- LOVE
HAARLEM'S DAGBLAD
TWEEDE KAMER.
Hoof piano's!
FA. ANTÖN DE ROOIJ
SPAART UW GEZONDHEID!
FEUILLETON
Anthony Marston
Dolende Ridder
WOENSDAG 28 NOV. 1928 DERDE BLAD
27 November.
Vaccinatie. Het opschortingswetje met een jaar
verlengd. De Justitie-begrooting.
Het vaccinatie-wetje is aanvaard zonder
hoofdelijke stemming. Het wetje n.l. dat
den termijn, gedurende 'welken de in
directe vaccinatie-dwang is opgeschort,
jnet één jaar verlengt.
Vier sprekers waren er: mevr. de Vries-
Bruins, Dr. Vos, de heer Kersten en de
heer Bijleveld. Den heer Kersten gaan we
voorbij met de enkele vermelding, dat
hij hoewel er op 't oogenblik geen
dwang is een felle rede hield tegen
den dwang. Niemand ging er op in.
De minister vroeg slechts, waarom hij
toch die rede hield een onbeant
woorde vraag!
Mevr. de Vries—Bruins betoogde, dat
de encephalitis verminderde, maar ook
dat daarentegen het gevaar voor pokken
grooter wordt, nu er minder menschen
gevaccineerd worden, als gevolg van de
opschorting. Eenerzijds dus de kans van
encephalitis verminderd, anderzijds dus
de kans voor pokken vergroot.
Toch mevr. de VriesBruins waagde
t niet zich te verklaren tegen het ont
werp, want zeide zij er is geen
gelegenheid om met eenige kans op
zekerheid conclusies te trekken. Zij was
voor, al was dan de reden voor het
ontwerp in kracht afgenomen.
Een ander geluid deed Dr. Vos hooren,
toen geheel ander geluid.
Dr. Vos betoogde, dat door het ont
werp de vaccinatie op de lange baan
wondt geschoven. Zonder reden, want
Dr. Vos geloofde niet, dat over een of
twee jaar de encephalitis-commissi^-
Bèberheidi zal gebracht hebben over de
encephalitis, hij geloofde niet, dat er
binnen afzienbaren tijd een resultaat
ie wachten is. Al ziet Dr. Vos nu niet
binnen enkele jaren reeds een pokken-
calamiteit ontstaan, hij meent toch,
dot door de opschorting van den dwang
de populariteit der vaccinatie gaat ver
minderen, het volk krijgt tegenzin tegen
vaccinatie en de afschaffing van den
dwang is aan nabij.
Waar dr. Vos betoogde dat de gevaren
voor encephalitis bij vaccinatie vóór het
tweede levensjaar uitermate gering zijn,
daar vroeg hij van den minister een
wetsontwerp in te dienen, dat de vac
cinatie verplichtend stelde voor kin
deren gedurende het eerste levens
jaar.
Dr. Vos scheen een scherp tegenstan
der: hij meende in aanvaarding te zien
een vergrooting van het risico van het
volk voor pokken. Scheen een tegen
stander, want later veranderde hij.
De heer Bijleveld sprak heel kort
hij gispte 't in Dr. Vos, dat deze, hoe
wel er ook t.a.v. het eerste levensjaar
geen absolute zekerheid is, toch van den
minister dwang eischte. Hij noemde dit
een ouderwetsche houding.
De minister had dus eigenlijk alleen
pr. Vos te beantwoorden.
Te optimistisch noemde hij Dr. Vos,
maar ook te pessimistisch. Te pessi
mistisch, wat betreft het werk der en-
cephalitis-commissie, te optimistisch wat
aangaat de encephalitis-gevaren voor
het tweede levensjaar.
De encephalitis-commissie is met
groote ernst aan het werk. Maar de
encephalitis-gevallen in het eerste levens
jaar zijn nog steeds zeer groot.
Niet de minister zco beioogde hij
is de schuld van de verminderde po
pulariteit der vaccinatie, dat zijn de
feiten. Daarvoor is de bewindsman uit
Óen weg gegaan. Met die feiten voor
zicb acht de bewindsman het neg ten
eenenmaie onverantwoord, de opschor
ting van den indirecten vaccinatiedwang
niet te verlengen.
De indirecte dwang! Want hier te
lande is nog geen directe dwang. Wat
Dr. Vos wil zeide Dr. Slotemaker
terecht is niet anders dan den di-
recten dwang tot vaccinatie der kinde
ren beneden het tweede levensjaar.
De minister wees nog op de talryke
artsen, die aarzelen by het geven van
een advies aan de ouders, die niet weten
wat hen te doen staat.
Dr. Vos keerde toen om. Hy' sprak
in tweede instatie heel anders dan ,in
de eerste instantie. Nu sprak hij niet
van een taak der ministers, omdat er
geen zekerheid is te wachten van den
arbeid der encephalitis-commissie, thans
zeide hij uit den weg te willen gaan voor
's ministers mededeeling, dat hy de
vaccinatie van groote beteekenis acht
voor ons volk maar dat was reeds
lang bekend uit discussies van vorige
jaren en voor de mededeeling, dat de
minister zyn houding opnieuw heeft te
bepalen, wanneer hij het rapport der
encephalitis-commissie ontvangen zal
hebben. Maar dit stond al reeds in de
stukken.
Een vreemde houding van Dr. Vos.
Die een vreemden indruk maakte bij
partij- - en niet-partijgenooten.
Het wetsontwerp werd zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
Zonder hoofdelijke stemming is ook
aangenomen de motie van mevr. De
VriesBruins, die om een plan vroeg
voor de instelling van een over ons land
welverdeeid geneeskundig schooltoe
zicht.
Daarna zette de Kamer zich aan de
behandeling der Justitie-begrooting.
Algemeene beschouwingen, bijna zon
der einde.
De heer lvleerekoper voerde een warm
pleidooi voor het schenken van volwaar
dige juridische hulp aan minvermo
genden (aan de pro-deanen dus), die
tos dusver worden toegewezen aan Te
jonge advocaten, die ten slotte ook liever
wat lucratiever arbeid verrichten,
nu zij dikwijls moeite hebben in hun
eersten tijd financieel boven water te
blijven.
De heer Kleerekoper en zijn opvolger
op het sprekerslijstje, dr. Korten hors.:,
poogden den minister te overtuigen van
de noodzakelijkheid, maatregelen te ne
men tegen het voortwoekerende huur-
kcopsysteem, wat niets anders dan een
al te gemakkelijk koopen (met alle ge
volgen van dien) in de hand werkt. Ook
de heer Duys wensoht, dat de minister
krachtige maatregelen neemt tegen het
huurkoopsysteem
Mr. v. Gijn wilde maatregelen om de
auteursrechten van componisten te ver
zekeren en de heer Duymaer van Twist
klaagde over de uitvoering van de Zon
dagswet. Mevrouw BakkerNort had
een heel verlanglijstje, dat, wanneer wij
de rede van den minister weergeven, nog
eenmaal voor den dag zal komen. Zij
brak een lans voor de regeling der
rechtspositie van den handelsreiziger,
voor de herziening van de vermogens
positie der gehuwde vrouw, voor de re
geling der rechtspositie van het natuur
lijke kind, voor een betere nakoming
van den onderhoudsplicht en voor een
algeheels omwerking van de huwelijks
wetgeving.
Do heer Duys met den heer van
Sasse van IJselt achtte liet noodza
kelijk, dat de minister zijn houding be
paalde tegenover de onrechtmatige
overheidsdaad. Maar als leeuwen ston
den zij tegenover elkaar bij de kwestie
van de preventieve hechtenis. Was de
heer Duys van meening, dat er raar
wordt omgesprongen met het verlengen
van preventieve hechtenis door de rech
terlijke macht, de heer van Sasse van
IJsselt dacht er contrarie over. De heer
Duys klaagde ook over de vrijheidsbe
perking. die aan in voorloopige hechte
nis zittenden wordt opgelegd. Wanneer
die menschen willen lezen, waarom moe
ten dan intellectueelen afgescheept
worden met „De Kerstboom op de vlie-
ring"' e.d. geschriften. En wanneer juri
dische studenten „Pierson" willen be-
studeeren, waarom moet daar dan zoo
lang over gedelibereerd worden: dat is
toch een onschuldig boek.
De heer Sarrnes bepleitte uitvoering
van de ten vorigen jare 2 angenomen mo
tie. die inschakeling vraagt van het
leeken-element in de rechtspraak vol
gens de Coll. Ar be ids-overeenkomsten.
En ten slotte riep de heer Snoeek
Henkemans den minister op door scher
pe bepalingen den woeker te bestrijden.
AVONDVERGADERING.
Avondvergadering. Landbouw-
repetitie. Wenschen en op
lossingen.
In de avondvergadering een stroom
van Landbouwsprekers niet minder
den 13 heeren deden zich hooren.
Vrij algemeen was de Kamer van
oordeel, dat de toestand in den Land
bouw niet zoo rooskleurig is, ais de re
geering in de Troonrede wel heeft voor
gesteld. Algemeen stemde men in'met
wat Dr. Bierema als feit noemde: er is
geen evemvioht tusschen opbrengst en
koopkracht. Trouwens dit wordt door de
commissie-Deckers onderzocht.
De heer Hiemstra pleitte voor een ver
betering van de landarbeiderspositie en
voor een regeling van de pacht Hier
voor spraken zich óok uit de heeren
Van Voorst bot Voorst, Bierema, v. d
Sluis, v. d. Heuvel, Van Sasse. Maar
ieder had zUn eigen wenschen en gren
zen.
Maar hoe dat zij verbetering van
den boestand in den landbouw geeft
dü alles niet. Dus pleitte de heer Bie
rema voor uitbreiding van cultuur
grond. En de heer van Voorst tot
Voorst voor de instelling van een cul
tuurfonds. hoewel hy weet dat dit op
financieele bezwaren bij de regeering
stuit.
Een oplossing van het agrarische
vraagstuk geeft de regeling van he!
pachtstelsel niet. De heer v. d. Heuvel
vroeg aan den minister in deze materie
zeer voorzichtig .te werk te gaan. omdat
naar zijn gevoelen een al te kras in
grijpen veel kan bederven.
Geen oplossing van het agrarische
vraagstuk. Men kan slechts verbeteren.
Allereerst door de opvoering van de
hoeveelheid grond, waaarover zooeven
gesproken werd.
De heer Hiemstra zag een verbetering
in de geschiktmaking van weidegrond
voor akkerbouw. Wanneer de heer
Hiemstra wilde weten, hoeveel land
daarvoor geschikt is, dan zeide Dr. Bie
rema dat de gegevens daarvoor te vin
den zijn in de voorbereiding van de
Scheui-wet (mobilisatietijd).
Dr. Bierema geloofde ook, dat de op
brengst der weidegronden kan worden
opgevoerd door meer stikstofbemesting.
En algemeen wy wijzen op de hee
ren Bierema, van Voorst, Anient, v. d.
Heuvel, Vos, Rutten en Ebels ver
wachtte men een !r vloed ten goede van
de uitbreiding van het lager- en midd.
Land- en Tuinbouwonderwijs. En van
een goed georganiseerden voorlichtings
dienst en uitbreiding van het aantal
landbouwconsulenten, in binnen- en
buitenland. Vooral in het buitenland!
riepen de heeren Vos en Ebels krachtig
uit.
Het mond- en klauwzeer werd ter
sprake gebracht door Dr. Lovink.
Dr. Lovink vroeg of er spoedig een
rijksinstituut voor het onderzoek van
mond- en klauwzeer zal komen. En
waar de minister hier bestrijden wil.
daar vroeg hy de bestrijding te zetten
onder leiding van één deskundig man.
Dr. Lovink bepleitte den invoer van
schadelijke gerst uit Amerika tegen te
gaan en daarover bij de V. S. te blagen.
De heer v. d. Heuvel stond opnieuw
op de bres voor bescherming. De heer
Hiemstra pleitte als een radicale oplos
sing voor nationalisatie van den bo
dem.
Bescherming de heeren Lovink en
Ebels zetten uiteen, dat het den land
bouw in het buitenland ook niet goed
gaat, ondanks de bescherming.
Onvriendelijke woorden had de minis
ter niet in ontvangst te nemen. De heer
v. d. Heuvel huldigde hem, omdat hij
zijn aandacht zoo breed gaf en zoo ge
lijkelijk verdeelde over groote dingen en
kleine dingen. Gelijkelijk gaf hij zijn
aandacht zei de heer v. d. Heuvel
aan koe en kip, aan rund en haas. aan
big en boter, aan kool en biet ik heb
niets dan lof
..Brusselsch lof"? informeerde Mr.
Bijleveld.
Dertien Volksvertegenwoordigers van
avond. Had de heer v. d. Heuvel niet ge
lijk toen hij sprak van „een landbouw-
repetitie"?
Des ministers antwoord hij begon nog
tegen half een geven wij morgen
weer.
INTIMUS.
Haarlem Zijlweg 57
Groote sorteering instrumenten
DE DRIE BEKROONDE BIJDRAGEN
De bekroonde bijdragen in onze Prijs
vraag van 17 November, die wü toen we
gens gebrek aan plaatsruimte niet kon
den opnemen, volgen hier:
Ingezonden door Mcvt. B. Poots—
van Popta
Spoedig waren zij buiten de be
bouwde kom van Abcoude. Zachtjes
zoemde de motor. Na het heerlijke diner
waren onze vrienden in een stemming
om vrede te hebben met allen en alles
in dit aardsche tranendal
Ze reden! Ze waren tevreden! Plot
seling evenwel remde Klinker sterk
en de auto stond stil. Wat was er aan
de hand? Midden op den weg, binnen
den lichtkring der lantaarns stor.d
met opgeheven handen, een vrouw, een
oude vrouw, die nu naar den auto toe
kwam. „Och heeren". sprak zij, „vergeef
mij, dat ik u heb laten stil houden
maar als u alles weetEven
stokte haar stem. „Wel moedertje" zei
Klinker, „kom er maar mee voor den
dag, we zullen je niet opeten hoor!"
„Och aeeren. het is ^igenlijk zoo gek.
zoo dwaas en toch moest- ik het pro-
heeren". Weer hield het oudje op. „Nu
was is er dan toch?" ..Ja ziet u, weet u.
myn zoon, mijn eenige jongen is zoo
ziek geweest: zoo heel lang, ziet u.
Daardoor is hij zwaar moedig geworden.
0 het is vreeselijk". Tersluiks veegde zy
een paar tranen weg. „En vanavond is
het erger dan ooit. Van alles heb ik
gedaan om hem op te monteren, maar
niets helpt. Hy zegt: wat is het hier
stil moeder, als ik maar eens iets hoor
de, iets vroolijks, eens een andere
stem. Toen heeren, kwam er een zot
idee in myn hoofd. Ik dacht, als eens
iemand iets voor hem wilde zingen.
Plotseling liep ik de deur uit naar buiten
Daar zag ik de lichten van een auto.
uw auto. Help mij om Godswil. Kom
een oogenblik binnen en zing wat voor
mün jongen!"
Nu was de Zwart bekend om z'n uit
gebreid repertoire en zooals ik boven
reeds zei: alle drie waren zij in een bij
zonder tevreden stemming, geneigd
om hun evenmensch pleizier te doen.
zoodat Klinker's: vooruit dan maar, bij
de anderen direct instemming vond.
De motor werd afgezet en voorafge
gaan door het oude vrouwtje traden zij
een oogenblik later een laag boeren-
vertrek binnen Op een rustbed bij het
raam lag de zoon. een volwassen man.
die werkelijk zeer zwaarmoedig voor
zich uit staarde. Na de kennismaking
over en weer en na een goed kop koffie
stelde Klinker4 voor. dat zij. nu zij hier
zoo gezellig by elkaar zaten, maar eens
een liedje zouden zingen. Dat vond bij
val. Het heele repertoire werd afge
draaid. Tot slot kwam het: Mensch durf
te leven! van Dirk Witte. En toen...
het was een volmaakt knaleffect
het refrein werd door moeder en zoon
uit volle borst meegezongen. Een scha
terlach klonk door het vertrek en een
jolige stem riep: „Gewonnen Kees.
eerlijk gewonnen". Was dat de zieke!
Ik denk, dat onze drie vrienden niet
erg snugger hebben gekeken maar einde
lijk was Klinker zich zelf in zooverre
meester, dat hij kon zeggen: „Wat moet
dat beteekenen?" „Dat mijnheer",
zei de gewaande zieke, „dat beteekent
een schitterend gewonnen weddenschap.
Mijn broer en ik zyn beiden student in
Amsterdam maar om beter te kunnen
werken wonen we tijdelijk hier. We
redeneerden en debatteerden van avond
en ik was in een pessimistische bui. Ik
beweerde de wereld is slecht en mensch-
lievende lui bestaan er niet meer. M'n
broer beweerde het tegendeel en hij
wou wedden (hy is dol op wedden) dat
hy, van avond nog een paar mensch -
lievende lui hier zou binnen bren
gen. Ik moest alles precies doen, zoo
als liy het zei. De inzet was een ge
zellige dag naar Zancvoort. Hij heeft
het grandioos gewonnen." De broer, de
pseudo moeder, schudde van het lachen
om de verwonderde snuiten onzer vrien
den. „Ja heeren, ik heb u beet geno
men. Dat neemt niet weg. dat jelui
fideele lui zijn en mUn broer en ik
noodigen jelui uit or.s op dien dag naar
Zand voort, te vergezellen. We zullen er
een leuke pan van maken." Daar kon
men geen neen op zeggen. Wederzijds
werden adressen gewisseld ten einde
later een dag te bepalen. Toen besloot
ons drietal om zonder uitstel hun reis
te vervolgen en na een hartelijk af
scheid werd de motor weer aangezet.
Het Fordje reed den nacht in, verdere
avonturen te gemoet-
n.
(Tweede prijs.)
Ingezonden door den heer W. van Daaien
Daar wy door dit oponthoud, Utrecht
niet meer tijdig konden bereiken, beslo
ten wij in Vreeland te overnachten. In
het eenige hotelletje bespraken wij lo
gies en stalden er onzen wagen, waarna
wij eerst den inwer.digen mensch ver
sterkten. Na afloop van ons maal ble
ven wij nog even napraten, doch zoch
ten spoedig onze kamer op.
Het zal ongeveer 2 uur geweest zijn
toen ik plotseling wakker schrikte, waar
van wist ik niet Reeds wilde ik mij
weer te slapen leggen, toen mijn oog op
iets wits viel. midden in de kamer op
den grond. Ik sprong uit bed en ont
stak licht.
Het bleek mij dat de witte vlek het
rijbewijs was van onzen chauffeur. Daar
inij dit erg vreemd voorkwam, wekte ik
vlug mijn vrienden. Tot onzen grooten
schrik bemerkten wij dat onze kamer
grondig onderzocht was.
De portefeuille met ons kasgeld was
verdwenen, benevens onze horloges en
nog enkele kleinigheden. Wij alarmeer
den onmiddellijk den hotelhouder. Deze
kwam al gauw tot de ontdekking dat de
deur van de schuur, waar onze auto
stond, was geforceerd, en dat men door
een portaal, dat de verbinding vormde
met de keuken, het huis was binnen
gedrongen, tevens bleek dat uit de
schuur ook drie fietsen gestolen waren.
De hotelhouder oieek een flinke man
te zijn, hij snelde naar de telefoon en
beidt den veldwachter op, die na eenige
minuten verscneer. Wat te doen?
Goede raad was duur. Plotseling
schoot mij ons avontuur van 's middags
door 't hoofd en deelde ik dit den veld
wachter mede. Na een oogenblik naden
ken, gaf deze te kennen, dat wy in ieder
geval probeeren konden, om de dieven
te achterhalen. Dit voorstel vond bijval.
Op raad van den veldwachter, die na
tuurlijk medeging. besloten wij niet den
kant naar Utrecht op te tuffen, maar
den weg terug te gaan dien wij geko
men waren.
Vlak onder Abcoude ontdekten wij
eenige fietsers. Wij reden snel voorbij
en zagen mijn vermoeden bewaarheid:
het was 't drietal vagebonden.
Wij zwenkten dwars over den weg, zoo
dat er niemand ken passeeren. Toen de
verraste dieven zas^n wie zij voor had'
den, wierpen zij hun fietsen op den
grond en trachten over de zich langs
den weg bevindende sloot te ontkomen.
Die gelukte aan twee hunner, de derde
sprong mis. pardoes midden in de sloot.
Wy brachten hem op het droge, het
bleek de grootste van het drietal te zyn
blijkbaar de aanvoerder. Tot onze groote
vreugde had hij al ons geld in zyn bezit
benevens één onzer horloges, de andere
waren blijkbaar in het bezit van zijn
kameraden, wy hebben ze nooit terug
gezien. wy tuften naar het dorp terug
inclusief gevangene en fietsen. De hotel
houder was zeer in zijn schik, dat zijn
eigendommen zoo spoedig weer in zijn
bezit waren.
Zoo eindigde deze eerste nacht van
onze omzwervingen.
ni.
(Derde prUs.)
Ingezonden door den heer F. W. van Riet
Een ieder in zijn eigen gedachten ver
zonken, reden wij in de richting
Utrecht en na het copieus diner, dat wij
bij de vriendelijke familie Brinkman
hadden genoten, klonk het gerammel
van ons wagentje ons als een melodieus
wiegelied in de ooren De felle lichtbun
dels, die de koplichten voor ons uit
wierpen, deden de schaduwen des te
zwarter schijnen en ontnamen ons ieder
idee van afstand of plaats. Plotseling
verscheen in den lichtbundel een groote
donkere schaduw, die een man bleek ve
zijn, die door heftig armgezwaai en
luid geroep onze aandacht trachtte te
trekken. Onder hartverscheurend ge
knars bracht Simson de Ford tot stil
stand en eenige seconden daarna ver
scheen de man aan het portier
„Och, heeren". zeide hy, „het spijt
mij. dat ik u moet lastig vallen, maar
myn kameraad heeft een ongeluk ge
kregen en ik kan hem alleen niet hel
pen". „Wat is er gebeurd?" vroeg de
Zwart. „Ja. ziet u", zei de man. „ik ben
met mijn makker op weg naar Utrecht
om werk te zoeken. Nu zagen wy een
eindje het land in een schuurtje, waar
wij wellicht zouden kunnen overnach
ten en wilden daar naar toe gaan. Mijn
kameraad sprong het eerst over de
sloot, maar hy struikelde en viel met
zijn hoofd op een steen, die daar lag. en
hij bleef daar meteen bewusteloos lig
gen Ik heb hem met veel moe'.te naar
het schuurtje gesleep:, maar ik weet nu
niet, wat ik verder moet doen. Zouden de
heeren niet eren mee willen gaan kij
ken. misschien kunnen zij wat voor den
armen kerel doen. Hoewel het uiterlijk
van den man ons niet erg aanstond,
konden wij toch moeilijk weigeren, daar
liet hier ging om een ongelukkige te
helpen Bovendien waren wij met z'n
drieën cn Simson met zijn sterke
knulsten was er een van. Wij volgden
dan onzen leidsman in de duisternis en
waren spoedig bij het schuurtje. „Kijk,
heeren. daar ligt hij", zei de man en wtf
trachtten met onze oogen de diepe duis
ternis te doorboren, onderwijl wij naar
onze lucifers tastten By net aansteken
echter bemerkten wU, dat wij slechts
met ons drieën in het schuurtje waren.
Een angstig voorgevoel deed ons naar
buiten rennen en het eerste wat wij
hoorden was het aanslaan van den mo
tor en eer wij den weg weer bereikten,
zagen wij het roode achterlicht van
onze Ford zich met toenemende snel
heid van ons verwijderen, terwijl ons
sarrend werd toegeschreeuwd„Doe da
groeten aan dat lieve meisje van van-
INGF.ZONDEN MEDEDEELINGEN
b 60 Cent* per regel.
ANEGANG 14 - TELEFOON 11963
SCHITTERENDE COLLECTIE 2
AMATEUR-ALBUMS
POËSIE'S, DAGBOEKEN
pHARMONIA"
Lezing over de Bedrogs-
hypothese".
De heer J. P. Smits sprak Dinsdag
avond voor een vrij talrijk publiek over
de zoogenaamde „Bedrogshypothese".
Na een korte inleiding omtrent dc hou
ding van het leekenpubliek tegenover het
Spiritisme. noemde spr. verschillende
opinies, die z.i. dwalingen zijn; zoo deze:
dat spiritistische séances altijd in het
donker worden gehouden, en dat allo
spiritisten bedriegers zijn. Steeds zijn do
beweringen van anti-spiritisten op af
doende wijze weerlegd. Anti-spiritisten
zyn er tot nu slechts in geslaagd enkelo
gevallen van bedrog aan te toonen.
Voorts dient te worden vastgelegd, dat
die enkele ontmaskeringen tot de veron
derstelling hebben geleid dat.... alle
appelen in de mand rot zijn. De heer
Smits citeerde verschillende ter zake
deskundige schrijvers die bewezen zou
den moeten hebben dat de bedrogshypo
these onhoudbaar is.
Vervolgens besprak de heer Smits do
echte en de (als zoodanig ten onrechte
uitgekreten) ontmaskeringen. Hij be
sprak op welke wijze men bedr.egel ijk
jetracht heeft spiritistische verschijn
selen verdacht te maken en haalde vele
gevallen aan uit de geschiedenis van het
spiritisme. De heer Smits wees dc be
schuldiging dat zijn geloofsgenooten zorg
vuldig alles wat met echte ontmaskering
te maken heeft, verzwijgen, pertinent
van de hand. Hij deed op deze bijeen
komst dan ook verslag van eenige wer
kelijke ontmaskeringen, doch verzuimdo
niet er bij te vermelden, dat bi) de pro
cessen naar aanleiding daarvan gehou
den, de bijna absolute onkunde van do
publieke autoriteiten ten aanzien van
het spiritisme dikwijls aan het licht
kwam.
Uitvoering behandelde de heer Smits
eenige dier gevallen, waarbij een medium
als bedrieger aan de kaak werd gesteld,
en waarvan spreker overtuigd was dat
er geen bedrog of niet ten volle bedrog
in het spel was.
Vervolgens noemde spreker de hui
dige mediamieke verschijnselen en de
tegenwoordig bekende mediums bene
vens de manieren waarop de tegenstan
ders trachten de werkwijzen dier me
diums verdacht te maken.
De heer Smits zeide daarbij onder an
deren: er is sprake geweest van de op
richting van een vereeniging van logisch
denkende menschen, dit was echter niet
noodig geweest': er is zoo een vereeni
ging, namelijk „Harmonia". Spreker zag
zich genoodzaakt deze mededeeling te
doen. omdat de anti-spiritisten zijns in
ziens zoo buitgenwoon onlogisch te werk
gaan.
Tenslotte werd een reeks lichtbeelden
vertoond betreffende de manieren waar
op de tegenstanders van het spiritisme,
de „bedrogshypothese" opstellen, en die
volgens den heer Smits zouden hebben
moeten aantoonen, dat die hypothese
volkomen onhoudbaar is.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k 60 Ctg. PER REGEL.
CIGARETTES
Kunt U den geheelen dag rooken,
zonder hoofdpijn te krijgen.
Zuivere tabaksmelange zonder meer!
(Een verhaal uit den tijd van den
Spaanschen Successie-Oorlog.)
Naar het Engclschvan
MORICE GER.ARD.
15)
Terwijl hij hiermede bezig was. gin
gen de twee officieren verder op ver
kenning uit. Aan het eind van de gang
ln een donkeren hoek vonden zij een
touwladder, die naar een valluik voerde.
Anthony klom er in en duwde het luik
open. Hij hoorde gefladder.
De duiven zijn hierboven, zei hij.
Maak ze dan niet bang; iemand
mocht het eens merken en alarm ma
ken.
Daar heb je gelijk in, gaf Anthony
toe en met tegenzin ging hij weer naar
beneden.
Mark was nu zoo ver, dat hij het slot
uit de deur gezaagd had.
Zij gingen naar binnen. In het ver
trék waren allerlei soorten goederen op-
feetapeld, die zonder twijfel over de ri
vier waren gesmokkeld ten nadeele van
de rechtmatige inkomsten van den keur
vorst van Beieren; vooraan echter ston
den allerhande zaken, die tot de eon-
vooien van Marlborough's leger hadden
behoord.
Ze waren diep verontwaardigd, zon
der twijfel had Woessel de rol van ver
rader gespeeld, door zyn geheimen bond
genooten er van in kennis te stellen
wanneer een convooi verwacht kon wor
den
Wy moeten beslissen wat we doen
moeten, zei Marston. Zullen we niet
direct teruggaan om den Hertog op de
hoogte brengen?
Ik denk. sir dat het 't beste is om
ze op heeterdaad te betrappen, meende
Fagan. Die duiven moeten iederen dag
gevoederd worden; zij zijn natuurlijk
vreeselijk zuinig op ze. want ze zijn hun
boodschappers. Laten wij wachten tot
die voer krijgen, dan is de rest gemak
kelijk genoeg.
Wat denk JU er van, Hellebrand?
Ik ben het volkomen met Fagan
eens.
zy gingen weer naar beneden en on
derzochten zorgvuldig de manieren
waarop men het huis binnenkomen en
verlaten kon.
Anthony en zijn vriend, vermoeid na
hun langen rit. zaten op de onderste
treden van de trap. terwijl Mark op zyn
eigen houtje aan het snuffelen was. Hij
droeg mcccasins waardoor hy onhoor
baar kon loopen. Hy onderzocht vloe
ren en muren, of hy geen geheime deur
ontdekken kon. Het geheele huis was nu
in duisternis gehuld. Hun zenuwen wa
ren iot het uiterste gespannen.
zy verlangden om iets te doen; alles
was beter dan zoo werkloos te moeten
wachten. Plotseling kwam Mark by hen,
zoo voorzichtig loopend als hem maar
mogelyk was. Hy nam Marstons hand
en trok hem mee. Kapitein Hellebrand
moest biyven zitten, zei hy.
Wat. is er. fluisterde Anthony.
Er komt iemand het is er maar
één.
Waar?
Bij de deur!
Zij gingen naar voren. Mark bleef op
een pas of zes van de achterdeur stil
staan. Marston die niets hoorde, volgde
zijn voorbeeld. De oude woudlooper
knielde en legde zyn oor tegen den
grond aan. Zoo bleef hy eenige minuten
liggen. Eindeiyk posteerde hy tegen den
eenen wand en zei Marston tegenover
hem te gaan staan. Marston had zyn
dolk uit de scheede getrokken, maar
Mark beduidde hem die niet te gebrui
ken. Hy strekte zyn hand uit. opende
deze en deed haar weer dicht. De betee
kenis van du gebaar was Anthony vol
komen duidelyk.
Zij dorsten haast geen adem te halen.
Hellebrand boog zich voorover en pro
beerde door de duisternis heen iets te
onderscheiden: hij was gereed om toe
te springen als zyn tegenwoordigheid
noodig bleek.
Klik! De steen tusschen de twee man
nen werd langzaam omhoog geduwd,
totdat hij recht overeind stond- Een
hoofd en een paar schouders versche
nen in de opening.
De „Wezel"! riep Anthony. HU
greep den verbaasden ..Edelmogende"
met een ijzeren greep by de schouders
en trok hem uit de opening.
Woessel probeerde met alle kracht
zich te bevrijden, maar hij was als een
kind in de handen van zijn tegenstan
der. Hellebrand kwam er direct bij; hij
en Mark hadden Herr Woessel gebon
den als een vogel die op het braadspit
gelegd moet worden.
Behalve een kreet van verbazing, angst
en woede, kwam er geen woord over de
lippen van den Hollander.
Zoo gauw hij uit het gat was, daalde
Fagan naar beneden. De treden lie
pen naar een gang, die verbinding had
met de rivier; hU kon duidelyk het rui-
schen van het water hooren. Nadat hy
een dertig meter geloopen had keerde
hij terug om verslag uit te brengen. Ka
pitein Hellebrand zou in het huis blij
ven. terwtyl Marston en zijn knecht op
verder onderzoek uitgingen. Voor ze
gingen rende Fagan naar zijn kwartier
om een lantaarn te halen.
Toen hij terug was gingen ze dadeiyk
op weg. Het scheen een oude gang te
zyn die al verscheidene jaren voor smok
keldoeleinden werd gebruikt.
Nadat ze een twee honderd meter geloo
pen hadden, splitste de gang zich; de
ïinksche tak leidde naar de rivier; de
ingang was geheel bedekt door dicht
struikgewas. Zy keerden terug en liepen
het andere gedeelte van de gang in; dit
was langer. Zy kwamen aan een soort
zomerhuis, dat er niet zoo verwaarloosd
uitzag als het huis waar zy vandaan
kwamen. Later ontdekten zy nog dat
het op grond stond, die aan Herr Woes
sel toebehoorde. Dit zomerhuis lag op
eenigen afstand van de rivier en was
door bosch omgeven. De heele situatie
was hun nu duidelyk. De goederen wer
den aan den ingang by de rivier afge
leverd. in het verlaten huis gebracht en
's nachts, als de gelegenheid gunstig was
door de gang die naar het tuinhuis leid
de verder het land in gebracht. Toen
zy deze ontdekkingen gedaan hadden,
haastten zU zich terug. Fagan bleef nu
achter om Woessel te bewaken, terwyi
Marston en Hellebrand him mannen
gingen halen. Zoo stil mogelyk werden
zy uit hun kwartieren, opgeklopt. By de
twee ingangen werden schildwachten uit
gezet, terwijl het meerendeei der sol
daten zich onder het dichte struikgewas
bü de rivier verborg.
Nauwelijks waren deze maatregelen
getroffen of de groote klok van de ka
thedraal sloeg twaalf. Even daarna
klonk een fluitje, zacht, maar doordrin
gend. Marston had Iets dergeiyks ver
wacht, daar hU wist dat Herr Woessel
alleen 's nachts uit het kamp weg kon
cn tegen den vroegen ochtend moest
terug koeren.
Een boot die met omwoelde roeirie
men voortbewogen werd kwam bij de
landingsplaats. Het was een lange, diepe
bark. bemand met een twaalftal koppen;
ze hadden in het midden groote pakken
liggen, blijkbaar dienzelfden avond van
een convooi gestolen. Zonder twUfel had
de duif de boodschap overgebracht dat
een convooi in de buurt was.
De boot werd direct door een dozijn
sterke handen geënterd; de meeste man
nen werden gevangen genomen, maar
drie of vier sprongen aan de andere zU-
de overboord en verdwenen.
Vroeg in den morgen kreeg de opper
bevelhebber bericht dat kolonel Mar
ston hem wenschte te spreken. Marlbo
rough, dl nog niet geheel gekleed was,
wilde echter dat hy onmiddeliyk bin
nen gelaten werd. Die zaak met de con-
vooien had hem gevoelig getroffen; hy
was er van overtuigd, dat Marston niet
terug gekeerd zou z!jn, als hy niet een of
andere belangrijke ontdekking gedaan
had.
(Wordt vervolgd.}!