14 cent MA.m.FM'S DAGBLAD OM ONS HEEN VA ceni EDELWEISS ZEEPPOEDER ffeiwerkjino na LETTEREN EN KUNST. Mavrides' VD)|o^ MET CADEAU PER PAK FEUILLETON. VRIJDAG 9 NOV. 1928 DERDE BLAD No. 3791 PROF. TREUB 70 JAAR. EEN VAN ONZE GROOTE NEDERLANDERS. EEN VAN EEN BROEDERTRITS. VOORTREFFELIJK DOCENT, GEMEENTEBESTUUR* DER, STAATSMAN, ECONOOM. BESTRIJDER VAN GEMEENTELIJKE CONCESSIES. KRACHTIG REGEERDER IN OORLOGSTIJD. VERS DEDIGER VAN ONS KOLONIAAL BEZIT. van de waterleiding, aanleg van de ge meente-telefoon. Van de afdeeling fi nanciën gaat hij over naar die der Publieke Werken, bereidt de naasting van tram en gasfabriek voor, bevordert den bouw van het gemeentelijk entre potdok en werkt met de Kamer van Koophandel samen in het belang van den handel, dien hij als wethouder aan zich verplicht door het nemen van snelle beslissingen. Want dit is de merkwaardige eigenschap van dezen jubilaris, dat hij in zijn verschillende ambten nooit verambtenaard is. Niet alleen is hij een man van studie, hy ge voelt ook behoefte aan de daad. Niet langer dan drie jaar vervult Treub het wethoudersambt, maar het is een periode van ontzaglijke beteeke- nis voor Amsterdam geweest. Dwars door veel tegenstand en strijd heen heeft hij de nieuwe denkbeelden doen zegevieren. Dan wordt hij hoogleeraar in de staathuishoudkunde aan de Am- sterdamsche Universiteit. Over de ma nier, waarop hij zich van die geheel nieuwe taak kwijt, „gaat één roep", zegt Prof. Pekelharing in een artikel in „Woord en Beeld" in 1901. „Het docee- ren gaat hem even gemakkelijk af als het regeeren en het publiceeren." Nu volgt een periode van Kamerlid maatschap, vanzelf een tijdvak van veel werk en vooral van veel strijd. Een mo ment daaruit heb ik bijgewoond. Het jaartal is mij ontgaan, maar het feit staat mij nog duidelijk voor. Mr. H.-Ph. de Kanter, toen onze stadgenoot In Haarlem, had Mr. Treub in het vuur van den verkiezingsstrijd uitgemaakt voor een Janus met twee aangezichten. Dat liet Mr. Treub zich niet zeggen: hij daagde zijn aanvaller uit tot een openbaar debat, de strijd zou in het landelijk Edam uitgevochten worden. Dat ge schiedde op een mooien zomeravond. Van heinde en ver waren de land bouwers naar het stadje gekomen, dat wemelde van de uitgespannen tilbury's, terwijl achter alle staldeuren het trap pelen van de weldoorvoede paarden klonk. De vergaderzaal was vol, overvol, de menschen puilden er uit; zij hadden een plaatsje gezocht tot op het podium, zelfs in den tuin, waar zij de sprekers konden hooren door de opengezette tuindeuren heen. De Kanter begon, hij sprak (en sprak goed) van de motleven, die hem tot den aanval hadden ge noopt en wij Haarlemmers, geneigd aan den stadgenoot de overwinning te gunnen, keken meewarig den aangeval lene aan en dachten: „waar blijft Treub!" Maar daar was hij al, met kracht van taal en solide tegenbewijs. Toen twijfelden wij aan de overwinning van onzen mede-Mug. Maar toen de Kanter in tweeden termijn zichtbaar zwakker was en Treub zijn slotwoord had uitgesproken, wisten we het wel ze ker: onze Haarlemsche kampioen had zijn meester gevonden. Treub had hem zonder twijfel verslagen. In den mooi en zomeravond reden kampioen en suppor ters in ietwat katterige stemming uit Edam op de IJpont aan. om vandaar naar Haarlem terug te keeren. Voor Mr. Treub nadert nu wat veilig het hoogtepunt van zijn loopbaan hee- ten mag. Cort van der Linden aanvaardt in 1913 de vorming van een extraparle mentair kabinet en noodigt Treub uit, de portefeuille van Landbouw, Nijver heid en Handel op zich te nemen. Deze stemt toe. ofschoon hij zelf zegt, dat op landbouwgebied zijn grootste kennis neerkomt op het onderscheid kunnen maken tusschen een bloemkool en een aardappel. Maar zijn inzicht, intuïtie en organisatietalent brengen hem toch weer tot nuttige maatregelen ook op dit terrein, dat hij weldra weer zal verlaten. Want de oorlog komt en Treub wordt geroepen tot het. departe ment van Financiën. Wat hij daarin gedaan heeft ligt ons nog versoh in 't geheugen, evenals het nieuwe ambt dat hij thans vervult, van voorzitter van den Indischen Onder- nemersraad. Merkwaardige veelzijd:g- MR. M, W. F. TREUB. Op 30 November 1858 werd Marie Wil lem Frederik Treub te Voorschoten ge boren de jongste zoon van den toen- maligen burgemeester. Hij zou later in de levenslijn die hij gekozen had. econo mie en politiek, een even belangrijke rol vervullen als zijn twee broeders in de hunne: Melchior, die zich naam heeft gemaakt als directeur van 's Lands Plantentuin te Batavia en Hector, de bekende hoogleera ar in verloskunde en chirurgie, wiens leerboek nog in hooge eere staat. Stevige werkers, alle drie. Ook de jongste, die geagreëerd klerx werd bij de posterijen, om den aekelij- ken directeur van het postkantoor van Voorschoten te hulp te kunnen komen. Hij werkte eerst op de secretarie te Voorschoten onder leiding van zijn va der, werd toen candidaat-notaris, stu deerde vervolgens in de rechten te Lei den en had, nog vóór hij zijn candidaats- examen deed, de voldoening dat door de Universiteit te Utrecht zijn ant woord Op een prijsvraag aangaande een „historisch-critisch onderzoek naar het verband tusschen rijks-, provinciale, cn gemeentebelastingen in Nederland sedert 1795" met goud bekroond werd. Eenigs- zins omgewerkt diende dit geschrift hem als dissertatie bij zijn promotie. In 1884 vestigt de jonge Treub zich te Amsterdam wordt daar privaatdocent voor notariaat en registratie; in 1893 zet hij, in verband met zijn benoeming tot wethouder, dat privaatdocentschap om in een school voor het notariaat die in 1896 wordt opgeheven omdat hij toen hoogleeraar werd in de Staatshuishoud kunde; in 1899 aanvaardde hij daarnaast de betrekking van Directeur van het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen intusschen is hij redacteur geworden van het Weekblad voor Notarisambt er» Registratie, schrijft in tijdschriften ar tikelen over onderwerpen van wet en recht, over de radicalen tegenover de sociaal-democraten in Nederland, over spoorweg-exploitatie, brengt praeadvie- zen uit en volgt Mr. A. Kerdyk op als redacteur van het Sociaal Weekblad. Als vanzelf komt hij in de politiek, wordt voorzitter van de Radicale kiesvereeni- ging Amsterdam, lid van den gemeente raad en naderhand wethouder. Den eersten keer aanvaardt hij de benoe ming tot wethouder niet, omdat er een sterke meerderheid in den Raad tegen hem was, die het invoeren van zo. nuttige maatregelen zou tegenhouden. Den tweeden keer, in 1893, neemt hij de benoeming aan en krijgt de afdeeling financiën voor zijn rekening. Onmiddellijk gaat hij aan het werk en brengt een reeks van maatregelen tot stand, die in onzen tijd algemeen goed geworden zijn, maar in die dagen bijzonder radicaal, zoo niet revolutionair waren en dan ook groote oppositie uit lokten: minimum-loon en maximum arbeidsduur in bestetóen, reglement voor de gemeente-werklieden, naasting held: wethouder, hoogleeraar. staats man, handelsman want vordert zijn huidige positie niet. naast de theoreti sche kennis van den econoom, de vaar digheid en den praotischen zin vah den handelsman? De lust bekroop mij. om den heer Treub zelf eens te zien en wat te viagen en zoo schreef ik hem om een onderhoud en kreeg een vriendelijk antwoord, zoodat ik Vrijdagmiddag tegenover den aanstaanden jubilaris zat in het keurige kantoor van den On- dememersraad, boven de localiteiten van de Nederlandsche Handelmaat schappij op den Kneuterdijk in den De heer Treub is. zooals mannen van beteekenis gewoonlijk zyn, iemand van eenvoudige allure, vriendelijk maar pun tig in zyn woorden, bovenal duidelijk en zonder eenige neiging tot de orakel taal, waarmee mindere goden wel graag him hoorders overbluffen. Natuurlijk eenvoudig ook in zijn kleeding, waarin ik terugvind de historische das. de flad derende lavallière, waaraan zyn por tretten in politieke en humoristische bladen al tientallen jaren te herkennen zijn, ook al lijkt er bij geval een enkele overigens niet. J. C. P. (Slot volgt) KANONNENVLEESCH. EEN ANTI-OORLOGSFILM. De „Kid" in een tank^aanval. Van 23 November as. af zal in het Rembrandt Theater een film vertoond worden, die gerangschikt mag worden m de serie anti-oorlog-films. De titel „Ka nonnenvleesch", zegt dit reeds voldoen de. Wy hebben het proefdraaien bijge woond en zijn overtuigd dat deze rol prent alle eigenschappen bezit om het bioscooppubliek van begin tot eind te boeien. De eerste vyf aföeelingen geven van het oorlogsleed nog niets te zien. De toeschouwer woont het New-Yorksche pleizfterleven bij en is getuige van de ver- richtingen van „The Kid", een genüe- man-bokser, die maar één ideaal heeft: kampioen te worden en te blijven. Het aantal bokspartijen dat we in de eerste afdeeling bijwonen is voor den Holland- schen smaak meer dan voldoende. Mis schien dat aan de overzijde van den haringvijver deze tooneelen ten volle ge waardeerd kunnen worden met. en be nevens de scènes van jaloerschheid-op- succes en de knock-out-scènes die er bij schijnen te behooren. Want dit is wel een zeer Amerikaanschen rolprent met de deugden en gebreken daarvan. Maar meteen willen wij er ook de aan dacht op vestigen, dat deze film niet als andere Amerikaansche oorlogs films vaak wèl deden vertegenwoordi gers van een bepaalde natie als onsym pathiek voorstelt. Dit is een groote schrede vooruit, want wanneer van deze en dergelijke films werkelijk het doe! is krachtig tegen den oorlog in te gaan. afkeer tegen dezen massamoord te wek ken, dan moeten zy in de eerste plaats gericht zijn niet op het verwekken van antipathie tegen een bepaald volk. maar op het zoeken van het goede in elk volk, dat alle volken kan vereenigen in één streven naar het ideaal van den wereldvrede. Eerst in de laatste afdeelingen maken wij kennis met den menschals ka- nonnenvleesch. Wanneer de Kid, die eindelijk in den oorlog is gegaan, nadat zijn meisje hem verlaten heeft en als pleegzuster naar het front in Frankrijk is gegaan, omdat hij maar niet haar wensch vervulde: dienst te nemen in het Amerikaansche leger, aan het eind van de film. ver lamd in zUn ziekenstoel zittend, kijkt naar de nieuwe troepen, die op de tonen van een vroolyken marsch, op weg zijn ns3r de oorlogshei, zegt hy: .Daar gaat weer nieuw kanonnenvleesch!" Zoo doordringt deze film den toe ehouwer van het vreeselyke leed, dat uit den oorlog voortvloeit, ook door het prachtige spel van de vrouwelijke hoofd persoon, Kid's meisje, die aangrij pend de wanhoop&scèr.e speelt in het hulp-hospitaal, onmiddellijk achter het front, waar de Kid als dood binnenge dragen wordt en zij hem plotseling her kent als zij hem het bloed en de mod der van het gelaat gewasschen heeft. Cinematografisch valt ook zeer veel in .Kanonnenvleesch" te waardeeren: de opnemingen van den tank-aanval zijn waarlik grootsch en indrukwekkend en in den strijd om het kerkgebouw heeft de regie veel weten te bereiken. Zeker zou de film nog meer indruk maken wanneer de Kid een beteekenen- der figuur was en niet de jonge man met de ee uwlg-gladgestreken haren, die voor niets anders écht voelt dan voor de .Noble art of self-defence", maar in den oorlog pas dapper wordt als zijn stervende kameraad hem aanmoedigt: „Geef ze er van langs!" De groote kracht van deze rolprent ligt voor ons dan ook niet in deze bok ser-figuur maar in die ééne scène van prachtig gespeelde wanhoop en vertwij feling waarin Molly O' Day, die voor treffelijke jonge actrice, zeker meer doet voor de verspreiding der anti-oorlog gedachte dan met tien welsprekende redevoeringen bereikt kan worden. MUZIEK. CHRISTELIJKE ORATORIUKVER- EENIGING „Die Jahreszelten". t is in 't geheel niet te verwonderen, dat onze groote koorvereenigingen. en daaronder ditmaal de C O. V. telken male na een periode van moderne koor uitvoeringen weer terugkeeren tot de nooit opdrogende bron van Haydns mu ze. Wij zelf hebben In 't bijzonder voor zyn „Jahreszeiten" een groote voorlie! de. Het is de afspiegeling van Haydn's leven. Al schreef hij aan den vooravond van zijn dood nog een kwartetdeel. dat pas door een tweetal heel schoone was voorafgegaan, zoo mogen we toch met recht De Jaargetijden beschouwen als zijn zwanenzang Een werk waarin nooit de inspiratie stokt (denk eens aan de Lentekoren in "t eerste deel ,Komm holder Lenz" en het vreugdelied „O wie lieblich ist der Anblick der Gefilde jetzt"), maar waar letterlijk de eene schoonheid de andere verdringt, men voelt het geschreven uit de volheid van het dichterhart. Hier in eerste deel. da Lente, kan men nauwelijks geicoven, dat de dichter is een grijsaard. Alleen voelt men, als na 't blijde zonnige .x> wie lieblich" de grootsche koorfuga in zet „Ehre, Lob und Preis", hoe hier de gerijpte kunstenaar spreekt, de bouwer van het grootsch geheel, de mensch, voor wien telkenmale de Lente is het begin van een nieuw leven Hier was alles aanwezig om, zooals hij zelf zijn plan openbaarde aan zyn omgeving, een werk te scheppen van blijvende waarde. Haydn had recht, dit te zeggen, en de tijden hebben het bewezen. Daarom verwachten wy ook inzonder heid van dit Lente-deel een blijde, en thousiaste, maar dan ook zeer gave ver tolking. De solisten hebben te voldoen aan hooge eisohen, de koren hebben spontaan, doch gaaf te zingen en het orkest moet willig volgen en den zin de zer zonnige muziek aanvoelen met het hart. Waren nu deze drie factoren voor zulk een musiceer en aanwezig? De so praansoliste. Di Moorlag. was merkbaar in indispositie, zij zag zich genoodzaakt, te forceeren, zor.g bijgevolg lang niet zuiver en de tenor. Frans Paesi. bleef in dezen niet achter, hoewel hij later blijken te over gaf. dat zyn stemuitzet ting absoluut niet noodig was. Het slot van 't heerlijke duet .,o wie lieblich" was zelfs niet vrij van slordigheid, en ongelukkigerwijze scheen dit den bas zanger Jac Caro te nopen tot een ze kere nonchalance in zijn zingen. Dubbel jammer was het. dat wij dit alles juist moesten constateeren in het aanvangsdeel dat ons om gemelde rede nen zoo bijzonder lief is en dat wy me nigmaal in oversehoone uitvoering heb ben doorleefd. Nog was de ware sfeer er niet ln deel II (de Zomer)het trio. „dir danken wir" werd geen speclment van vlekkeloozen ensemblezang, en jam mer genoeg was de inleidende aria ook al niet bijster gelukkig, wyl de hoorns niet recht op dreef waren. Verheugend 3 't echter dat deze tech nische onvolkomenheden rich in hoofd zaak beperkten tot een gedeelte van het werk. Hoe de tenor ook dingen vermocht te geven die technisch en geestelijk vol doening schonken bewees hy om. ln de aria .Jvler stehn der Wandrer nun", ter- INGEZONDEN MEDEDEEI.INGEN «C Cl.. PER REGEL. EGYPTIAN CIGARETTES Met 1 Coupon bij 10 Sigaretien. t"Iier wordt het gezelschap in Holland ontvangen. Met lof aan de PRINCE en vreugdegezangen. (Wordt vtroolgd) wyl Di Moorlag recht op dreef kwam in het deel „Der Winter" Hier was alles recht te loven en kwam er zelfs een zeer gelukkige samenwerking tot stand tus schen koor. solisten en orkest De H.O.V., men weet het uit Jarenlange ervaring, heeft in de kunst van begeleiden een routine verwarven die 't orkest tot een zeer gewild instituut maakt ook buiten onze provincie, waar 't geldt de verzor ging dei* orkestpartitie van oratoria Maar ook het koor had hier een belang rijk aandeel ln 't totstandkomen van een alleszins bevredigenden eindindruk. Had het reeds in 't koor .sei nun genftdlg" biyken gegeven van zeer goed te zyn geïnstuóeerd (al mocht men bij de a cappella-deelen vooral het thans talrijke heerenkoor de stemeul tl veer ing niet- uit het oog verliezen), zoo kwam zyn kun nen eerst in "t rechte licht te staan, behalve ln 't wUnkoor, bovenal in het slotdeel. George Robert behoefde zich niet te bepalen tot het byeenhouden van de muzikale lyn. hy kon ook op 't geheel een stempel drukken dat getuig de van indlvldueele en zeer gemotiveer de opvatting. Het viel ons al aanstonds op in de pittig gespeelde ouverture en wy hadden voorts gelegenheid te over om te constateeren hoe het orkest der H. O. V.. uitnemend op de klassieken ingesteld den dirigent een willig middel was tot weergave zyncr intenties. G. J. KALT. JACOB VAN LENNEP. FEESTAVOND IN „MODERN". Tummers beweert dat hy niets om critlek geeft, maar wy zyn toch zoo \Ty om hem een compliment te maken voor zyn prestaties. Hy zal niet zoo onver schillig zyn, of hy heeft op het punt der critiek nog wel een zwakke plek in z'n harnas; zooals iedere sterveling. Nu dan: hy is een buitengewone droog-ko miek, en hy heeft er slag van om zyn verdichtsels en gedichten by den vleu gel (vlegel zooals hy zegt) voor te dra gen. Dat flegmatieke In z'n houding en cLe charmante minachting voor z'n publiek, gaan hem werkelijk goed af. Trouwens in het levenslied van dien sen- timenteelen grijsaard en dien sentimen teel en hond, toonde hy dat hy met so berheid buitengewoon gevoelige dingen kan zingen. Hoe licht had deze tragedie uit zyn koraischen mond niet be- lachdyk kunnen klinken! Maar neen hoor. Het was werkelijk mooi zoo! En tiet zoo naar sentimenteel, als zoovele levensliederen der kleinkunst. Trouwens, al zyn collega's waren wonderwel op dreef. Novel, de clown, dien wij vroeger al prezen, en die zich cok in zijn Vlaam- sche metamorphose vertoonde, deed voor hem niet onder, wat is deze Novel muzikaalzyn gegochel met de bellen en die andere gestemde cylinders en bulzen is bepaald voor tref feiyk. En die mimiek! Zag Je wenkbrauwen ooit zoo geestig over een witten clownskon zweven? Want, waar- lyk, dat doen zy. Zij zitten los. zij zak ken, zij'stygen. zy ziin als sieriyke ac- coladetjes, waaronder een komiek pru:. menmondje fladdert" Ja, inderdaad dat doet het, fladderen. En z'n „flultszje" zoo als hij het noemt is onbetaalbaar. Ook Renatl was op z'n best. Hy heeft er goed aan ge daan zyn guitaar weer eens voor den dag te halen. Renatl die. als hii spreekt net doet alsof hii ziin woorden rauw verslindt, instede van ze kalmpjes naar buiten toe te brengen zong min of meei cynische levensliedjes en ook wel zee: luchthartige wijsjes met een makkelijk refrein die buitengewoon insloegen Toch moet men hem eens zeggen, dat 'ie wat minder „verbeten" z'n Hollandsch moet spreken. Want zijr. prestaties en liedjes ziin *e goed dan dat zy door dit euveltje geschaad zou den behoeven te worden. Nederland rit toch al dun in zyn goede cabaret tiers, laten de weinige goede die wii hebben, rich dan ook op hun best voordeen. En dan de beide dames die dien avond optraden. Was mej. Clifford niet een lieftallige soubrette. Juist wat je ook noodig hebt op een gezelligen intie- men avond als deze? Een rustige fyne noot ln het bonte spektakel van het feest, waarop Ellen Eugen zich trouwens ook Ifciitcngewoon goed thuis gevoelde Werkelijk geraffineerd en zeer artistiek waren de toiletten of liever gezegd, de toiletjes die deze jongedame ten toon spreidde. De roode pruik met de zwarte fragmentarische bekleodselen waren een origineele com binatie, die met zwier gedragen werd. Maar Ellen Eugen danste, dat is waar ook. En zll danste goed. Het pluimpje dat allen eindeiyk van den hoer van Maris kregen en dat ge deeld moest worden, natuuryk met Tom's band en de directie van Modem, was wel verdiend. Na afloop werd gedanst. Het feest slaagde uitnemend. Niet ln 't minst dhnk zy de goede zorgen van het bestuur van ..Jacob van Lennep". KON. LETTERL. VER. „J. J. CREMER* De rolvcrdeeling van „Een Zomerzot heid", het door Dom. de Gruyter naar het boek van Cissy van Marxveldt be werkte biyspel, waarvan „Cremcr" de première zal geven op Dinsdag 13 No vember in den Stadsschouwburg, is als volgt: Robbert Padt van Heyendaa! E. F. v. Rossum du Chattel; Gerrit Jan Loots H. Bakker; Frits ReepeLng Th, Bos: Paul Defèze Th. v. Haaren; Jef v. Doorn C. J. Crombouw; Erica Wende- laar, alias „Pit", Jaenne de Groot; Ella Heuveling Jenny Raasveldt; Dot Ver meer. Cor Visser; Lenie Marees. Mies Grooteboer; Mia van Langen. Annie de Lugt; Tante Mélie Mevr. M. S. Lucas de Lugt. Cissy van Marxveldt zal eveneens als Dom de Gruyter, deze voorstelling by. wonen. Na afloop der voorstelling is cr voor de Cremer-lcden gelegenheid tot dan sen in Concertgebouw Modern. Ook voor alle nog komende voorstellingen van Cremer is ..Modem"" voor Cremer ge reserveerd teneinde de danslustlgen in de gelegenheid te stellen na iedere voorstelling nog een dansje na te ma ken, INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 cent* per regeL De Geschiedenis van Lois Reddle Naar het Engelsch van EDGAR VALLACE. 58) ,.Ik herhaal mijn aanbod- Ik zou u aanraden goed na te denken, alvorens uw eenige kans tot veiligheid te verspe len." „Luister eens, Leonoraviel anes- ney Pr aye in. „Zwijg. Ik heb vanavond een vriend gevonden een vriend, diien ik vertrou wen kan. Dat zijt gij niet, Ohesney. De doctor heeft my a! het voorgevallene medegedeeld. Je dacht achter myn rug je eigen plannen te kunnen volvoeren en mij voor te zyn. Vanavond zul je doen hetgten je geztgd wordt. En gij. me vrouw neemt gy myn aanbod aan?" „Neen", klonk het uit den mond van mevrouw Pinder. Lady Moron keerde zich tot den doc tor met zyn vuurrood, verhit gezicht. Hij krikte ten antwoord. ..Maar, mevrouw Pinder", zeide hy, in vriendelijke houding en op minzamen toon. c? haar toetredende. „waarom wilt gy niet naar rede luisteren? Doe hetgeen haar Ladyschap u voorgesteld heeft." ,Jk wil niet Thans stond hy vlak naast haar. Eens klaps schoot rijn hand uit en smoorde den kreet die uit haar keel opsteeg, zy worstelde als een wanhopige, als een krankzinnige, doch aan die meedoogen- looze handen bestond geen ontkomen. Chesney Praye deed een halven stap voorwaarts, doch de arm van Lady Mo ron versperde hem den weg. Toen werden zy gestoord. Een woest uitziend man, van top tot teen met stof bedekt, voor iedereen onherken baar, sprong van de galerij naar bene den en trok den doctor by de schouders achterwaarts. Toen Tappatt achterover wankelde en zyn slachtoffer moest los lat-en, deed Selwyn een sprong naar het lange, roode schelkoord, dat van een van de wanden afhing, en trok er aan. Hoog in de lucht werd 'n dof geklepper verno men. Hy bleef de klok luiden. .Dwaas! Krankzinnige! Wat doet ge?" Zijn moeder stortte rich op hem. doch hy wierp haar van zich af Toen hield hy met luiden op. „De alarmklok is geluid Iedereen in huis en het halve dorp zal binnen een minuut- hier zyn. En hetgeen ik thans te zeggen heb, wil ik niet zeggen in het bijzijn van al die anderen." Hy wees mot een beschuldigenden vinger naar zyn moeder. „Gy houdt my voor krankzinnig, en misschien hebt gy ge lijk. Doch een misdadige krankzinnige ben ik niet en ik zal u en uw vervloek ten vriend aan het gerecht overleve ren!" „Breng hem vlug weg!" gilde de gravin, toen het- snel geloop van voeten over de gang hoorbaar werd „Ik &n verklaren dat het bij ongeluk was." „Raak hem niet aan!" Een meisje, byna even verfomfaaid als de hy-gende Selwyn, had, over de balustrade van de galerij gebogen, deze woorden geschreeuwd. „Gy moogt hen wysmaken hetgeen gy wilt, doch zy zullen geen enkel van uw woorden gelooven, nadat zij my aange hoord hebben!" In dat oogenblik werd de deur open ges tooten en een half aangekleed man trad binnen. Zoodra hy het schouwspel gezien had bleef hy stokstijf en met open mond staan. Byna haast onmid dellijk daarna werd de deuropening ge vuld door zich in haast aangekleed heb bende mannen en vrouwen. „Is er iets aan de hand, mevrouw?" „Niets", zeide zy streng, en wees naar de deur. „Wacht allen buiten." zy keek omhoog naar het meisje op de galery. „Gy zoudt verstandig doen, geloof ik, met myn zoon zyn voornemens uit het hoofd te praten." zy sprak met dezelfde ijskoude, bedaarde stem, die Selwyn zoo goed kende. ..De zaak kan morgen in orde gebracht worden. Selwyn, ga naar je vriendin terug en neem deze dame met je mede." Mevrouw Pinder had op een stoel plaats genomen, waarop zy stuiptrek kend zat te rillen, toen Selwyn zyn best deed haar te troosten. Bij de woorden van Lady Moron was zij opgestaan, en met den arm van den man rond haar middel, schreed rij door ce menschen op de gang, en weidra had Lizzy rich by hen gevoegd. HOOFDSTUK XXXVI. Leonora, Gravin van Moron, liep met de handen op haar rug in haaT ruime kleedkamer heen en weer, een kalme, berekenende vrouw, want zy liet rich nooit lang door haar aandoeningen be- heerschen. Chesney Praye en de doctor hadden de muziekzaal verlaten, en door de vensters, die het uitricht op de stee- nen portiek aan de voorrijde van het huis verleenden, had zy. weinige minu ten geleden, den auto zien wegrijden, die Mary Pinder haar geluk en haar vrij- heid tegemoet voerde. Lady Moron voelde geen wrok jegens iemand, behalve jegens dien zwakkeling van een zoon, dien zy van af zyn ge boorte gehaat had. Nóg bestond er eeni ge hcop dat. het rad der fortuin, als door een wonder, te haren gunste zou koeren. Al hetgeen waarvoor zij gewerkt had. alles wat zij gewonnc:- had, was verloren. Het was de ure des herstels en des oordeels, doch voor haar nog niet de ure der boete. Zij opende een klein, in den muur aangebracht kastje, dat door een zilve ren barometer verborgen werd, nam er een klein kistje uit, en schudde een gevouwen stuk papier en een sleutel op de tafel. Deze beide voorwerpen stak zy in Haar taschje. Van achter uit het kastje nam zy een klein automatisch pistool, en. na zich te hebben overtuigd dat hei geladen a-as. zette zy de haan tn de rust. Ook het wapen deed zy in haar taschje. Vervolgens trok zij aan de schel, doch er verliep gennmen tyd alvorens haar verschrikte kamenier verscheen. „Zeg Henry dat de Rolls binnen tien minuten moet voorrijden." zeide zy. en zoodra die tydruimte verloopen was. sloeg zy haar mantel om de schouders, om daarna haar gereedst-aanden wa gen te bestygen, tegelykertyd haar aan- wyziging gevend: „Charlotte Streot", zeide zy en noemde tevens het num mer Zy ging in gedachten de gebeurte nissen na. en beproefde de zwakke plek. die in haar voornemens bestaan moest hebben, te ontdekken De een of andere kracht had haar tegengewerkt. Dom was het werktuig van deze. doch achter hem had een macht gestaan, zonder dat zy kon gissen welke. De auto tufte door de verlaten stra ten van Reading langs den langen weg naar Maidenhead. Haar vraagstuk was nog steeds niet opgelost. Wie stond adhter Dom? Voor hem %evoeldc zy een soort van bewondering. Van af het eerste oogenblik waarin hy zich met de zaak bemoeid had, had zy geweten, dat de kleine mannen, die zoo groot schenen. Chesney Praye en de doctor geen knip voor den neus waard waren. Onhoorbaar kwam de auto voor het door Lois Reddle bewoonde huis tot stil stand. Zy keek omhoog naar de ver lichte vensters en schepte eenigszius vermaak in den toestand. Selwyn zou daarboven zyn, rich wentelende in den bijval van het burgeriyk element. Zelfs haar bittere gevoelens jegens hem wa ren tijdens haar rit afgestompt. Dit zou de laatste worp zijn. De oude Mackenzie, die naar het keu kentje van Lizzy onderweg was ten ein de meer koffie te zetten, hoorde het kloppen, en riep Lizzy toe: •Er is iemand aan de voordeur, juf frouw: wilt gy even voor my open doen?" Een volkomen veranderde Lizzy, van stof ontdaan en gekapt, vloog by twee treden tegeiyk de trap af en trok d* deur open. Aanvankeiyk herkende zy de vrouw niet, doch ten laatste zeide zU: „Gy kunt hier niet binnenkomen, mevrouw". ,Jk wensch juffrouw Reddle te spre ken", zeide de gravin. „Stel u niet zoo belacheiyk aan. als 't u blieft!" zy oefende nog steeds een overwel digenden Indruk op Lizzy uit, cn ter zijde gaande, volgde deze de statige ge daante langzaam naar boven. De deur van de kamer van Mackenzie stond open. en toen zy de kamer bin nentrad. ontstond er in het gezelschap een plotselinge stilte, zy keek van het eene aangezicht naar het andere en lachte. Doch deze glimlach verdween, zoodra haar oogen waren blijven nss:*n op den man. die aan de eenvoudige ta fel by het raam gezeten was. ..Mijnheer Shaddles!" stamelde zy verschrikt. Hy bewoog het hoofd. „Gy waart het dus? Ik had het kun nen gissen." „Ja, mevrouw. 2: was beti Myn fa milie is eeuwen lang rech's.-.undig raads man van het geslacht Miron geweest, en het lag voor de har.d dat ik de belan gen der Morons niet uit het oog zou ver liezen." *€Tot volgt.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 9