HET GENOT FILMSTER TE ZIJN.
H.D.VERTELLING
Haarlemmer Halletjes
,Ik wou zoo erg graag bij de film
komen." Het glibberige
pad. 35000 brieven krijgt
Clara Bow per week. Tal «.kj»
van corveetjes.
Een der vele geneugten van een filmartist.
Iemand die de filmindustrie van zeer
nabij kent. heeft mij onlangs een paar
brieven laten lezen, welke jeugdige en
niebimear jeugdige lieden in ons goede va
derland hem geschreven hadden. Ze
zijn thans niet ter publicatie beschik
baar maar van één was de inhoud on
geveer::
„Zeer geachte heer. U hebt vroeger'
aan de X-filmfabriek gewerkt als re-
gisseur. Ik ben dól op films en wou
erg graag bij de film komen. Mijn
vriendin zegt, dat ik erg op Gloria
Swanson lijk, mijn gezicht is photo-
gënique, ik ben zestien jaar en ik ken
1 Engelsch. Toe mijnheer, kunt u mij
niet helpen; ik geloof wel dat ik
filmster kan worden." Volgt onder-
teekening en „P.S. Weet u misschien
ook een plaats voor mijn vriendin,
1 zij lijkt sprekend op Truusje van Aal
ten, dat was toch ook een gewoon Ne-
derlandsch meisje. Dag mijnheer."
De mijnheer, die verder o.a. vragen om
plaatsen kreeg van een timmermans
knecht die ook tevreden zou zijn met
een baantje als spijkerklopper in de
studio tot men hem zou ontdekken of
van een loopjongen die éen goed „por
tuur" had en een Fordje kon besturen,
die mijnheer dan heeft op al deze brie
ven geantwoord en geadviseerd dat het
beter was maar hoedenanaakstertje, dub
belgangster van Gloria of Truusje, H.
B, S.-er vierde klas, timmermansknecht,
politieagent of loopjongen te blijven
en zich niet te wagen op het zeer steile
pad (bestaande uit ellende, laatste geld
en tranen van berouw) dat naar den
film-sterrenhemel leidt
O zeker, er zijn in Hollywood en Neu-
Babelsberg, in Culver-city, Elstree en
Miinchen wel spelers en speelsters die
plotseling in den zevenden hemel, de
filmstudio en de gunst van het publiek
kwamen, maar er zijn talloos vele ande
ren die pas na zeer veel moeite, ge
steund door een sterken wil om de film
te dienen onder de schijnwerpers kwa
men en na eenigen tijd weer in het ge
wone leven terug konden keeren of rond.
de filmsteden bleven hangen en er een
armoedig bestaantje als figurant-zon
der-werk hadden.
En dan denken velen dat het baantje
van filmster zoo bar leuk is. Hetgeen
toch niet, het geval is, al is 't misschien
prettig per week 35000 brieven te krijgen
van aanbidders en aanbidsters uit alle
koude en wanne hoekjes ter wereld
zcoals het Clara Bow telkens overkomt,
het moge je eergevoel streelen in ieder
filmblad geregeld foto's van je opgeno
men te zien, daar staat tegenover, dat
een fiknspeler zeker tien uren per dag
hard werkt in de droge warmte der
Jupiterlampen of buiten in de open
lucht, dat een „hij" twintig keer door
door een spiegel moet vallen voor het
glas eindelijk op de juiste wijze wil bre
ken en dat een „zij soms uren lang in
de tocht der reusachtige waaiers en in
den killen kunstmatigen regen moet
staan voor de vriendelijke, oude man
uit de film het meisje zijn jas omslaat
en haar bij een warmen haard zet.
En er bestaat de mogelijkheid dat een
■-acteur aan den lasso van een cowboy
over het veld gesleept moet worden. Om
paarden te sparen neemt men dan een
auto waaraan 't touw gebonden is, zoo
dat de veel-benijde speler- eerst met een
rukje en dan in volle vaart over stee-
nen en door modder gesleurd wordt, tot
de meedoogenlooze regisseur op de
auto vindt dat het welletjes is, en dat
de opnemingen nu wel goed zullen zijn.
Daar zijn voor sensatiefilms voorts de
honderden gevaarlijke toeren die uitge
haald moeten worden zooals het beklau
ter van den Eiffeltoren, het berijden van
wilde paarden, het racen met auto's en
het werpen van bommen. Wat lang
niet altijd ongevaarlijk is, al werkt men
met trucs, zooals het langzaam opne
men van rijdende auto's die in werke
lijkheid 20 kilometer vaart hebben
en op het witte doek een gangetje van
een 200 kilometer schijnen te voeren.
Men gebruikt plaatsvervangers voor de
hoofdpersonen wier levens hoog verze
kerd en veel waard zijn. Maar ook die
dubbelgangers zijn filmacteurs of -ac
trices, eens vol idealen naar filmland
gegaan en nu voor grof geld ieder
oogenblik hun leven wagend.
Bij gewone, rustige speelfilms waar
voor de camera's staan aan een groen
vijvertje, bij een lief huisje tusschen de
velden, op een bankierskantoor en in de
rechtszaal bestaat er minder gevaar voor
de spelers, maar als opeens een boef
een bom bimiensmijt die te zwaar gela
den is, of een auto op een landweg Iets
verkeerd uitwijkt, dan kunnen er ge
makkelijk nog ongfelukken gebeuren, zoo_
als Harold Lloyd zou kunnen vertellen
die immers door een te sterke ontplof
fing zoodanig aan zijn oogen verwond
werd dat hij eerst na een kostbare en
zeer langdurige behandeling weer zijn
lachende oogen kon gebruiken om door
de glaslooze bril heen te zien. En man
nen als de acteur- die bij het opnemen
van „Le miracle des loups" door wolven
zoo deskundig werd aangevallen dat hij
het niet overleefde of de figurant die
bij 't maken van de Italiaansche „Quo
Vadis" door een leeuw werd opgegeten
in den kunstmatigen regen.
zyn maar enkelen van 3e velen die bij
de fabricatie van bewegende prenten
boeken htm leven beëindigden.
Maar er zijn meer beslommeringen die
filmspelers en -speelsters het leven een
graadje onaangenamer maken dan het
voor hen al is. Film-pers-lieden mogen
dan uit hun, een vorige maal reeds als
zeer productief aangeprezen, duimen tal
van vertelseltjes puren, vlugge typistes
kunnen wel ontelbare brieven neertik
ken en „onderteekenen" met een stem
pel Waarin de autografie van Tom, Pola,
Doug, Janet, Charles, Alice, Ted of Mary-
is gegraveerd, er blijven toch nog dul-
zend-en-een corveetjes over die zij moe
ten verrichten. Zoo zijn de Amerikaan-
sche bladen zeer happig op series foto's
van sterren, beginnende met bijvoorbeeld
den huisknecht die 's morgens om zeven
uud het pak van Adolphe Menjou op
waarlijk virtuose wijze schuiert, vervol
gens de ontbijttafel, de lunch in het vrije
veld naast een auto merk dit en dat.
laatste type, zooveel cylinders, Monsieur
Adolphe in het water van den Stillen
Oceaan een bad nemend en eindigend
met den butler die een cocktail, pardon
een glas water voor den man met het
snorretje neerzet als de maan al door de
palmen schijnt en Hawaïan-girls wee
moedige liedjes zeuren.
En dan liggen er aanvragen te wach
ten van goed-betalende spoorwegmaat
schappijen of mode-magazijnen die een
eigenhandig geschreven aanbeveling voor
hun zaak vullen hebben.
Voorts is het tegenwoordig mode dat
bij de allereerste première (want een
film beleeft er heel wat voor hij in de
gewone roulatie komt) de hoof drol ver
tolkers voor een batterij-microfoons tien
of twintig vriendelijke woordjes tot het
aan hun radiotoestellen luisterende pu
bliek spreken en behalve de vele andere
verplichtingen zijn er tenslotte de echt
scheidingsprocessen, die onafscheidelijk
blijken in de filmwereld.
Als eenige lichtpunt in deze Holly-
wooa-Egyptische duisternis, de salaris
sen vallen nogal mee, vraag maar aan
Harold Lloyd die verscheiden millioenen
dollars per jaar in den zak steekt.
C. G. B.
KONINGIN SOURIYA.
Koningin Souriya, die nu de vlag van
het feminisme draagt over de werkelijk
gevaarlijke slagvelden van Afghanistan,
is een van die moedige hoogstaande
vrouwen die van nature geschikt zijn om
de rol van pionier te vervullen.
Koningin Souriya wordt beschouwd
als de voorvechtster van de rechten dei-
vrouw in het Oosten, maar geen banier
draagster van het feminisme is zachter
en liever, bescheidener en vrouwelijker
dan zij. Zy zou al haar krachten tot hei
laatste geven voor de bevrijding harer
zusteren van de ketenen waaronder zü
nog zuchten, tocli is er geen vrouw die
meer op heeft met mooie kleeren en zij
draagt haar juweelen op voorbeeldige
wijze. Zij heeft de bewuste elegance van
de Frangaise, zü heeft het Amerikaan-
sche vertrouwen in de kracht van op
voeding, maai- door haar gvoote liefde
voor de vrijheid is zü verwant aan die
Engelsche vrouwen die de leidsters zyn
geweest van de beweging die de emanci
patie der vrouw ten doel had.
En toch....: deze koningin, even be
schaafd, modern en verlicht als iedere
voorname dame van het Westelük half
rond, die meisjesscholen stichtte en
leidt, diners geeft, het toezicht heeft
over groote sociale instellingen, auto
rijdt en op de jacht gaat, mag niet spre.
ken met haar Koninklyken echtgenoot
als hij niet eerst het woord tot haar
richt!
Moeten we dan toch zeggen: arme
Souriya?
Menagerie geheimen
Door BELA TóTH.
(Nadruk verboden; auteursrecht voor
behouden.)
J. Hugo Stop aan Bilt Morton.
Waarde Bill! Nooit zal ik den mooier,
tijd vergeten, toen ik in je menagerie
als tijger werd aangesteld. Het was een
fout van my dat ik het vak vaarwel zei;
ik was jong en lichtzinnig en ik heb
je vaderlijke raadgevingen niet naar
waarde geschat. Maar ik heb er be
rouw van gehad. Sindsdien kan ik niet
meer op een groenen tak komen. Nu,
na veie jaren in wanhoop te hebben
rondgedoold, ben ik weer zonder bezig
heden, zonder onderdak gn zonder
bi;ood. Bovendien heb ik mijn oom nog
tót mijn last-, die In Alaska zonder re
sultaat vyf-en-twintig jaar lang naar
goud heeft gegraven. Nadat hü my des
tijds tot erfgenaam had benoemd, onder
houd ik hem thans, hetgeen ik aldus
verzoek op te vatten, dat wij samen ge
brek lyden. Is in je menagerie niet toe
vallig de functie van tijger open? Ik zou
haar graag vervullen. Tegenwoordig
brul ik onberispelijk en ik heb ook de
onaangename bygelulden afgeleerd. Ik
zie je bericht graag tegemoet en ik ben
je dienaar J. Hugo Stop, oud-
generaal van het leger van
Nicaragua.
Bill Morton aan J. Hugo Stop.
Beste Jeremias Hugo! Je brief heeft
my veel genoegen gedaan. Beter laat
den goeden weg ingeslagen dan nooit.
Fortuna is je dezen keer gunstig; in
mü'n menagerie is de positie van tyger
inderdaad open. wanneer je wilt kun jc
dadelijk in functie treden. Myn voor
waarden zyn de oude: twintig dollar
per week beginsalaris, vrije woning,
vuur en licht, ontbyt en koffiedrinken.
Voor het diner hebben de dieren zelf te
zorgen. Eveneens heb je het tijgervel
zelf aan te schaffen. Eens in de drie
weken uitgaansdag. Werktyd twaalf uur
per dag, van 8 uur des morgens tot 8
uur des avonds. Om 8 uur des morgens
precies hebben alle dieren in hun kooien
te verschijnen en de aandacht van het
publiek door gebrul op zich te vestigen.
Het schoonhouden van de kooi is even
eens je plicht. Bij het ontbyt kryg je
koffie of thee, des middags een half
kilo vleesch. Na het middagmaal kun
je een uur slapen. Het bijten van het
publiek of het uitbreken uit de kooi
is alleen met mijn toestemming geoor
loofd en een zoodanig voornemen moet
mij twee dagen tevoren schriftelijk wor
den aangekondigd.
Ik hoop, dat je je dezen keer aan de
regelen van het huis zult houden en je
niet twee maal per dag een roes zult
drinken. Wanneer je je behoorlijk had
gedragen, had je bij my nu reeds olifant-
kunnen zijn en over twee jaar kon je
jil met vol salaris met pensioen gaan.
*Nu' 'moet je Van voren af' beginnen.
BILL MORTON,
menagerie-directeur.
P.S, Kun je me misschien een be
trouwbaar Nylpaard aanbevelen?
III.
Beste Billl
Ik neem je voorwaarden aan en ik
kom tegen het einde van deze week by
je. Als Nylpaard beveel ik je myn vriend
Tom Richards aan. die het graag op zich
zou nemen, wanneer je bereid bent, in
zyn kuip in plaats van water rum të
geven. Heb jé niet een kameel ccod'g?
Ik weet er een. Schryf onmiddellijk.
J. HUGO STOP.
IV.
Waarde Jeremias Hugo!
Het spijt my bijzonder, maar op de
rum kan ik niet ingaan, ik wil een nyl
paard engageeren en geen rumpaavd.
Suikerwater of limonade sta ik graag
toe, maar ik kan niet riskeeren, dat het
Nijlpaard zich bedrinkt en de eeuwen
oude goede reputatie van myn menage
rie ondermijnt. Wanneer de eisciien van
het kameel bescheiden zijn, kan het ko
men en wanneer er onder je kennissen
een wilde ezel is, zend my dien dan ook.
Mük wilden ezel is een ongeval over
komen; hy" kreeg verleden week ruzie
met den leeuw en zy hebben elkaar half
dood geslagen. Omgaand antwoord ver
zoekt. je dienstwillige
BILL.
Waarde directeur!
De eischen van het kameel zyn be
scheiden, maar liet wil maar één bult
meebrengen, voor den tweeden moei jij
zorgen Een vulden ezel ken ik niet. maar
van myn oom over wien ik je in mijn
eersten brief heb geschreven zou met
weinig moeite een voortreffelijke gnoe
te maken zyn. Mijn oom is goedhartig
en leerzaam, misschien is het te probee-
ren. In de plaats van een wilden ezel
zou voorloopig misschien een gnoe vol
doende zijn.
J. H. STOP.
VI.
Beste vriend!
Een gnoe kan ik niet gebruiken. Maar
zend mü je oom zoo snel mogelük. Ik
weet voor hem een tamelijk goed baan
tje.
BILL.
VIT,
De oom aan J. Hugo Stop.
Oude jongen!
Volgens onze afspraak zocht ik Bill
Morton op. Ik trok myn Zondagspak
aan. alleen de schoenen had ik verkocht,
om my te kunnen laten scheren en om
mijn baard van anderhalf jaar kwijt te
raken. Dit was mijn ongeluk. Toen Bill
mij zag, wenkte hy mistroostig met de
hand en stuurde mi] terug. Stel je voor:
hy wilde my als baardgier engageeren!
Je ongelukkige
OOM.
EENZAME EILANDEN.':.
Het eenzaamste van de Britsche eilan
den is zeer waarschijnlijk St. Kilda. het
Westelijkste van de Hebriden ot' Wester-
eilanden.
Het is nu zoo goed als geheel van de
buitenwereld afgesloten tot het volgend
jaar Mei. Tenzij ire:Iers er beschutting
tegen den storm komen zoeken zijn dc
eilandbewoners tot Mei geheel op zich-,
zelf aangewezen.
Er wonen in 't geheel 45 menschen op
het eiland. In den zomer komen stoom-
booten met toeristen naar St, KUda en
er bestaat dan een tamelijk regelmatige
verbinding met het vasteland. Maar met
Augustus houdt dit op en deze toe
stand duurt, tot Mei.
Er zün nu twee dvaadiooze toestellen
op het eiland zoodat St. Kilda nu niet
meer geheel geïsoleerd is. Maar toch is
het mogelijk dat de bewoners het. nieuwe
jaar zullen ingaan zonder kalenders. Dit
mag nu een feit van weinig beteekeius
lijken maar het. hindert de bewoners van
St. Kilda geweldig. De verbinding met
vasteland houdt. op. vóórdat de kalen
ders voor het volgend jaar te krijgen
zijn en zoo moeten ze Op St. Kilda door
middel van streepjes op een velletje pa
pier „op de hoogte van den tijd" biyven
tot April of Mei. Eén vergissing, één
streepje te veel of te weinig en het is
mis met hun tijdrekening.
Een ander eenzaam eiland is Foula,
het Westelijkste van de Shetlandsche
eilanden, zeven en twintig mijl van
Shetland verwijderd. Het heeft ln de
laatste jaren veel geleden door een op
eenvolging van slechte oogsten. Vroeger
leverde de visscherij er in hoofdzaak het
voedsel voor de eilandbewoners, maar
sedert de vlssclrerü met trellers worde
beoefend is het daarmede ook uit en
blijft er voor de menschen op Foula
geen visch genoeg meer over. De be
volking is dan ook in 25 jaar verminderd
van 300 tot 150.
Foula heeft de hoogste klip van En
geland: 1220 voet boven de zee, twee
maal zoo hoog als Beachy Head. Op en
in dien klip zoeken een groot aantal vo
gels. waaronder zeer zeldzame, hutsves
ting en ook een zeker sooit veldmuis,
die nergens anders in de wereld gevon
den wordt.
St, Kilda is ook beroemd om. zün vo
gels. De zeldzame stormvogel, die ook op
Foula voorkomt, vindt men n.l. even
eens op de Hcbrldlschc eilanden er
wordt door de bewoners met lasso's ge
vangen. Zü zijn even handig met de
lasso als de cowboys.
Zeg, amice, kyn je me een tientje leencn?
Nee, ouwe jongen, spüt me wel, maar mijn vrouw is cr op uit om een St. Nico^.
laas cadeau voor me tc koopen en ik heb haar alles moeten lecncn, wat ik had-
(Passing Show).
BEN ZATERDAG A V OND PRAATJE
Ik bezoek de familie Brinkman
opnieuw het liefste meisje
van de wereld de Zwart ver
laat ons hoe onze vriendin
Volante ons in den steek lirt
onze tocht eindigt plotseling
twee dagen inplaats van twee
welcen.
Ik zei tot müzelf, terwyl ik per fiets
op weg was. naar de familie Brinkman,
dat ik mijn goed gesternte wel dankbaar
mocht wezen voor wat mij tot nu toe
was overkomen. Op den eersten dag van
onzen tocht het liefste meisje van de we_
i'eld ontmoet, op den tweeden verhin
derd de reis voort te zetten omdat de
politie onze getuigenverklaringen noo-
dig had wat kon ik meer verlangen!
Als wij niet toevallig de drie inbrekers
hadden gezien, dan zouden wij al lang
in Utrecht zijn aangekomen en op dit
oogenblik al lang die stad voorbij zy'n
wie kon zeggen of ik haar ooit zou heb
ben teruggezien, of misschien veel later.
En intusschen zou zij misschien andere
jongelui ontmoet hebben, misschien zou
Z(j mij hebben vergeten (ja, ik had mij
in zoolang niet vertoond) en zich ver
loofd met een van die anderen.ha, de
ellendeling, wat zou ik hem graag tot
moes hebben geslagen, den kerel
<£e de oogen had durven op
slaan naar Ada, mü'n Ada! Dit
denkbeeld maakte mü zóó woedend,
dat ik een boerenzoon die mü Op zyn
kets tegenkwam, toesnauwde: „rechts
houden, lummel!" omdat hij werkelijk
al te veel links aanhield. De jongen
schrikte ervan. Hij raakte er zyn trap
pers door kwijt, reed pardoes tegen een
boom, viel er af en zat mij, toen ik om
keek, zóó wezenloos na te küken, dat ik
toch even in den lach schoot, hoewel ik
10ij over mijn heftigheid ook wei
schaamde.
Want er waven immers geen kapers op
de kust en ik was niet ver weg, maar zat
op een fiets, onder weg naar het huis van
Haar! Zoo aanstonds zou tic haar zien en
bij dat heerlyke vooruitzicht trapte ik op
de maat, links rechts Ada.Ada en
kerkte niet dat ik voortdurend sneller
ging. totdat ik bij een hoek den veld
wachter van Abkou bü'na tegen het lijf
recd. die met een bedarend gebaar ae
hand ophiefeen beetje kalmer asje
blief!" Ja. hij had makkelyk praten, hij
van geen liefde en geen Ada af. Kon
Ik het helpen, dat ik eenmaal onder- zijn
°°S weg, toch weer aagtrapie totdat tic
vloog langs den weg! ik deed het zelf nlec_
het was de fiets die uit eigen beweging
aan 't rennen ging, Ada.Ada.bestond
er ooit een heerlüker naam, dan Ada!
Maar ik naderde het doel van mijn
tocht en daarmee kwam op eens een
ware a-ngststorm boven. Zou zij thuis
wezen? zou de familie mü willen ontvan.
gen? zou mijn bezoek, zóó gauw na ons
vertrek, niet vreemd gevonden worden!
zou.zou.zou.Maar niet lang had
ik tyd voor deze tobberijen, want daar
lag het huis van de familie Brinkman en
daar, o heerlijkheid, daar was zij zelr,
langzaam wandelend in den tuin, nog
wel met moeite, maar aan toch weer in
beweging. Ze plukte bloemen in den tuin
en schikte die tot een bouquet. Ilc sprong
van de fiets. Op dat geluid keek zij om en
kreeg een blos, toen zij mij zag.
Ik zette mijn fiets tegen het hek en
ging den tuin binnen. „Juffrouw Brink
man", zei ik, mün hoed afnemende, „ik
moet myn excuses maken, dat ik u me:
zoo'n kleinigheid kom lastig vallen, maar
ik heb hier gisteren mijn cigarettenkoker
laten liggen."
Ja, ik schrijf het hier gemakkelijk ge
noeg neer, maar zoo vlot is het niet ge
zegd, ach, waarom is het toch zoo moei
lijk om op de gewichtigste oogenblik!: en
een eenvoudig woord zonder haperen over
te brengen! Ik stotterde, ik stamelde als
een jongen die zün les niet goed kent en
toch wist ik van te voren zoo goed wat ik
zeggen wou. Het zien van Ada had mij
totaal in de war gebracht.
Lachte Ada toen ik sprak? Lachte zü
my uit? Ik weet het niet precies, want op
dat zelfde moment hoorde ik de stem van
haar moeder achter my die zei: „wij heb.
ben uw cigarettenkoker al gevonden'
Komt u even binnen om het in ontvangst
te nemen." Wij gingen samen naar bin
nen. mevrouw Brinkman en ik. Ada bleef
in den tuin. Dat viel mü niet mee. Ik be
dacht in die weinige stappen, wat Ik zou
moeten zeggen, om niet aanstonds ver
plicht te zün weer heen te gaan, a.ls ik
mijn. cigarettenkoker zou hebben terug
ontvangen. Helaas, ik Icon niets vinden.
Met het ongelukkige kokertje in mijn
hand stond ilc te kyken als een jongen,
die geen tien kan tellen en ik liad voor
myn fatsoen dadelük weer moeten heen
gaan, wanneer niet op dat oogenblik
Ada's vader binnengekomen was, die zei-
„aha, daar is onze Jonge vriend weer te
rug. Ga zitten en steek een sigaar op. Or
ben je daar afkeerig van? Cigaretten hen
ik niet in huis."
Wat moest ik doen! Ik vind een sigaar
afschuwelijk. Veel te groot en veel tc
zwaar. Maar men moet zich een opoffe
ring weten te getroosten en dus nam lk
de sigaar dankbaar aan (zelfs geloof lk,
dat ik die ook nog geprezen heb. moge de
huichelarü mij vergeven worden) en
kreeg een stoel. Intusschen was Acta
uit den tuin weer binnengekomen en be
gon er een prettig algemeen gesprek, dat
mij heelemaal op myn gemak bracht,
totdat de oude heer Brinkman op een
oogenblik vroeg: „En vertel me eens,
jonge vriend, wat is je vak eigenlyk?"
Ik was dankbaar voor de waag omdat
die een bewijs van belangstelling was.
Maar wat moest ik antwoorden? Kon ik
zeggen, dat ik tot nu toe niet veel had
uitgevoerd, maar bereid was de wereld
te veroveren, wanneer ik daarmee ook
Ada winnen kon? Ik redde mij er zoo
goed mogelyk uit door te zeggen, dat ik
tot nu toe zooveel mogelijk gestudeerd
had, maar vast besloten was, een goede
positie te verkrijgen en dat mün ouders
mij daarbij behulpzaam zouden zijn.
„Hm!" zei de oude heer. „Dus nog rilet
regelmatig aan 't werk", zei mevrouw.
(Moet ik van dien kant op verzet reke
nen?) Ada zei niets, maar leidde het ge
sprek in een andere richting door cie
vraag, of wü ook iets gehoord hadden
van een inbraak bij een bevriende fa
milie; zij hadden gehoord, dat de inbre
kers gevangen genomen waren door drie
jongelui, die zich heel dapper hadden
gedragen.
Domoor die ik was! Daar had ik nu
het mooiste onderwerp van gesprek dat
te bedenken was en ik had er geen ge
bruik van gemaakt. Zoo bescheiden mo
gelyk vertelde ik wat wij in den nacht
hadden ondervonden en zorgde er wei
voor, dat ik mijn eigen aandeel ln het
gebeurde niet te veel op den voorgrond
bracht. De heele familie luisterde met
groote aandacht toe. Mevrouw zat goed
keurend te knikken en toen liet verhaal
uit was zei de oude heer Brinkman:
„jelui hebt je flink gedragen". Ada zei
eerst niets. Toen vroeg zij met haar
lieve stemmetje: „Maar dat was toch
wel heel gevaarlijk!" In dat oogenblik
genoot ik volop. Aan alle kanten werden
vragen gedaan. Mevrouw zei tot haar
dochter: „je bent' het wel gelukkig ont
komen" en keek mij dankbaar aan, ter
wyl zij de hand van haar dochter ter
sluiks greep en die drukte. „Het waren
wel heel gevaarlijke kerels", zei de vader,
./Wij kunnen jullie niet dankbaar ge
noeg zijn voor de hulp nan ons eenig
kind." Be werd er verlegen onder. Wy
praatten nog wat over onze auto-
reis. ..Wat zijn jelui verdere plannen?"
werd gevraagd. ..We gaan morgen naar
Utrecht en dan weer verderop." Ada zei
niet veel. Verbeeldde ik mij, dat zij te
leurgesteld keek?
Zoo vloog de middag om. Er werd my
gevraagd om te blijven eten, maar ik
had geen gelegenheid: vrij moesten onze
verklaringen voor de politie nog aueg-
gen en dat zou bij de lamme van wijn
van der Weide gebeuren, 's avonds te
half zès. Het was al over vüven, ik moest
vertrekken. Bij het afscheid vatte ;k
moed en vroeg aan mevrouw: „ik weet
niet, waar wy" over een paar dagen zyn
zullen, ik heb daar alleen met over te
beslissen. Maar mag ik u zoo gauw mo
gelijk weer eens komen bezoeken?"
Ada keek een anderen kant uit. Haar
ouders zagen elkaar eens aan en ik be
greep wat zij dachten. Toen zei dè va
der: ..wij hebben" er niet tegen, jelui
hebt ons een grooten dienst bewezen.
Maar neem één raad van mü aan. Jonge
menschen moeten niet t.e lang uitstellen
om ernstig aan het werk te gaan. An
ders komen ze ér soms in het genea
niet meer toe en dat is toch in de aller
eerste plaats noodig voor wï5 éen urn;:
en degelyk mensch wil worden."
Hij zei het zoo vriendely'k en toch
met zooveel kracht van overtuiging, dol
de tranen mij haast in de oogen scho
ten. „Van nu af ga ilc ernstig aan 'i
werk," zei ik en keek hem flink in de
oogen. Wij namen afscheid. Ada stond
op om my uit te laten. Zwygend gingen
wij door de gang. By de deur vatte tic
moed en vroeg: „En u, juffrouw Ada'
Is het ook met uw instemming, dat ik
nog eens terugkom?"
Zij was door deze vraag blykbaar
verrast, toen zei ze, met een zachte
stem: „In dit huis zult u bü ieder wel
kom wezen." De deur ging open, lk
drukte haar de hand, iets langer dan de
beleefdheid voorschrijft en zü trok haar
hand niet terug.
Toen ik terugging naar het huls van
de familie van Rijn van der Weide had
ik wel hardop kunnen jubelen en dansen
op mijn fiets. Op den smallen weg kwam
ik veel auto's tegen en dat noodzaakte
mij kalm en rustig te zün. Maar toen ik
afstapte voor het huis van onzen gast
heer kon ik het niet langer uithouden
en begon te jodelen van blüdschap. Zoo
had ik niet opgemerkt, dat er menschen
achter mij aankwamen op eens voel
de ik een 'klap op mijn schouder die mü
bijna deed doorzakken in de knieën.
Daar stonden Klinker en de Zwart en
keken mij lachend aan .Het was natuurlijk
Simson, die mij op zijn manier zoo har
telijk begroet had. Maar ook Gerhard
zag er uit alsof hy een lot uit de loterij
had getrokken. „Ik heb je wat :e vertel
len", zei hij. „wanneer je ten minste in
de stemming bent om te luisteren. Ik
eeioof, dat- je b.j de familie Brinkman
in den zevenden hemel bent geweest."
Ik vertelde aan mijn vrienden, hoe ik
daar ontvangen was, ik kon er niet van
uitscheiden, de woorden kwamen van
zelf; de welsprekendheid, die mij in het
begin bij de familie Brinkman in den
steek had gelaten, keerde nu dubbel te
rug. De vrienden luisterden geduldig,
toen my op eens te binnen schoot dat ik
nog niet de minste belangstelling had
getoond voor wat de Zwart mij had te
vertellen.
„Neem mij niet kwalyk, Gerhard, ik
spreek maar voortdurend over mü zelf.
Wat is jou overkomen?"
„Ik heb een betrekking", zei de Zwart
met een kalm gezicht, maar aan zijn
toon hoorde ik, dat hü evenals ik wel
had willen springen van plezier.
„Hartelijk gefeliciteerd. Maar hoe is
die betrekking zoo opeens uit de lucht
komen vallen?"
De heer van Rijn van der Weide had
groote zaken te Amsterdam en zocht een
opvolger voor den tweeden boekhouder,
die pas aan tuberculose gestorven was.
Als de informaties gunstig waren zou de
Zwart die betrekking krügen.
„Maar er is een maar bü", bromde
Klinker.
„En dat is?"
„Hij moet dadelük in functie komen,
wanneer het telegrafisch opgevraagde
getuigschrift goed Is".
„Dus
„Dus ik moet van den verderen tocht
afzien".
Er heerschte een oogenblik stilte.
Toen zei Simson: „daar blüf ik over met
myn reisgezelschap. Dc een heeft zijn
hart in Heidelberg, ach nee in
Abkou verloren en wil liever niet
te ver uit de buurt en de ander gaat
heelemaal niet meer mee. Wat komt er
zoo van onzen vacantiotocht terecht?"
Hy had gelük. Maar moet wat het
zwaarste is ook niet altijd het zwaarste
wegen? Het was dien middag een opge
wekt gezelschap, dat bij de lamilie van
Rijn van der Weide aan tafel zat. Alleen
Klinker was stil. Hij zag natuurlijk aan.
komen, dat de tocht nu niet lang meer
zou worden voortgezet en was dan ook
licht te bewegen om den nacht bij de
familie door te brengen, 's Avonds was
hij, toen wü gezellig in den tuin een glas
wijn dronken, op eens verdwenen. Toen
het een halfuur geduurd had en hü nog
alt4 niet terugkwam, ging ik eens naar
hem zoeken. Ik vond hem in de garage,
waar onze Volante was ondergebracht.
Hij had de motor geheel uit elkaar ge
nomen en was druk bezig, alles keurig na
te zien, te poetsen en tc smeren.
„Laat my maar", zei hy', toen ik hem
weer in den huiselüken kring terug wou
hebben. „Morgen moeten wü Immers
weer verder. De Zwart gaat niet mee.
Die bluft hier bij zijn cüfers en lk mis
gun hem de betrekking nlot. Maar JU
gaat toch mee, phtlosoof? We hebben
toch nu al, in één dag, meer avonturen
gehad, aan we mochten verwachten. Je
laat ons toch ook niet in den steek",
„Ons?" vroeg ik.
„Volante en my", zei hü, de machine
als 't ware vriendelük op den scnouder
kloppend.
Ik dacht aan Ada en aan haar vader,
die mü aangespoord had dadelük aan 't
werk te gaan, maar Simson trok zoo'n
ongelukkig gezicht, dat ik hem niet hee
lemaal wou teleurstellen.
„Laten we dan zeggen een week, in
plaats van veertien dagen".
Dit scheen hem wat op te monteren,
zoodat hij half uur later weer in den fa
miliekring terugkwam.
Wü sliepen dien nacht als rozen, wat
geen wonder was na de gebeurtenissen
van den vorigen. Den volgenden morgen
namen wy afscheid van de familie van
Rün van der Weide; de telegrafische
informatie naar de Zwart, was goed ge
weest. Hy werd dus aangenomen en zou
denzelfden d?£ aan 't werk gaan.
Klinker cn ik zouden samen vertrek
ken. De wagen stond aan den rand van
het watts', toen wü nog een laatste af
scheidswoord met onzen gastheer wis
selden. Door welke oorzaak is Volante
toen in beweging geraakt? Stond zü zon
der dat wij het opgemerkt hadden toch
op een kleine helling? Ik weet het nog
niet, maar dit is zeker: plotseling hoor
den wü een zwaren plof, keken om.... on
ze wagen, onze Volante, was verdwenen.
Zoo eindigde ons avontuur, want het
water was diep en Klinker, ietwat by-
geloovig, meende dat het zoo had moe
ten zün. Ons uitstapje, voor twee weken
bedoeld, eindigde dus in twee dagen.
VAN DER LAAN—FIDELIO.
Onze pry'svraag van 24 November was:
„welke maatregelen luid van der Laan
genomen, om Ada terug te zien?"
Het antwoord is: „hij had in het huls
van de familie Brinkman zün cigaret
tenkoker laten liggen".
Tot mün spüt heeft geen van de In
zenders deze eenvoudige oplossing gera
den, zoodat wy" ditmaal geen prijzen
kunnen toekennen.
Binnenkort zal, in ol' buiten verband
met de Haarlemmer Halletjes, weer een
nieuwe prijsvraag uitgeschreven worden*
'ti FIDELIC^