14 cent
MA.m.FM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
VA ceni
EDELWEISS
ZEEPPOEDER
ffeiwerkjino
na
LETTEREN EN KUNST.
Mavrides'
VD)|o^
MET CADEAU
PER PAK
FEUILLETON.
VRIJDAG 9 NOV. 1928
DERDE BLAD
No. 3791
PROF. TREUB 70 JAAR.
EEN VAN ONZE GROOTE NEDERLANDERS. EEN VAN EEN
BROEDERTRITS. VOORTREFFELIJK DOCENT, GEMEENTEBESTUUR*
DER, STAATSMAN, ECONOOM. BESTRIJDER VAN GEMEENTELIJKE
CONCESSIES. KRACHTIG REGEERDER IN OORLOGSTIJD. VERS
DEDIGER VAN ONS KOLONIAAL BEZIT.
van de waterleiding, aanleg van de ge
meente-telefoon. Van de afdeeling fi
nanciën gaat hij over naar die der
Publieke Werken, bereidt de naasting
van tram en gasfabriek voor, bevordert
den bouw van het gemeentelijk entre
potdok en werkt met de Kamer van
Koophandel samen in het belang van
den handel, dien hij als wethouder aan
zich verplicht door het nemen van
snelle beslissingen. Want dit is de
merkwaardige eigenschap van dezen
jubilaris, dat hij in zijn verschillende
ambten nooit verambtenaard is. Niet
alleen is hij een man van studie, hy ge
voelt ook behoefte aan de daad.
Niet langer dan drie jaar vervult
Treub het wethoudersambt, maar het
is een periode van ontzaglijke beteeke-
nis voor Amsterdam geweest. Dwars
door veel tegenstand en strijd heen
heeft hij de nieuwe denkbeelden doen
zegevieren. Dan wordt hij hoogleeraar
in de staathuishoudkunde aan de Am-
sterdamsche Universiteit. Over de ma
nier, waarop hij zich van die geheel
nieuwe taak kwijt, „gaat één roep",
zegt Prof. Pekelharing in een artikel in
„Woord en Beeld" in 1901. „Het docee-
ren gaat hem even gemakkelijk af als
het regeeren en het publiceeren."
Nu volgt een periode van Kamerlid
maatschap, vanzelf een tijdvak van veel
werk en vooral van veel strijd. Een mo
ment daaruit heb ik bijgewoond. Het
jaartal is mij ontgaan, maar het feit
staat mij nog duidelijk voor. Mr. H.-Ph.
de Kanter, toen onze stadgenoot In
Haarlem, had Mr. Treub in het vuur van
den verkiezingsstrijd uitgemaakt voor een
Janus met twee aangezichten. Dat liet
Mr. Treub zich niet zeggen: hij daagde
zijn aanvaller uit tot een openbaar
debat, de strijd zou in het landelijk
Edam uitgevochten worden. Dat ge
schiedde op een mooien zomeravond.
Van heinde en ver waren de land
bouwers naar het stadje gekomen, dat
wemelde van de uitgespannen tilbury's,
terwijl achter alle staldeuren het trap
pelen van de weldoorvoede paarden
klonk. De vergaderzaal was vol, overvol,
de menschen puilden er uit; zij hadden
een plaatsje gezocht tot op het podium,
zelfs in den tuin, waar zij de sprekers
konden hooren door de opengezette
tuindeuren heen. De Kanter begon, hij
sprak (en sprak goed) van de motleven,
die hem tot den aanval hadden ge
noopt en wij Haarlemmers, geneigd aan
den stadgenoot de overwinning te
gunnen, keken meewarig den aangeval
lene aan en dachten: „waar blijft
Treub!" Maar daar was hij al, met
kracht van taal en solide tegenbewijs.
Toen twijfelden wij aan de overwinning
van onzen mede-Mug. Maar toen de
Kanter in tweeden termijn zichtbaar
zwakker was en Treub zijn slotwoord
had uitgesproken, wisten we het wel ze
ker: onze Haarlemsche kampioen had
zijn meester gevonden. Treub had hem
zonder twijfel verslagen. In den mooi en
zomeravond reden kampioen en suppor
ters in ietwat katterige stemming uit
Edam op de IJpont aan. om vandaar
naar Haarlem terug te keeren.
Voor Mr. Treub nadert nu wat veilig
het hoogtepunt van zijn loopbaan hee-
ten mag. Cort van der Linden aanvaardt
in 1913 de vorming van een extraparle
mentair kabinet en noodigt Treub uit,
de portefeuille van Landbouw, Nijver
heid en Handel op zich te nemen. Deze
stemt toe. ofschoon hij zelf zegt, dat op
landbouwgebied zijn grootste kennis
neerkomt op het onderscheid kunnen
maken tusschen een bloemkool en een
aardappel. Maar zijn inzicht, intuïtie en
organisatietalent brengen hem toch
weer tot nuttige maatregelen ook op dit
terrein, dat hij weldra weer zal
verlaten. Want de oorlog komt en
Treub wordt geroepen tot het. departe
ment van Financiën.
Wat hij daarin gedaan heeft ligt ons
nog versoh in 't geheugen, evenals het
nieuwe ambt dat hij thans vervult, van
voorzitter van den Indischen Onder-
nemersraad. Merkwaardige veelzijd:g-
MR. M, W. F. TREUB.
Op 30 November 1858 werd Marie Wil
lem Frederik Treub te Voorschoten ge
boren de jongste zoon van den toen-
maligen burgemeester. Hij zou later in
de levenslijn die hij gekozen had. econo
mie en politiek, een even belangrijke rol
vervullen als zijn twee broeders in de
hunne: Melchior, die zich naam heeft
gemaakt als directeur van 's Lands
Plantentuin te Batavia en Hector, de
bekende hoogleera ar in verloskunde en
chirurgie, wiens leerboek nog in hooge
eere staat. Stevige werkers, alle drie.
Ook de jongste, die geagreëerd klerx
werd bij de posterijen, om den aekelij-
ken directeur van het postkantoor van
Voorschoten te hulp te kunnen komen.
Hij werkte eerst op de secretarie te
Voorschoten onder leiding van zijn va
der, werd toen candidaat-notaris, stu
deerde vervolgens in de rechten te Lei
den en had, nog vóór hij zijn candidaats-
examen deed, de voldoening dat door
de Universiteit te Utrecht zijn ant
woord Op een prijsvraag aangaande een
„historisch-critisch onderzoek naar het
verband tusschen rijks-, provinciale, cn
gemeentebelastingen in Nederland sedert
1795" met goud bekroond werd. Eenigs-
zins omgewerkt diende dit geschrift
hem als dissertatie bij zijn promotie.
In 1884 vestigt de jonge Treub zich te
Amsterdam wordt daar privaatdocent
voor notariaat en registratie; in 1893
zet hij, in verband met zijn benoeming
tot wethouder, dat privaatdocentschap
om in een school voor het notariaat die
in 1896 wordt opgeheven omdat hij toen
hoogleeraar werd in de Staatshuishoud
kunde; in 1899 aanvaardde hij daarnaast
de betrekking van Directeur van het
Centraal Bureau voor Sociale Adviezen
intusschen is hij redacteur geworden
van het Weekblad voor Notarisambt er»
Registratie, schrijft in tijdschriften ar
tikelen over onderwerpen van wet en
recht, over de radicalen tegenover de
sociaal-democraten in Nederland, over
spoorweg-exploitatie, brengt praeadvie-
zen uit en volgt Mr. A. Kerdyk op als
redacteur van het Sociaal Weekblad.
Als vanzelf komt hij in de politiek, wordt
voorzitter van de Radicale kiesvereeni-
ging Amsterdam, lid van den gemeente
raad en naderhand wethouder. Den
eersten keer aanvaardt hij de benoe
ming tot wethouder niet, omdat er een
sterke meerderheid in den Raad tegen
hem was, die het invoeren van zo.
nuttige maatregelen zou tegenhouden.
Den tweeden keer, in 1893, neemt hij de
benoeming aan en krijgt de afdeeling
financiën voor zijn rekening.
Onmiddellijk gaat hij aan het werk
en brengt een reeks van maatregelen
tot stand, die in onzen tijd algemeen
goed geworden zijn, maar in die dagen
bijzonder radicaal, zoo niet revolutionair
waren en dan ook groote oppositie uit
lokten: minimum-loon en maximum
arbeidsduur in bestetóen, reglement
voor de gemeente-werklieden, naasting
held: wethouder, hoogleeraar. staats
man, handelsman want vordert zijn
huidige positie niet. naast de theoreti
sche kennis van den econoom, de vaar
digheid en den praotischen zin vah den
handelsman? De lust bekroop mij. om
den heer Treub zelf eens te zien en wat
te viagen en zoo schreef ik hem om een
onderhoud en kreeg een vriendelijk
antwoord, zoodat ik Vrijdagmiddag
tegenover den aanstaanden jubilaris
zat in het keurige kantoor van den On-
dememersraad, boven de localiteiten
van de Nederlandsche Handelmaat
schappij op den Kneuterdijk in den
De heer Treub is. zooals mannen van
beteekenis gewoonlijk zyn, iemand van
eenvoudige allure, vriendelijk maar pun
tig in zyn woorden, bovenal duidelijk
en zonder eenige neiging tot de orakel
taal, waarmee mindere goden wel graag
him hoorders overbluffen. Natuurlijk
eenvoudig ook in zijn kleeding, waarin
ik terugvind de historische das. de flad
derende lavallière, waaraan zyn por
tretten in politieke en humoristische
bladen al tientallen jaren te herkennen
zijn, ook al lijkt er bij geval een enkele
overigens niet.
J. C. P.
(Slot volgt)
KANONNENVLEESCH.
EEN ANTI-OORLOGSFILM.
De „Kid" in een tank^aanval.
Van 23 November as. af zal in het
Rembrandt Theater een film vertoond
worden, die gerangschikt mag worden m
de serie anti-oorlog-films. De titel „Ka
nonnenvleesch", zegt dit reeds voldoen
de.
Wy hebben het proefdraaien bijge
woond en zijn overtuigd dat deze rol
prent alle eigenschappen bezit om het
bioscooppubliek van begin tot eind te
boeien.
De eerste vyf aföeelingen geven van
het oorlogsleed nog niets te zien. De
toeschouwer woont het New-Yorksche
pleizfterleven bij en is getuige van de ver-
richtingen van „The Kid", een genüe-
man-bokser, die maar één ideaal heeft:
kampioen te worden en te blijven. Het
aantal bokspartijen dat we in de eerste
afdeeling bijwonen is voor den Holland-
schen smaak meer dan voldoende. Mis
schien dat aan de overzijde van den
haringvijver deze tooneelen ten volle ge
waardeerd kunnen worden met. en be
nevens de scènes van jaloerschheid-op-
succes en de knock-out-scènes die er
bij schijnen te behooren. Want dit is
wel een zeer Amerikaanschen rolprent
met de deugden en gebreken daarvan.
Maar meteen willen wij er ook de aan
dacht op vestigen, dat deze film niet
als andere Amerikaansche oorlogs
films vaak wèl deden vertegenwoordi
gers van een bepaalde natie als onsym
pathiek voorstelt. Dit is een groote
schrede vooruit, want wanneer van deze
en dergelijke films werkelijk het doe!
is krachtig tegen den oorlog in te gaan.
afkeer tegen dezen massamoord te wek
ken, dan moeten zy in de eerste plaats
gericht zijn niet op het verwekken van
antipathie tegen een bepaald volk. maar
op het zoeken van het goede in elk
volk, dat alle volken kan vereenigen in
één streven naar het ideaal van den
wereldvrede.
Eerst in de laatste afdeelingen maken
wij kennis met den menschals ka-
nonnenvleesch.
Wanneer de Kid, die eindelijk in den
oorlog is gegaan, nadat zijn meisje hem
verlaten heeft en als pleegzuster naar
het front in Frankrijk is gegaan, omdat
hij maar niet haar wensch vervulde:
dienst te nemen in het Amerikaansche
leger, aan het eind van de film. ver
lamd in zUn ziekenstoel zittend, kijkt
naar de nieuwe troepen, die op de tonen
van een vroolyken marsch, op weg zijn
ns3r de oorlogshei, zegt hy: .Daar gaat
weer nieuw kanonnenvleesch!"
Zoo doordringt deze film den toe
ehouwer van het vreeselyke leed, dat
uit den oorlog voortvloeit, ook door het
prachtige spel van de vrouwelijke hoofd
persoon, Kid's meisje, die aangrij
pend de wanhoop&scèr.e speelt in het
hulp-hospitaal, onmiddellijk achter het
front, waar de Kid als dood binnenge
dragen wordt en zij hem plotseling her
kent als zij hem het bloed en de mod
der van het gelaat gewasschen heeft.
Cinematografisch valt ook zeer veel in
.Kanonnenvleesch" te waardeeren: de
opnemingen van den tank-aanval zijn
waarlik grootsch en indrukwekkend en
in den strijd om het kerkgebouw heeft
de regie veel weten te bereiken.
Zeker zou de film nog meer indruk
maken wanneer de Kid een beteekenen-
der figuur was en niet de jonge man met
de ee uwlg-gladgestreken haren, die voor
niets anders écht voelt dan voor de
.Noble art of self-defence", maar in
den oorlog pas dapper wordt als zijn
stervende kameraad hem aanmoedigt:
„Geef ze er van langs!"
De groote kracht van deze rolprent
ligt voor ons dan ook niet in deze bok
ser-figuur maar in die ééne scène van
prachtig gespeelde wanhoop en vertwij
feling waarin Molly O' Day, die voor
treffelijke jonge actrice, zeker meer doet
voor de verspreiding der anti-oorlog
gedachte dan met tien welsprekende
redevoeringen bereikt kan worden.
MUZIEK.
CHRISTELIJKE ORATORIUKVER-
EENIGING
„Die Jahreszelten".
t is in 't geheel niet te verwonderen,
dat onze groote koorvereenigingen. en
daaronder ditmaal de C O. V. telken
male na een periode van moderne koor
uitvoeringen weer terugkeeren tot de
nooit opdrogende bron van Haydns mu
ze. Wij zelf hebben In 't bijzonder voor
zyn „Jahreszeiten" een groote voorlie!
de. Het is de afspiegeling van Haydn's
leven. Al schreef hij aan den vooravond
van zijn dood nog een kwartetdeel. dat
pas door een tweetal heel schoone was
voorafgegaan, zoo mogen we toch met
recht De Jaargetijden beschouwen als
zijn zwanenzang Een werk waarin nooit
de inspiratie stokt (denk eens aan de
Lentekoren in "t eerste deel ,Komm
holder Lenz" en het vreugdelied „O wie
lieblich ist der Anblick der Gefilde
jetzt"), maar waar letterlijk de eene
schoonheid de andere verdringt, men
voelt het geschreven uit de volheid van
het dichterhart. Hier in eerste deel.
da Lente, kan men nauwelijks geicoven,
dat de dichter is een grijsaard. Alleen
voelt men, als na 't blijde zonnige .x>
wie lieblich" de grootsche koorfuga in
zet „Ehre, Lob und Preis", hoe hier de
gerijpte kunstenaar spreekt, de bouwer
van het grootsch geheel, de mensch, voor
wien telkenmale de Lente is het begin
van een nieuw leven Hier was alles
aanwezig om, zooals hij zelf zijn plan
openbaarde aan zyn omgeving, een
werk te scheppen van blijvende waarde.
Haydn had recht, dit te zeggen, en de
tijden hebben het bewezen.
Daarom verwachten wy ook inzonder
heid van dit Lente-deel een blijde, en
thousiaste, maar dan ook zeer gave ver
tolking. De solisten hebben te voldoen
aan hooge eisohen, de koren hebben
spontaan, doch gaaf te zingen en het
orkest moet willig volgen en den zin de
zer zonnige muziek aanvoelen met het
hart. Waren nu deze drie factoren voor
zulk een musiceer en aanwezig? De so
praansoliste. Di Moorlag. was merkbaar
in indispositie, zij zag zich genoodzaakt,
te forceeren, zor.g bijgevolg lang niet
zuiver en de tenor. Frans Paesi. bleef
in dezen niet achter, hoewel hij later
blijken te over gaf. dat zyn stemuitzet
ting absoluut niet noodig was. Het slot
van 't heerlijke duet .,o wie lieblich"
was zelfs niet vrij van slordigheid, en
ongelukkigerwijze scheen dit den bas
zanger Jac Caro te nopen tot een ze
kere nonchalance in zijn zingen.
Dubbel jammer was het. dat wij dit
alles juist moesten constateeren in het
aanvangsdeel dat ons om gemelde rede
nen zoo bijzonder lief is en dat wy me
nigmaal in oversehoone uitvoering heb
ben doorleefd. Nog was de ware sfeer er
niet ln deel II (de Zomer)het trio.
„dir danken wir" werd geen speclment
van vlekkeloozen ensemblezang, en jam
mer genoeg was de inleidende aria ook
al niet bijster gelukkig, wyl de hoorns
niet recht op dreef waren.
Verheugend 3 't echter dat deze tech
nische onvolkomenheden rich in hoofd
zaak beperkten tot een gedeelte van het
werk. Hoe de tenor ook dingen vermocht
te geven die technisch en geestelijk vol
doening schonken bewees hy om. ln de
aria .Jvler stehn der Wandrer nun", ter-
INGEZONDEN MEDEDEEI.INGEN «C Cl.. PER REGEL.
EGYPTIAN CIGARETTES
Met 1 Coupon bij 10 Sigaretien.
t"Iier wordt het gezelschap in Holland ontvangen.
Met lof aan de PRINCE en vreugdegezangen.
(Wordt vtroolgd)
wyl Di Moorlag recht op dreef kwam in
het deel „Der Winter" Hier was alles
recht te loven en kwam er zelfs een zeer
gelukkige samenwerking tot stand tus
schen koor. solisten en orkest De H.O.V.,
men weet het uit Jarenlange ervaring,
heeft in de kunst van begeleiden een
routine verwarven die 't orkest tot een
zeer gewild instituut maakt ook buiten
onze provincie, waar 't geldt de verzor
ging dei* orkestpartitie van oratoria
Maar ook het koor had hier een belang
rijk aandeel ln 't totstandkomen van een
alleszins bevredigenden eindindruk. Had
het reeds in 't koor .sei nun genftdlg"
biyken gegeven van zeer goed te zyn
geïnstuóeerd (al mocht men bij de a
cappella-deelen vooral het thans talrijke
heerenkoor de stemeul tl veer ing niet- uit
het oog verliezen), zoo kwam zyn kun
nen eerst in "t rechte licht te staan,
behalve ln 't wUnkoor, bovenal in het
slotdeel. George Robert behoefde zich
niet te bepalen tot het byeenhouden
van de muzikale lyn. hy kon ook op 't
geheel een stempel drukken dat getuig
de van indlvldueele en zeer gemotiveer
de opvatting. Het viel ons al aanstonds
op in de pittig gespeelde ouverture en
wy hadden voorts gelegenheid te over
om te constateeren hoe het orkest der
H. O. V.. uitnemend op de klassieken
ingesteld den dirigent een willig middel
was tot weergave zyncr intenties.
G. J. KALT.
JACOB VAN LENNEP.
FEESTAVOND IN „MODERN".
Tummers beweert dat hy niets om
critlek geeft, maar wy zyn toch zoo \Ty
om hem een compliment te maken voor
zyn prestaties. Hy zal niet zoo onver
schillig zyn, of hy heeft op het punt der
critiek nog wel een zwakke plek in z'n
harnas; zooals iedere sterveling. Nu
dan: hy is een buitengewone droog-ko
miek, en hy heeft er slag van om zyn
verdichtsels en gedichten by den vleu
gel (vlegel zooals hy zegt) voor te dra
gen. Dat flegmatieke In z'n houding en
cLe charmante minachting voor z'n
publiek, gaan hem werkelijk goed af.
Trouwens in het levenslied van dien sen-
timenteelen grijsaard en dien sentimen
teel en hond, toonde hy dat hy met so
berheid buitengewoon gevoelige dingen
kan zingen. Hoe licht had deze tragedie
uit zyn koraischen mond niet be-
lachdyk kunnen klinken! Maar neen
hoor. Het was werkelijk mooi zoo! En
tiet zoo naar sentimenteel, als zoovele
levensliederen der kleinkunst. Trouwens,
al zyn collega's waren wonderwel op
dreef. Novel, de clown, dien wij vroeger
al prezen, en die zich cok in zijn Vlaam-
sche metamorphose vertoonde, deed
voor hem niet onder, wat is deze
Novel muzikaalzyn gegochel met
de bellen en die andere gestemde
cylinders en bulzen is bepaald voor
tref feiyk. En die mimiek! Zag Je
wenkbrauwen ooit zoo geestig over een
witten clownskon zweven? Want, waar-
lyk, dat doen zy. Zij zitten los. zij zak
ken, zij'stygen. zy ziin als sieriyke ac-
coladetjes, waaronder een komiek pru:.
menmondje fladdert" Ja, inderdaad
dat doet het, fladderen. En z'n
„flultszje" zoo als hij het noemt is
onbetaalbaar. Ook Renatl was op
z'n best. Hy heeft er goed aan ge
daan zyn guitaar weer eens voor den
dag te halen. Renatl die. als hii spreekt
net doet alsof hii ziin woorden rauw
verslindt, instede van ze kalmpjes naar
buiten toe te brengen zong min of meei
cynische levensliedjes en ook wel zee:
luchthartige wijsjes met een makkelijk
refrein die buitengewoon insloegen
Toch moet men hem eens zeggen,
dat 'ie wat minder „verbeten" z'n
Hollandsch moet spreken. Want zijr.
prestaties en liedjes ziin *e goed dan
dat zy door dit euveltje geschaad zou
den behoeven te worden. Nederland rit
toch al dun in zyn goede cabaret tiers,
laten de weinige goede die wii hebben,
rich dan ook op hun best voordeen.
En dan de beide dames die dien avond
optraden. Was mej. Clifford niet een
lieftallige soubrette. Juist wat je ook
noodig hebt op een gezelligen intie-
men avond als deze? Een rustige
fyne noot ln het bonte spektakel van
het feest, waarop Ellen Eugen
zich trouwens ook Ifciitcngewoon goed
thuis gevoelde Werkelijk geraffineerd
en zeer artistiek waren de toiletten
of liever gezegd, de toiletjes die deze
jongedame ten toon spreidde. De roode
pruik met de zwarte fragmentarische
bekleodselen waren een origineele com
binatie, die met zwier gedragen werd.
Maar Ellen Eugen danste, dat is waar
ook. En zll danste goed.
Het pluimpje dat allen eindeiyk van
den hoer van Maris kregen en dat ge
deeld moest worden, natuuryk met
Tom's band en de directie van Modem,
was wel verdiend.
Na afloop werd gedanst. Het feest
slaagde uitnemend. Niet ln 't minst dhnk
zy de goede zorgen van het bestuur van
..Jacob van Lennep".
KON. LETTERL. VER. „J. J. CREMER*
De rolvcrdeeling van „Een Zomerzot
heid", het door Dom. de Gruyter naar
het boek van Cissy van Marxveldt be
werkte biyspel, waarvan „Cremcr" de
première zal geven op Dinsdag 13 No
vember in den Stadsschouwburg, is als
volgt: Robbert Padt van Heyendaa! E.
F. v. Rossum du Chattel; Gerrit Jan
Loots H. Bakker; Frits ReepeLng Th,
Bos: Paul Defèze Th. v. Haaren; Jef v.
Doorn C. J. Crombouw; Erica Wende-
laar, alias „Pit", Jaenne de Groot; Ella
Heuveling Jenny Raasveldt; Dot Ver
meer. Cor Visser; Lenie Marees. Mies
Grooteboer; Mia van Langen. Annie de
Lugt; Tante Mélie Mevr. M. S. Lucas
de Lugt.
Cissy van Marxveldt zal eveneens als
Dom de Gruyter, deze voorstelling by.
wonen.
Na afloop der voorstelling is cr voor
de Cremer-lcden gelegenheid tot dan
sen in Concertgebouw Modern. Ook voor
alle nog komende voorstellingen van
Cremer is ..Modem"" voor Cremer ge
reserveerd teneinde de danslustlgen in
de gelegenheid te stellen na iedere
voorstelling nog een dansje na te ma
ken,
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 cent* per regeL
De Geschiedenis van
Lois Reddle
Naar het Engelsch van
EDGAR VALLACE.
58)
,.Ik herhaal mijn aanbod- Ik zou u
aanraden goed na te denken, alvorens
uw eenige kans tot veiligheid te verspe
len."
„Luister eens, Leonoraviel anes-
ney Pr aye in.
„Zwijg. Ik heb vanavond een vriend
gevonden een vriend, diien ik vertrou
wen kan. Dat zijt gij niet, Ohesney. De
doctor heeft my a! het voorgevallene
medegedeeld. Je dacht achter myn rug
je eigen plannen te kunnen volvoeren en
mij voor te zyn. Vanavond zul je doen
hetgten je geztgd wordt. En gij. me
vrouw neemt gy myn aanbod aan?"
„Neen", klonk het uit den mond van
mevrouw Pinder.
Lady Moron keerde zich tot den doc
tor met zyn vuurrood, verhit gezicht. Hij
krikte ten antwoord.
..Maar, mevrouw Pinder", zeide hy, in
vriendelijke houding en op minzamen
toon. c? haar toetredende. „waarom
wilt gy niet naar rede luisteren? Doe
hetgeen haar Ladyschap u voorgesteld
heeft."
,Jk wil niet
Thans stond hy vlak naast haar. Eens
klaps schoot rijn hand uit en smoorde
den kreet die uit haar keel opsteeg, zy
worstelde als een wanhopige, als een
krankzinnige, doch aan die meedoogen-
looze handen bestond geen ontkomen.
Chesney Praye deed een halven stap
voorwaarts, doch de arm van Lady Mo
ron versperde hem den weg.
Toen werden zy gestoord. Een woest
uitziend man, van top tot teen met
stof bedekt, voor iedereen onherken
baar, sprong van de galerij naar bene
den en trok den doctor by de schouders
achterwaarts. Toen Tappatt achterover
wankelde en zyn slachtoffer moest los
lat-en, deed Selwyn een sprong naar het
lange, roode schelkoord, dat van een van
de wanden afhing, en trok er aan. Hoog
in de lucht werd 'n dof geklepper verno
men. Hy bleef de klok luiden.
.Dwaas! Krankzinnige! Wat doet
ge?"
Zijn moeder stortte rich op hem. doch
hy wierp haar van zich af Toen hield
hy met luiden op.
„De alarmklok is geluid Iedereen
in huis en het halve dorp zal binnen
een minuut- hier zyn. En hetgeen ik
thans te zeggen heb, wil ik niet zeggen
in het bijzijn van al die anderen." Hy
wees mot een beschuldigenden vinger
naar zyn moeder. „Gy houdt my voor
krankzinnig, en misschien hebt gy ge
lijk. Doch een misdadige krankzinnige
ben ik niet en ik zal u en uw vervloek
ten vriend aan het gerecht overleve
ren!"
„Breng hem vlug weg!" gilde de gravin,
toen het- snel geloop van voeten over de
gang hoorbaar werd „Ik &n verklaren
dat het bij ongeluk was."
„Raak hem niet aan!"
Een meisje, byna even verfomfaaid
als de hy-gende Selwyn, had, over de
balustrade van de galerij gebogen, deze
woorden geschreeuwd.
„Gy moogt hen wysmaken hetgeen gy
wilt, doch zy zullen geen enkel van uw
woorden gelooven, nadat zij my aange
hoord hebben!"
In dat oogenblik werd de deur open
ges tooten en een half aangekleed man
trad binnen. Zoodra hy het schouwspel
gezien had bleef hy stokstijf en met
open mond staan. Byna haast onmid
dellijk daarna werd de deuropening ge
vuld door zich in haast aangekleed heb
bende mannen en vrouwen.
„Is er iets aan de hand, mevrouw?"
„Niets", zeide zy streng, en wees naar
de deur. „Wacht allen buiten."
zy keek omhoog naar het meisje op
de galery.
„Gy zoudt verstandig doen, geloof ik,
met myn zoon zyn voornemens uit het
hoofd te praten." zy sprak met dezelfde
ijskoude, bedaarde stem, die Selwyn zoo
goed kende. ..De zaak kan morgen in
orde gebracht worden. Selwyn, ga naar
je vriendin terug en neem deze dame
met je mede."
Mevrouw Pinder had op een stoel
plaats genomen, waarop zy stuiptrek
kend zat te rillen, toen Selwyn zyn best
deed haar te troosten. Bij de woorden
van Lady Moron was zij opgestaan, en
met den arm van den man rond haar
middel, schreed rij door ce menschen
op de gang, en weidra had Lizzy rich by
hen gevoegd.
HOOFDSTUK XXXVI.
Leonora, Gravin van Moron, liep met
de handen op haar rug in haaT ruime
kleedkamer heen en weer, een kalme,
berekenende vrouw, want zy liet rich
nooit lang door haar aandoeningen be-
heerschen. Chesney Praye en de doctor
hadden de muziekzaal verlaten, en door
de vensters, die het uitricht op de stee-
nen portiek aan de voorrijde van het
huis verleenden, had zy. weinige minu
ten geleden, den auto zien wegrijden,
die Mary Pinder haar geluk en haar vrij-
heid tegemoet voerde.
Lady Moron voelde geen wrok jegens
iemand, behalve jegens dien zwakkeling
van een zoon, dien zy van af zyn ge
boorte gehaat had. Nóg bestond er eeni
ge hcop dat. het rad der fortuin, als
door een wonder, te haren gunste zou
koeren. Al hetgeen waarvoor zij gewerkt
had. alles wat zij gewonnc:- had, was
verloren. Het was de ure des herstels en
des oordeels, doch voor haar nog niet de
ure der boete.
Zij opende een klein, in den muur
aangebracht kastje, dat door een zilve
ren barometer verborgen werd, nam er
een klein kistje uit, en schudde een
gevouwen stuk papier en een sleutel op
de tafel. Deze beide voorwerpen stak zy
in Haar taschje. Van achter uit het
kastje nam zy een klein automatisch
pistool, en. na zich te hebben overtuigd
dat hei geladen a-as. zette zy de haan tn
de rust. Ook het wapen deed zy in haar
taschje. Vervolgens trok zij aan de schel,
doch er verliep gennmen tyd alvorens
haar verschrikte kamenier verscheen.
„Zeg Henry dat de Rolls binnen tien
minuten moet voorrijden." zeide zy. en
zoodra die tydruimte verloopen was.
sloeg zy haar mantel om de schouders,
om daarna haar gereedst-aanden wa
gen te bestygen, tegelykertyd haar aan-
wyziging gevend: „Charlotte Streot",
zeide zy en noemde tevens het num
mer
Zy ging in gedachten de gebeurte
nissen na. en beproefde de zwakke plek.
die in haar voornemens bestaan moest
hebben, te ontdekken De een of andere
kracht had haar tegengewerkt. Dom
was het werktuig van deze. doch achter
hem had een macht gestaan, zonder dat
zy kon gissen welke.
De auto tufte door de verlaten stra
ten van Reading langs den langen weg
naar Maidenhead. Haar vraagstuk was
nog steeds niet opgelost. Wie stond
adhter Dom? Voor hem %evoeldc zy
een soort van bewondering. Van af het
eerste oogenblik waarin hy zich met
de zaak bemoeid had, had zy geweten,
dat de kleine mannen, die zoo groot
schenen. Chesney Praye en de doctor
geen knip voor den neus waard waren.
Onhoorbaar kwam de auto voor het
door Lois Reddle bewoonde huis tot stil
stand. Zy keek omhoog naar de ver
lichte vensters en schepte eenigszius
vermaak in den toestand. Selwyn zou
daarboven zyn, rich wentelende in den
bijval van het burgeriyk element. Zelfs
haar bittere gevoelens jegens hem wa
ren tijdens haar rit afgestompt. Dit zou
de laatste worp zijn.
De oude Mackenzie, die naar het keu
kentje van Lizzy onderweg was ten ein
de meer koffie te zetten, hoorde het
kloppen, en riep Lizzy toe:
•Er is iemand aan de voordeur, juf
frouw: wilt gy even voor my open
doen?"
Een volkomen veranderde Lizzy, van
stof ontdaan en gekapt, vloog by twee
treden tegeiyk de trap af en trok d*
deur open. Aanvankeiyk herkende zy de
vrouw niet, doch ten laatste zeide zU:
„Gy kunt hier niet binnenkomen,
mevrouw".
,Jk wensch juffrouw Reddle te spre
ken", zeide de gravin. „Stel u niet zoo
belacheiyk aan. als 't u blieft!"
zy oefende nog steeds een overwel
digenden Indruk op Lizzy uit, cn ter
zijde gaande, volgde deze de statige ge
daante langzaam naar boven.
De deur van de kamer van Mackenzie
stond open. en toen zy de kamer bin
nentrad. ontstond er in het gezelschap
een plotselinge stilte, zy keek van het
eene aangezicht naar het andere en
lachte. Doch deze glimlach verdween,
zoodra haar oogen waren blijven nss:*n
op den man. die aan de eenvoudige ta
fel by het raam gezeten was.
..Mijnheer Shaddles!" stamelde zy
verschrikt.
Hy bewoog het hoofd.
„Gy waart het dus? Ik had het kun
nen gissen."
„Ja, mevrouw. 2: was beti Myn fa
milie is eeuwen lang rech's.-.undig raads
man van het geslacht Miron geweest,
en het lag voor de har.d dat ik de belan
gen der Morons niet uit het oog zou ver
liezen."
*€Tot volgt.)