- LOVE HAARLEM'S DAGBLAD TWEEDE KAMER. Hoof piano's! FA. ANTÖN DE ROOIJ SPAART UW GEZONDHEID! FEUILLETON Anthony Marston Dolende Ridder WOENSDAG 28 NOV. 1928 DERDE BLAD 27 November. Vaccinatie. Het opschortingswetje met een jaar verlengd. De Justitie-begrooting. Het vaccinatie-wetje is aanvaard zonder hoofdelijke stemming. Het wetje n.l. dat den termijn, gedurende 'welken de in directe vaccinatie-dwang is opgeschort, jnet één jaar verlengt. Vier sprekers waren er: mevr. de Vries- Bruins, Dr. Vos, de heer Kersten en de heer Bijleveld. Den heer Kersten gaan we voorbij met de enkele vermelding, dat hij hoewel er op 't oogenblik geen dwang is een felle rede hield tegen den dwang. Niemand ging er op in. De minister vroeg slechts, waarom hij toch die rede hield een onbeant woorde vraag! Mevr. de Vries—Bruins betoogde, dat de encephalitis verminderde, maar ook dat daarentegen het gevaar voor pokken grooter wordt, nu er minder menschen gevaccineerd worden, als gevolg van de opschorting. Eenerzijds dus de kans van encephalitis verminderd, anderzijds dus de kans voor pokken vergroot. Toch mevr. de VriesBruins waagde t niet zich te verklaren tegen het ont werp, want zeide zij er is geen gelegenheid om met eenige kans op zekerheid conclusies te trekken. Zij was voor, al was dan de reden voor het ontwerp in kracht afgenomen. Een ander geluid deed Dr. Vos hooren, toen geheel ander geluid. Dr. Vos betoogde, dat door het ont werp de vaccinatie op de lange baan wondt geschoven. Zonder reden, want Dr. Vos geloofde niet, dat over een of twee jaar de encephalitis-commissi^- Bèberheidi zal gebracht hebben over de encephalitis, hij geloofde niet, dat er binnen afzienbaren tijd een resultaat ie wachten is. Al ziet Dr. Vos nu niet binnen enkele jaren reeds een pokken- calamiteit ontstaan, hij meent toch, dot door de opschorting van den dwang de populariteit der vaccinatie gaat ver minderen, het volk krijgt tegenzin tegen vaccinatie en de afschaffing van den dwang is aan nabij. Waar dr. Vos betoogde dat de gevaren voor encephalitis bij vaccinatie vóór het tweede levensjaar uitermate gering zijn, daar vroeg hij van den minister een wetsontwerp in te dienen, dat de vac cinatie verplichtend stelde voor kin deren gedurende het eerste levens jaar. Dr. Vos scheen een scherp tegenstan der: hij meende in aanvaarding te zien een vergrooting van het risico van het volk voor pokken. Scheen een tegen stander, want later veranderde hij. De heer Bijleveld sprak heel kort hij gispte 't in Dr. Vos, dat deze, hoe wel er ook t.a.v. het eerste levensjaar geen absolute zekerheid is, toch van den minister dwang eischte. Hij noemde dit een ouderwetsche houding. De minister had dus eigenlijk alleen pr. Vos te beantwoorden. Te optimistisch noemde hij Dr. Vos, maar ook te pessimistisch. Te pessi mistisch, wat betreft het werk der en- cephalitis-commissie, te optimistisch wat aangaat de encephalitis-gevaren voor het tweede levensjaar. De encephalitis-commissie is met groote ernst aan het werk. Maar de encephalitis-gevallen in het eerste levens jaar zijn nog steeds zeer groot. Niet de minister zco beioogde hij is de schuld van de verminderde po pulariteit der vaccinatie, dat zijn de feiten. Daarvoor is de bewindsman uit Óen weg gegaan. Met die feiten voor zicb acht de bewindsman het neg ten eenenmaie onverantwoord, de opschor ting van den indirecten vaccinatiedwang niet te verlengen. De indirecte dwang! Want hier te lande is nog geen directe dwang. Wat Dr. Vos wil zeide Dr. Slotemaker terecht is niet anders dan den di- recten dwang tot vaccinatie der kinde ren beneden het tweede levensjaar. De minister wees nog op de talryke artsen, die aarzelen by het geven van een advies aan de ouders, die niet weten wat hen te doen staat. Dr. Vos keerde toen om. Hy' sprak in tweede instatie heel anders dan ,in de eerste instantie. Nu sprak hij niet van een taak der ministers, omdat er geen zekerheid is te wachten van den arbeid der encephalitis-commissie, thans zeide hij uit den weg te willen gaan voor 's ministers mededeeling, dat hy de vaccinatie van groote beteekenis acht voor ons volk maar dat was reeds lang bekend uit discussies van vorige jaren en voor de mededeeling, dat de minister zyn houding opnieuw heeft te bepalen, wanneer hij het rapport der encephalitis-commissie ontvangen zal hebben. Maar dit stond al reeds in de stukken. Een vreemde houding van Dr. Vos. Die een vreemden indruk maakte bij partij- - en niet-partijgenooten. Het wetsontwerp werd zonder hoof delijke stemming aangenomen. Zonder hoofdelijke stemming is ook aangenomen de motie van mevr. De VriesBruins, die om een plan vroeg voor de instelling van een over ons land welverdeeid geneeskundig schooltoe zicht. Daarna zette de Kamer zich aan de behandeling der Justitie-begrooting. Algemeene beschouwingen, bijna zon der einde. De heer lvleerekoper voerde een warm pleidooi voor het schenken van volwaar dige juridische hulp aan minvermo genden (aan de pro-deanen dus), die tos dusver worden toegewezen aan Te jonge advocaten, die ten slotte ook liever wat lucratiever arbeid verrichten, nu zij dikwijls moeite hebben in hun eersten tijd financieel boven water te blijven. De heer Kleerekoper en zijn opvolger op het sprekerslijstje, dr. Korten hors.:, poogden den minister te overtuigen van de noodzakelijkheid, maatregelen te ne men tegen het voortwoekerende huur- kcopsysteem, wat niets anders dan een al te gemakkelijk koopen (met alle ge volgen van dien) in de hand werkt. Ook de heer Duys wensoht, dat de minister krachtige maatregelen neemt tegen het huurkoopsysteem Mr. v. Gijn wilde maatregelen om de auteursrechten van componisten te ver zekeren en de heer Duymaer van Twist klaagde over de uitvoering van de Zon dagswet. Mevrouw BakkerNort had een heel verlanglijstje, dat, wanneer wij de rede van den minister weergeven, nog eenmaal voor den dag zal komen. Zij brak een lans voor de regeling der rechtspositie van den handelsreiziger, voor de herziening van de vermogens positie der gehuwde vrouw, voor de re geling der rechtspositie van het natuur lijke kind, voor een betere nakoming van den onderhoudsplicht en voor een algeheels omwerking van de huwelijks wetgeving. Do heer Duys met den heer van Sasse van IJselt achtte liet noodza kelijk, dat de minister zijn houding be paalde tegenover de onrechtmatige overheidsdaad. Maar als leeuwen ston den zij tegenover elkaar bij de kwestie van de preventieve hechtenis. Was de heer Duys van meening, dat er raar wordt omgesprongen met het verlengen van preventieve hechtenis door de rech terlijke macht, de heer van Sasse van IJsselt dacht er contrarie over. De heer Duys klaagde ook over de vrijheidsbe perking. die aan in voorloopige hechte nis zittenden wordt opgelegd. Wanneer die menschen willen lezen, waarom moe ten dan intellectueelen afgescheept worden met „De Kerstboom op de vlie- ring"' e.d. geschriften. En wanneer juri dische studenten „Pierson" willen be- studeeren, waarom moet daar dan zoo lang over gedelibereerd worden: dat is toch een onschuldig boek. De heer Sarrnes bepleitte uitvoering van de ten vorigen jare 2 angenomen mo tie. die inschakeling vraagt van het leeken-element in de rechtspraak vol gens de Coll. Ar be ids-overeenkomsten. En ten slotte riep de heer Snoeek Henkemans den minister op door scher pe bepalingen den woeker te bestrijden. AVONDVERGADERING. Avondvergadering. Landbouw- repetitie. Wenschen en op lossingen. In de avondvergadering een stroom van Landbouwsprekers niet minder den 13 heeren deden zich hooren. Vrij algemeen was de Kamer van oordeel, dat de toestand in den Land bouw niet zoo rooskleurig is, ais de re geering in de Troonrede wel heeft voor gesteld. Algemeen stemde men in'met wat Dr. Bierema als feit noemde: er is geen evemvioht tusschen opbrengst en koopkracht. Trouwens dit wordt door de commissie-Deckers onderzocht. De heer Hiemstra pleitte voor een ver betering van de landarbeiderspositie en voor een regeling van de pacht Hier voor spraken zich óok uit de heeren Van Voorst bot Voorst, Bierema, v. d Sluis, v. d. Heuvel, Van Sasse. Maar ieder had zUn eigen wenschen en gren zen. Maar hoe dat zij verbetering van den boestand in den landbouw geeft dü alles niet. Dus pleitte de heer Bie rema voor uitbreiding van cultuur grond. En de heer van Voorst tot Voorst voor de instelling van een cul tuurfonds. hoewel hy weet dat dit op financieele bezwaren bij de regeering stuit. Een oplossing van het agrarische vraagstuk geeft de regeling van he! pachtstelsel niet. De heer v. d. Heuvel vroeg aan den minister in deze materie zeer voorzichtig .te werk te gaan. omdat naar zijn gevoelen een al te kras in grijpen veel kan bederven. Geen oplossing van het agrarische vraagstuk. Men kan slechts verbeteren. Allereerst door de opvoering van de hoeveelheid grond, waaarover zooeven gesproken werd. De heer Hiemstra zag een verbetering in de geschiktmaking van weidegrond voor akkerbouw. Wanneer de heer Hiemstra wilde weten, hoeveel land daarvoor geschikt is, dan zeide Dr. Bie rema dat de gegevens daarvoor te vin den zijn in de voorbereiding van de Scheui-wet (mobilisatietijd). Dr. Bierema geloofde ook, dat de op brengst der weidegronden kan worden opgevoerd door meer stikstofbemesting. En algemeen wy wijzen op de hee ren Bierema, van Voorst, Anient, v. d. Heuvel, Vos, Rutten en Ebels ver wachtte men een !r vloed ten goede van de uitbreiding van het lager- en midd. Land- en Tuinbouwonderwijs. En van een goed georganiseerden voorlichtings dienst en uitbreiding van het aantal landbouwconsulenten, in binnen- en buitenland. Vooral in het buitenland! riepen de heeren Vos en Ebels krachtig uit. Het mond- en klauwzeer werd ter sprake gebracht door Dr. Lovink. Dr. Lovink vroeg of er spoedig een rijksinstituut voor het onderzoek van mond- en klauwzeer zal komen. En waar de minister hier bestrijden wil. daar vroeg hy de bestrijding te zetten onder leiding van één deskundig man. Dr. Lovink bepleitte den invoer van schadelijke gerst uit Amerika tegen te gaan en daarover bij de V. S. te blagen. De heer v. d. Heuvel stond opnieuw op de bres voor bescherming. De heer Hiemstra pleitte als een radicale oplos sing voor nationalisatie van den bo dem. Bescherming de heeren Lovink en Ebels zetten uiteen, dat het den land bouw in het buitenland ook niet goed gaat, ondanks de bescherming. Onvriendelijke woorden had de minis ter niet in ontvangst te nemen. De heer v. d. Heuvel huldigde hem, omdat hij zijn aandacht zoo breed gaf en zoo ge lijkelijk verdeelde over groote dingen en kleine dingen. Gelijkelijk gaf hij zijn aandacht zei de heer v. d. Heuvel aan koe en kip, aan rund en haas. aan big en boter, aan kool en biet ik heb niets dan lof ..Brusselsch lof"? informeerde Mr. Bijleveld. Dertien Volksvertegenwoordigers van avond. Had de heer v. d. Heuvel niet ge lijk toen hij sprak van „een landbouw- repetitie"? Des ministers antwoord hij begon nog tegen half een geven wij morgen weer. INTIMUS. Haarlem Zijlweg 57 Groote sorteering instrumenten DE DRIE BEKROONDE BIJDRAGEN De bekroonde bijdragen in onze Prijs vraag van 17 November, die wü toen we gens gebrek aan plaatsruimte niet kon den opnemen, volgen hier: Ingezonden door Mcvt. B. Poots— van Popta Spoedig waren zij buiten de be bouwde kom van Abcoude. Zachtjes zoemde de motor. Na het heerlijke diner waren onze vrienden in een stemming om vrede te hebben met allen en alles in dit aardsche tranendal Ze reden! Ze waren tevreden! Plot seling evenwel remde Klinker sterk en de auto stond stil. Wat was er aan de hand? Midden op den weg, binnen den lichtkring der lantaarns stor.d met opgeheven handen, een vrouw, een oude vrouw, die nu naar den auto toe kwam. „Och heeren". sprak zij, „vergeef mij, dat ik u heb laten stil houden maar als u alles weetEven stokte haar stem. „Wel moedertje" zei Klinker, „kom er maar mee voor den dag, we zullen je niet opeten hoor!" „Och aeeren. het is ^igenlijk zoo gek. zoo dwaas en toch moest- ik het pro- heeren". Weer hield het oudje op. „Nu was is er dan toch?" ..Ja ziet u, weet u. myn zoon, mijn eenige jongen is zoo ziek geweest: zoo heel lang, ziet u. Daardoor is hij zwaar moedig geworden. 0 het is vreeselijk". Tersluiks veegde zy een paar tranen weg. „En vanavond is het erger dan ooit. Van alles heb ik gedaan om hem op te monteren, maar niets helpt. Hy zegt: wat is het hier stil moeder, als ik maar eens iets hoor de, iets vroolijks, eens een andere stem. Toen heeren, kwam er een zot idee in myn hoofd. Ik dacht, als eens iemand iets voor hem wilde zingen. Plotseling liep ik de deur uit naar buiten Daar zag ik de lichten van een auto. uw auto. Help mij om Godswil. Kom een oogenblik binnen en zing wat voor mün jongen!" Nu was de Zwart bekend om z'n uit gebreid repertoire en zooals ik boven reeds zei: alle drie waren zij in een bij zonder tevreden stemming, geneigd om hun evenmensch pleizier te doen. zoodat Klinker's: vooruit dan maar, bij de anderen direct instemming vond. De motor werd afgezet en voorafge gaan door het oude vrouwtje traden zij een oogenblik later een laag boeren- vertrek binnen Op een rustbed bij het raam lag de zoon. een volwassen man. die werkelijk zeer zwaarmoedig voor zich uit staarde. Na de kennismaking over en weer en na een goed kop koffie stelde Klinker4 voor. dat zij. nu zij hier zoo gezellig by elkaar zaten, maar eens een liedje zouden zingen. Dat vond bij val. Het heele repertoire werd afge draaid. Tot slot kwam het: Mensch durf te leven! van Dirk Witte. En toen... het was een volmaakt knaleffect het refrein werd door moeder en zoon uit volle borst meegezongen. Een scha terlach klonk door het vertrek en een jolige stem riep: „Gewonnen Kees. eerlijk gewonnen". Was dat de zieke! Ik denk, dat onze drie vrienden niet erg snugger hebben gekeken maar einde lijk was Klinker zich zelf in zooverre meester, dat hij kon zeggen: „Wat moet dat beteekenen?" „Dat mijnheer", zei de gewaande zieke, „dat beteekent een schitterend gewonnen weddenschap. Mijn broer en ik zyn beiden student in Amsterdam maar om beter te kunnen werken wonen we tijdelijk hier. We redeneerden en debatteerden van avond en ik was in een pessimistische bui. Ik beweerde de wereld is slecht en mensch- lievende lui bestaan er niet meer. M'n broer beweerde het tegendeel en hij wou wedden (hy is dol op wedden) dat hy, van avond nog een paar mensch - lievende lui hier zou binnen bren gen. Ik moest alles precies doen, zoo als liy het zei. De inzet was een ge zellige dag naar Zancvoort. Hij heeft het grandioos gewonnen." De broer, de pseudo moeder, schudde van het lachen om de verwonderde snuiten onzer vrien den. „Ja heeren, ik heb u beet geno men. Dat neemt niet weg. dat jelui fideele lui zijn en mUn broer en ik noodigen jelui uit or.s op dien dag naar Zand voort, te vergezellen. We zullen er een leuke pan van maken." Daar kon men geen neen op zeggen. Wederzijds werden adressen gewisseld ten einde later een dag te bepalen. Toen besloot ons drietal om zonder uitstel hun reis te vervolgen en na een hartelijk af scheid werd de motor weer aangezet. Het Fordje reed den nacht in, verdere avonturen te gemoet- n. (Tweede prijs.) Ingezonden door den heer W. van Daaien Daar wy door dit oponthoud, Utrecht niet meer tijdig konden bereiken, beslo ten wij in Vreeland te overnachten. In het eenige hotelletje bespraken wij lo gies en stalden er onzen wagen, waarna wij eerst den inwer.digen mensch ver sterkten. Na afloop van ons maal ble ven wij nog even napraten, doch zoch ten spoedig onze kamer op. Het zal ongeveer 2 uur geweest zijn toen ik plotseling wakker schrikte, waar van wist ik niet Reeds wilde ik mij weer te slapen leggen, toen mijn oog op iets wits viel. midden in de kamer op den grond. Ik sprong uit bed en ont stak licht. Het bleek mij dat de witte vlek het rijbewijs was van onzen chauffeur. Daar inij dit erg vreemd voorkwam, wekte ik vlug mijn vrienden. Tot onzen grooten schrik bemerkten wij dat onze kamer grondig onderzocht was. De portefeuille met ons kasgeld was verdwenen, benevens onze horloges en nog enkele kleinigheden. Wij alarmeer den onmiddellijk den hotelhouder. Deze kwam al gauw tot de ontdekking dat de deur van de schuur, waar onze auto stond, was geforceerd, en dat men door een portaal, dat de verbinding vormde met de keuken, het huis was binnen gedrongen, tevens bleek dat uit de schuur ook drie fietsen gestolen waren. De hotelhouder oieek een flinke man te zijn, hij snelde naar de telefoon en beidt den veldwachter op, die na eenige minuten verscneer. Wat te doen? Goede raad was duur. Plotseling schoot mij ons avontuur van 's middags door 't hoofd en deelde ik dit den veld wachter mede. Na een oogenblik naden ken, gaf deze te kennen, dat wy in ieder geval probeeren konden, om de dieven te achterhalen. Dit voorstel vond bijval. Op raad van den veldwachter, die na tuurlijk medeging. besloten wij niet den kant naar Utrecht op te tuffen, maar den weg terug te gaan dien wij geko men waren. Vlak onder Abcoude ontdekten wij eenige fietsers. Wij reden snel voorbij en zagen mijn vermoeden bewaarheid: het was 't drietal vagebonden. Wij zwenkten dwars over den weg, zoo dat er niemand ken passeeren. Toen de verraste dieven zas^n wie zij voor had' den, wierpen zij hun fietsen op den grond en trachten over de zich langs den weg bevindende sloot te ontkomen. Die gelukte aan twee hunner, de derde sprong mis. pardoes midden in de sloot. Wy brachten hem op het droge, het bleek de grootste van het drietal te zyn blijkbaar de aanvoerder. Tot onze groote vreugde had hij al ons geld in zyn bezit benevens één onzer horloges, de andere waren blijkbaar in het bezit van zijn kameraden, wy hebben ze nooit terug gezien. wy tuften naar het dorp terug inclusief gevangene en fietsen. De hotel houder was zeer in zijn schik, dat zijn eigendommen zoo spoedig weer in zijn bezit waren. Zoo eindigde deze eerste nacht van onze omzwervingen. ni. (Derde prUs.) Ingezonden door den heer F. W. van Riet Een ieder in zijn eigen gedachten ver zonken, reden wij in de richting Utrecht en na het copieus diner, dat wij bij de vriendelijke familie Brinkman hadden genoten, klonk het gerammel van ons wagentje ons als een melodieus wiegelied in de ooren De felle lichtbun dels, die de koplichten voor ons uit wierpen, deden de schaduwen des te zwarter schijnen en ontnamen ons ieder idee van afstand of plaats. Plotseling verscheen in den lichtbundel een groote donkere schaduw, die een man bleek ve zijn, die door heftig armgezwaai en luid geroep onze aandacht trachtte te trekken. Onder hartverscheurend ge knars bracht Simson de Ford tot stil stand en eenige seconden daarna ver scheen de man aan het portier „Och, heeren". zeide hy, „het spijt mij. dat ik u moet lastig vallen, maar myn kameraad heeft een ongeluk ge kregen en ik kan hem alleen niet hel pen". „Wat is er gebeurd?" vroeg de Zwart. „Ja. ziet u", zei de man. „ik ben met mijn makker op weg naar Utrecht om werk te zoeken. Nu zagen wy een eindje het land in een schuurtje, waar wij wellicht zouden kunnen overnach ten en wilden daar naar toe gaan. Mijn kameraad sprong het eerst over de sloot, maar hy struikelde en viel met zijn hoofd op een steen, die daar lag. en hij bleef daar meteen bewusteloos lig gen Ik heb hem met veel moe'.te naar het schuurtje gesleep:, maar ik weet nu niet, wat ik verder moet doen. Zouden de heeren niet eren mee willen gaan kij ken. misschien kunnen zij wat voor den armen kerel doen. Hoewel het uiterlijk van den man ons niet erg aanstond, konden wij toch moeilijk weigeren, daar liet hier ging om een ongelukkige te helpen Bovendien waren wij met z'n drieën cn Simson met zijn sterke knulsten was er een van. Wij volgden dan onzen leidsman in de duisternis en waren spoedig bij het schuurtje. „Kijk, heeren. daar ligt hij", zei de man en wtf trachtten met onze oogen de diepe duis ternis te doorboren, onderwijl wij naar onze lucifers tastten By net aansteken echter bemerkten wU, dat wij slechts met ons drieën in het schuurtje waren. Een angstig voorgevoel deed ons naar buiten rennen en het eerste wat wij hoorden was het aanslaan van den mo tor en eer wij den weg weer bereikten, zagen wij het roode achterlicht van onze Ford zich met toenemende snel heid van ons verwijderen, terwijl ons sarrend werd toegeschreeuwd„Doe da groeten aan dat lieve meisje van van- INGF.ZONDEN MEDEDEELINGEN b 60 Cent* per regel. ANEGANG 14 - TELEFOON 11963 SCHITTERENDE COLLECTIE 2 AMATEUR-ALBUMS POËSIE'S, DAGBOEKEN pHARMONIA" Lezing over de Bedrogs- hypothese". De heer J. P. Smits sprak Dinsdag avond voor een vrij talrijk publiek over de zoogenaamde „Bedrogshypothese". Na een korte inleiding omtrent dc hou ding van het leekenpubliek tegenover het Spiritisme. noemde spr. verschillende opinies, die z.i. dwalingen zijn; zoo deze: dat spiritistische séances altijd in het donker worden gehouden, en dat allo spiritisten bedriegers zijn. Steeds zijn do beweringen van anti-spiritisten op af doende wijze weerlegd. Anti-spiritisten zyn er tot nu slechts in geslaagd enkelo gevallen van bedrog aan te toonen. Voorts dient te worden vastgelegd, dat die enkele ontmaskeringen tot de veron derstelling hebben geleid dat.... alle appelen in de mand rot zijn. De heer Smits citeerde verschillende ter zake deskundige schrijvers die bewezen zou den moeten hebben dat de bedrogshypo these onhoudbaar is. Vervolgens besprak de heer Smits do echte en de (als zoodanig ten onrechte uitgekreten) ontmaskeringen. Hij be sprak op welke wijze men bedr.egel ijk jetracht heeft spiritistische verschijn selen verdacht te maken en haalde vele gevallen aan uit de geschiedenis van het spiritisme. De heer Smits wees dc be schuldiging dat zijn geloofsgenooten zorg vuldig alles wat met echte ontmaskering te maken heeft, verzwijgen, pertinent van de hand. Hij deed op deze bijeen komst dan ook verslag van eenige wer kelijke ontmaskeringen, doch verzuimdo niet er bij te vermelden, dat bi) de pro cessen naar aanleiding daarvan gehou den, de bijna absolute onkunde van do publieke autoriteiten ten aanzien van het spiritisme dikwijls aan het licht kwam. Uitvoering behandelde de heer Smits eenige dier gevallen, waarbij een medium als bedrieger aan de kaak werd gesteld, en waarvan spreker overtuigd was dat er geen bedrog of niet ten volle bedrog in het spel was. Vervolgens noemde spreker de hui dige mediamieke verschijnselen en de tegenwoordig bekende mediums bene vens de manieren waarop de tegenstan ders trachten de werkwijzen dier me diums verdacht te maken. De heer Smits zeide daarbij onder an deren: er is sprake geweest van de op richting van een vereeniging van logisch denkende menschen, dit was echter niet noodig geweest': er is zoo een vereeni ging, namelijk „Harmonia". Spreker zag zich genoodzaakt deze mededeeling te doen. omdat de anti-spiritisten zijns in ziens zoo buitgenwoon onlogisch te werk gaan. Tenslotte werd een reeks lichtbeelden vertoond betreffende de manieren waar op de tegenstanders van het spiritisme, de „bedrogshypothese" opstellen, en die volgens den heer Smits zouden hebben moeten aantoonen, dat die hypothese volkomen onhoudbaar is. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k 60 Ctg. PER REGEL. CIGARETTES Kunt U den geheelen dag rooken, zonder hoofdpijn te krijgen. Zuivere tabaksmelange zonder meer! (Een verhaal uit den tijd van den Spaanschen Successie-Oorlog.) Naar het Engclschvan MORICE GER.ARD. 15) Terwijl hij hiermede bezig was. gin gen de twee officieren verder op ver kenning uit. Aan het eind van de gang ln een donkeren hoek vonden zij een touwladder, die naar een valluik voerde. Anthony klom er in en duwde het luik open. Hij hoorde gefladder. De duiven zijn hierboven, zei hij. Maak ze dan niet bang; iemand mocht het eens merken en alarm ma ken. Daar heb je gelijk in, gaf Anthony toe en met tegenzin ging hij weer naar beneden. Mark was nu zoo ver, dat hij het slot uit de deur gezaagd had. Zij gingen naar binnen. In het ver trék waren allerlei soorten goederen op- feetapeld, die zonder twijfel over de ri vier waren gesmokkeld ten nadeele van de rechtmatige inkomsten van den keur vorst van Beieren; vooraan echter ston den allerhande zaken, die tot de eon- vooien van Marlborough's leger hadden behoord. Ze waren diep verontwaardigd, zon der twijfel had Woessel de rol van ver rader gespeeld, door zyn geheimen bond genooten er van in kennis te stellen wanneer een convooi verwacht kon wor den Wy moeten beslissen wat we doen moeten, zei Marston. Zullen we niet direct teruggaan om den Hertog op de hoogte brengen? Ik denk. sir dat het 't beste is om ze op heeterdaad te betrappen, meende Fagan. Die duiven moeten iederen dag gevoederd worden; zij zijn natuurlijk vreeselijk zuinig op ze. want ze zijn hun boodschappers. Laten wij wachten tot die voer krijgen, dan is de rest gemak kelijk genoeg. Wat denk JU er van, Hellebrand? Ik ben het volkomen met Fagan eens. zy gingen weer naar beneden en on derzochten zorgvuldig de manieren waarop men het huis binnenkomen en verlaten kon. Anthony en zijn vriend, vermoeid na hun langen rit. zaten op de onderste treden van de trap. terwijl Mark op zyn eigen houtje aan het snuffelen was. Hij droeg mcccasins waardoor hy onhoor baar kon loopen. Hy onderzocht vloe ren en muren, of hy geen geheime deur ontdekken kon. Het geheele huis was nu in duisternis gehuld. Hun zenuwen wa ren iot het uiterste gespannen. zy verlangden om iets te doen; alles was beter dan zoo werkloos te moeten wachten. Plotseling kwam Mark by hen, zoo voorzichtig loopend als hem maar mogelyk was. Hy nam Marstons hand en trok hem mee. Kapitein Hellebrand moest biyven zitten, zei hy. Wat. is er. fluisterde Anthony. Er komt iemand het is er maar één. Waar? Bij de deur! Zij gingen naar voren. Mark bleef op een pas of zes van de achterdeur stil staan. Marston die niets hoorde, volgde zijn voorbeeld. De oude woudlooper knielde en legde zyn oor tegen den grond aan. Zoo bleef hy eenige minuten liggen. Eindeiyk posteerde hy tegen den eenen wand en zei Marston tegenover hem te gaan staan. Marston had zyn dolk uit de scheede getrokken, maar Mark beduidde hem die niet te gebrui ken. Hy strekte zyn hand uit. opende deze en deed haar weer dicht. De betee kenis van du gebaar was Anthony vol komen duidelyk. Zij dorsten haast geen adem te halen. Hellebrand boog zich voorover en pro beerde door de duisternis heen iets te onderscheiden: hij was gereed om toe te springen als zyn tegenwoordigheid noodig bleek. Klik! De steen tusschen de twee man nen werd langzaam omhoog geduwd, totdat hij recht overeind stond- Een hoofd en een paar schouders versche nen in de opening. De „Wezel"! riep Anthony. HU greep den verbaasden ..Edelmogende" met een ijzeren greep by de schouders en trok hem uit de opening. Woessel probeerde met alle kracht zich te bevrijden, maar hij was als een kind in de handen van zijn tegenstan der. Hellebrand kwam er direct bij; hij en Mark hadden Herr Woessel gebon den als een vogel die op het braadspit gelegd moet worden. Behalve een kreet van verbazing, angst en woede, kwam er geen woord over de lippen van den Hollander. Zoo gauw hij uit het gat was, daalde Fagan naar beneden. De treden lie pen naar een gang, die verbinding had met de rivier; hU kon duidelyk het rui- schen van het water hooren. Nadat hy een dertig meter geloopen had keerde hij terug om verslag uit te brengen. Ka pitein Hellebrand zou in het huis blij ven. terwtyl Marston en zijn knecht op verder onderzoek uitgingen. Voor ze gingen rende Fagan naar zijn kwartier om een lantaarn te halen. Toen hij terug was gingen ze dadeiyk op weg. Het scheen een oude gang te zyn die al verscheidene jaren voor smok keldoeleinden werd gebruikt. Nadat ze een twee honderd meter geloo pen hadden, splitste de gang zich; de ïinksche tak leidde naar de rivier; de ingang was geheel bedekt door dicht struikgewas. Zy keerden terug en liepen het andere gedeelte van de gang in; dit was langer. Zy kwamen aan een soort zomerhuis, dat er niet zoo verwaarloosd uitzag als het huis waar zy vandaan kwamen. Later ontdekten zy nog dat het op grond stond, die aan Herr Woes sel toebehoorde. Dit zomerhuis lag op eenigen afstand van de rivier en was door bosch omgeven. De heele situatie was hun nu duidelyk. De goederen wer den aan den ingang by de rivier afge leverd. in het verlaten huis gebracht en 's nachts, als de gelegenheid gunstig was door de gang die naar het tuinhuis leid de verder het land in gebracht. Toen zy deze ontdekkingen gedaan hadden, haastten zU zich terug. Fagan bleef nu achter om Woessel te bewaken, terwyi Marston en Hellebrand him mannen gingen halen. Zoo stil mogelyk werden zy uit hun kwartieren, opgeklopt. By de twee ingangen werden schildwachten uit gezet, terwijl het meerendeei der sol daten zich onder het dichte struikgewas bü de rivier verborg. Nauwelijks waren deze maatregelen getroffen of de groote klok van de ka thedraal sloeg twaalf. Even daarna klonk een fluitje, zacht, maar doordrin gend. Marston had Iets dergeiyks ver wacht, daar hU wist dat Herr Woessel alleen 's nachts uit het kamp weg kon cn tegen den vroegen ochtend moest terug koeren. Een boot die met omwoelde roeirie men voortbewogen werd kwam bij de landingsplaats. Het was een lange, diepe bark. bemand met een twaalftal koppen; ze hadden in het midden groote pakken liggen, blijkbaar dienzelfden avond van een convooi gestolen. Zonder twUfel had de duif de boodschap overgebracht dat een convooi in de buurt was. De boot werd direct door een dozijn sterke handen geënterd; de meeste man nen werden gevangen genomen, maar drie of vier sprongen aan de andere zU- de overboord en verdwenen. Vroeg in den morgen kreeg de opper bevelhebber bericht dat kolonel Mar ston hem wenschte te spreken. Marlbo rough, dl nog niet geheel gekleed was, wilde echter dat hy onmiddeliyk bin nen gelaten werd. Die zaak met de con- vooien had hem gevoelig getroffen; hy was er van overtuigd, dat Marston niet terug gekeerd zou z!jn, als hy niet een of andere belangrijke ontdekking gedaan had. (Wordt vervolgd.}!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 9