HET GENOT FILMSTER TE ZIJN. H.D.VERTELLING Haarlemmer Halletjes ,Ik wou zoo erg graag bij de film komen." Het glibberige pad. 35000 brieven krijgt Clara Bow per week. Tal «.kj» van corveetjes. Een der vele geneugten van een filmartist. Iemand die de filmindustrie van zeer nabij kent. heeft mij onlangs een paar brieven laten lezen, welke jeugdige en niebimear jeugdige lieden in ons goede va derland hem geschreven hadden. Ze zijn thans niet ter publicatie beschik baar maar van één was de inhoud on geveer:: „Zeer geachte heer. U hebt vroeger' aan de X-filmfabriek gewerkt als re- gisseur. Ik ben dól op films en wou erg graag bij de film komen. Mijn vriendin zegt, dat ik erg op Gloria Swanson lijk, mijn gezicht is photo- gënique, ik ben zestien jaar en ik ken 1 Engelsch. Toe mijnheer, kunt u mij niet helpen; ik geloof wel dat ik filmster kan worden." Volgt onder- teekening en „P.S. Weet u misschien ook een plaats voor mijn vriendin, 1 zij lijkt sprekend op Truusje van Aal ten, dat was toch ook een gewoon Ne- derlandsch meisje. Dag mijnheer." De mijnheer, die verder o.a. vragen om plaatsen kreeg van een timmermans knecht die ook tevreden zou zijn met een baantje als spijkerklopper in de studio tot men hem zou ontdekken of van een loopjongen die éen goed „por tuur" had en een Fordje kon besturen, die mijnheer dan heeft op al deze brie ven geantwoord en geadviseerd dat het beter was maar hoedenanaakstertje, dub belgangster van Gloria of Truusje, H. B, S.-er vierde klas, timmermansknecht, politieagent of loopjongen te blijven en zich niet te wagen op het zeer steile pad (bestaande uit ellende, laatste geld en tranen van berouw) dat naar den film-sterrenhemel leidt O zeker, er zijn in Hollywood en Neu- Babelsberg, in Culver-city, Elstree en Miinchen wel spelers en speelsters die plotseling in den zevenden hemel, de filmstudio en de gunst van het publiek kwamen, maar er zijn talloos vele ande ren die pas na zeer veel moeite, ge steund door een sterken wil om de film te dienen onder de schijnwerpers kwa men en na eenigen tijd weer in het ge wone leven terug konden keeren of rond. de filmsteden bleven hangen en er een armoedig bestaantje als figurant-zon der-werk hadden. En dan denken velen dat het baantje van filmster zoo bar leuk is. Hetgeen toch niet, het geval is, al is 't misschien prettig per week 35000 brieven te krijgen van aanbidders en aanbidsters uit alle koude en wanne hoekjes ter wereld zcoals het Clara Bow telkens overkomt, het moge je eergevoel streelen in ieder filmblad geregeld foto's van je opgeno men te zien, daar staat tegenover, dat een fiknspeler zeker tien uren per dag hard werkt in de droge warmte der Jupiterlampen of buiten in de open lucht, dat een „hij" twintig keer door door een spiegel moet vallen voor het glas eindelijk op de juiste wijze wil bre ken en dat een „zij soms uren lang in de tocht der reusachtige waaiers en in den killen kunstmatigen regen moet staan voor de vriendelijke, oude man uit de film het meisje zijn jas omslaat en haar bij een warmen haard zet. En er bestaat de mogelijkheid dat een ■-acteur aan den lasso van een cowboy over het veld gesleept moet worden. Om paarden te sparen neemt men dan een auto waaraan 't touw gebonden is, zoo dat de veel-benijde speler- eerst met een rukje en dan in volle vaart over stee- nen en door modder gesleurd wordt, tot de meedoogenlooze regisseur op de auto vindt dat het welletjes is, en dat de opnemingen nu wel goed zullen zijn. Daar zijn voor sensatiefilms voorts de honderden gevaarlijke toeren die uitge haald moeten worden zooals het beklau ter van den Eiffeltoren, het berijden van wilde paarden, het racen met auto's en het werpen van bommen. Wat lang niet altijd ongevaarlijk is, al werkt men met trucs, zooals het langzaam opne men van rijdende auto's die in werke lijkheid 20 kilometer vaart hebben en op het witte doek een gangetje van een 200 kilometer schijnen te voeren. Men gebruikt plaatsvervangers voor de hoofdpersonen wier levens hoog verze kerd en veel waard zijn. Maar ook die dubbelgangers zijn filmacteurs of -ac trices, eens vol idealen naar filmland gegaan en nu voor grof geld ieder oogenblik hun leven wagend. Bij gewone, rustige speelfilms waar voor de camera's staan aan een groen vijvertje, bij een lief huisje tusschen de velden, op een bankierskantoor en in de rechtszaal bestaat er minder gevaar voor de spelers, maar als opeens een boef een bom bimiensmijt die te zwaar gela den is, of een auto op een landweg Iets verkeerd uitwijkt, dan kunnen er ge makkelijk nog ongfelukken gebeuren, zoo_ als Harold Lloyd zou kunnen vertellen die immers door een te sterke ontplof fing zoodanig aan zijn oogen verwond werd dat hij eerst na een kostbare en zeer langdurige behandeling weer zijn lachende oogen kon gebruiken om door de glaslooze bril heen te zien. En man nen als de acteur- die bij het opnemen van „Le miracle des loups" door wolven zoo deskundig werd aangevallen dat hij het niet overleefde of de figurant die bij 't maken van de Italiaansche „Quo Vadis" door een leeuw werd opgegeten in den kunstmatigen regen. zyn maar enkelen van 3e velen die bij de fabricatie van bewegende prenten boeken htm leven beëindigden. Maar er zijn meer beslommeringen die filmspelers en -speelsters het leven een graadje onaangenamer maken dan het voor hen al is. Film-pers-lieden mogen dan uit hun, een vorige maal reeds als zeer productief aangeprezen, duimen tal van vertelseltjes puren, vlugge typistes kunnen wel ontelbare brieven neertik ken en „onderteekenen" met een stem pel Waarin de autografie van Tom, Pola, Doug, Janet, Charles, Alice, Ted of Mary- is gegraveerd, er blijven toch nog dul- zend-en-een corveetjes over die zij moe ten verrichten. Zoo zijn de Amerikaan- sche bladen zeer happig op series foto's van sterren, beginnende met bijvoorbeeld den huisknecht die 's morgens om zeven uud het pak van Adolphe Menjou op waarlijk virtuose wijze schuiert, vervol gens de ontbijttafel, de lunch in het vrije veld naast een auto merk dit en dat. laatste type, zooveel cylinders, Monsieur Adolphe in het water van den Stillen Oceaan een bad nemend en eindigend met den butler die een cocktail, pardon een glas water voor den man met het snorretje neerzet als de maan al door de palmen schijnt en Hawaïan-girls wee moedige liedjes zeuren. En dan liggen er aanvragen te wach ten van goed-betalende spoorwegmaat schappijen of mode-magazijnen die een eigenhandig geschreven aanbeveling voor hun zaak vullen hebben. Voorts is het tegenwoordig mode dat bij de allereerste première (want een film beleeft er heel wat voor hij in de gewone roulatie komt) de hoof drol ver tolkers voor een batterij-microfoons tien of twintig vriendelijke woordjes tot het aan hun radiotoestellen luisterende pu bliek spreken en behalve de vele andere verplichtingen zijn er tenslotte de echt scheidingsprocessen, die onafscheidelijk blijken in de filmwereld. Als eenige lichtpunt in deze Holly- wooa-Egyptische duisternis, de salaris sen vallen nogal mee, vraag maar aan Harold Lloyd die verscheiden millioenen dollars per jaar in den zak steekt. C. G. B. KONINGIN SOURIYA. Koningin Souriya, die nu de vlag van het feminisme draagt over de werkelijk gevaarlijke slagvelden van Afghanistan, is een van die moedige hoogstaande vrouwen die van nature geschikt zijn om de rol van pionier te vervullen. Koningin Souriya wordt beschouwd als de voorvechtster van de rechten dei- vrouw in het Oosten, maar geen banier draagster van het feminisme is zachter en liever, bescheidener en vrouwelijker dan zij. Zy zou al haar krachten tot hei laatste geven voor de bevrijding harer zusteren van de ketenen waaronder zü nog zuchten, tocli is er geen vrouw die meer op heeft met mooie kleeren en zij draagt haar juweelen op voorbeeldige wijze. Zij heeft de bewuste elegance van de Frangaise, zü heeft het Amerikaan- sche vertrouwen in de kracht van op voeding, maai- door haar gvoote liefde voor de vrijheid is zü verwant aan die Engelsche vrouwen die de leidsters zyn geweest van de beweging die de emanci patie der vrouw ten doel had. En toch....: deze koningin, even be schaafd, modern en verlicht als iedere voorname dame van het Westelük half rond, die meisjesscholen stichtte en leidt, diners geeft, het toezicht heeft over groote sociale instellingen, auto rijdt en op de jacht gaat, mag niet spre. ken met haar Koninklyken echtgenoot als hij niet eerst het woord tot haar richt! Moeten we dan toch zeggen: arme Souriya? Menagerie geheimen Door BELA TóTH. (Nadruk verboden; auteursrecht voor behouden.) J. Hugo Stop aan Bilt Morton. Waarde Bill! Nooit zal ik den mooier, tijd vergeten, toen ik in je menagerie als tijger werd aangesteld. Het was een fout van my dat ik het vak vaarwel zei; ik was jong en lichtzinnig en ik heb je vaderlijke raadgevingen niet naar waarde geschat. Maar ik heb er be rouw van gehad. Sindsdien kan ik niet meer op een groenen tak komen. Nu, na veie jaren in wanhoop te hebben rondgedoold, ben ik weer zonder bezig heden, zonder onderdak gn zonder bi;ood. Bovendien heb ik mijn oom nog tót mijn last-, die In Alaska zonder re sultaat vyf-en-twintig jaar lang naar goud heeft gegraven. Nadat hü my des tijds tot erfgenaam had benoemd, onder houd ik hem thans, hetgeen ik aldus verzoek op te vatten, dat wij samen ge brek lyden. Is in je menagerie niet toe vallig de functie van tijger open? Ik zou haar graag vervullen. Tegenwoordig brul ik onberispelijk en ik heb ook de onaangename bygelulden afgeleerd. Ik zie je bericht graag tegemoet en ik ben je dienaar J. Hugo Stop, oud- generaal van het leger van Nicaragua. Bill Morton aan J. Hugo Stop. Beste Jeremias Hugo! Je brief heeft my veel genoegen gedaan. Beter laat den goeden weg ingeslagen dan nooit. Fortuna is je dezen keer gunstig; in mü'n menagerie is de positie van tyger inderdaad open. wanneer je wilt kun jc dadelijk in functie treden. Myn voor waarden zyn de oude: twintig dollar per week beginsalaris, vrije woning, vuur en licht, ontbyt en koffiedrinken. Voor het diner hebben de dieren zelf te zorgen. Eveneens heb je het tijgervel zelf aan te schaffen. Eens in de drie weken uitgaansdag. Werktyd twaalf uur per dag, van 8 uur des morgens tot 8 uur des avonds. Om 8 uur des morgens precies hebben alle dieren in hun kooien te verschijnen en de aandacht van het publiek door gebrul op zich te vestigen. Het schoonhouden van de kooi is even eens je plicht. Bij het ontbyt kryg je koffie of thee, des middags een half kilo vleesch. Na het middagmaal kun je een uur slapen. Het bijten van het publiek of het uitbreken uit de kooi is alleen met mijn toestemming geoor loofd en een zoodanig voornemen moet mij twee dagen tevoren schriftelijk wor den aangekondigd. Ik hoop, dat je je dezen keer aan de regelen van het huis zult houden en je niet twee maal per dag een roes zult drinken. Wanneer je je behoorlijk had gedragen, had je bij my nu reeds olifant- kunnen zijn en over twee jaar kon je jil met vol salaris met pensioen gaan. *Nu' 'moet je Van voren af' beginnen. BILL MORTON, menagerie-directeur. P.S, Kun je me misschien een be trouwbaar Nylpaard aanbevelen? III. Beste Billl Ik neem je voorwaarden aan en ik kom tegen het einde van deze week by je. Als Nylpaard beveel ik je myn vriend Tom Richards aan. die het graag op zich zou nemen, wanneer je bereid bent, in zyn kuip in plaats van water rum të geven. Heb jé niet een kameel ccod'g? Ik weet er een. Schryf onmiddellijk. J. HUGO STOP. IV. Waarde Jeremias Hugo! Het spijt my bijzonder, maar op de rum kan ik niet ingaan, ik wil een nyl paard engageeren en geen rumpaavd. Suikerwater of limonade sta ik graag toe, maar ik kan niet riskeeren, dat het Nijlpaard zich bedrinkt en de eeuwen oude goede reputatie van myn menage rie ondermijnt. Wanneer de eisciien van het kameel bescheiden zijn, kan het ko men en wanneer er onder je kennissen een wilde ezel is, zend my dien dan ook. Mük wilden ezel is een ongeval over komen; hy" kreeg verleden week ruzie met den leeuw en zy hebben elkaar half dood geslagen. Omgaand antwoord ver zoekt. je dienstwillige BILL. Waarde directeur! De eischen van het kameel zyn be scheiden, maar liet wil maar één bult meebrengen, voor den tweeden moei jij zorgen Een vulden ezel ken ik niet. maar van myn oom over wien ik je in mijn eersten brief heb geschreven zou met weinig moeite een voortreffelijke gnoe te maken zyn. Mijn oom is goedhartig en leerzaam, misschien is het te probee- ren. In de plaats van een wilden ezel zou voorloopig misschien een gnoe vol doende zijn. J. H. STOP. VI. Beste vriend! Een gnoe kan ik niet gebruiken. Maar zend mü je oom zoo snel mogelük. Ik weet voor hem een tamelijk goed baan tje. BILL. VIT, De oom aan J. Hugo Stop. Oude jongen! Volgens onze afspraak zocht ik Bill Morton op. Ik trok myn Zondagspak aan. alleen de schoenen had ik verkocht, om my te kunnen laten scheren en om mijn baard van anderhalf jaar kwijt te raken. Dit was mijn ongeluk. Toen Bill mij zag, wenkte hy mistroostig met de hand en stuurde mi] terug. Stel je voor: hy wilde my als baardgier engageeren! Je ongelukkige OOM. EENZAME EILANDEN.':. Het eenzaamste van de Britsche eilan den is zeer waarschijnlijk St. Kilda. het Westelijkste van de Hebriden ot' Wester- eilanden. Het is nu zoo goed als geheel van de buitenwereld afgesloten tot het volgend jaar Mei. Tenzij ire:Iers er beschutting tegen den storm komen zoeken zijn dc eilandbewoners tot Mei geheel op zich-, zelf aangewezen. Er wonen in 't geheel 45 menschen op het eiland. In den zomer komen stoom- booten met toeristen naar St, KUda en er bestaat dan een tamelijk regelmatige verbinding met het vasteland. Maar met Augustus houdt dit op en deze toe stand duurt, tot Mei. Er zün nu twee dvaadiooze toestellen op het eiland zoodat St. Kilda nu niet meer geheel geïsoleerd is. Maar toch is het mogelijk dat de bewoners het. nieuwe jaar zullen ingaan zonder kalenders. Dit mag nu een feit van weinig beteekeius lijken maar het. hindert de bewoners van St. Kilda geweldig. De verbinding met vasteland houdt. op. vóórdat de kalen ders voor het volgend jaar te krijgen zijn en zoo moeten ze Op St. Kilda door middel van streepjes op een velletje pa pier „op de hoogte van den tijd" biyven tot April of Mei. Eén vergissing, één streepje te veel of te weinig en het is mis met hun tijdrekening. Een ander eenzaam eiland is Foula, het Westelijkste van de Shetlandsche eilanden, zeven en twintig mijl van Shetland verwijderd. Het heeft ln de laatste jaren veel geleden door een op eenvolging van slechte oogsten. Vroeger leverde de visscherij er in hoofdzaak het voedsel voor de eilandbewoners, maar sedert de vlssclrerü met trellers worde beoefend is het daarmede ook uit en blijft er voor de menschen op Foula geen visch genoeg meer over. De be volking is dan ook in 25 jaar verminderd van 300 tot 150. Foula heeft de hoogste klip van En geland: 1220 voet boven de zee, twee maal zoo hoog als Beachy Head. Op en in dien klip zoeken een groot aantal vo gels. waaronder zeer zeldzame, hutsves ting en ook een zeker sooit veldmuis, die nergens anders in de wereld gevon den wordt. St, Kilda is ook beroemd om. zün vo gels. De zeldzame stormvogel, die ook op Foula voorkomt, vindt men n.l. even eens op de Hcbrldlschc eilanden er wordt door de bewoners met lasso's ge vangen. Zü zijn even handig met de lasso als de cowboys. Zeg, amice, kyn je me een tientje leencn? Nee, ouwe jongen, spüt me wel, maar mijn vrouw is cr op uit om een St. Nico^. laas cadeau voor me tc koopen en ik heb haar alles moeten lecncn, wat ik had- (Passing Show). BEN ZATERDAG A V OND PRAATJE Ik bezoek de familie Brinkman opnieuw het liefste meisje van de wereld de Zwart ver laat ons hoe onze vriendin Volante ons in den steek lirt onze tocht eindigt plotseling twee dagen inplaats van twee welcen. Ik zei tot müzelf, terwyl ik per fiets op weg was. naar de familie Brinkman, dat ik mijn goed gesternte wel dankbaar mocht wezen voor wat mij tot nu toe was overkomen. Op den eersten dag van onzen tocht het liefste meisje van de we_ i'eld ontmoet, op den tweeden verhin derd de reis voort te zetten omdat de politie onze getuigenverklaringen noo- dig had wat kon ik meer verlangen! Als wij niet toevallig de drie inbrekers hadden gezien, dan zouden wij al lang in Utrecht zijn aangekomen en op dit oogenblik al lang die stad voorbij zy'n wie kon zeggen of ik haar ooit zou heb ben teruggezien, of misschien veel later. En intusschen zou zij misschien andere jongelui ontmoet hebben, misschien zou Z(j mij hebben vergeten (ja, ik had mij in zoolang niet vertoond) en zich ver loofd met een van die anderen.ha, de ellendeling, wat zou ik hem graag tot moes hebben geslagen, den kerel <£e de oogen had durven op slaan naar Ada, mü'n Ada! Dit denkbeeld maakte mü zóó woedend, dat ik een boerenzoon die mü Op zyn kets tegenkwam, toesnauwde: „rechts houden, lummel!" omdat hij werkelijk al te veel links aanhield. De jongen schrikte ervan. Hij raakte er zyn trap pers door kwijt, reed pardoes tegen een boom, viel er af en zat mij, toen ik om keek, zóó wezenloos na te küken, dat ik toch even in den lach schoot, hoewel ik 10ij over mijn heftigheid ook wei schaamde. Want er waven immers geen kapers op de kust en ik was niet ver weg, maar zat op een fiets, onder weg naar het huis van Haar! Zoo aanstonds zou tic haar zien en bij dat heerlyke vooruitzicht trapte ik op de maat, links rechts Ada.Ada en kerkte niet dat ik voortdurend sneller ging. totdat ik bij een hoek den veld wachter van Abkou bü'na tegen het lijf recd. die met een bedarend gebaar ae hand ophiefeen beetje kalmer asje blief!" Ja. hij had makkelyk praten, hij van geen liefde en geen Ada af. Kon Ik het helpen, dat ik eenmaal onder- zijn °°S weg, toch weer aagtrapie totdat tic vloog langs den weg! ik deed het zelf nlec_ het was de fiets die uit eigen beweging aan 't rennen ging, Ada.Ada.bestond er ooit een heerlüker naam, dan Ada! Maar ik naderde het doel van mijn tocht en daarmee kwam op eens een ware a-ngststorm boven. Zou zij thuis wezen? zou de familie mü willen ontvan. gen? zou mijn bezoek, zóó gauw na ons vertrek, niet vreemd gevonden worden! zou.zou.zou.Maar niet lang had ik tyd voor deze tobberijen, want daar lag het huis van de familie Brinkman en daar, o heerlijkheid, daar was zij zelr, langzaam wandelend in den tuin, nog wel met moeite, maar aan toch weer in beweging. Ze plukte bloemen in den tuin en schikte die tot een bouquet. Ilc sprong van de fiets. Op dat geluid keek zij om en kreeg een blos, toen zij mij zag. Ik zette mijn fiets tegen het hek en ging den tuin binnen. „Juffrouw Brink man", zei ik, mün hoed afnemende, „ik moet myn excuses maken, dat ik u me: zoo'n kleinigheid kom lastig vallen, maar ik heb hier gisteren mijn cigarettenkoker laten liggen." Ja, ik schrijf het hier gemakkelijk ge noeg neer, maar zoo vlot is het niet ge zegd, ach, waarom is het toch zoo moei lijk om op de gewichtigste oogenblik!: en een eenvoudig woord zonder haperen over te brengen! Ik stotterde, ik stamelde als een jongen die zün les niet goed kent en toch wist ik van te voren zoo goed wat ik zeggen wou. Het zien van Ada had mij totaal in de war gebracht. Lachte Ada toen ik sprak? Lachte zü my uit? Ik weet het niet precies, want op dat zelfde moment hoorde ik de stem van haar moeder achter my die zei: „wij heb. ben uw cigarettenkoker al gevonden' Komt u even binnen om het in ontvangst te nemen." Wij gingen samen naar bin nen. mevrouw Brinkman en ik. Ada bleef in den tuin. Dat viel mü niet mee. Ik be dacht in die weinige stappen, wat Ik zou moeten zeggen, om niet aanstonds ver plicht te zün weer heen te gaan, a.ls ik mijn. cigarettenkoker zou hebben terug ontvangen. Helaas, ik Icon niets vinden. Met het ongelukkige kokertje in mijn hand stond ilc te kyken als een jongen, die geen tien kan tellen en ik liad voor myn fatsoen dadelük weer moeten heen gaan, wanneer niet op dat oogenblik Ada's vader binnengekomen was, die zei- „aha, daar is onze Jonge vriend weer te rug. Ga zitten en steek een sigaar op. Or ben je daar afkeerig van? Cigaretten hen ik niet in huis." Wat moest ik doen! Ik vind een sigaar afschuwelijk. Veel te groot en veel tc zwaar. Maar men moet zich een opoffe ring weten te getroosten en dus nam lk de sigaar dankbaar aan (zelfs geloof lk, dat ik die ook nog geprezen heb. moge de huichelarü mij vergeven worden) en kreeg een stoel. Intusschen was Acta uit den tuin weer binnengekomen en be gon er een prettig algemeen gesprek, dat mij heelemaal op myn gemak bracht, totdat de oude heer Brinkman op een oogenblik vroeg: „En vertel me eens, jonge vriend, wat is je vak eigenlyk?" Ik was dankbaar voor de waag omdat die een bewijs van belangstelling was. Maar wat moest ik antwoorden? Kon ik zeggen, dat ik tot nu toe niet veel had uitgevoerd, maar bereid was de wereld te veroveren, wanneer ik daarmee ook Ada winnen kon? Ik redde mij er zoo goed mogelyk uit door te zeggen, dat ik tot nu toe zooveel mogelijk gestudeerd had, maar vast besloten was, een goede positie te verkrijgen en dat mün ouders mij daarbij behulpzaam zouden zijn. „Hm!" zei de oude heer. „Dus nog rilet regelmatig aan 't werk", zei mevrouw. (Moet ik van dien kant op verzet reke nen?) Ada zei niets, maar leidde het ge sprek in een andere richting door cie vraag, of wü ook iets gehoord hadden van een inbraak bij een bevriende fa milie; zij hadden gehoord, dat de inbre kers gevangen genomen waren door drie jongelui, die zich heel dapper hadden gedragen. Domoor die ik was! Daar had ik nu het mooiste onderwerp van gesprek dat te bedenken was en ik had er geen ge bruik van gemaakt. Zoo bescheiden mo gelyk vertelde ik wat wij in den nacht hadden ondervonden en zorgde er wei voor, dat ik mijn eigen aandeel ln het gebeurde niet te veel op den voorgrond bracht. De heele familie luisterde met groote aandacht toe. Mevrouw zat goed keurend te knikken en toen liet verhaal uit was zei de oude heer Brinkman: „jelui hebt je flink gedragen". Ada zei eerst niets. Toen vroeg zij met haar lieve stemmetje: „Maar dat was toch wel heel gevaarlijk!" In dat oogenblik genoot ik volop. Aan alle kanten werden vragen gedaan. Mevrouw zei tot haar dochter: „je bent' het wel gelukkig ont komen" en keek mij dankbaar aan, ter wyl zij de hand van haar dochter ter sluiks greep en die drukte. „Het waren wel heel gevaarlijke kerels", zei de vader, ./Wij kunnen jullie niet dankbaar ge noeg zijn voor de hulp nan ons eenig kind." Be werd er verlegen onder. Wy praatten nog wat over onze auto- reis. ..Wat zijn jelui verdere plannen?" werd gevraagd. ..We gaan morgen naar Utrecht en dan weer verderop." Ada zei niet veel. Verbeeldde ik mij, dat zij te leurgesteld keek? Zoo vloog de middag om. Er werd my gevraagd om te blijven eten, maar ik had geen gelegenheid: vrij moesten onze verklaringen voor de politie nog aueg- gen en dat zou bij de lamme van wijn van der Weide gebeuren, 's avonds te half zès. Het was al over vüven, ik moest vertrekken. Bij het afscheid vatte ;k moed en vroeg aan mevrouw: „ik weet niet, waar wy" over een paar dagen zyn zullen, ik heb daar alleen met over te beslissen. Maar mag ik u zoo gauw mo gelijk weer eens komen bezoeken?" Ada keek een anderen kant uit. Haar ouders zagen elkaar eens aan en ik be greep wat zij dachten. Toen zei dè va der: ..wij hebben" er niet tegen, jelui hebt ons een grooten dienst bewezen. Maar neem één raad van mü aan. Jonge menschen moeten niet t.e lang uitstellen om ernstig aan het werk te gaan. An ders komen ze ér soms in het genea niet meer toe en dat is toch in de aller eerste plaats noodig voor wï5 éen urn;: en degelyk mensch wil worden." Hij zei het zoo vriendely'k en toch met zooveel kracht van overtuiging, dol de tranen mij haast in de oogen scho ten. „Van nu af ga ilc ernstig aan 'i werk," zei ik en keek hem flink in de oogen. Wij namen afscheid. Ada stond op om my uit te laten. Zwygend gingen wij door de gang. By de deur vatte tic moed en vroeg: „En u, juffrouw Ada' Is het ook met uw instemming, dat ik nog eens terugkom?" Zij was door deze vraag blykbaar verrast, toen zei ze, met een zachte stem: „In dit huis zult u bü ieder wel kom wezen." De deur ging open, lk drukte haar de hand, iets langer dan de beleefdheid voorschrijft en zü trok haar hand niet terug. Toen ik terugging naar het huls van de familie van Rijn van der Weide had ik wel hardop kunnen jubelen en dansen op mijn fiets. Op den smallen weg kwam ik veel auto's tegen en dat noodzaakte mij kalm en rustig te zün. Maar toen ik afstapte voor het huis van onzen gast heer kon ik het niet langer uithouden en begon te jodelen van blüdschap. Zoo had ik niet opgemerkt, dat er menschen achter mij aankwamen op eens voel de ik een 'klap op mijn schouder die mü bijna deed doorzakken in de knieën. Daar stonden Klinker en de Zwart en keken mij lachend aan .Het was natuurlijk Simson, die mij op zijn manier zoo har telijk begroet had. Maar ook Gerhard zag er uit alsof hy een lot uit de loterij had getrokken. „Ik heb je wat :e vertel len", zei hij. „wanneer je ten minste in de stemming bent om te luisteren. Ik eeioof, dat- je b.j de familie Brinkman in den zevenden hemel bent geweest." Ik vertelde aan mijn vrienden, hoe ik daar ontvangen was, ik kon er niet van uitscheiden, de woorden kwamen van zelf; de welsprekendheid, die mij in het begin bij de familie Brinkman in den steek had gelaten, keerde nu dubbel te rug. De vrienden luisterden geduldig, toen my op eens te binnen schoot dat ik nog niet de minste belangstelling had getoond voor wat de Zwart mij had te vertellen. „Neem mij niet kwalyk, Gerhard, ik spreek maar voortdurend over mü zelf. Wat is jou overkomen?" „Ik heb een betrekking", zei de Zwart met een kalm gezicht, maar aan zijn toon hoorde ik, dat hü evenals ik wel had willen springen van plezier. „Hartelijk gefeliciteerd. Maar hoe is die betrekking zoo opeens uit de lucht komen vallen?" De heer van Rijn van der Weide had groote zaken te Amsterdam en zocht een opvolger voor den tweeden boekhouder, die pas aan tuberculose gestorven was. Als de informaties gunstig waren zou de Zwart die betrekking krügen. „Maar er is een maar bü", bromde Klinker. „En dat is?" „Hij moet dadelük in functie komen, wanneer het telegrafisch opgevraagde getuigschrift goed Is". „Dus „Dus ik moet van den verderen tocht afzien". Er heerschte een oogenblik stilte. Toen zei Simson: „daar blüf ik over met myn reisgezelschap. Dc een heeft zijn hart in Heidelberg, ach nee in Abkou verloren en wil liever niet te ver uit de buurt en de ander gaat heelemaal niet meer mee. Wat komt er zoo van onzen vacantiotocht terecht?" Hy had gelük. Maar moet wat het zwaarste is ook niet altijd het zwaarste wegen? Het was dien middag een opge wekt gezelschap, dat bij de lamilie van Rijn van der Weide aan tafel zat. Alleen Klinker was stil. Hij zag natuurlijk aan. komen, dat de tocht nu niet lang meer zou worden voortgezet en was dan ook licht te bewegen om den nacht bij de familie door te brengen, 's Avonds was hij, toen wü gezellig in den tuin een glas wijn dronken, op eens verdwenen. Toen het een halfuur geduurd had en hü nog alt4 niet terugkwam, ging ik eens naar hem zoeken. Ik vond hem in de garage, waar onze Volante was ondergebracht. Hij had de motor geheel uit elkaar ge nomen en was druk bezig, alles keurig na te zien, te poetsen en tc smeren. „Laat my maar", zei hy', toen ik hem weer in den huiselüken kring terug wou hebben. „Morgen moeten wü Immers weer verder. De Zwart gaat niet mee. Die bluft hier bij zijn cüfers en lk mis gun hem de betrekking nlot. Maar JU gaat toch mee, phtlosoof? We hebben toch nu al, in één dag, meer avonturen gehad, aan we mochten verwachten. Je laat ons toch ook niet in den steek", „Ons?" vroeg ik. „Volante en my", zei hü, de machine als 't ware vriendelük op den scnouder kloppend. Ik dacht aan Ada en aan haar vader, die mü aangespoord had dadelük aan 't werk te gaan, maar Simson trok zoo'n ongelukkig gezicht, dat ik hem niet hee lemaal wou teleurstellen. „Laten we dan zeggen een week, in plaats van veertien dagen". Dit scheen hem wat op te monteren, zoodat hij half uur later weer in den fa miliekring terugkwam. Wü sliepen dien nacht als rozen, wat geen wonder was na de gebeurtenissen van den vorigen. Den volgenden morgen namen wy afscheid van de familie van Rün van der Weide; de telegrafische informatie naar de Zwart, was goed ge weest. Hy werd dus aangenomen en zou denzelfden d?£ aan 't werk gaan. Klinker cn ik zouden samen vertrek ken. De wagen stond aan den rand van het watts', toen wü nog een laatste af scheidswoord met onzen gastheer wis selden. Door welke oorzaak is Volante toen in beweging geraakt? Stond zü zon der dat wij het opgemerkt hadden toch op een kleine helling? Ik weet het nog niet, maar dit is zeker: plotseling hoor den wü een zwaren plof, keken om.... on ze wagen, onze Volante, was verdwenen. Zoo eindigde ons avontuur, want het water was diep en Klinker, ietwat by- geloovig, meende dat het zoo had moe ten zün. Ons uitstapje, voor twee weken bedoeld, eindigde dus in twee dagen. VAN DER LAAN—FIDELIO. Onze pry'svraag van 24 November was: „welke maatregelen luid van der Laan genomen, om Ada terug te zien?" Het antwoord is: „hij had in het huls van de familie Brinkman zün cigaret tenkoker laten liggen". Tot mün spüt heeft geen van de In zenders deze eenvoudige oplossing gera den, zoodat wy" ditmaal geen prijzen kunnen toekennen. Binnenkort zal, in ol' buiten verband met de Haarlemmer Halletjes, weer een nieuwe prijsvraag uitgeschreven worden* 'ti FIDELIC^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 17