt. De burgemeester wist het
ook niet, maar het speet hem als het
zoo was. Wel had de heer Klein ook
een nogal listig amendement verzonnen,
strekkende om wethouders alleen drie
jaar pensioen te geven als zij periodiek
aftreden, niet als zij tusschentyds heen
gaan. Zijn bedoeling was, dat tusschen
tyds aftredenden gewoonlijk vertrekken
omdat zij promotie in de politiek maken.
Sleahts zelden gaat een wethouder heen
omdat hij het met het College of den
Raad niet kan vinden, zegt de heer
Klein, en gelijk heeft-ie. Mr. Bijvoet
wees hem er evenwel op, dat hij een
wethouder die wèl in dit geval verkeer
de in de schrikkelijks te moreele peri
kelen zou brengen. Want om nog pen
sioen te kunnen krijgen zou deze onge
lukkige. tot in het diepst van zijn poli
tieke principes overtuigd dat hij af moest
treden, tot de volgende verkiezing moe
ten wadhtenOf hij zou het pensioen
moeten opofferen, hetgeen toch niet bil
lijk zou zijn.
Toen begon iemand over de goede
trouw van gemeenteraden, en de heer
Peper werd weer ironisch en zei dat je
daar niet te secuur van moest wezen,
en de heer Klein haalde het niet met
zijn amendement, ondanks vele hevige
phrasen. Hij werd met 2310 geklopt.
De heer Wolzak deed ook nog een po
ging om de verdere behandeling van
de verordening uit te stellen, gesteund
door mr. Bijvoet, wiens kantoorbediende
een heelen middag op de pensioenveror
deningen en de voorgestelde herzienin
gen gezwoegd had, met zeer verwarren
de resultaten.
Maar het lukte niet. Na een van de
gebruikelijke gedachtenwisselingen over
prioriteit en moties van orde werd het
voorstel-Bijvoet verworpen en de nieuwe
verordening, zwak naar de letter maar
sterk naar den geest, aangenomen.
Moge Haarlem er van profiteeren. Het
is in elk geval een verbetering.
De behandeling van de herziening der
havengelden werd uitgesteld, een heele
reeks punten ging onder den hamer
door, en de eenige zaak die verder nog
eenigen tijd vorderde was de vaststel
ling van een suppletoire begrooting.
waarbij de heeren Slingenberg en Joos
ten in een van hun traditioneele duels
geraakten, en de wethouder van Finan
ciën een knetterende peroratie ten beste
gaf over de schoonheid en het nut van
bruggen- en scholenbouw, en zoo meer.
De vonken der welsprekendheid spatten
er af. Met de détails van dit duel van
gemeenteljjk-adnunistraiieven aard zal
ik u maar niet vermoeien. Het zou veel
interessanter geweest zijn als de ge
meenterekening over 1927 er al was.
Maar die verbeiden wij nog, en doordat
de begrooting voor 1929 er al is zal deze
rekening bij haar verschijning geen ac
tualiteit meer hébben, en slechts een
historisch document zijn geworden.
Jammer dat zij niet is voorgegaan.
Er was ook nog een incidentje. Tijdens
de behandeling van de suppletoire be
grooting verhief eictli een man op de
publieke tribune en vroeg luidkeels het
woord „in naam der rechtvaardigheid"
Verder kwam hij niet, want de dienst
doende rechercheur van politie voor
kwam de rest van zijn betoog door hem
met kalmte en snelheid uitgeleide te
doen. De man bleek te zijn zekere Van
Lemel, die in 1927 op de candidatenlijst
der Anti-Stemdwang Party voorkwam.
Een jaar geleden werd een dergelijk in
cident verwekt door den werklooze Ot
ter; sindsdien hadden wij er geen be
leefd.
R. P.
.WELDADIGHEID NAAR
VERMOGEN."
EEN 40*JARIGE.
Het bestuur van „Weldadigheid naar
Vermogen" schrijft ons:
Den Ssten November 1888 kwamen
inige particulieren, alsmede verschil
lende vertegenwoordigers van Kerkelijke
en Burgerlijke Armbesturen bijeen ter
bespreking van het onderwerp „Anm
verzorging" in de gemeente Haarlem.
In die bijeenkomst besprak Jhr. Mr. A.
J. Retliaan Macaré de voordeelen, ver
bonden aan een welingerichte armver»
zorg-ng en goed bestuurd armwezen Na
een uitvoerige bespreking mocht de heer
Macaré de voldoening smaken te be
merken dat zijne beschouwingen in
goede aarde waren gevallen, en kon hij
de aanwezigen met vertrouwen aanbe
velen, voor zijne denkbeelden propagan
da te maken. Reeds den 13den Novenn
bsr 1888 bad weder een bijeenkomst
plaats, waarin de nieuwe vereeniging
werd geconstitueerd en de statuten
vastgesteld, terwijl als eerste bestuurs
leden werden gekozen de heeren Jhr
Mr. A. J. Retliaan Macaré. A de Clercq
en Jhr. F. Teding van Berkhout, res=
pectievelijk voorzitter, secretaris en
penningmeester; de heeren F. M. Ba
ron van Lynden en Mr. A A van der
Mersch sloten zich bil hen als 4e en 3e
iid aan. Terwijl genoemde heeren het
dagelijksch bestuur uitmaakten, werden
nog als bestuursleden gekozen de hee
ren: W. R. Blankenberg, G. J. van
Dieren Bijvoet, Mr. N. G. Cnoop Koop-,
mans, Mr. M. G P. del Court van
Krimpen, Mr. H. J. D D Enschedé. P.
Loosjes, S. R. A. van der Meulen, J. J.
van Minden. Dr. J. van Praag en Dr. L,
C. Prcot. Mi*. E A Ioröens. burge:
meester van Haarlem, werd tot eere
voorzitter benoemd. Er werd besloten ce
vereeniging den naam van ..Weldadig-,
hein naar Vermogen" te geven. In een,
den 23sten November d.a.v in de Socië
teit „de Vereeniging" gehouden open
bare, zeer druk bezochte vergadering be
pleitte de voorzitter met vuur de belan=
gen der vereeniging en beval haar aan
in de belangstelling en in den steun van
allen. En ziet, de hoon door den voor
zitter gekoesterd, werd niet beschaamd.
De giften en bijdragen vloeiden toe, de
toetreding tot het lidmaatschap was vol,
doende, een commissie van huisbezoek
kwam tot stand De vereeniging kon
hare werkzaamheden beginnen en had
daartoe de beschikking over plus minus
8000,—. De hand. door Weldadigheid
aan Haarlems hulpbehoevenden toege
reikt, werd gretig aangegrepen. Op 21
December werd het eerste gezin in de
registers der vereeniging geboekt, ter
wijl het aantal ingeschreven gezinnen
op l Nov. 1SS9 612 en op 1 Nov. 1891
1138 bedroeg.
De uitbreiding der werkzaamheden
gaf in November 1891 aanleiding tot een
reorganisatie, waarbii de commisse
van huisbezoek in
'gesplitst, die elk onder haren voorzit
ter geregeld zouden vergaderen en waa;
de belangen zouden worden behartigd
van alle behoeftigen. onder die af dee
ling ressorteerende De invoering der
nieuwe regeling maakte de benoeming
van een administrateur noodzakelijk
Als zoodanig werd de heer F. C. Keeser
benoemd.
Het is dus nu heden S November 192S
40 jaren geleden, dat de eerste steen
voor de oprichting der Vereeniging
Weldadigheid naar Vermogen te Haar
lem werd gelegd. Nog steeds wordt op
deeeWe wijze gewerkt. De heeren Jhr.
Mr. A. J. Rethaan Macaré en A. de
Clercq zyn nog eere»bestuurders der
vereeniging. terwijl de heeren Jhr. F
Teding van Berkhout. Mr. H J. D. D.
Enschedé en Dr. L. C. Proot nog zitting
hebben in het bestuur. Vele bestuursle
den. huisbezoekers en huisbezoeksters
hebben in al die jaren hunne krachten
gewijd aan het liefdadig werk. dat de
vereeniging beoogt: voorkoming, be
strijding en leniging van armoede. De
vereeniging gaat bij een en ander te
werk met volkomen eerbiediging van de
godsdienstige gevoelens der ondersteun
den en verleent hare hulp zander eenig
onderscheid van gezindte. Lang niet aL
tijd heeft men kunnen doen wat men
wenschte en wat noodig was. door ge
brek aan de noodige middelen. De
wensch door den heer Macaré op de ver,
gadering van 23 November 18SS geuit is
nog niet in vervulling gekomen. Ge
noemde heer zeide toen:
„Bestrijden willen wij bedrog en mis
leiding en daartoe vragen wii aaneen
sluiting van allen Wii zullen nauwkeu.-
rig boek houden van élke ervaring en
die ten nutte van allen doen strekken.
De bedelarij onder eiken vorm zullen
wij bestrijden. Geeft niet meer aan de
deur. Verwijst allen naar ons. Mochten
alle deurposten in Haarlem eerlang prij
ken met de letters W. n. V. ten blijke
dat daar een lid onzer vereeniging woont
en daar niet meer wordt gegeven".
Een ledenaantal groot 830 van een
vereeniging, die gedurende 40 jaren be
wezen heeft nuttig neutraal liefdadig
werk te doen, in een stad van 110.001
inwoners is toch veel te klein!
Moge het aantal nieuwe leden, dat
zich thans ter gelegenheid van dit jubi
leum zal opgeven, zeer groot zijn en
moge de straatcollecte, die den 17den
dezer gehouden zal worden de kas met
een flinke extra bijdrage versterken ten
zegen van vele hulpbehoevenden
KRIJGT EEN WETHOUDER
WACHTGELD?
DE ZAAK VAN DEN HEER
H. J. KLEIN.
Do heer H. J. Klein, oud-wethouder
van Schoten, en oud-voorzitter van het
Burgerlijk Armbestuur aldaar had aan
Ged. Staten verzocht te beslissen, dat
hem wachtgeld zou worden uitgekeerd,
omdat hy zijn betrekking als wethouder
door de annexatie verloren heeft. Deze
aanvraag werd Woensdagmiddag voor
Ged. Staten in openbare zitting behan
deld. B. en W .van Haarlem hebben in
dertijd beslist, dat de heer Klein als lid
van hèt Burgerlijk Armbestuur van
Schoten recht had op een wachtgeld
van f 150, dat hem ook toegekend is,
tot zijn benoeming als lid van het Bur
gerlijk Armbestuur te Haarlem, waar
aan een salaris van f 600 verbonden
was, ingaande op 1 Juli 1927. De heer
Klein echter, meende recht te hebben
op een wachtgeld, gelijk aan de vergoe
ding. die hij te Schoten als wethouder
ontving, nl. f 1200, plus het wachtgeld
van f 150. waarvan het salaris van f 600
in mindering gebracht zou worden, in
totaal dus een wachtgeld van f 750.
B. en W. betwistten dien eisch van den
heer Klein, omdat zij meenen, dat niet
kan worden aangetoond, dat de heer
Klein als wethouder-voorzitter van het
Burgerlijk Armbestuur te Schoten een
dergelijke vergoeding genoot.
De voorzitter, jhr. mr. dr. A. Röell,
stelde den heer Klein in de gelegenheid
zijn aanvraag te verdedigen. De heer
Klein zeide zijn aanvraag eerst nu inge
diend te hebben, omdat hem uit een
vorige beslissing van Ged. Staten geble
ken was, dat zij de aanvraag van raads
leden- leden van het B. A. om een
wachtgeld als zoodanig hadden ingewil
ligd. Hij meende als ambtenaar pen
sioen te mogen ontvangen, en zeide niet
te kunnen inzien, dat een wethouder
geen ambtenaar is, aangezien hij ook
door den Raad benoemd wordt, en in
dienst staat van de gemeente, terwijl B.
en W. van Haarlem betoogden, dat le
den van het gemeentebestuur geen aan
spraak kunnen maken op wachtgeld.
Ter motiveering van zijn argument
verwees spr. naar art. 13 van de annexa
tiewet, waarin staat, dat alle burgemees
ters, secretarissen en- ontvangers, die
door de verkleining van hun gemeente
benadeeld worden aanspraak kunnen
maken op schadevergoeding. Die geest
ademt de geheele annexatiewet volgens
spr. De heer Klein hoopte voorts niet
te zullen worden aangemerkt als tijdelijk
ambtenaar, aangezien bij voortbestaan
van de gemeente Schoten zyn herkie
zing wel verzekerd zou zijn geweest. Hij
wilde het niet als een argument uitbui
ten, maar wees er toch op. dat zijn
lichamelijke toestand en tengevolge
daarvan zijn financieele is achteruit
gegaan door het overdrukke leven, dat
hy in dienst der gemeente Schoten had.
Dat de functie van voorzitter van het
Burgerlijk Armbestuur noodwendig aan
zyn wethouderschap verbonden was,
meent hij te kunnen aantoonen met art-
5 van het gewijzigde reglement voor het
B. A. te Schoten, waarin staat dat B. en
W. uit hun midden een voorzitter van
het B. A. kiezen. De heer Klein was in
B. en W. het eenige lid van het B. A.
Voor de gemeente trad op de heer H.
A. van Abs. hoofdcommies ter 8e afdee
ling der gemeentesecretarie. Hy be
twistte de onscheidbaarheid van het
wethouderschap en voorzitterschap
B. A. op grond van art. 9 van het regle
ment van het B. A. te Schoten, dat den
voorzitter andere werkzaamheden toe
wijst dan den leden van het B. A. B. en
W. zien in den heer Klein geen ambte
naar. B. en W. van Haarlem zijn tevens
de meening toegedaan, dat de heer
Klein als wethouder geen ambtenaar
was. maar in een onafhankelijke positie
verkeerde. De wethouders zijn trouwens
ook van de pensioenwet uitgesloten. Spr.
wees er voorts op. dat in art. 13 van de
annexatiewet de wethouders juist niet
genoemd zijn.
Ged. Staten zullen later hun uitspraak
bekend maken.
6 November.
De algemeene beschouwingen op de Staatsbegroo-
ting. Vier fractievorzitters op het spreekgestoelte.
De heeren Heemskerk, Van Gyn, Dr. De Visser en
Albarda voeren het woord. Het Kabinet en de
politieke toekomst.
Vandaag zUn de algemeene beschou
wingen over de Staatsbegrooting voor
het volgende jaar gehouden.
De algemeene beschouwingen, want
in de volgende week vangt de Kamer
aan met de afzonderlijke hoofdstuk
ken. de algemeene beschouwingen, dat
be teekent algemeen politieke en finan
cieele discussies-
Als algemeene kenmerken van den
eersten dag drongen zich naar voren
allereerst het meer aandacht wijden
aan het algemeen politieke, dan aan het
financieele, in de tweede plaats het
gebrek aan nieuwe uitzichten. Er moge
dan verschil zijn in opzet en voordracht
der redevoeringen, alles bij elkaar ge
nomen is de toestand in het laatste
jaar van het intermezzo-kabinet de
zelfde als in het eerste jaar: ieder ziet
de toestand van het oogenblik. het ont
breken van een parlementaire regeering
als iets verkeerds. Men verlangt naar
uitkomst. En evenals de vorige jaren
verklaren de rechtse he groepen een
samenwerking op den grondslag van het
behoud der Christelijke grondslagen
van de maatschappij het meest over
eenkomende met 's lands belang, de
liberale groep twijfelt aan de mogelijk
heid van een hernieuwd samengaan der
rechtsche groepen en de v.d. en de s.d.
zullen aandringen öp een democratische
regeering, die niet naar confessioneele
overtuiging tot stand kwam. Als vorige
jaren. En ook nu weer niet een opnieuw
formeeren van ,de coalitie" voor de
verkiezingen, slechts een verklaren van
bereidheid tot samenwerkingin af
wachting van de verkiezingen, die im
mers niet een meerderheid aan de
rechtsche groepen behoeven te schen
ken.
Vier fractie-voorzitters spraken.
De heeren Heemskerk, van Gijn. Dr.
de Visser, Albarda.
De laatste is nog niet geheel gereed:
hy spreekt morgen verder.
Wij geven hier hun redevoeringen
weer.
Mr. Th. Heemsberk.
Allereerst sprak de heer Heemskerk
over het karakter van het kabinet-De
Geer.
Met de regeering is de a.r.-fractie-
voorzitter van meening, dat welk ka
binet er na de verkiezingen ook komen
moge, dit kabinet geen stuk van staats
beleid mag uitschakelen. Omdat het
huldig kabinet dit, blijkens zijn inter
mezzo-standpunt deed. zag de heer
Heemskerk de stoffelijke zijde van de
dingen teveel op den voorgrond komen.
Vandaar ook de verwijten der S.D.A.P.
over een conservatieve politiek van het
huidig bewind. Maar wanneer van s.d.-
zijde geklaagd werd over minister Slo-
temaker de Bruine, dan nam de heer
Heemskerk dezen in bescherming: deze
minister doet „wel degelijk zijn best"
een formuleering. die men eerder voor
eeu flinken schooljongen zou verwachten
dan een minister zou zien medege
ven,
De heer Heemskerk noemde het fi
nancieel beleid van het kabinet niet
onverdienstelijk en voorzichtig. in
weloverwogen gedachtengang voet bij
stuk houdend. Hoewel hij toejuichte
dat de regeering tegen verhooging van
het eindcijfer inging door voor elke
noodzakelijke verhooging ook een com
pensatie in een verlaging te zoeken,
maakte hij er bezwaar tegen dat deze
verlaging steeds op hetzelfde hoofdstuk
gezocht werd. Waarom niet elders? De
verhooging, die de regeering wenschte
te geven aan het Residentie-orkest voor
zijn pensioenfonds. Tegen deze pensioen
bijdrage op zich zelf had de heer
Heemskerk ook groot bezwaar: hij was
bevreesd, dat hier een precedent ge
schapen zou worden, met ais gevolg een
zich steeds uitbreidende olievlek.
Gefeliciteerd werd liet kabinet met
het eenstemmig advies van de centrale
commissie voor georganiseerd overleg:
hij hoopte dat nu „aanvankelijk defini
tief' de salariskwestie zou zijn opgelost,
dat nu de plooien zouden zijn wegge
streken.
Niemand is blij met de parlementaire
positie van het oogenblik, ook de re
geering niet. De heer Heemskerk zeker
niet: „wanneer er geen beginselen zijn.
dan is er geen regeering mogelijk, ze
moet onderlinge samenhang zijn tus-
schen regeering en parlement". Met
het bekende verhaaltje van den dokter,
die een drankje had gegeven onder het
devies „schudden voor het gebruik",
welk gemeld drankje op den patiënt,
geen uitwerking ten goede had gehad,
omdat men wel den patiënt, maar niet
het drankje had geschud, betoogde ce
heer Heemskerk dat bij de ge
zantschapscrisis door enkele groepen,
die het parlementaire stelsel onder de
coalitie hadden zien lijden, niet de
coalitie, maar het parlementaire stel
sel was geschud. De heer Heemskerk
zag een ziekte ln het parlementaire stel-
'sel, niet alleen hier, maar algemeen,
universeel.
Wanneer men het parlementaire stel
sel als dé uiting wil zien van den volks
wil. dan wees de heer Heemskerk erop.
dat wel de meerderheid wetvormend
kan zijn, maar dat deze nooit een rechts
grond kan opleveren voor wetten: de
rechtsgrond moet objectief vast staan.
In een aanhangen van de meerderheids
gedachte zit het gevaar voor overheer-
sching van andersdenkenden. Hoewel
een rechte doorvoering van het parle
mentaire stelsel waarborgen biedt tegen
die overheersching door openbaarheid
e.d.
Het parlementaire stelsel en de de
mocratie. Democratisch zijn niet: het
absolutisme, de massa als bewindhebber,
de dictatuur. Di» is valsche democratie
Hoewel zulke regeeringen steeds bij de
gratie Gods regeeren. d. w. z. dat zij
hebben te willen wat God wil aldus
de leider der AH.
De heer Heemskerk, hoewel hij na
tuurlijk. het bleek verleden jaar dui
delijk een rechtsche regeering de t>es
te acht. merkte toch op, dat ook an
dere meerderheden acceptabel kunnen
zijn. Hü zag eenige gebreken van het
parlementaire stelsel samenhangen met
de E. V.. maar erkende toch. dat de
Evenr. Vertegenwoordiging zijn voor- en
nadeden heeft en een ander stelsel niet
in zicht is.
De A. R. party is bereid zeide de
heer Heemskerk de coalitie weer op
te nemen, hoewel zij zelfstandig blijver
wil in haar eigen streven, afwerend ach
teruitgang en reactie (b.v. tegen geloofs
vrijheid). positief vooruitstrevend op
sociaal gebied. Afwerend élke aantas
ting van de grenzen, die er voor de be
voegdheden van de overheid getrokken
zyn t.a.v. het geestelijk leven, afwerend
de aantasting van de Christelijke grond
slagen der maatschappij, afwyzend dk
beheerschen van de Overheid door de
Kerk.
De coalitie wilde de heer Heemskerk
terug, maar waarschuwde hy. die
tussohen R. K. en C. H. instaat er
moet niets geforceerd worden, er moet
zyn de positieve wil tot samenwerking,
verstaande den ernst der tijden.
De heer van Gyn is geen redenaar.
Integendeel. Dat ls heel jammer, Jam
mer om zyn opmerkingen, die. vooral
op financieel gebied wel degelijk de
moeite van het aanhooren waard zijn,
jammer om zyn persoon, jammer om de
pers, die door de Kamer en haar rumoer
verhinderd wordt om de rede geheel te
beluisteren en tevreden moet zijn, met
wat de lacunen in het stemmen-gord ij r.
haar toelaten op te vangen.
Welnu geven wy het resultaat van
dat opvangen weer!
De'heer Van Gijn wilde zich met wa
gen aan het trekken van de politieke
horoscoop. Er was thans naar zyn ge
voelen niet veel te voorspellen: welke
wisselvalligheden kon de stembus al niet
opleveren! Dat de coalitie voor herstel
een goede kans maakte de heer Van
Gyn geloofde er niets van hy ver
wachtte zelfs weer een langdurige crisis
na de stembus, En dan tot
oplossing daarvan, had hy liever
maar weer een extra-parlementair ka
binet, dan een coalitie-kabinet, dat op
een onreëele basis rust en rusten moet.
Een coalibie-kabinet heeft nimmer coa
litie als middel, slechts als doel. Dank
baar was de heer van Gyn voor het op
treden van het kabinet-de Geer. dat
veel goeds heeft tot stand gebracht.
De heer van Gyn sprak ook over een
samengaan Met elke party wilde de
heer van Gyn samenwerken, die de
hoogheid van de liberale gedachte op
geestelijk gebied wilde hooghouden en
niet afweet van de economische zelfver
antwoordelijkheid van ieder mensch.
Hy zag in die economische zelfverant
woordelijkheid de scheidingslijn voor de
toekomstige politieke verhoudingen
De heer van Gyn, hield ook enkele
financieele bescliouwingen. Wat hij zeide
over de nieuwe inrichting der begrooting
was zeer begrootingteohnisch. maar niet
van algemeen belang. Hy opponeerde
voorts tegen hen, die wenschen, dat de
Staat kapitaal vormt, omdat dat noodig
wordt geacht voor herstel van het
economische leven, maar zeide de
heer Van Gyn de gelden moeten dan
komen uit belastingen die scherp her
stelbelemmerend zijn. De liberale leider
waarschuwde nog eens tegen gedifferen
tieerde tarieven, tarieven, die vechttarie-
ven moeten zyn. Hy noemde deze een
zeer groot gevaar. Om verbetering van
het economisch leven te bereiken, pleit
te hy evenals verleden jaar voor
verlaging van de loonen der arbeiders
en in dit verband zag hy in de collectie
ve contracten en grooten remmenden
invloed aanwezig, evenzeer een remmen
den invloed in het steeds meer róvehee-
fen van de loonen: elke werkgever
moest kunnen betalen, wat de arbeider
waard is.
De weinige aandacht voor den heer
van Gyn zette zich in het tegendeel om,
toen Dr de Visser aan het woord kwam
Voor dezen redenaar de beste, dien de
Kamer kent was er niets dan aan
dacht.
Dr. de Visser begon met hulde aan het
kabinet er was hard gewerkt, zei hU
maar. gedachtig aan het „wie Iets
laakt, loove eerst", na de hulde kreeg
het kabinet menig hartig woordje van
critiek. De minister-president kreeg te
hooren, dat hy niet elk principieel punt
van het regeeringsbeleid had mogen uit.
sluiten, omdat elke overheid geroepen ls
de chr. grondslagen der maatschappy te
bevestigen. De heer Lambooy werd toe
gevoegd, dat onder zyn bewind 's lands
weermacht was achteruitgegaan. De heer
Waszink vernam, dat de oogst op onder,
wijsgebled uiterst schraal was en dat de
commissie-Rutgers maar steeds met
haar rapport uitbleef.
Dr. de Visser had den meesten lof voor
den president-minister. HU verdedigde
dessen tegen het verwijt, dat hy de beter
gesitueerden was tegemoetgekomen met
zyn belastlngpolitiek. Immers betoog,
de de c. h. woordvoerder wanneer er
ln het algemeen rekening wordt gehou
den met de draagkracht der bevolking
indien er belasting moet geheven wor
den, dan zal heel ons volk gebaat zUn.
Ook Dr. de Visser was dankbaar voor
het eenstemmig advies der Commissie
voor Georganiseerd Overleg.
T. a. v. de Indische politiek wenschte
Dr. de Visser een grondig onderzoek ge
opend te zien naar de grondslagen,
waarop de Indische staatsregeling moet
rusten, in plaats van het aanbrengen
van de partieele, ir.cidenteele wijzigin
gen van het oogenblik.
Minister Slote maker werd verdedigd,
tegen de a antygingen die in de stukken
dezen bewindsman werden toebedeeld,
maar de ziekteregeling besprekende
vroeg Dr. de Visser toch de verzekering
te doen aansluiten by wat uit de Maat
schappy is opgekomen, en t particulier
initiatief te sterken. HU twijfelde biyk-
baar of dit in het ontwerp wel het ge
val was.
Over het kabinet van het oogenblik
spreker.de, noemde ook Dr. ce Visser den
oogenblikkeiyken toestand abnormaal.
Naar twee kanten. Er is geen machtspo
sitie van het kabinet want wat wordt
er niet aan voorstellen ingetrokken en
wat werd er niet geschorst. Er is geen
machtspositie van het parlement want
menige motie en menig initiatief-ont
werp legt de regeering naast zich neer.
De huidige verhouding deugt noch
practisch. noch principieel.
Hoe het anders kan? Voor een s. d. en
r. k. samenwerking vreesde Dr. de V:sser
ernstige gevolgen. Gevolgen voor die
partyen zelf. HU vreesdff verbrokkeling
voor de R.-K. en voor de S. D. Ver
schillende groepen uit de R.-K. en de
S. D. A. P. zouden niet ■willen samen
gaan met de S. D A. P. of de R.K. Bo
vendien, zei Dr. de Visser, ls de tegen
stelling conservatief-democratisch niet
scherp omschreven en dieper gaande te
genstellingen zouden zich telkens op
dringen.
Aan wat Dr. de Visser verleden jaar
over de samenwerking van de drie recht
sche groepen relde, voegde hy niets toe.
Hy wilde alleen de oogen openen voor
de mogeiykhederi allereerst voor de
mogelykheid. dat de toenemende ver
snippering van partyen aan den recht-
schen kant een meerderheid van rechts
zou doen ontbreken; in de tweede plaats
voor de mogelykheid, dat partyen zoo
danig hun beginselen vastleggen, dat er
voor een samengaand regeeringsbeleid
nauwelyks overeenstemming mogeiyk is
wat principieel en practisch schade
doet aan den wetgevenden arbeid. Dr. de
Visser waarschuwde er voor meer waar
de te hechten aan getalsterkten dan in
een parlementair stelsel noodig is. Geen
overdrUving van de macht van het ge
tal, ten koste van het beginsel.
Dr. de Visser, dan wijzende op de er
kenning ook by v. d. en s. d. van de be~
teekenis der religie voor het staatkun
dig leven, wilde als c.h. eisch vaststellen,
dat niet 's menschen wil meester mag
zUn over het recht, maar het recht over
's menschen wil. m. a w. hU achtte het
noodzakelyk objectieve normen in acht
te nemen. De objectieve nonnen van het
christendom zooals b.v. tot uiting ko
mende in de huweiyksopvattingen.
Geen klerikale politiek wilden de c. h.
dry ven, toch staan zy een Christel yke
politiek voor. In het christendom ligt de
eenheid van ons volk betoogde hU.
Met elke groep wil Dr. de Visser samen
werken, die de christeiyke grondslagen
der maatschappy wil schragen.
Slotwoordvoer
der was de heer
Albarda
De heer Albarda
beëindigde zyn re
devoering niet.Mor.
gen zei hü haar
voort.
Maar toch had
de s. d. woordvoer
der gelegenheid uit
een te zetten, hoe
Ir. J. W. ALBARDA hy de huidige ty-
den als een tijd
van overgang zag naar een nieuwe econo
mische orde. als een tUd van overgang
van het kapitalisme naar het socialisme.
Hy zag dien overgang om. in den alle
grenzen overschrüdenden groei van het
grootbedrijf, die de tegenstelling kapi
taalarbeid steeds duideiyker voor het
bewustzün der arbeiders zich doet af-
teekenen. Tegen den achtergrond van
deze overgangstyden stelde de heer Al
barda ook de moeilijkheden om een par
lementaire regeering te formeeren. Een
probleem, moeiiyker dan ooit te voren. De
liberalen sloot hU uit van oplossing, zU
zullen nimmer meer een meerderheui
behalen. In de rechtsche partyen brengt
elk sociaal vraagstuk verdeeldheid. Al
leen de socialistische beweging zal op
den duur een meerdertteid kunnen gaan
vormen in de parlementen, geloofde de
heer Albarda.
De parlementaire positie in ons land?
Treurig constateerde de heer Albarda,
die voorlooplg de voortzetting verwachtte
van de extra-parlementaire kablnetten-
ry. Maar zwak zyn daarbU zoowel de
Kamer als het parlement.
De heer Albarda leverde dan critiek op
het kab;net-de Geer. Beter dan het ka-
binet-Coiyn goed allerminst. Hü
wees op onderwijs, op defensie van de
militaire paragraaf van het kabinet-de
Geer was niets terecht gekomen en
op de belastlngpolitiek. Hier volgde de
heer de Geer een volledig reactlonnalre
politiek, die verandering bracht ln de
verdeeling van het volksinkomen ten
nadeele van de arbeidersklasse. Voor het
bedrijfsleven zyn meende de heer Al
barda de belastingen niet te hoog.
want de handelsbalans toont elk Jaar
een beter uitzicht.
Morgen gaan de algemeene beschou
wingen op de Staatsbegrooting voort.
INTIMUS