HAARLEM'S DAGBLAD TWEEDE KAMER. H. D. VERTELLINGF-N V/i cent ANSWERS ANSWERS FEUILLETON Anthony Marston Dolende Ridder WOENSDAG 14 NOV. 1928DERDE BLAD 13 November. De algemeene beschouwingen over de Ryksbegroo- ting. De vierde dag. Het woord wordt gevoerd door de heeren Veraart, Van Rappard, Kersten, Bulten, Kortenhorst, Jan ter Laan, Schouten en Langman. Morgen antwoordt de minister-president. De vierde dag der beschouwingen in (het algemeen bracht de restjes wan neer" we zonder waardevermindering van de redevoeringen der gis teren gesproken hebbende leden, deze zoo mogen noemen de restjes van het sprekerslijstje. Vandaag was niet de heer Buys de Beerenibrouck president. Zijn zetel in officieele tenmen wordt de voorzitter tot stoffeerdersfunctie geroepen: de presi dent zoo heet 't dan „bekleedt" den voorzittersstoel zijn zetel werd inge nomen door den heer Schaper. Tweede voorzitter is Dr. de Visser, maar daar deze aan het algemeen debat had deel genomen en dus bij de replieken nog tot mode-oordeelen geroepen zou kunnen worden, werd de derde voorzitter, de heer Schaper, tot het presidium verhe ven. De heer Schaper begon zijn verant woordelijk werk, dat hij op buitenge woon welwillende en vriendelijke wijze vervulde met namens de Kamer zijn beste wenschen uit te spreken voor het herstel van den Kamerpresident. Daarna „de restjes". Het eerste kwaim aan het woord de R.K. afgevaardigde Veraart. Men weet, dat deze volksvertegenwoordiger oor spronkelijk tot de groep der Michaëlis- ien behoorde en nam dan ook t.a.v. van wat er na de verkiezingen van 1929 in politiek opzicht gebeuren moet een standpunt in, dat afweek en bedui dend afweek van wat Mgr. Nolens had opgemerkt bij de algemeene be schouwingen. Ook Prof. Veraart sprak over de nood zakelijkheid van eerherstel van het par lementaire stelsel. Maar hij betoogde, dat handhaving van dit stelsel op an dere wijze moet worden gezocht dan door coalities, want de tijd der coali ties achtte hij vooiibij te zijn. Hij wilde niet vasthouden aan de oude meerder heidsvorming en zag de eenige mo gelijkheid in een parlementair program ministerie. Prof. Veraart betoogde, dat het R.K. program hetwelk slechts spreekt van een coalitie-voorkeur een programminisberie niet uitsluit. Toen Prof. Veraart opmerkte, dat de R. K. niet tegemoetgekomen waren aan de A. R. en C. H., zeide hijhet gezant schap bij den Paus is geen R.K. program punt. „Waarom" zoo interrumpeerde men „zyn dan de 4 R. K. ministers uit het kabinet-Colijn getreden?" „Dat heeft ook mij verwonderd" antwoordde de heer Veraart. Prof. Veraart betoogde dan, dat een program-kabinet wel degelijk een begin sel-ministerie zou kunnen zijn: „liggen aan het sociaal program der R. K. partij niet groote beginselen ten grondslag?" zoo vroeg hij. Welnu, Prof. Veraart wenschte een kabinet met een bepaald program, waarbij de Kamer veel meer invloed op het Staatsbestel zou moeten hebben dan thans het geval is. Een ka binet, dat elke groep haar steam zou kunnen geven, al naar de instemming, die er bij die groep zou zijn voor de be paalde wetten, welke de regeeering zou voorstéllen. De tweede spreker was de heer van Rappard Deze sloot zich niet aan bij den heer Lovink voor wat aangaat zijn meening over den treurigen toestand van d :n tuinbouw, maar wel wat aangaat diens meening over den toestand in den Landbouw. „De Landbouw is een pa tiënt, die hoog nood'ig versterkende mid delen behoeft". Deze versterkende mid del-en zag heer van Rappard in een niet beknibbelen op de uitgaven voor den Landbouw, een goed geoutilleerde directie van den Landbouw, het samen roepen van een internationale conferen tie tot bestudeering van het mond- en klauwzeer, het steunen van wetenschap pelijke voorlichting <jn -instituten. Ook de heer Kersten deed zich hooren. Deze afgevaar digde ontwikkel de het program van zijn partij, die zooals onze lezers weten vooral uit Zee land gerecruteerd Wordt. Welnu. Ds. Kersten stelde zich teweer tegen „ongeloof en bij geloof", tegen de R. K. en de revo- De heer Droog- leever Fortuyn be gon met op te merken, dat de Volkenbond zich in weinig levendigheid van resultaten verheugt, noch daarin uitmunt op het oogenblik. Wel zag de heer Fortuyn het Kel- logg-pact als een hieuw bewijs van de goede rich ting. waarin zich het wereld vrede- Mr. D R O O GLEEVER vraagstuk bewoog. FORTUYN. Ook had hij veel waardeering voor het optreden van minister Beelaerts te Genève, al waarschuwde hij die be- teekenis niet te groot voor te stellen, zooals wél eens gebeurt door Nederland- sche dagblad-correspondenten te Ge nève. De heer Droogleever Fortuyn pleitte dan voor een werkelijk uitvoeren van wat de commissie voor het internatio naal Privaatrecht in conclusies tot stand brengt. Vooral pleitte hij voor een internationale regeling van den kosteloozen rechtsbijstand. Daarin later gevolgd door de heeren Fleskens en Vliegen, vroeg de heer Droogleever Fortuyn nu eens haast te maken met het regelen der schade, die Nederlanders tijdens den oorlog heb ben geleden door daden van belligerente mogendheden te land en te water. Waar om zoo werd gevraagd komt men niet tot een scheidsgerecht? De Rottercamsche burgemeester ein digde met te vragen de grensregeling tot stand te brengen tusschen Suri name en Engelsch Guyana. De communist over hem zijn we heel kort noemde den Volkenbond „zwendel" en den minister den zanger van het Volkenbondslied: „Houdt er den moed maar in". Hulde kon de heer de Visser den minister allerminst bren gen. De Volkenbond immers was z.i. alleen de concentratie van de Imperia listische wereldmacht, een macht, met een anti-proletarische bedoeling, het er onder brengen nl. van de Sovjet-re geering, die beter dan andere landen, tot daadwerkelijke ontwapening wilde komen. De heeren Fleskens en Schokking dron gen aan op een heel spoedige reorgani satie van den buitenlandschen econo- mischen voorlichtingsdienst. Zonder in te gaan op de Belgische kwestie sprak 3 heer Fleskens er zijn verwachting over uit, dat er spoedig een bevredi gende oplossing zal komen van de Bel gische kwestie. Mevr. Bakker-Nort pleitte bij den mi nister voor een internationale regeling, waardoor het mogelijk is, dat de ge huwde vrouw haar eigen nationaliteit behoudt. De heer Vliegen wilde de resultaten en den goeden invloed van wat er te Genève gebeurt in allerlei conferenties niet onderschatten, maar een organisa- die van den duurzamen vrede is de Volkenbond missen wilde hij hem niet nog niet gevonden. Hy hoopte heel veel goeds ook voor de eerst komende ontwapeningsconferentie van een overwinning der Engelsche La- bourparty by de komende Engelsche verkiezingen. De heer Vliegen sprak ook over de Belgische kwestie, ook hy hoopte, dat spoedig tot een overeenstemming zou gekomen kunnen worden, die beide lan den bevredigt, omdat beide landen el kaar noodig hebben. Uitvoeriger was de heer Knottenbelt. Deze liberale afge- De lieer Langman zette uiteen, dat i vaardigde was blijkbaar bevreesd voor Ds. Lingbeek d'e verhouding tusschen j een verkeerden gang der onderhandelin- kerk en volk scheef ziet, evenals die j gen. want hij vroeg den minister instan- tusschen overheid en kerk. Ieder van telyk zelf de onderhandelingen in beide heeft te werken op eigen terrein. handen te houden en niet teveel over En hij hield den heer Lingbeek voor te laten aan de Waterstaatsambtenaren. lutle. Ook de medezeggenschap noemde hy een revolutionnairen maatregel. Tegen ongeloof en bijgeloof. Niet de antithese, die de coalitie stelde, noemde de heer Kersten de zijne, maar de anti these tusschen geloof en ongeloof. Het was daarom dat hij van de regeering eischt handhaving van art. 36 der Geref. geloofsbelijdenis: dus uitroeiing van alle afgoderij en het te gronde richten van het Rijk van den anti-christ. Hij nam het de A. R. partij kwalijk, dat deze art. 36 had geschrapt uit haar belijdenis. De heer Kersten ging uitvoerig na de staatsleer van Dathenus, om duidelyk te maken, dat zyne partij de ware volgers zyn van Datheen. Hij keerde zich op dien grond tegen de R.K., die hij ver weet het evangelie te haten. Dat het in Protestantsch Nederland zoo achteruit ging, dat daar stoffelyke belangen gin gen overheerschen, noemde hij de vrucht der coalitie. Tegen de verzekering, voor de Zon dagsheiliging ging het slot van zijn be toog. Ten slotte hoorde de Kamer in door de spreektijdrantsoeneeringzeer beperk te redevoeringen, den heer Bulten over de salarisherziening hy wenschte het advies van het Georg. Overleg niet aan te tasten, maar de gehuwden nog iets ten goede doen komen den heer Kortenhorst die aandrong op een spcedig komen met ondertoandelings- tarieven op den grondslag van weder - keerigheid den heer J. ter Laan die niet de minister, maar de partyen verantwoordelijk stelde voor dé maat regelen die in sociaal-, in belasting- en salaris-opzicht zijn genomen en den heer Schouten die enkele financieele opmerkingen maakte van ondergeschikt belang. De vergadering eindigde met pole miek. De heer Schouten keerde zich tegen den heer Kersten bovenal, de heer Langman tegen den heer Lingbeek voornamelijk. De a.-r. woordvoerder betoogde dat de a.r.-groep, al moge zij dan Datheen niet aanhangen, wel de beginselen van Prins Willem den Eersten aanhangt: n.l. de vryheid van geweten, dat be- teekent: vryheid van geloofsprediking. Fn tegen den heer Lingbeek, die had verteld, dat de recht&che groepen louter en alleen om de macht het regeerkasteel hadden veroverd, riep hy uit, dat dit laster was. Een woord, hetwelk presi dent Schaper niet toeliet en natuurlijk niet toe laten kon. De heer Schouten moest het woord vervangen en toen kregen we deze hoogmogende omschrij ving van laster: nadat de heer Ling beek de historie onjuist had gereeen- strueerd, heeft hij een reconstructie gegeven van den huldigen toestand, die niet m?t de feiten overeenkomt, maar alleen berust op de fantasie van den heer Lingbeek. Hoe hoogmogend deze definitie ook was de instemming van veel juristen zal zij wél niet hebben gehad. Bij middernacht kwam de minister aan het woord. Kort was hy. Een goede eigenschap! Kort, over den Volkenbond. Waarvan hy alleen zeide. de hoop niet te verliezen en dezelfde houding aan de Kamer aan beval. Immers de Volkenbond heeft zyn onmisbaarheid bewezen. De dingen, die goed gaan, gaan gewoonlijk langzaam. een eigen uiting, waarin deze sprak van de groote moeilijkheden, die er zijn om de beginselen in het staatsleven te doen doorwerken. Morgen is by den aanvang der ver gadering de minister-president aan het woord. Hü stelt zich voor te spre ken over de positie van het Kabinet, over het beleid van het Kabinet, over de financiën, om dan te eindigen met een toepassing: de minister-pre sident is opgegroeid in een pastorie. Avondvergadering. Buiten- landsche Zaken. Volkenbond, België en onderscheidene deside rata. Vanavond presideerde Dr. de Visser de Kamer. Bij de behandeling der begrooting voor Buitenlandsche Zaken. Wij volgen, hier en daar samenvat tend, de sprekers op den voet: het was een avond van allerlei kleinigheden Ook de Volkenbond bracht ditmaal geen groote lynen. Het debat werd geopend door den Rotterdamschen burgemeester Mr. Droogleever Fortuyn. die thans verschillende kwesties „bestu- deeren". En hij drukte den minister op het hart deze onderhandelingen te doen blijven binnen de grenzen van het trac- taat van 1839, wat het Kamervotum wel duidelyk heeft gemaakt. Nadat nog de heer Cramer van de regeering een meer krachtiger houding had gevraagd by de Opium-bestryaing. sprak de heer Schokking over den Vol kenbond. waarover hü geen pessimis tische klanken liet hooren. Hij geloof de aan groei en waarde. Vooral door de economische conferenties. En huldigde dén minister om zyn aanvatten van de kwesties der minderheden, een der ne teligste vraagstukken die er zijn, een der ellendigste erfstukken van een we reldoorlog. Ook de heer Kortenhorst huldigde de resultaten van de economische conferen ties te Genève. Voorts sprak hij ook nu weer voor dubbele tarieven by het afslui ten van handelstractaten. De heer Marchant ondersteunde de vraag van Mevr. BakkerNort en ging in ten vervolge op het debat van ver leden jaar op het verband tusschen volkenbond en ontwapening. Hij betoog de. dat men geen oorlogsrecht zal kun nen scheppen, nu het Kellogg-pact den oorlog als misdaad bestempelt. DE MINISTER VAN BUITEN LANDSCHE ZAKEN De minister gaf Mevr. Bakker—Nort weinig verwachtingen over de nationali teit der gehuwde vrouw. Een interna tionale regeling verwachtte de minister niet, omdat voorloopïg op het gebied der nationaliteit de wetgevingen der ver schillende landen teveel uiteenloopen. Op de vragen der oorlogsschade, over de grensregeling met Suriname, over de onderhandelingen met China en met België antwoordde de minister niets: al deze vragen zijn onderwerp van onder handelingen. die in gang zijn en waar over de minister dus publiekelijk niets zeide. Wel zeide hy over de onderhan delingen met België, dat de leiding bij hem blijft. Ook over den economischen voorlich tingsdienst, nu deze zaak in voorberei ding is, merkte de minister niets op, dat beteekenis had. Zooals geheel des le- windmans rede weinig inhoud had maar wat er van uit de Kamer werd op gemerkt, leed aan hetzelfde euvel. De minister verdedigde den heer van Wettum die van ganscher harte de opium bestrijden wil, maar ook rekenen wilde met de practyk der dingen. INTIMUS. The popular Home Journal of Great m>mmmm Britain - The Journal thatells how Britishers Live thi nk work and play Splendid Stories Bright Articles NED. VEREENT GING VAN HUISVROUWEN. Het programma van deze maand. Voor de afdeeilng Haarlem der Ne- derlandsche Vereeniglng van Huis vrouwen zal Donderdagavond 15 No vember, 8 uur in den Schouwburg Jansweg mevrouw Rodie Medenbach uit Den Haag een voordrachtavond houden. Het zangkoor der afdeeling verleent zyn medewerking. Dirigente is mevrouw Van Ees—Ligt hart. Het zal het programma openen met „Wenn Zwei sich gut sind", van Nelly van Snelrewaard Boudewyn. Daarna declameert mevrouw Medenbach verzen uit ,-Die dienende Maagd", van Margot Vos. Het Verbetemishuis. van Felix Timmermans en Twee Kinderliedjes, door D. G. Spitzen. Ten slotte een fragment uit Flierefluiter's Oponthoud. Het koor wisselt die declamatie af met Lentezang van Robert Schumann. Vrijdag 23 November half dTie houdt mevrouw H. G. Dingemans—Numans, de bekende Haarlemsche teekenares en schilderes een causerie over etskunst, in het Remonstrantenhuis, Wilhelznina- straat 22. Zaterdag 24 en Zondag 25 November en den aaaraanvolgenden Za terdag en Zondag, is er een tentoon stelling van etsen Aan wijlen haar echtgenoot Waalko J. Dingemans in hetzelfde gebouw. Ten slotte vermeldt liet rijk voorziene programma van deze maand een lezing van den heer Ter Gast uit Breda over Suiker-industrie, in de zaal van Zang en Vriendschap, op Donderdag 29 No vember, des middags half drie, met film. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.} Svensson's Kachel door HASSE ZETTERSTRÖM. Myn tante, mevrouw Svensson. had een kachel opgespoord ik zal niet vertellen hoe. dat zou te ver voeren. Het was een transportabele anthraciet- kachel en natuurlijk was het onmoge lijk, haar aan het branden te krijgen. Zij hadden t den geheelen vorigen win ter geprobeerd, maar de energieke tus- schenkomst van den huiseigenaar had alle verdere experimenten verhinderd. De pleisterkalk viel namelijk van het huis af. Op een dag werd de kachel door drie kruiers de trap op gedragen, die ver klaarden, dat zij de laatste week de ver huizingen van 14 gezinnen hadden be werkstelligd. maar zoo iets was in hun praktijk nog nooit voorgekomen. De kachel werd in de huiskamer op gesteld en wy vermeden over haar te spreken. Wanneer wij er toevallig eens naar keken, lachten wy plotseling: Ha! ha! ha! en begonnen over iets anders t<? praten. Zy zag er uit als een ronde buis, en hadden de kruiers haar niet aan de schoorsteen vastgebonden, dan ben ik er van overtuigd, dat zy ons zou hebben overvallen. Vervolgens werd het koud. zoo koud. dat ik beleefd vroeg, of de briketten dit jaar byzonder duur waren. „Wy zullen den anthracietkachel aanmaken", zeide tante, „die verwarmt vyf kamers en de keuken ook. Wy zul len morgen beginnen." „Hoe laat?" zeide ik. om te weten te komen, wanneer ik mij ongeveer in een ander deel van de stad zou moeten be vinden. „Nu. wy beginnen vroeg in den mor gen, als Fransje is ingeslapen." Fransje, de kleine engel, is den ge heelen nacht wakker en slaapt overdag. Dat weet de heele buurt. Des morgens kwam tante binnen en zeide: „Luister eens. Hasse. wil je me een beetje met den kachel helpen? Die heelt zoo haar grillen." Ik hielp tante. Eerst dronk ik een cognac. Ik dronk nog een cognac. Toen bekeek ik de kachel, ging terug nam nog een cognac. Ik besloot, de constructie van de kachel te weten komen (haar te obduceeren, zooals men zegt.) Ik ontdekte, dat zij aan den boven kant een deksel had; daar ik echter niet begreep, waarvoor die gebruikt moest worden, nam ik hem er af verstopte hem op een plaats, wetf* ik hem later niet meer kon vinden. Nadat ik had geconstateerd, dat er beneden een klep en aan den voorkant een handvat was. zond ik tante het huis rond, om een doos lucifers te leenen, en ik verzocht haar verder, mij met het beest alleen te laten. Ik maakte alle ramen open en voelde, dat ik een longontsteking zou krijgen. Daarom maakte ik ze weer dicht en ging op myn teenen naar de kachel. Zij bemerkte mij en schéén aanvankelijk heel vxiendelyk. Ik streek een lucifer aan. ZU brandde. Ik legde de lucifer in de kachel. Zy ging uit. „Aha", zeide ik tot my zelf, alsof ik my over iets verheugde. Vervolgens ging ik naar de keuken, haalde een Liter petroleum en goot die in de kachel. Er stroomde ongeveer 1 deciliter op den grond, maar daar dacht ik verder niet aan. Daarentegen ging ik heen en nam nog een vierde het was Svensson's cognac en dacht er ingespannen-over na. hoe ik de petroleum kon aansteken, zonder zelf vlam te vatten. Ik bond een lang touw om een bran dend lampje en terwijl ik op een stoel bjj het- raam stond, wierp ik het licht met gesloten oogen In de richting van de kachel. Het trof den spiegel aan den overkant en spiegels kan men niet met gummi arabicum repareeren. Ik begon een nieuwe tactiek. Ik wierp brandende lucifers. Ik wierp twee en veertig (42) stuks. Ze doofden alle. Ik wist niet. wat ik zou beginnen. Ik wrong de handen en nam nog een cognac. (Svensson's cognac is niet goed). Plotseling kwam tante binnen en vroeg, hoe het ging. Ik antwoordde: „Dank u. zeer goed!" er. ik verzocht haar, my een lange lucifer te brengen, die aan één eind brandde. zy begreep niet, wat ik bedoelde, maar zij ging naar de keuken om er een te halen. Ik verzocht liaar. die in de kachel te leggen en dan te verdwyncn. met de tram weg te rijden of iets anders te doen. alleen niet in huis te blijven. zy was een moedige vrouw dat moest zy zijn om met haar man ge trouwd te zyn zij ging langzaam, bijna alsof zy pyn leed, heen en legde het brandende hout je in de kachel. Toen sprong zy achteruit, wy wacht ten twintig minuten. Niemand sprak een woord en wij haalden niet meer dan eens in de vyf minuten adem. Ten slotte, toen er niets gebeurde, zeide ik: „Neem me niet kwalijk tante, maar wat hebt U eigenlijk in ae petroleum- kan?" „Ach, God," zeide zij. „daar heb ik lauwwarm water in. daar baad ik de jon gen mee, de petroleum hebben wij In een flesch.'" Ik zei-zocht haar. uit te gaan, nam een cognac Svensson's cognac is niet goed en bedacht een nieuwen truc. Ik zocht alle oude kranten byeen, perste ze in de kachel, stak ze onderaan in brand en gooide er anthracict bovenop. Ik deed er een Hectoliter bovenop, trok mijn overjas aan, nam mijn sig3ren en kneep er uit. Des middag kwam ik terug. Het ge- heele huis was in opwinding. De sneeuw op de daken in de omgeving was gesmol ten. Een oude dame, die zeer dik was, wat bezig eenvoudig weg te transpi- rccrcn. De kachel brandde nog altiid en de walm vormde een zuil boven de boven ste opening. De deksel, het was my to taal onmogeiyk, my te herinneren, waar ik hem had gelegd! In verschillende groepen, om elkaar wederkeerig niet te verbranden zoo gloeiend waren wy nu allen stonden de huurders op de trap te debatteeren en zeiden, dat de tafels in de woon kamers van de volgende verdieping wa ren gebarsten en o-bcenen hadden ge kregen. De kachel brandde drie etmalen, nie mand kon haar blusschen, en des nachts sliepen wy by familie, vele straten ver der. Ten slotte ging de kachel vanzelf uit. Maar gloeien doet zy nog altijd en wij gelooven, dat wy tot Mei ongeveer een aangename warmte zullen hcbbeik Het is beter eens een keer grondig te stoken, dan er zich iedcren dag opnieuw mede te vermoeien. INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN 60 CU. PER REGEL. EGYPTIAN CIGARETTES Met 1 Coupon bij 10 Sigaretten 1?ortiers van hotels zijn charmant en attent. Bedenken voor PRINCE steeds een nieuw compliment. f Wordt otrvolgd) (Een verhaal uit den tyd van den Spaanschen Successie-Oorlog.) Naar het Engelsch van MORICE GERARD. 3) Maar na een korte pauze hoorden beiden het naderend getrappel van paardenhoeven en even later werden paarden en ruiters zichtbaar. Ze reden in een bedaard tempo: blijkbaar zonder eenigen haast; de beide mannen droe gen maskers van zwart fluweel. Dit was op zichzélf niet zoo iets heel ongewoons: menschen die erg op hun uiterlijk ge steld waren, droegen in dien tijd vaak maskers om hun gelaatskleur tegen den invloed van de zonnestralen te bescher men en ieder die om welken reden dan ook zijn incognito wenschte te bewaren zette er een op. Een van de beide mannen had een bij zonder slank, krachtig, rijzig figuur, voor zoover zyn masker en pruik toe lieten waarnemingen te doen scheen hy iemand van middelbaren leeftijd. Er was iets ondefinieerbaars aan hem dat wees op kracht, overwicht en autoriteit, maar dat toch niets onaangenaams aan zyn persoonlijkheid gaf. omdat dit do- mineerende volkomen by hem scheen te passen. De andere ruiter was minder groot; dikker en jonger. Hy was vier kant. breedgeschouderd en had een stie rennek. De kleinste van de twee draaide zich in het zadel om en keek achter zich toen" zij het. hoogste punt van de hel ling hadden bereikt. Hij scheen tevre den dat zy niet gevolgd waren nadat zij de rivier ware novergestoken. Mark stootte Marston tegen de elle boog en gaf hem een teeken om zyn blik van de beide ruiters naar de haag aan de andere zijde te -wenden. Anthony schrok. Ze waren niet de eenige die het twee tal bespiedden. Een paar brutale oogen, die hij maar al te goed kende, gemeene, geslepen oogen die te dicht by elkaar stonden, loerden door de haag! De „Spin" zocht de vliegen in zyn weg te vangen. Wekte hun tegenwoordigheid zyn achterdocht op? vroeg Anthony zich af, maar hij beantwoordde die vraag ter stond ontkennend. Het ingespannen kij ken van den man-aan-den-overkant gold zoo duidelyk de beide ruiters, dat Marston concludeerde dat de spion zt moest kennen. Zonder eenig vermoeden dat ze be spied werden, passeerden de ruiters den kam van den heuvel en waren spoedig uit het gezicht verdwenen. Direct daar op sloop de vreemdeling die door Mark Fagan bij gebrek aan een beteren naam. de „Spin" gedoopt was. heelemaal in elkaar gebogen over het vela, op den hoek waarvan hy had gestaan. De schooier schynt haast te heb ben, merkte Marston op. Hij wil het eerst bij de herberg zyn, verklaarde Fagan. Door dezen weg te gaan. snijdt hij een heelen hoek af. Hij draaide zich cm en keek zyn meester aan. Zag u wat hy aan had? Neen. Ik wel. Sir. Hij had de jas van den waard aan; ik zag twee koperen knoopen op zijn rug, toen hij voorover boog. Wat heeft dat te beteekenen? Dat zal ik u zeggen sir, antwoord de Fagan. Hij zal zich tegenover de twee vreemdelingen voordoen alsof hij de waard is. En de werkelijke herbergier? Dat zullen we gauw genoeg weten. Kom mee, sir: we hebben geen tijd te verliezen; ik héb een idee. Wél? Als we ons in dat verlaten zomer huis verbergen, kunnen we alles zien wat er gebeurt en zelf onzichtbaar blij ven. Maar hoe komen we daar? Er kwam weer de karakteristieke trek bij Fagan's ooghoekenk. Ik zal het u wijzen, sir. Ik heb mijn tijd goed besteed terwyl u afgezet werd door dien boef. Het is een oude gewoonte van mij. zooals u weet. om de gesteldheid van iedere plaats waar ik kom in mij op te nemen. Zonder verder iets te zeggen zette Fagan zich in beweging met een eigen- aardigen sluipenden snellen tred die aan een hond of een hert deed denken. On danks de grootere lengte van zyn bee- nen had Marston moeite om hem bij te houden. Ze staken den heuveltop over en daalden af in de vredige vallc' waar van de herberg het centrale punt was. Gezichtsdekking was er genoeg: Mark maakte er handig gébruik -ran. vlug overstekend van den eenen boom naar den anderen. Marston volgde buiten adem. Tenslotte kwamen zij aan een water dat tusschen hooge oevers doorstroom de. Zonder eenige aarzeling begon Mark het te doorwaden. De hooge rijlaarzen voorkwamen dat hy nat werd .ofschoon het water hem tot de knieën kwam. Buk laag. sir. Laat uw hoofd niet boven den oever uitkomen of u hebt groote kans dat u er een kogel in krijgt! Een minuut of vijf had Marston geen flauw idee in welke richting zij voort gingen. teen ontdekte hy weer waar hy was. Vlak boven hem was de groote plataan, die aan den achterkant van het zomerhuisje stond. Een tak hing over het water. Mark greep die en trok zich zelf op als een aap. Nu u, sir! zei hy en strekte de hand uit. Met behulp van dezen greep heesch Anthony zich naast zyn dienaar. ZU klommen verder van tak tot tak tot ze een uitstekenden richel van een venster vlak bij hen door het jonge loof van den boom zagen schemeren. In een seconde stond Mark er op. duwde het venster open en sprong naar binnen. Anthony volgde wat langzamer en toen hij bin nen was sloot hij het venster weer ach ter zich. Het zomerhuisje bestond uit een ver dieping: de verdieping, waar zy zich nu bevonden en die door een ladder ver binding had met de afdeeling gelijk vloers, die als bergplaats gebruikt werd. Ze liepen naar het venster aan den voorkant en keken voorzichtig naar bui ten. Het venster lag verscholen tusschen klimop en daardoor was de kans gering dat zij ontdekt werden. Fagan had ge lijk gehad. Het was een prachtige ob servatiepost vanwaar zij alles konden zien wat er gebeurde. De zon was nu achter den horizon verdwenen; een mist was bezig uit de vallei op te stijgen, maar voorloopig konden ze alles nog duidelyk onderscheiden. De vóór-ingang van C3 herberg, een portiek Jnet ban ken aan weerskanten, lag tegenover het zomerhuisje. Recht tegenover de beide mannen die zich daar verscholen hiel den, was het venster van een kamer op de eerste verdieping van de herberg. Het stond open. Ze konden de beide ruiters van zooeven neg steeds ge maskerd in de kamer zien staan, in gesprek met den man die hen van ach ter de haag beloerd had. Ze hielden hem blijkbaar voor den waard en gaven hem verschillende instructies. De paarden waren nergens te zien; ze waren waarschijnlijk in den stal onder dak gebracht. Er komt nog iemand anders, fluis terde Mark. Ze hoorden hoefgetrappel komen uit de tegenovergestelde richting; uit die vanwaar zy zelf dien ochtend waren ge komen. Die man heeft haast, constateer de Anthony. HU had de woorden nauweli'ks ge zegd of de nieuwe persoon verscheen al op het tooneel. Hij galoppeerde naar den ingang van de heiberg, hield zijn paard met een ruk in en was in een mo ment uit het zadel. Ook deze man droeg een masker: hij was mager zijn fi guur had zelfs iets jongensachtigs, iets onbeduidends; de manier echter waar op hy zijn hoofd opgericht hield, vorm de een tegenstelling met het wcinig-in- 't oog-vallende van de gestalte: er sprak kracht en zelf-bewustzijn uit. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 9