HAARLEM'S DAGBLAD
TWEEDE KAMER.
H. D. VERTELLINGF-N
V/i cent
ANSWERS
ANSWERS
FEUILLETON
Anthony Marston
Dolende Ridder
WOENSDAG 14 NOV. 1928DERDE BLAD
13 November.
De algemeene beschouwingen over de Ryksbegroo-
ting. De vierde dag. Het woord wordt gevoerd
door de heeren Veraart, Van Rappard, Kersten, Bulten,
Kortenhorst, Jan ter Laan, Schouten en Langman.
Morgen antwoordt de minister-president.
De vierde dag der beschouwingen in
(het algemeen bracht de restjes wan
neer" we zonder waardevermindering
van de redevoeringen der gis
teren gesproken hebbende leden, deze
zoo mogen noemen de restjes van het
sprekerslijstje.
Vandaag was niet de heer Buys de
Beerenibrouck president. Zijn zetel in
officieele tenmen wordt de voorzitter tot
stoffeerdersfunctie geroepen: de presi
dent zoo heet 't dan „bekleedt" den
voorzittersstoel zijn zetel werd inge
nomen door den heer Schaper. Tweede
voorzitter is Dr. de Visser, maar daar
deze aan het algemeen debat had deel
genomen en dus bij de replieken nog tot
mode-oordeelen geroepen zou kunnen
worden, werd de derde voorzitter, de
heer Schaper, tot het presidium verhe
ven.
De heer Schaper begon zijn verant
woordelijk werk, dat hij op buitenge
woon welwillende en vriendelijke wijze
vervulde met namens de Kamer zijn
beste wenschen uit te spreken voor het
herstel van den Kamerpresident.
Daarna „de restjes".
Het eerste kwaim aan het woord de
R.K. afgevaardigde Veraart. Men weet,
dat deze volksvertegenwoordiger oor
spronkelijk tot de groep der Michaëlis-
ien behoorde en nam dan ook t.a.v. van
wat er na de verkiezingen van 1929 in
politiek opzicht gebeuren moet een
standpunt in, dat afweek en bedui
dend afweek van wat Mgr. Nolens
had opgemerkt bij de algemeene be
schouwingen.
Ook Prof. Veraart sprak over de nood
zakelijkheid van eerherstel van het par
lementaire stelsel. Maar hij betoogde,
dat handhaving van dit stelsel op an
dere wijze moet worden gezocht dan
door coalities, want de tijd der coali
ties achtte hij vooiibij te zijn. Hij wilde
niet vasthouden aan de oude meerder
heidsvorming en zag de eenige mo
gelijkheid in een parlementair program
ministerie. Prof. Veraart betoogde, dat
het R.K. program hetwelk slechts
spreekt van een coalitie-voorkeur een
programminisberie niet uitsluit.
Toen Prof. Veraart opmerkte, dat de
R. K. niet tegemoetgekomen waren aan
de A. R. en C. H., zeide hijhet gezant
schap bij den Paus is geen R.K. program
punt.
„Waarom" zoo interrumpeerde men
„zyn dan de 4 R. K. ministers uit het
kabinet-Colijn getreden?" „Dat heeft
ook mij verwonderd" antwoordde de
heer Veraart.
Prof. Veraart betoogde dan, dat een
program-kabinet wel degelijk een begin
sel-ministerie zou kunnen zijn: „liggen
aan het sociaal program der R. K. partij
niet groote beginselen ten grondslag?"
zoo vroeg hij. Welnu, Prof. Veraart
wenschte een kabinet met een bepaald
program, waarbij de Kamer veel meer
invloed op het Staatsbestel zou moeten
hebben dan thans het geval is. Een ka
binet, dat elke groep haar steam zou
kunnen geven, al naar de instemming,
die er bij die groep zou zijn voor de be
paalde wetten, welke de regeeering zou
voorstéllen.
De tweede spreker was de heer van
Rappard Deze sloot zich niet aan bij
den heer Lovink voor wat aangaat zijn
meening over den treurigen toestand van
d :n tuinbouw, maar wel wat aangaat
diens meening over den toestand in den
Landbouw. „De Landbouw is een pa
tiënt, die hoog nood'ig versterkende mid
delen behoeft". Deze versterkende mid
del-en zag heer van Rappard in een
niet beknibbelen op de uitgaven voor
den Landbouw, een goed geoutilleerde
directie van den Landbouw, het samen
roepen van een internationale conferen
tie tot bestudeering van het mond- en
klauwzeer, het steunen van wetenschap
pelijke voorlichting <jn -instituten.
Ook de heer Kersten deed zich hooren.
Deze afgevaar
digde ontwikkel
de het program
van zijn partij,
die zooals onze
lezers weten
vooral uit Zee
land gerecruteerd
Wordt. Welnu. Ds.
Kersten stelde
zich teweer tegen
„ongeloof en bij
geloof", tegen de
R. K. en de revo-
De heer Droog-
leever Fortuyn be
gon met op te
merken, dat de
Volkenbond zich in
weinig levendigheid
van resultaten
verheugt, noch
daarin uitmunt op
het oogenblik. Wel
zag de heer
Fortuyn het Kel-
logg-pact als een
hieuw bewijs van
de goede rich
ting. waarin zich
het wereld vrede-
Mr. D R O O GLEEVER vraagstuk bewoog.
FORTUYN. Ook had hij veel
waardeering voor
het optreden van minister Beelaerts te
Genève, al waarschuwde hij die be-
teekenis niet te groot voor te stellen,
zooals wél eens gebeurt door Nederland-
sche dagblad-correspondenten te Ge
nève.
De heer Droogleever Fortuyn pleitte
dan voor een werkelijk uitvoeren van
wat de commissie voor het internatio
naal Privaatrecht in conclusies tot
stand brengt. Vooral pleitte hij voor
een internationale regeling van den
kosteloozen rechtsbijstand.
Daarin later gevolgd door de heeren
Fleskens en Vliegen, vroeg de heer
Droogleever Fortuyn nu eens haast te
maken met het regelen der schade, die
Nederlanders tijdens den oorlog heb
ben geleden door daden van belligerente
mogendheden te land en te water. Waar
om zoo werd gevraagd komt men
niet tot een scheidsgerecht?
De Rottercamsche burgemeester ein
digde met te vragen de grensregeling
tot stand te brengen tusschen Suri
name en Engelsch Guyana.
De communist over hem zijn we
heel kort noemde den Volkenbond
„zwendel" en den minister den zanger
van het Volkenbondslied: „Houdt er
den moed maar in". Hulde kon de heer
de Visser den minister allerminst bren
gen. De Volkenbond immers was z.i.
alleen de concentratie van de Imperia
listische wereldmacht, een macht, met
een anti-proletarische bedoeling, het
er onder brengen nl. van de Sovjet-re
geering, die beter dan andere landen,
tot daadwerkelijke ontwapening wilde
komen.
De heeren Fleskens en Schokking dron
gen aan op een heel spoedige reorgani
satie van den buitenlandschen econo-
mischen voorlichtingsdienst. Zonder in
te gaan op de Belgische kwestie sprak
3 heer Fleskens er zijn verwachting
over uit, dat er spoedig een bevredi
gende oplossing zal komen van de Bel
gische kwestie.
Mevr. Bakker-Nort pleitte bij den mi
nister voor een internationale regeling,
waardoor het mogelijk is, dat de ge
huwde vrouw haar eigen nationaliteit
behoudt.
De heer Vliegen wilde de resultaten
en den goeden invloed van wat er te
Genève gebeurt in allerlei conferenties
niet onderschatten, maar een organisa-
die van den duurzamen vrede is de
Volkenbond missen wilde hij hem
niet nog niet gevonden. Hy hoopte
heel veel goeds ook voor de eerst
komende ontwapeningsconferentie
van een overwinning der Engelsche La-
bourparty by de komende Engelsche
verkiezingen.
De heer Vliegen sprak ook over de
Belgische kwestie, ook hy hoopte, dat
spoedig tot een overeenstemming zou
gekomen kunnen worden, die beide lan
den bevredigt, omdat beide landen el
kaar noodig hebben. Uitvoeriger was de
heer Knottenbelt. Deze liberale afge-
De lieer Langman zette uiteen, dat i vaardigde was blijkbaar bevreesd voor
Ds. Lingbeek d'e verhouding tusschen j een verkeerden gang der onderhandelin-
kerk en volk scheef ziet, evenals die j gen. want hij vroeg den minister instan-
tusschen overheid en kerk. Ieder van telyk zelf de onderhandelingen in
beide heeft te werken op eigen terrein. handen te houden en niet teveel over
En hij hield den heer Lingbeek voor te laten aan de Waterstaatsambtenaren.
lutle. Ook de medezeggenschap noemde
hy een revolutionnairen maatregel.
Tegen ongeloof en bijgeloof. Niet de
antithese, die de coalitie stelde, noemde
de heer Kersten de zijne, maar de anti
these tusschen geloof en ongeloof. Het
was daarom dat hij van de regeering
eischt handhaving van art. 36 der Geref.
geloofsbelijdenis: dus uitroeiing van
alle afgoderij en het te gronde richten
van het Rijk van den anti-christ. Hij
nam het de A. R. partij kwalijk, dat deze
art. 36 had geschrapt uit haar belijdenis.
De heer Kersten ging uitvoerig na de
staatsleer van Dathenus, om duidelyk te
maken, dat zyne partij de ware volgers
zyn van Datheen. Hij keerde zich op
dien grond tegen de R.K., die hij ver
weet het evangelie te haten. Dat het in
Protestantsch Nederland zoo achteruit
ging, dat daar stoffelyke belangen gin
gen overheerschen, noemde hij de vrucht
der coalitie.
Tegen de verzekering, voor de Zon
dagsheiliging ging het slot van zijn be
toog.
Ten slotte hoorde de Kamer in door
de spreektijdrantsoeneeringzeer beperk
te redevoeringen, den heer Bulten over
de salarisherziening hy wenschte het
advies van het Georg. Overleg niet aan
te tasten, maar de gehuwden nog iets
ten goede doen komen den heer
Kortenhorst die aandrong op een
spcedig komen met ondertoandelings-
tarieven op den grondslag van weder -
keerigheid den heer J. ter Laan
die niet de minister, maar de partyen
verantwoordelijk stelde voor dé maat
regelen die in sociaal-, in belasting- en
salaris-opzicht zijn genomen en den
heer Schouten die enkele financieele
opmerkingen maakte van ondergeschikt
belang.
De vergadering eindigde met pole
miek.
De heer Schouten keerde zich tegen
den heer Kersten bovenal, de heer
Langman tegen den heer Lingbeek
voornamelijk.
De a.-r. woordvoerder betoogde dat
de a.r.-groep, al moge zij dan Datheen
niet aanhangen, wel de beginselen van
Prins Willem den Eersten aanhangt:
n.l. de vryheid van geweten, dat be-
teekent: vryheid van geloofsprediking.
Fn tegen den heer Lingbeek, die had
verteld, dat de recht&che groepen louter
en alleen om de macht het regeerkasteel
hadden veroverd, riep hy uit, dat dit
laster was. Een woord, hetwelk presi
dent Schaper niet toeliet en natuurlijk
niet toe laten kon. De heer Schouten
moest het woord vervangen en toen
kregen we deze hoogmogende omschrij
ving van laster: nadat de heer Ling
beek de historie onjuist had gereeen-
strueerd, heeft hij een reconstructie
gegeven van den huldigen toestand, die
niet m?t de feiten overeenkomt, maar
alleen berust op de fantasie van den
heer Lingbeek. Hoe hoogmogend deze
definitie ook was de instemming van
veel juristen zal zij wél niet hebben
gehad.
Bij middernacht kwam de minister
aan het woord.
Kort was hy. Een goede eigenschap!
Kort, over den Volkenbond. Waarvan
hy alleen zeide. de hoop niet te verliezen
en dezelfde houding aan de Kamer aan
beval. Immers de Volkenbond heeft zyn
onmisbaarheid bewezen. De dingen, die
goed gaan, gaan gewoonlijk langzaam.
een eigen uiting, waarin deze sprak
van de groote moeilijkheden, die er zijn
om de beginselen in het staatsleven te
doen doorwerken.
Morgen is by den aanvang der ver
gadering de minister-president aan
het woord. Hü stelt zich voor te spre
ken over de positie van het Kabinet,
over het beleid van het Kabinet, over
de financiën, om dan te eindigen met
een toepassing: de minister-pre
sident is opgegroeid in een pastorie.
Avondvergadering. Buiten-
landsche Zaken. Volkenbond,
België en onderscheidene deside
rata.
Vanavond presideerde Dr. de Visser
de Kamer.
Bij de behandeling der begrooting
voor Buitenlandsche Zaken.
Wij volgen, hier en daar samenvat
tend, de sprekers op den voet: het
was een avond van allerlei kleinigheden
Ook de Volkenbond bracht ditmaal
geen groote lynen.
Het debat werd geopend door den
Rotterdamschen burgemeester Mr.
Droogleever Fortuyn.
die thans verschillende kwesties „bestu-
deeren". En hij drukte den minister op
het hart deze onderhandelingen te doen
blijven binnen de grenzen van het trac-
taat van 1839, wat het Kamervotum wel
duidelyk heeft gemaakt.
Nadat nog de heer Cramer van de
regeering een meer krachtiger houding
had gevraagd by de Opium-bestryaing.
sprak de heer Schokking over den Vol
kenbond. waarover hü geen pessimis
tische klanken liet hooren. Hij geloof
de aan groei en waarde. Vooral door de
economische conferenties. En huldigde
dén minister om zyn aanvatten van de
kwesties der minderheden, een der ne
teligste vraagstukken die er zijn, een
der ellendigste erfstukken van een we
reldoorlog.
Ook de heer Kortenhorst huldigde de
resultaten van de economische conferen
ties te Genève. Voorts sprak hij ook nu
weer voor dubbele tarieven by het afslui
ten van handelstractaten.
De heer Marchant ondersteunde de
vraag van Mevr. BakkerNort en ging
in ten vervolge op het debat van ver
leden jaar op het verband tusschen
volkenbond en ontwapening. Hij betoog
de. dat men geen oorlogsrecht zal kun
nen scheppen, nu het Kellogg-pact den
oorlog als misdaad bestempelt.
DE MINISTER VAN BUITEN
LANDSCHE ZAKEN
De minister gaf Mevr. Bakker—Nort
weinig verwachtingen over de nationali
teit der gehuwde vrouw. Een interna
tionale regeling verwachtte de minister
niet, omdat voorloopïg op het gebied der
nationaliteit de wetgevingen der ver
schillende landen teveel uiteenloopen.
Op de vragen der oorlogsschade, over
de grensregeling met Suriname, over de
onderhandelingen met China en met
België antwoordde de minister niets: al
deze vragen zijn onderwerp van onder
handelingen. die in gang zijn en waar
over de minister dus publiekelijk niets
zeide. Wel zeide hy over de onderhan
delingen met België, dat de leiding bij
hem blijft.
Ook over den economischen voorlich
tingsdienst, nu deze zaak in voorberei
ding is, merkte de minister niets op, dat
beteekenis had. Zooals geheel des le-
windmans rede weinig inhoud had
maar wat er van uit de Kamer werd op
gemerkt, leed aan hetzelfde euvel.
De minister verdedigde den heer van
Wettum die van ganscher harte de
opium bestrijden wil, maar ook rekenen
wilde met de practyk der dingen.
INTIMUS.
The popular Home
Journal of Great
m>mmmm Britain -
The Journal thatells
how Britishers Live
thi nk work and play
Splendid Stories
Bright Articles
NED. VEREENT GING VAN
HUISVROUWEN.
Het programma van
deze maand.
Voor de afdeeilng Haarlem der Ne-
derlandsche Vereeniglng van Huis
vrouwen zal Donderdagavond 15 No
vember, 8 uur in den Schouwburg
Jansweg mevrouw Rodie Medenbach
uit Den Haag een voordrachtavond
houden. Het zangkoor der afdeeling
verleent zyn medewerking. Dirigente is
mevrouw Van Ees—Ligt hart.
Het zal het programma openen met
„Wenn Zwei sich gut sind", van Nelly
van Snelrewaard Boudewyn. Daarna
declameert mevrouw Medenbach verzen
uit ,-Die dienende Maagd", van Margot
Vos. Het Verbetemishuis. van Felix
Timmermans en Twee Kinderliedjes,
door D. G. Spitzen. Ten slotte een
fragment uit Flierefluiter's Oponthoud.
Het koor wisselt die declamatie af met
Lentezang van Robert Schumann.
Vrijdag 23 November half dTie houdt
mevrouw H. G. Dingemans—Numans,
de bekende Haarlemsche teekenares en
schilderes een causerie over etskunst, in
het Remonstrantenhuis, Wilhelznina-
straat 22. Zaterdag 24 en Zondag 25
November en den aaaraanvolgenden Za
terdag en Zondag, is er een tentoon
stelling van etsen Aan wijlen haar
echtgenoot Waalko J. Dingemans in
hetzelfde gebouw.
Ten slotte vermeldt liet rijk voorziene
programma van deze maand een lezing
van den heer Ter Gast uit Breda over
Suiker-industrie, in de zaal van Zang
en Vriendschap, op Donderdag 29 No
vember, des middags half drie, met
film.
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.}
Svensson's Kachel
door HASSE ZETTERSTRÖM.
Myn tante, mevrouw Svensson. had
een kachel opgespoord ik zal niet
vertellen hoe. dat zou te ver voeren.
Het was een transportabele anthraciet-
kachel en natuurlijk was het onmoge
lijk, haar aan het branden te krijgen.
Zij hadden t den geheelen vorigen win
ter geprobeerd, maar de energieke tus-
schenkomst van den huiseigenaar had
alle verdere experimenten verhinderd.
De pleisterkalk viel namelijk van het
huis af.
Op een dag werd de kachel door drie
kruiers de trap op gedragen, die ver
klaarden, dat zij de laatste week de ver
huizingen van 14 gezinnen hadden be
werkstelligd. maar zoo iets was in hun
praktijk nog nooit voorgekomen.
De kachel werd in de huiskamer op
gesteld en wy vermeden over haar te
spreken. Wanneer wij er toevallig eens
naar keken, lachten wy plotseling: Ha!
ha! ha! en begonnen over iets anders t<?
praten.
Zy zag er uit als een ronde buis, en
hadden de kruiers haar niet aan de
schoorsteen vastgebonden, dan ben ik
er van overtuigd, dat zy ons zou hebben
overvallen.
Vervolgens werd het koud. zoo koud.
dat ik beleefd vroeg, of de briketten dit
jaar byzonder duur waren.
„Wy zullen den anthracietkachel
aanmaken", zeide tante, „die verwarmt
vyf kamers en de keuken ook. Wy zul
len morgen beginnen."
„Hoe laat?" zeide ik. om te weten te
komen, wanneer ik mij ongeveer in een
ander deel van de stad zou moeten be
vinden.
„Nu. wy beginnen vroeg in den mor
gen, als Fransje is ingeslapen."
Fransje, de kleine engel, is den ge
heelen nacht wakker en slaapt overdag.
Dat weet de heele buurt.
Des morgens kwam tante binnen en
zeide:
„Luister eens. Hasse. wil je me een
beetje met den kachel helpen? Die heelt
zoo haar grillen."
Ik hielp tante. Eerst dronk ik een
cognac. Ik dronk nog een cognac. Toen
bekeek ik de kachel, ging terug
nam nog een cognac. Ik besloot, de
constructie van de kachel te weten
komen (haar te obduceeren, zooals men
zegt.)
Ik ontdekte, dat zij aan den boven
kant een deksel had; daar ik echter
niet begreep, waarvoor die gebruikt
moest worden, nam ik hem er af
verstopte hem op een plaats, wetf* ik
hem later niet meer kon vinden.
Nadat ik had geconstateerd, dat er
beneden een klep en aan den voorkant
een handvat was. zond ik tante het huis
rond, om een doos lucifers te leenen, en
ik verzocht haar verder, mij met het
beest alleen te laten.
Ik maakte alle ramen open en voelde,
dat ik een longontsteking zou krijgen.
Daarom maakte ik ze weer dicht en
ging op myn teenen naar de kachel. Zij
bemerkte mij en schéén aanvankelijk
heel vxiendelyk.
Ik streek een lucifer aan. ZU brandde.
Ik legde de lucifer in de kachel. Zy
ging uit.
„Aha", zeide ik tot my zelf, alsof ik
my over iets verheugde. Vervolgens
ging ik naar de keuken, haalde een Liter
petroleum en goot die in de kachel. Er
stroomde ongeveer 1 deciliter op den
grond, maar daar dacht ik verder niet
aan.
Daarentegen ging ik heen en nam
nog een vierde het was Svensson's
cognac en dacht er ingespannen-over
na. hoe ik de petroleum kon aansteken,
zonder zelf vlam te vatten.
Ik bond een lang touw om een bran
dend lampje en terwijl ik op een stoel
bjj het- raam stond, wierp ik het licht
met gesloten oogen In de richting van
de kachel. Het trof den spiegel aan den
overkant en spiegels kan men niet met
gummi arabicum repareeren.
Ik begon een nieuwe tactiek. Ik wierp
brandende lucifers. Ik wierp twee en
veertig (42) stuks. Ze doofden alle. Ik
wist niet. wat ik zou beginnen. Ik wrong
de handen en nam nog een cognac.
(Svensson's cognac is niet goed).
Plotseling kwam tante binnen en
vroeg, hoe het ging. Ik antwoordde:
„Dank u. zeer goed!" er. ik verzocht
haar, my een lange lucifer te brengen,
die aan één eind brandde.
zy begreep niet, wat ik bedoelde,
maar zij ging naar de keuken om er een
te halen. Ik verzocht liaar. die in de
kachel te leggen en dan te verdwyncn.
met de tram weg te rijden of iets anders
te doen. alleen niet in huis te blijven.
zy was een moedige vrouw dat
moest zy zijn om met haar man ge
trouwd te zyn zij ging langzaam,
bijna alsof zy pyn leed, heen en legde
het brandende hout je in de kachel.
Toen sprong zy achteruit, wy wacht
ten twintig minuten. Niemand sprak een
woord en wij haalden niet meer dan
eens in de vyf minuten adem. Ten slotte,
toen er niets gebeurde, zeide ik:
„Neem me niet kwalijk tante, maar
wat hebt U eigenlijk in ae petroleum-
kan?"
„Ach, God," zeide zij. „daar heb ik
lauwwarm water in. daar baad ik de jon
gen mee, de petroleum hebben wij In een
flesch.'"
Ik zei-zocht haar. uit te gaan, nam een
cognac Svensson's cognac is niet
goed en bedacht een nieuwen truc. Ik
zocht alle oude kranten byeen, perste ze
in de kachel, stak ze onderaan in brand
en gooide er anthracict bovenop. Ik deed
er een Hectoliter bovenop, trok mijn
overjas aan, nam mijn sig3ren en kneep
er uit.
Des middag kwam ik terug. Het ge-
heele huis was in opwinding. De sneeuw
op de daken in de omgeving was gesmol
ten. Een oude dame, die zeer dik was,
wat bezig eenvoudig weg te transpi-
rccrcn.
De kachel brandde nog altiid en de
walm vormde een zuil boven de boven
ste opening. De deksel, het was my to
taal onmogeiyk, my te herinneren, waar
ik hem had gelegd!
In verschillende groepen, om elkaar
wederkeerig niet te verbranden zoo
gloeiend waren wy nu allen stonden
de huurders op de trap te debatteeren
en zeiden, dat de tafels in de woon
kamers van de volgende verdieping wa
ren gebarsten en o-bcenen hadden ge
kregen.
De kachel brandde drie etmalen, nie
mand kon haar blusschen, en des nachts
sliepen wy by familie, vele straten ver
der.
Ten slotte ging de kachel vanzelf uit.
Maar gloeien doet zy nog altijd en wij
gelooven, dat wy tot Mei ongeveer een
aangename warmte zullen hcbbeik
Het is beter eens een keer grondig te
stoken, dan er zich iedcren dag opnieuw
mede te vermoeien.
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN 60 CU. PER REGEL.
EGYPTIAN CIGARETTES
Met 1 Coupon bij 10 Sigaretten
1?ortiers van hotels zijn charmant en attent.
Bedenken voor PRINCE steeds een nieuw compliment.
f Wordt otrvolgd)
(Een verhaal uit den tyd van den
Spaanschen Successie-Oorlog.)
Naar het Engelsch van
MORICE GERARD.
3)
Maar na een korte pauze hoorden
beiden het naderend getrappel van
paardenhoeven en even later werden
paarden en ruiters zichtbaar. Ze reden
in een bedaard tempo: blijkbaar zonder
eenigen haast; de beide mannen droe
gen maskers van zwart fluweel. Dit was
op zichzélf niet zoo iets heel ongewoons:
menschen die erg op hun uiterlijk ge
steld waren, droegen in dien tijd vaak
maskers om hun gelaatskleur tegen den
invloed van de zonnestralen te bescher
men en ieder die om welken reden dan
ook zijn incognito wenschte te bewaren
zette er een op.
Een van de beide mannen had een bij
zonder slank, krachtig, rijzig figuur,
voor zoover zyn masker en pruik toe
lieten waarnemingen te doen scheen hy
iemand van middelbaren leeftijd. Er
was iets ondefinieerbaars aan hem dat
wees op kracht, overwicht en autoriteit,
maar dat toch niets onaangenaams aan
zyn persoonlijkheid gaf. omdat dit do-
mineerende volkomen by hem scheen te
passen. De andere ruiter was minder
groot; dikker en jonger. Hy was vier
kant. breedgeschouderd en had een stie
rennek.
De kleinste van de twee draaide zich
in het zadel om en keek achter zich
toen" zij het. hoogste punt van de hel
ling hadden bereikt. Hij scheen tevre
den dat zy niet gevolgd waren nadat zij
de rivier ware novergestoken.
Mark stootte Marston tegen de elle
boog en gaf hem een teeken om zyn
blik van de beide ruiters naar de haag
aan de andere zijde te -wenden.
Anthony schrok.
Ze waren niet de eenige die het twee
tal bespiedden. Een paar brutale oogen,
die hij maar al te goed kende, gemeene,
geslepen oogen die te dicht by elkaar
stonden, loerden door de haag! De
„Spin" zocht de vliegen in zyn weg te
vangen.
Wekte hun tegenwoordigheid zyn
achterdocht op? vroeg Anthony zich af,
maar hij beantwoordde die vraag ter
stond ontkennend. Het ingespannen kij
ken van den man-aan-den-overkant
gold zoo duidelyk de beide ruiters, dat
Marston concludeerde dat de spion zt
moest kennen.
Zonder eenig vermoeden dat ze be
spied werden, passeerden de ruiters den
kam van den heuvel en waren spoedig
uit het gezicht verdwenen. Direct daar
op sloop de vreemdeling die door Mark
Fagan bij gebrek aan een beteren naam.
de „Spin" gedoopt was. heelemaal in
elkaar gebogen over het vela, op den
hoek waarvan hy had gestaan.
De schooier schynt haast te heb
ben, merkte Marston op.
Hij wil het eerst bij de herberg
zyn, verklaarde Fagan. Door dezen
weg te gaan. snijdt hij een heelen hoek
af. Hij draaide zich cm en keek zyn
meester aan. Zag u wat hy aan had?
Neen.
Ik wel. Sir. Hij had de jas van
den waard aan; ik zag twee koperen
knoopen op zijn rug, toen hij voorover
boog.
Wat heeft dat te beteekenen?
Dat zal ik u zeggen sir, antwoord
de Fagan. Hij zal zich tegenover de
twee vreemdelingen voordoen alsof hij
de waard is.
En de werkelijke herbergier?
Dat zullen we gauw genoeg weten.
Kom mee, sir: we hebben geen tijd te
verliezen; ik héb een idee.
Wél?
Als we ons in dat verlaten zomer
huis verbergen, kunnen we alles zien
wat er gebeurt en zelf onzichtbaar blij
ven.
Maar hoe komen we daar?
Er kwam weer de karakteristieke trek
bij Fagan's ooghoekenk.
Ik zal het u wijzen, sir. Ik heb
mijn tijd goed besteed terwyl u afgezet
werd door dien boef. Het is een oude
gewoonte van mij. zooals u weet. om de
gesteldheid van iedere plaats waar ik
kom in mij op te nemen.
Zonder verder iets te zeggen zette
Fagan zich in beweging met een eigen-
aardigen sluipenden snellen tred die aan
een hond of een hert deed denken. On
danks de grootere lengte van zyn bee-
nen had Marston moeite om hem bij
te houden. Ze staken den heuveltop over
en daalden af in de vredige vallc' waar
van de herberg het centrale punt was.
Gezichtsdekking was er genoeg: Mark
maakte er handig gébruik -ran. vlug
overstekend van den eenen boom naar
den anderen. Marston volgde buiten
adem.
Tenslotte kwamen zij aan een water
dat tusschen hooge oevers doorstroom
de. Zonder eenige aarzeling begon Mark
het te doorwaden. De hooge rijlaarzen
voorkwamen dat hy nat werd .ofschoon
het water hem tot de knieën kwam.
Buk laag. sir. Laat uw hoofd niet
boven den oever uitkomen of u hebt
groote kans dat u er een kogel in krijgt!
Een minuut of vijf had Marston geen
flauw idee in welke richting zij voort
gingen. teen ontdekte hy weer waar hy
was. Vlak boven hem was de groote
plataan, die aan den achterkant van het
zomerhuisje stond. Een tak hing over
het water. Mark greep die en trok zich
zelf op als een aap.
Nu u, sir! zei hy en strekte de hand
uit.
Met behulp van dezen greep heesch
Anthony zich naast zyn dienaar. ZU
klommen verder van tak tot tak tot ze
een uitstekenden richel van een venster
vlak bij hen door het jonge loof van den
boom zagen schemeren. In een seconde
stond Mark er op. duwde het venster
open en sprong naar binnen. Anthony
volgde wat langzamer en toen hij bin
nen was sloot hij het venster weer ach
ter zich.
Het zomerhuisje bestond uit een ver
dieping: de verdieping, waar zy zich nu
bevonden en die door een ladder ver
binding had met de afdeeling gelijk
vloers, die als bergplaats gebruikt werd.
Ze liepen naar het venster aan den
voorkant en keken voorzichtig naar bui
ten. Het venster lag verscholen tusschen
klimop en daardoor was de kans gering
dat zij ontdekt werden. Fagan had ge
lijk gehad. Het was een prachtige ob
servatiepost vanwaar zij alles konden
zien wat er gebeurde. De zon was nu
achter den horizon verdwenen; een mist
was bezig uit de vallei op te stijgen,
maar voorloopig konden ze alles nog
duidelyk onderscheiden. De vóór-ingang
van C3 herberg, een portiek Jnet ban
ken aan weerskanten, lag tegenover het
zomerhuisje. Recht tegenover de beide
mannen die zich daar verscholen hiel
den, was het venster van een kamer op
de eerste verdieping van de herberg.
Het stond open. Ze konden de beide
ruiters van zooeven neg steeds ge
maskerd in de kamer zien staan, in
gesprek met den man die hen van ach
ter de haag beloerd had. Ze hielden
hem blijkbaar voor den waard en gaven
hem verschillende instructies.
De paarden waren nergens te zien; ze
waren waarschijnlijk in den stal onder
dak gebracht.
Er komt nog iemand anders, fluis
terde Mark.
Ze hoorden hoefgetrappel komen uit
de tegenovergestelde richting; uit die
vanwaar zy zelf dien ochtend waren ge
komen.
Die man heeft haast, constateer
de Anthony.
HU had de woorden nauweli'ks ge
zegd of de nieuwe persoon verscheen al
op het tooneel. Hij galoppeerde naar
den ingang van de heiberg, hield zijn
paard met een ruk in en was in een mo
ment uit het zadel. Ook deze man droeg
een masker: hij was mager zijn fi
guur had zelfs iets jongensachtigs, iets
onbeduidends; de manier echter waar
op hy zijn hoofd opgericht hield, vorm
de een tegenstelling met het wcinig-in-
't oog-vallende van de gestalte: er sprak
kracht en zelf-bewustzijn uit.
(Wordt vervolgd.)