UIT DEN RAAD. TWEEDE KAMER. HAARLEM'S DAGBLAD STADSNIEUWS DONDERDAG 8 NOV. 1928 DERDE BLAD De heer W. Roodenburg tot wethouder gekozen. De wethouderspensionneering herzien. Havengelden uitgesteld. Tribune-incidentje. De wetfooudersverkiezing in de vaca ture-Bruch CA.-R.) heeft plaats gehad en de heer W. Roodenburg (C.-H.) is gekozen, zooals algemeen verwacht werd a de fractie-berichten van den vorigen dag. Het stond by voorbaat vast. Toch niet zoo vast als iedereen dacht, want het bleek nog een benauwd half- elfje. Terwijl de gereconstrueerde rech. terzijde 17 stemmen uitbrengt en de V.-D. 2 (de heer Boes ontbrak) en al deze vier fracties hadden toegezegd op den heer Roodenburg te zullen stem men. haalde hij maar 17 in plaats van 19 stemmen. Het was net genoeg, want van de 37 aanwezige leden stemden er vier blanco, zoodat de volstrekte meer derheid precies 17 was. De heer Joosten (3. D. A. P.) haalde er twaalf en de heer Loosjes (V.B.) vier. Uit het resul taat der stemming kan niet anders wor den afgeleid dan dat de eenheid der fracties, anders bij wethoudersverkie- zingen nimmer verbroken, ditmaal niet is gehandhaafd. De voorzitter wenschte den heer Roo denburg, die verklaarde zijn benoeming aan te nemen, ermee geluk. De nieuwbenoemde is precies veertig jaar oud, en dus het jongste lid van het College. In den Raad heeft hy, van beroep accountant, tot dusver vrywel uitsluitend over financieel© aangelet heden het woord gevoerd. Hij zal die nu vaarwel dienen te zeggen, want mr. Slingenberg is blijkbaar niet van plan om Financiën op te geven en Onder wijs voor zijn rekening te nemen. Zoo dat deze laatste afdeeling wel aan den nieuwbenoemde ten deel zal vallen. Wethouders vormden vandaag het pièce de resistance. Het begon met een langdurig debat over de voorgestelde herzieningen in hun pensioenverordening. Zy werden aangenomen, en zullen nog redactio neel worden bijgevijld. Er ontbreekt nog wel wat aan. Mr. Bijvoet trachtte een technische wijziging te verkrijgen van het bepaalde betreffende weduwen- pensioenen, maar het was zoo ver schrikkelijk ingewikkeld dat de voor zitter er duizelig van werd, en mr. Slin genberg de zaak nog verwarder maakte door te vragen wat er gebeuren moest als een wethouder trouwde met de we duwe van een vorigen wethouder, en daarna aftrad. Na dit intermezzo werd het amendement-Bijvoet met 2113 stemmen verworpen. De heer Peper, in een van zijn plezie rig-ironische buien, luchtte zijn com munistische minachting voor wethou- ders-in-het-algemeen. Hij vindt ze alle maal overbodig, dus hun salarissen ook, en hun pensioenen nog veel meer. Da bekwaamheden die men voor het ambt noodig heeft zijn z. i. „flux de bouche" (hij bedoelt „flux de parole", want de door hem gebezigde uitdrukking be tee kent: kwijlen), en de gave om den schyn te wekken dat men veel weet van iets waarvan men niets weet. Etcétéra, etcétéra. Hij citeeride ook een artikel van schrijver dezes, en deed' het ver keerd. Het is volkomen waar dat ik ge schreven heb, dat ik op mijn veertigste jaar geen pensioen zou willen aan vaarden, en dat ik pensioenen alleen bestemd acht voor mensdhen die te oud om te werken zijn of voor invaliden. Maar nooit heb ik geschreven: „als men er zoo weinig voor gedaan heeft als een wethouder van Haarlem". Die restrictie heb ik niet gemaakt, en het standpunt des heeren Peper ten op zichte van de activiteit en nuttigheid van wethouders is niet heb mijne. Juist omdat het ambt een scherp verstand, de gave om te leiden en bij tijden ook groote werkkracht vereischt vind ik het zoo jammer dat een wethoudersverkie zing afhangt van politieke bij-overwe gingen die het eenige ware criterium: wie is er het bekwaamst en geschiktst voor? verdringen. Wat pensioenen op jeugdigen leeftijd betreft die behoort m. i. niemand te krijgen, als hy tenminste gezond is en zijn arbeid voor de openbare zaak hem niet in slechter financieële omstandig heden dan tevoren achterlaat. Dan zou men hem tijdelijk pensioen kunnen geven, in afwachting van wat beters, en gelimiteerd tot drie jaar, zooals nu werd voorgesteld. Maar normaliter gerede neerd zijn pensioenen bestemd vooroude menschen en niet voor mannen in de kracht van hun leven. De heer Peper wake er voor dat hij niet door zijn flux de parole den schijn tracht te wekken alsof hij verstand heeft van iets waarvan hy.... laat ons zeggen: zeer weinig weet. Het is nooit gemakkelijk om den arbeid van anderen juist te taxeeren. Wil men het doen, dan is het beter om zich eerst eens op de hoogte te stellen, en onderschatting te vermijden. De heer Klein hield, zooals hij meer doet. een nogal hevig betoog, waarin hij onthulde dat het aftreden van wethou der Reinalda was uitgesteld omdat de burgemeester buitenslands was, en deze zelf een afscheidswoord tot hem wilde richten. Deze vertraging kostte de ge meente nu f 62.50 per jaar méér aan pensioen, zei de heer Klein. De weet niet of het klopt. De burgemeester wist het ook niet, maar het speet hem als het zoo was. Wel had de heer Klein ook een nogal listig amendement verzonnen, strekkende om wethouders alleen drie jaar pensioen te geven als zij periodiek aftreden, niet als zij tusschentyds heen gaan. Zijn bedoeling was, dat tusschen tyds aftredenden gewoonlijk vertrekken omdat zij promotie in de politiek maken. Sleahts zelden gaat een wethouder heen omdat hij het met het College of den Raad niet kan vinden, zegt de heer Klein, en gelijk heeft-ie. Mr. Bijvoet wees hem er evenwel op, dat hij een wethouder die wèl in dit geval verkeer de in de schrikkelijks te moreele peri kelen zou brengen. Want om nog pen sioen te kunnen krijgen zou deze onge lukkige. tot in het diepst van zijn poli tieke principes overtuigd dat hij af moest treden, tot de volgende verkiezing moe ten wadhtenOf hij zou het pensioen moeten opofferen, hetgeen toch niet bil lijk zou zijn. Toen begon iemand over de goede trouw van gemeenteraden, en de heer Peper werd weer ironisch en zei dat je daar niet te secuur van moest wezen, en de heer Klein haalde het niet met zijn amendement, ondanks vele hevige phrasen. Hij werd met 2310 geklopt. De heer Wolzak deed ook nog een po ging om de verdere behandeling van de verordening uit te stellen, gesteund door mr. Bijvoet, wiens kantoorbediende een heelen middag op de pensioenveror deningen en de voorgestelde herzienin gen gezwoegd had, met zeer verwarren de resultaten. Maar het lukte niet. Na een van de gebruikelijke gedachtenwisselingen over prioriteit en moties van orde werd het voorstel-Bijvoet verworpen en de nieuwe verordening, zwak naar de letter maar sterk naar den geest, aangenomen. Moge Haarlem er van profiteeren. Het is in elk geval een verbetering. De behandeling van de herziening der havengelden werd uitgesteld, een heele reeks punten ging onder den hamer door, en de eenige zaak die verder nog eenigen tijd vorderde was de vaststel ling van een suppletoire begrooting. waarbij de heeren Slingenberg en Joos ten in een van hun traditioneele duels geraakten, en de wethouder van Finan ciën een knetterende peroratie ten beste gaf over de schoonheid en het nut van bruggen- en scholenbouw, en zoo meer. De vonken der welsprekendheid spatten er af. Met de détails van dit duel van gemeenteljjk-adnunistraiieven aard zal ik u maar niet vermoeien. Het zou veel interessanter geweest zijn als de ge meenterekening over 1927 er al was. Maar die verbeiden wij nog, en doordat de begrooting voor 1929 er al is zal deze rekening bij haar verschijning geen ac tualiteit meer hébben, en slechts een historisch document zijn geworden. Jammer dat zij niet is voorgegaan. Er was ook nog een incidentje. Tijdens de behandeling van de suppletoire be grooting verhief eictli een man op de publieke tribune en vroeg luidkeels het woord „in naam der rechtvaardigheid" Verder kwam hij niet, want de dienst doende rechercheur van politie voor kwam de rest van zijn betoog door hem met kalmte en snelheid uitgeleide te doen. De man bleek te zijn zekere Van Lemel, die in 1927 op de candidatenlijst der Anti-Stemdwang Party voorkwam. Een jaar geleden werd een dergelijk in cident verwekt door den werklooze Ot ter; sindsdien hadden wij er geen be leefd. R. P. .WELDADIGHEID NAAR VERMOGEN." EEN 40*JARIGE. Het bestuur van „Weldadigheid naar Vermogen" schrijft ons: Den Ssten November 1888 kwamen inige particulieren, alsmede verschil lende vertegenwoordigers van Kerkelijke en Burgerlijke Armbesturen bijeen ter bespreking van het onderwerp „Anm verzorging" in de gemeente Haarlem. In die bijeenkomst besprak Jhr. Mr. A. J. Retliaan Macaré de voordeelen, ver bonden aan een welingerichte armver» zorg-ng en goed bestuurd armwezen Na een uitvoerige bespreking mocht de heer Macaré de voldoening smaken te be merken dat zijne beschouwingen in goede aarde waren gevallen, en kon hij de aanwezigen met vertrouwen aanbe velen, voor zijne denkbeelden propagan da te maken. Reeds den 13den Novenn bsr 1888 bad weder een bijeenkomst plaats, waarin de nieuwe vereeniging werd geconstitueerd en de statuten vastgesteld, terwijl als eerste bestuurs leden werden gekozen de heeren Jhr Mr. A. J. Retliaan Macaré. A de Clercq en Jhr. F. Teding van Berkhout, res= pectievelijk voorzitter, secretaris en penningmeester; de heeren F. M. Ba ron van Lynden en Mr. A A van der Mersch sloten zich bil hen als 4e en 3e iid aan. Terwijl genoemde heeren het dagelijksch bestuur uitmaakten, werden nog als bestuursleden gekozen de hee ren: W. R. Blankenberg, G. J. van Dieren Bijvoet, Mr. N. G. Cnoop Koop-, mans, Mr. M. G P. del Court van Krimpen, Mr. H. J. D D Enschedé. P. Loosjes, S. R. A. van der Meulen, J. J. van Minden. Dr. J. van Praag en Dr. L, C. Prcot. Mi*. E A Ioröens. burge: meester van Haarlem, werd tot eere voorzitter benoemd. Er werd besloten ce vereeniging den naam van ..Weldadig-, hein naar Vermogen" te geven. In een, den 23sten November d.a.v in de Socië teit „de Vereeniging" gehouden open bare, zeer druk bezochte vergadering be pleitte de voorzitter met vuur de belan= gen der vereeniging en beval haar aan in de belangstelling en in den steun van allen. En ziet, de hoon door den voor zitter gekoesterd, werd niet beschaamd. De giften en bijdragen vloeiden toe, de toetreding tot het lidmaatschap was vol, doende, een commissie van huisbezoek kwam tot stand De vereeniging kon hare werkzaamheden beginnen en had daartoe de beschikking over plus minus 8000,—. De hand. door Weldadigheid aan Haarlems hulpbehoevenden toege reikt, werd gretig aangegrepen. Op 21 December werd het eerste gezin in de registers der vereeniging geboekt, ter wijl het aantal ingeschreven gezinnen op l Nov. 1SS9 612 en op 1 Nov. 1891 1138 bedroeg. De uitbreiding der werkzaamheden gaf in November 1891 aanleiding tot een reorganisatie, waarbii de commisse van huisbezoek in 'gesplitst, die elk onder haren voorzit ter geregeld zouden vergaderen en waa; de belangen zouden worden behartigd van alle behoeftigen. onder die af dee ling ressorteerende De invoering der nieuwe regeling maakte de benoeming van een administrateur noodzakelijk Als zoodanig werd de heer F. C. Keeser benoemd. Het is dus nu heden S November 192S 40 jaren geleden, dat de eerste steen voor de oprichting der Vereeniging Weldadigheid naar Vermogen te Haar lem werd gelegd. Nog steeds wordt op deeeWe wijze gewerkt. De heeren Jhr. Mr. A. J. Rethaan Macaré en A. de Clercq zyn nog eere»bestuurders der vereeniging. terwijl de heeren Jhr. F Teding van Berkhout. Mr. H J. D. D. Enschedé en Dr. L. C. Proot nog zitting hebben in het bestuur. Vele bestuursle den. huisbezoekers en huisbezoeksters hebben in al die jaren hunne krachten gewijd aan het liefdadig werk. dat de vereeniging beoogt: voorkoming, be strijding en leniging van armoede. De vereeniging gaat bij een en ander te werk met volkomen eerbiediging van de godsdienstige gevoelens der ondersteun den en verleent hare hulp zander eenig onderscheid van gezindte. Lang niet aL tijd heeft men kunnen doen wat men wenschte en wat noodig was. door ge brek aan de noodige middelen. De wensch door den heer Macaré op de ver, gadering van 23 November 18SS geuit is nog niet in vervulling gekomen. Ge noemde heer zeide toen: „Bestrijden willen wij bedrog en mis leiding en daartoe vragen wii aaneen sluiting van allen Wii zullen nauwkeu.- rig boek houden van élke ervaring en die ten nutte van allen doen strekken. De bedelarij onder eiken vorm zullen wij bestrijden. Geeft niet meer aan de deur. Verwijst allen naar ons. Mochten alle deurposten in Haarlem eerlang prij ken met de letters W. n. V. ten blijke dat daar een lid onzer vereeniging woont en daar niet meer wordt gegeven". Een ledenaantal groot 830 van een vereeniging, die gedurende 40 jaren be wezen heeft nuttig neutraal liefdadig werk te doen, in een stad van 110.001 inwoners is toch veel te klein! Moge het aantal nieuwe leden, dat zich thans ter gelegenheid van dit jubi leum zal opgeven, zeer groot zijn en moge de straatcollecte, die den 17den dezer gehouden zal worden de kas met een flinke extra bijdrage versterken ten zegen van vele hulpbehoevenden KRIJGT EEN WETHOUDER WACHTGELD? DE ZAAK VAN DEN HEER H. J. KLEIN. Do heer H. J. Klein, oud-wethouder van Schoten, en oud-voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur aldaar had aan Ged. Staten verzocht te beslissen, dat hem wachtgeld zou worden uitgekeerd, omdat hy zijn betrekking als wethouder door de annexatie verloren heeft. Deze aanvraag werd Woensdagmiddag voor Ged. Staten in openbare zitting behan deld. B. en W .van Haarlem hebben in dertijd beslist, dat de heer Klein als lid van hèt Burgerlijk Armbestuur van Schoten recht had op een wachtgeld van f 150, dat hem ook toegekend is, tot zijn benoeming als lid van het Bur gerlijk Armbestuur te Haarlem, waar aan een salaris van f 600 verbonden was, ingaande op 1 Juli 1927. De heer Klein echter, meende recht te hebben op een wachtgeld, gelijk aan de vergoe ding. die hij te Schoten als wethouder ontving, nl. f 1200, plus het wachtgeld van f 150. waarvan het salaris van f 600 in mindering gebracht zou worden, in totaal dus een wachtgeld van f 750. B. en W. betwistten dien eisch van den heer Klein, omdat zij meenen, dat niet kan worden aangetoond, dat de heer Klein als wethouder-voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur te Schoten een dergelijke vergoeding genoot. De voorzitter, jhr. mr. dr. A. Röell, stelde den heer Klein in de gelegenheid zijn aanvraag te verdedigen. De heer Klein zeide zijn aanvraag eerst nu inge diend te hebben, omdat hem uit een vorige beslissing van Ged. Staten geble ken was, dat zij de aanvraag van raads leden- leden van het B. A. om een wachtgeld als zoodanig hadden ingewil ligd. Hij meende als ambtenaar pen sioen te mogen ontvangen, en zeide niet te kunnen inzien, dat een wethouder geen ambtenaar is, aangezien hij ook door den Raad benoemd wordt, en in dienst staat van de gemeente, terwijl B. en W. van Haarlem betoogden, dat le den van het gemeentebestuur geen aan spraak kunnen maken op wachtgeld. Ter motiveering van zijn argument verwees spr. naar art. 13 van de annexa tiewet, waarin staat, dat alle burgemees ters, secretarissen en- ontvangers, die door de verkleining van hun gemeente benadeeld worden aanspraak kunnen maken op schadevergoeding. Die geest ademt de geheele annexatiewet volgens spr. De heer Klein hoopte voorts niet te zullen worden aangemerkt als tijdelijk ambtenaar, aangezien bij voortbestaan van de gemeente Schoten zyn herkie zing wel verzekerd zou zijn geweest. Hij wilde het niet als een argument uitbui ten, maar wees er toch op. dat zijn lichamelijke toestand en tengevolge daarvan zijn financieele is achteruit gegaan door het overdrukke leven, dat hy in dienst der gemeente Schoten had. Dat de functie van voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur noodwendig aan zyn wethouderschap verbonden was, meent hij te kunnen aantoonen met art- 5 van het gewijzigde reglement voor het B. A. te Schoten, waarin staat dat B. en W. uit hun midden een voorzitter van het B. A. kiezen. De heer Klein was in B. en W. het eenige lid van het B. A. Voor de gemeente trad op de heer H. A. van Abs. hoofdcommies ter 8e afdee ling der gemeentesecretarie. Hy be twistte de onscheidbaarheid van het wethouderschap en voorzitterschap B. A. op grond van art. 9 van het regle ment van het B. A. te Schoten, dat den voorzitter andere werkzaamheden toe wijst dan den leden van het B. A. B. en W. zien in den heer Klein geen ambte naar. B. en W. van Haarlem zijn tevens de meening toegedaan, dat de heer Klein als wethouder geen ambtenaar was. maar in een onafhankelijke positie verkeerde. De wethouders zijn trouwens ook van de pensioenwet uitgesloten. Spr. wees er voorts op. dat in art. 13 van de annexatiewet de wethouders juist niet genoemd zijn. Ged. Staten zullen later hun uitspraak bekend maken. 6 November. De algemeene beschouwingen op de Staatsbegroo- ting. Vier fractievorzitters op het spreekgestoelte. De heeren Heemskerk, Van Gyn, Dr. De Visser en Albarda voeren het woord. Het Kabinet en de politieke toekomst. Vandaag zUn de algemeene beschou wingen over de Staatsbegrooting voor het volgende jaar gehouden. De algemeene beschouwingen, want in de volgende week vangt de Kamer aan met de afzonderlijke hoofdstuk ken. de algemeene beschouwingen, dat be teekent algemeen politieke en finan cieele discussies- Als algemeene kenmerken van den eersten dag drongen zich naar voren allereerst het meer aandacht wijden aan het algemeen politieke, dan aan het financieele, in de tweede plaats het gebrek aan nieuwe uitzichten. Er moge dan verschil zijn in opzet en voordracht der redevoeringen, alles bij elkaar ge nomen is de toestand in het laatste jaar van het intermezzo-kabinet de zelfde als in het eerste jaar: ieder ziet de toestand van het oogenblik. het ont breken van een parlementaire regeering als iets verkeerds. Men verlangt naar uitkomst. En evenals de vorige jaren verklaren de rechtse he groepen een samenwerking op den grondslag van het behoud der Christelijke grondslagen van de maatschappij het meest over eenkomende met 's lands belang, de liberale groep twijfelt aan de mogelijk heid van een hernieuwd samengaan der rechtsche groepen en de v.d. en de s.d. zullen aandringen öp een democratische regeering, die niet naar confessioneele overtuiging tot stand kwam. Als vorige jaren. En ook nu weer niet een opnieuw formeeren van ,de coalitie" voor de verkiezingen, slechts een verklaren van bereidheid tot samenwerkingin af wachting van de verkiezingen, die im mers niet een meerderheid aan de rechtsche groepen behoeven te schen ken. Vier fractie-voorzitters spraken. De heeren Heemskerk, van Gijn. Dr. de Visser, Albarda. De laatste is nog niet geheel gereed: hy spreekt morgen verder. Wij geven hier hun redevoeringen weer. Mr. Th. Heemsberk. Allereerst sprak de heer Heemskerk over het karakter van het kabinet-De Geer. Met de regeering is de a.r.-fractie- voorzitter van meening, dat welk ka binet er na de verkiezingen ook komen moge, dit kabinet geen stuk van staats beleid mag uitschakelen. Omdat het huldig kabinet dit, blijkens zijn inter mezzo-standpunt deed. zag de heer Heemskerk de stoffelijke zijde van de dingen teveel op den voorgrond komen. Vandaar ook de verwijten der S.D.A.P. over een conservatieve politiek van het huidig bewind. Maar wanneer van s.d.- zijde geklaagd werd over minister Slo- temaker de Bruine, dan nam de heer Heemskerk dezen in bescherming: deze minister doet „wel degelijk zijn best" een formuleering. die men eerder voor eeu flinken schooljongen zou verwachten dan een minister zou zien medege ven, De heer Heemskerk noemde het fi nancieel beleid van het kabinet niet onverdienstelijk en voorzichtig. in weloverwogen gedachtengang voet bij stuk houdend. Hoewel hij toejuichte dat de regeering tegen verhooging van het eindcijfer inging door voor elke noodzakelijke verhooging ook een com pensatie in een verlaging te zoeken, maakte hij er bezwaar tegen dat deze verlaging steeds op hetzelfde hoofdstuk gezocht werd. Waarom niet elders? De verhooging, die de regeering wenschte te geven aan het Residentie-orkest voor zijn pensioenfonds. Tegen deze pensioen bijdrage op zich zelf had de heer Heemskerk ook groot bezwaar: hij was bevreesd, dat hier een precedent ge schapen zou worden, met ais gevolg een zich steeds uitbreidende olievlek. Gefeliciteerd werd liet kabinet met het eenstemmig advies van de centrale commissie voor georganiseerd overleg: hij hoopte dat nu „aanvankelijk defini tief' de salariskwestie zou zijn opgelost, dat nu de plooien zouden zijn wegge streken. Niemand is blij met de parlementaire positie van het oogenblik, ook de re geering niet. De heer Heemskerk zeker niet: „wanneer er geen beginselen zijn. dan is er geen regeering mogelijk, ze moet onderlinge samenhang zijn tus- schen regeering en parlement". Met het bekende verhaaltje van den dokter, die een drankje had gegeven onder het devies „schudden voor het gebruik", welk gemeld drankje op den patiënt, geen uitwerking ten goede had gehad, omdat men wel den patiënt, maar niet het drankje had geschud, betoogde ce heer Heemskerk dat bij de ge zantschapscrisis door enkele groepen, die het parlementaire stelsel onder de coalitie hadden zien lijden, niet de coalitie, maar het parlementaire stel sel was geschud. De heer Heemskerk zag een ziekte ln het parlementaire stel- 'sel, niet alleen hier, maar algemeen, universeel. Wanneer men het parlementaire stel sel als dé uiting wil zien van den volks wil. dan wees de heer Heemskerk erop. dat wel de meerderheid wetvormend kan zijn, maar dat deze nooit een rechts grond kan opleveren voor wetten: de rechtsgrond moet objectief vast staan. In een aanhangen van de meerderheids gedachte zit het gevaar voor overheer- sching van andersdenkenden. Hoewel een rechte doorvoering van het parle mentaire stelsel waarborgen biedt tegen die overheersching door openbaarheid e.d. Het parlementaire stelsel en de de mocratie. Democratisch zijn niet: het absolutisme, de massa als bewindhebber, de dictatuur. Di» is valsche democratie Hoewel zulke regeeringen steeds bij de gratie Gods regeeren. d. w. z. dat zij hebben te willen wat God wil aldus de leider der AH. De heer Heemskerk, hoewel hij na tuurlijk. het bleek verleden jaar dui delijk een rechtsche regeering de t>es te acht. merkte toch op, dat ook an dere meerderheden acceptabel kunnen zijn. Hü zag eenige gebreken van het parlementaire stelsel samenhangen met de E. V.. maar erkende toch. dat de Evenr. Vertegenwoordiging zijn voor- en nadeden heeft en een ander stelsel niet in zicht is. De A. R. party is bereid zeide de heer Heemskerk de coalitie weer op te nemen, hoewel zij zelfstandig blijver wil in haar eigen streven, afwerend ach teruitgang en reactie (b.v. tegen geloofs vrijheid). positief vooruitstrevend op sociaal gebied. Afwerend élke aantas ting van de grenzen, die er voor de be voegdheden van de overheid getrokken zyn t.a.v. het geestelijk leven, afwerend de aantasting van de Christelijke grond slagen der maatschappij, afwyzend dk beheerschen van de Overheid door de Kerk. De coalitie wilde de heer Heemskerk terug, maar waarschuwde hy. die tussohen R. K. en C. H. instaat er moet niets geforceerd worden, er moet zyn de positieve wil tot samenwerking, verstaande den ernst der tijden. De heer van Gyn is geen redenaar. Integendeel. Dat ls heel jammer, Jam mer om zyn opmerkingen, die. vooral op financieel gebied wel degelijk de moeite van het aanhooren waard zijn, jammer om zyn persoon, jammer om de pers, die door de Kamer en haar rumoer verhinderd wordt om de rede geheel te beluisteren en tevreden moet zijn, met wat de lacunen in het stemmen-gord ij r. haar toelaten op te vangen. Welnu geven wy het resultaat van dat opvangen weer! De'heer Van Gijn wilde zich met wa gen aan het trekken van de politieke horoscoop. Er was thans naar zyn ge voelen niet veel te voorspellen: welke wisselvalligheden kon de stembus al niet opleveren! Dat de coalitie voor herstel een goede kans maakte de heer Van Gyn geloofde er niets van hy ver wachtte zelfs weer een langdurige crisis na de stembus, En dan tot oplossing daarvan, had hy liever maar weer een extra-parlementair ka binet, dan een coalitie-kabinet, dat op een onreëele basis rust en rusten moet. Een coalibie-kabinet heeft nimmer coa litie als middel, slechts als doel. Dank baar was de heer van Gyn voor het op treden van het kabinet-de Geer. dat veel goeds heeft tot stand gebracht. De heer van Gyn sprak ook over een samengaan Met elke party wilde de heer van Gyn samenwerken, die de hoogheid van de liberale gedachte op geestelijk gebied wilde hooghouden en niet afweet van de economische zelfver antwoordelijkheid van ieder mensch. Hy zag in die economische zelfverant woordelijkheid de scheidingslijn voor de toekomstige politieke verhoudingen De heer van Gyn, hield ook enkele financieele bescliouwingen. Wat hij zeide over de nieuwe inrichting der begrooting was zeer begrootingteohnisch. maar niet van algemeen belang. Hy opponeerde voorts tegen hen, die wenschen, dat de Staat kapitaal vormt, omdat dat noodig wordt geacht voor herstel van het economische leven, maar zeide de heer Van Gyn de gelden moeten dan komen uit belastingen die scherp her stelbelemmerend zijn. De liberale leider waarschuwde nog eens tegen gedifferen tieerde tarieven, tarieven, die vechttarie- ven moeten zyn. Hy noemde deze een zeer groot gevaar. Om verbetering van het economisch leven te bereiken, pleit te hy evenals verleden jaar voor verlaging van de loonen der arbeiders en in dit verband zag hy in de collectie ve contracten en grooten remmenden invloed aanwezig, evenzeer een remmen den invloed in het steeds meer róvehee- fen van de loonen: elke werkgever moest kunnen betalen, wat de arbeider waard is. De weinige aandacht voor den heer van Gyn zette zich in het tegendeel om, toen Dr de Visser aan het woord kwam Voor dezen redenaar de beste, dien de Kamer kent was er niets dan aan dacht. Dr. de Visser begon met hulde aan het kabinet er was hard gewerkt, zei hU maar. gedachtig aan het „wie Iets laakt, loove eerst", na de hulde kreeg het kabinet menig hartig woordje van critiek. De minister-president kreeg te hooren, dat hy niet elk principieel punt van het regeeringsbeleid had mogen uit. sluiten, omdat elke overheid geroepen ls de chr. grondslagen der maatschappy te bevestigen. De heer Lambooy werd toe gevoegd, dat onder zyn bewind 's lands weermacht was achteruitgegaan. De heer Waszink vernam, dat de oogst op onder, wijsgebled uiterst schraal was en dat de commissie-Rutgers maar steeds met haar rapport uitbleef. Dr. de Visser had den meesten lof voor den president-minister. HU verdedigde dessen tegen het verwijt, dat hy de beter gesitueerden was tegemoetgekomen met zyn belastlngpolitiek. Immers betoog, de de c. h. woordvoerder wanneer er ln het algemeen rekening wordt gehou den met de draagkracht der bevolking indien er belasting moet geheven wor den, dan zal heel ons volk gebaat zUn. Ook Dr. de Visser was dankbaar voor het eenstemmig advies der Commissie voor Georganiseerd Overleg. T. a. v. de Indische politiek wenschte Dr. de Visser een grondig onderzoek ge opend te zien naar de grondslagen, waarop de Indische staatsregeling moet rusten, in plaats van het aanbrengen van de partieele, ir.cidenteele wijzigin gen van het oogenblik. Minister Slote maker werd verdedigd, tegen de a antygingen die in de stukken dezen bewindsman werden toebedeeld, maar de ziekteregeling besprekende vroeg Dr. de Visser toch de verzekering te doen aansluiten by wat uit de Maat schappy is opgekomen, en t particulier initiatief te sterken. HU twijfelde biyk- baar of dit in het ontwerp wel het ge val was. Over het kabinet van het oogenblik spreker.de, noemde ook Dr. ce Visser den oogenblikkeiyken toestand abnormaal. Naar twee kanten. Er is geen machtspo sitie van het kabinet want wat wordt er niet aan voorstellen ingetrokken en wat werd er niet geschorst. Er is geen machtspositie van het parlement want menige motie en menig initiatief-ont werp legt de regeering naast zich neer. De huidige verhouding deugt noch practisch. noch principieel. Hoe het anders kan? Voor een s. d. en r. k. samenwerking vreesde Dr. de V:sser ernstige gevolgen. Gevolgen voor die partyen zelf. HU vreesdff verbrokkeling voor de R.-K. en voor de S. D. Ver schillende groepen uit de R.-K. en de S. D. A. P. zouden niet ■willen samen gaan met de S. D A. P. of de R.K. Bo vendien, zei Dr. de Visser, ls de tegen stelling conservatief-democratisch niet scherp omschreven en dieper gaande te genstellingen zouden zich telkens op dringen. Aan wat Dr. de Visser verleden jaar over de samenwerking van de drie recht sche groepen relde, voegde hy niets toe. Hy wilde alleen de oogen openen voor de mogeiykhederi allereerst voor de mogelykheid. dat de toenemende ver snippering van partyen aan den recht- schen kant een meerderheid van rechts zou doen ontbreken; in de tweede plaats voor de mogelykheid, dat partyen zoo danig hun beginselen vastleggen, dat er voor een samengaand regeeringsbeleid nauwelyks overeenstemming mogeiyk is wat principieel en practisch schade doet aan den wetgevenden arbeid. Dr. de Visser waarschuwde er voor meer waar de te hechten aan getalsterkten dan in een parlementair stelsel noodig is. Geen overdrUving van de macht van het ge tal, ten koste van het beginsel. Dr. de Visser, dan wijzende op de er kenning ook by v. d. en s. d. van de be~ teekenis der religie voor het staatkun dig leven, wilde als c.h. eisch vaststellen, dat niet 's menschen wil meester mag zUn over het recht, maar het recht over 's menschen wil. m. a w. hU achtte het noodzakelyk objectieve normen in acht te nemen. De objectieve nonnen van het christendom zooals b.v. tot uiting ko mende in de huweiyksopvattingen. Geen klerikale politiek wilden de c. h. dry ven, toch staan zy een Christel yke politiek voor. In het christendom ligt de eenheid van ons volk betoogde hU. Met elke groep wil Dr. de Visser samen werken, die de christeiyke grondslagen der maatschappy wil schragen. Slotwoordvoer der was de heer Albarda De heer Albarda beëindigde zyn re devoering niet.Mor. gen zei hü haar voort. Maar toch had de s. d. woordvoer der gelegenheid uit een te zetten, hoe Ir. J. W. ALBARDA hy de huidige ty- den als een tijd van overgang zag naar een nieuwe econo mische orde. als een tUd van overgang van het kapitalisme naar het socialisme. Hy zag dien overgang om. in den alle grenzen overschrüdenden groei van het grootbedrijf, die de tegenstelling kapi taalarbeid steeds duideiyker voor het bewustzün der arbeiders zich doet af- teekenen. Tegen den achtergrond van deze overgangstyden stelde de heer Al barda ook de moeilijkheden om een par lementaire regeering te formeeren. Een probleem, moeiiyker dan ooit te voren. De liberalen sloot hU uit van oplossing, zU zullen nimmer meer een meerderheui behalen. In de rechtsche partyen brengt elk sociaal vraagstuk verdeeldheid. Al leen de socialistische beweging zal op den duur een meerdertteid kunnen gaan vormen in de parlementen, geloofde de heer Albarda. De parlementaire positie in ons land? Treurig constateerde de heer Albarda, die voorlooplg de voortzetting verwachtte van de extra-parlementaire kablnetten- ry. Maar zwak zyn daarbU zoowel de Kamer als het parlement. De heer Albarda leverde dan critiek op het kab;net-de Geer. Beter dan het ka- binet-Coiyn goed allerminst. Hü wees op onderwijs, op defensie van de militaire paragraaf van het kabinet-de Geer was niets terecht gekomen en op de belastlngpolitiek. Hier volgde de heer de Geer een volledig reactlonnalre politiek, die verandering bracht ln de verdeeling van het volksinkomen ten nadeele van de arbeidersklasse. Voor het bedrijfsleven zyn meende de heer Al barda de belastingen niet te hoog. want de handelsbalans toont elk Jaar een beter uitzicht. Morgen gaan de algemeene beschou wingen op de Staatsbegrooting voort. INTIMUS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 9