PUBLIEK EN FILM.
Haarlemmer Halletjes
H.D.VERTELLÏNG
Het publiek is machtig. Het verval
van de Duitsche filmindustrie. De
Amerikaansche standaardisatie. Men
bekommert zich slechts om het geld en
niet om de film.
Het Is geen toeval dat in den kop van
deze beschouwing publiek vóór film
gaat, het is een gevolg van de (droevige)
waarheid, dat de films er schijnen te
zUn voor het publiek en dus door de
handige handelslui gemaakt worden
zooals 't publiek het wil en in bijna alle
gevallen niet zooals de film het eischt.
Ondanks alles gelóóven wij in de film
al behoort er vaak een flinke dosis op-
timsme toe en al worden onze verwach
tingen steeds weer beschaamd; met be
langstelling, met spanning gaan wij
iedere behoorlijke roiprent gemaakt door
'n goeden regisseur en knappe fotografen
zien, en slechts in éen op de derclg ge
vallen is er iets nieuws te bespeuren,
worden we verrast door oorspronkelijk
heid.
In de dagen, die nu nog geen dertig
jaren achter ons liggen, toen de langste
films slechts een minuut of vijf, zes
duurden en de hoofdnummers nog niet
half zoo lang waren als één acte van
tegenwoordig, toen de explicateurs naast
het doek op soms bewonderenswaardig?
wijze tal van glossen op politieke en
maatschappeli)Ke toestanden ten beste
saven, terwijl ze den inhoud van de af
rollende film vertelden, in die dagen
wilde het publiek alles wel zien. Dingen
die nu als curiositeit op filmliga-mati
nees vertoond worden en hartelijk ge
lach wekken persten toen tranen in de
oogen der menschen, heetten „zwaar
dramatisch" en werden mooi gevonden.
De fabrikanten moesten films maken,
konden aan de grooto vraag bijna niet
voldoen, de ergste nonsens werd opge
nomen, Charlie Chaplin werkte bij de
Keystone-maatschapplj tusschen 's mor
gens negen en 's middags drie een kc-
mische film in elkaar: „Twenty minutes
of love" (Twintig minuten liefde), niet
om te spelen, maar om zijn vijf-en-
twintig dollars te krijgen en Keystone
een rolprent te bezorgen.
In die eerste jaren van de film heeft
deze zichzelf groote schade berokkend,
er kwam zóó veel idiotisme en ook zó',
veel gemeens op het witte doek, dat een
Centrale Commissie voor de keur,ng
van films toen zeker op haar piaals
geweest zou zijn.
Maar de film groeide, verviel zooals
het in dc jeugd-periode behoort van het
eena uiterste in het andere, Iwx Linder
was de eerste persoon van beteekeuis
onder de anon-eme of onbekend ge
bleven spelers, Asta Nielsen was dc
eerste die haar artisticiteit in dienst
van de film stelde,
Do Wild-West hoocl immer weer
bruikbare stof, tob in 't eindelooze ge
rekte seriefilms toonden den moed van
Buffalo Bill en den wansmaak der Ame
rikaansche producers; Frankrijk, waar
dg film geboren was, trac.itle dramatiek
en sentimentaliteit te brengen: Duilsch-
land, Zweden, Italië, Denemarken gooi
den films op de markt, die genietbaar
of walgelijk, gekocht en gedraaid wer
den. Het publiek smulde van de Fran-
sche drakerigheid en denAme. ikaanschen
onzin, men genoot van de steeds weer
herhaalde trucjes.
Tot in Duitschland de nieuwe kracht
groeide, daar waren mannen die in de
film iets zagen, die voelden dat niet zoo.
als tot toen toe dc film slechts reproduc
tief kon werken, doch dat hier schep
pende arbeid te verrichten v.el.
Wie een vijftien jaren geleden de film
slechts beschouwde als iets dat tot ver
maak kon dienen van het publiek had
gelijk, want er bestond nog geen film
kunst. En zoowel de filmrage als de
nuchtere handelsgeest van hen die rol
prenten deden maken was hier schul
dig aa.n. Immers, het publiek vroeg niets
anders, het publiek genoot stom-weg
keer op keer van hetzelfde verhaaltje,
van de hravourstukjes. en nog heden
ten dage is dit met een groot deel van
hot publiek het geval.
Doch la Duitschland bazuinde men in
BEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Iedere mensch heeft een neus, een
mond, twee ooren cn twee oogen en
toch is er zóóveel variatie in den vorm.
de grootte, do schikking en de verhou
ding van die Üchaamsdeelen, dat wil
onze vrienden en kennissen altijd weer
uit den hoop herkennen en niet het
minste gevaar loopen, Jansen voor Ple-
tersen aan te zien, zelfs niet wanneer
wij geen van beiden in jaren entmoe-t
hebben. Dit is op zichzelf al heel merk
waardig, maar het is nog veel merk
waardiger, dat wij menschen van binnen
(waarmee ik niet bedoel longen, maag
en Ingewanden) even verschillend zijn.
InzFchten, opvattingen, neigingen, ka
rakter loopen al even ver uit elkaar en
er is hcelwat waars in dc meening. dat
iedereen één interessante» roman zou
kunnen schrijven, namelijk hst verhaal
van zijn eigen leven, natuurlijk onder
voorwaarde dat hij schrijven kan, name.
ltjk zijn gedachten in een belangwek-
kenden vorm weet te gieten. D't is nu
gelukkig bet geval niet, want waar zou
het naar toe moeten wanneer wij. be
halve romans van de erkend vermaarde
menschen, dio wc toch al niet kunnen
bijhouden, ook nog al de verhalen moes
ten lezen van onze vrienden en kennis
sen. die wij voor ons fatsoen wel zouden
mceten koopen of althans van een an
der leenen! De schrijfkunst is voor den
mensch dte zich ontwikkelen v/i! een
noodzakelijkheid, maar wij moeten van
het goede ook weer niet te veel hebben.
Zoo nu en dan bekruipt iemand die
gewer.d is te schrijven, wel eens den lust
om de eigenaatd gheden van zijn om
geving eens te tccker.cn. maar als hj
verstandig is biedt hij weerstand san
deze verzoeking omdat hij het hun nooit
naar den zin zou kunnen maken. Spot
hij met hun eigenaardigheden, dan ne
men zij hem dat natuurlijk kwalijk en
doet hij dat tv et. schetst hij daarentegen
hun co ede hoedanigheden, dar. heeft hu
dat nooit voldoende gedaan. Het resul-
taat is dus altijd ontstemming. Er
menschen die daartegen niet opzien,
maar let eens op, hoe kort het duurt of
filmkringen J' art pour 1' art", men
trachtte niet meer in films de waarheid
te benaderen, alles zoo reëel mogelijk te
maken, het moest geen gefotografeerd
tooneel of louter reportage meer zijn.
het werd film én kunst. Men begreep
dat beeld verdeel ng. beweging, belich
ting'or waren om te gebruiken, niet om
aan het toeval over te laten.
Dr. Wiene zette „Het cabinet van Dr.
Caligari" in elkaar, er zaten fouten in
doch dat is bij pionierswerk immer het
geval, alles was gestyleerd in deze zoo
uitermate belangwekkende rolprent,
waarin niets reëels meer bleef. Caligari
draalde in Februari van dit jaar in een
der Haarlemsche bioscopen en onder
vond hoegenaamd geen belangstelling,
het publiek verveelde zich.
Murnau maakte „Nosferatu", .Phan
tom"; Paul Lenl schiep een wonderlijk
werk als „De man met de wassen beel
den", waarbij menschen de zaal verlie
ten omdat hun zenuwen niet sterk ge
noeg waren; Lupu Pick's „Sylvester" en
„Scherben", Luh'.tsch' „Anna Boleyn".
„Die Puppe", „De dochter van Pharao"
en de streng-gestyleerde, komische film
„De Oesterprinses'' zij alle behooren
tot de groote stukken uit de te korte
periode dat Duitschland kunstwerk op
kunstwerk bracht en Fritz Lang met
„Dr, Mabuse", „De dood en het meisje"
en „De Nibelungen" wereldnaam
maakte.
Wacht, zei Amerika, jullie Mark kel
dert, mijn dollar schittert, ik kan beta
len. De bladen schreeuwden „Jannings
kom hier", agenten reisden naar het
:,rme Duitschland. En intusschen scheen
de groeikracht gebroken, nieuwe pogin
gen om originaliteit te brengen bleven
achterwege, r.og een enkel goed werk
als „Variété" kwam, „De laatste man"
gaf nog veel goeds, bracht enkels ver
rassende vondsten, doch was reeds aan
merkelijk zwakker. Fritz Lang zette zijn
.Metropolis" op, zocht kracht in groot-
sche dingen, doch al was de film tech
nisch geweldig knap, evenals zijn latere
werk „Spione", werden teveel conces
sies gedaan aan het publiek, te veel
werd gepoogd Amerikaansch te doen, de
film was leeg en slap.
En de goede krachten togen naar
Amerika, dat meer kon betalen. Jan
nings die nog kort te voren had ver
klaard: „Ik blijf in Duitschland zoo
lang daar nog één studio is", ging wer
ken in Hollywood en kreeg claax een zoe.
telijk scenario als „Vader". Ccnrad
Veidt dis zulk geweld'g spel gaf als
Iwan de Verschrikkelijke in „De man
met de wassen beelden", er een figuur
schiep die je je leven lang niet vergeet,
speelde in 't land van den dollar bedroe
vend. Lubitsch trok den oceaan over,
kwam terug en schreef ons onlangs, dat
hij zijn meening ten opzichte van de
f.'lm gewijzigd had, dat men films moest
maken zcoals het publiek het wilde.
Jacques Feyder, de Fransche cineast
karakteriseerde onlangs het verval der
Duitsche film in enkele woorden:
„L'AUemagne a óté colonisée - par les
U. S. A.", Duitschland is door Amerika
gekoloniseerd!
Gelijk heeft hij. Duitschland is gaan
werken voor de wereldmarkt, ,X)e man
met de wassen beelden" en „Variété"
kwamen lang nadat ze in Europa ge
draald hadden in New-Yorksche thea
ters en niet eens in de groote, want die
geven uitsluitend eigen productie.
Maar nu heeft de UFA in Amerika
vasten voet gekregen en het staat vast
dat haar films meer cn meer Ameri
kaansch zullen worden.
En dat Amerika hoelemaal werkt zoo
als 't publiek het wil en wat het voor-
deeligst is, weet ieder. Men is daar ge
komen tot do fatale standaardisatie
alle filmhelden zijn in enkele klassen
onder te brengen, een heel enkele als
Chaplin, Fairbanks, Lon Chancy of Ban
croft valt er buiten, maai- die zijn dan
zij hebben geen vrienden en kennissen
meer en leven om zoo te. zeggen in do
woestijn, en let óók op (want dat is nog
veel merkwaardiger) hoe slecht deze
critici zelf er tegen kunnen om op hun
beurt gecritiseerd te worden. Heeft niet
de beroemde philosoof Hocheetie, die
drie jaar geleden met groot eerbetoon
in zijn geboorteland China werd begra
ven, zoo terecht gezegd: „iedor mensch
bestaat uit twee persoonlijkheden, die
hij in zichzelf ziet en die anderen in
hem zien! De eerste is verreweg de
nobelste."
Als ik, in weerwil van dat alles, het
toch waag om drie personen uit mijn
omgeving te beschrijven, dan is dat al
leen omdat zij verleden jaar gestorven
en met hun IJdelheden en eigenaardig
heden begraven zijn. Het waren er drie,
twee mannen en een vrouw. Hun na
men doen er niet toe. Laat ons zegsen
dat het de heer en mevrouw Eks waren
cn de heer Eks. een jongere bröer van
den gehuwden man, die bij zUn bróer en
schoonzuster inwoonde- Menschen op
wie, zoo van bulten bekeken, niets te
zeggen viel, die melkboer, bakker cn
slager op tijd betaalden, bij wie de
deurwaarder van de belasting nooit op
de stoep werd gezien cn die met de
justitie ook niet in onaangename aan
raking waren geweest. Toch was er iets
merkwaardigs aan die menschen, al
thans aan cle twee broers. Het waren
namelijk onvermoeide wandelaars, on
verschillig welk wéér en hoe laat het
was. Soms stapten zij er samen 's mor
gens te negen uur op uit, bleven een
paar uur weg en kwamen dan weer met
dc-zelfde kalmte terug. Voor twee rente
nierende lieden is dat nu zoo heel onge
woon niet, maar wel dat zij 's avonds
soms heel laat ook uit wandelen gingen
ik heb hun deur *s avonds ta elf uur
cok wel hooren dichtslaan. Dan keerden
zij te een uur terug. Ik heb. als ik toch
wakker was, bij het licht van den lan
taren wel gezien, dat zij hun won in r
weer binnengingen nu ja, met alle
bescheidenheid kan men toch wel belang
stellen ir. de handelingen var» zijn buren
cn zich afvragen: waar doen ze het
voor? Was het om de slanke lijn te bc-
houden, daar het in onzen tijd ook voor
cok stukken beter dan de nst.' De heT-
dkinctjcs hebben allen smachtende
oogen, kleine mondjes en ranke figuur
tjes. De films behooren tot vaste genre's
cowboy-, brandweer-, onderwereld-,
oorlogs- en vliegfilms.
Amerika dat met zijn almachtige»
dollar toch zeker wel Iets zou kunnen
wagen, toch zeker kan experimenteeren.
doet het niet, omdat men toegevende
aan de verlangens van het publiek ver
zekerd is van goede financieele resulta
ten. Alles voor geld en niets voor de
film.
Rusland heeft ons verrast. Eisensteln.
Pudowkln, zij brachten iets nieuws, zij
konden alles, zij werkten zonder een
sterrensysteem, zij leefden zich uit.
Maar het blijft de groote vraag of Rus
land werkelijk de film vooruit zaï
brengen, want de revolutie-films beso
ren eens, maar boeien niet steeds en in
films met andere gegevens is men er
lang zoo sterk niet.
Zeker de film ls niet dood, er is bij
horten en stooten eenige vooruitgang,
doch als Cavalcant: en Kirsanoff, de
Fransche cineasten hun kapitaaltjes op
gewerkt hebben, moeten zij weer tijden
werkloos blijven, slechts den Duitscher
Walter Ruttman loopt het eenigszins
mee.
Het publiek is machtig. De pers kan
nog zoo hard „kankeren", het helpt
niets. Wij hebben in ons land de Film
liga doch wat betcekenea deze enkele
du:zenden tegenover de honderdduizen
den die de bioscopen bezoeken en alles
wat maar aangeduid wordt met „super",
„schlager", „kunstwerk" lustig slikken?
Ook ae bioscoop-exploitanten kunnen
weinig ten goede doen, zij moeten zor
gen, dat hun laadjes vol komen en wa
gen het niet bijzondere werken te ge
ven, een enkele uitzondering daargela
ten. En zooals de toestand in ons lana
is, is hij ook in 't buitenland, al moer
geconstateerd worden, dat het er in
Frankrijk hoopvoller uitziet dan bij ons.
Aan het publiek is het te zorgen, dai
de groote filmmagnaten aan jongeren
werk zullen geven, dat de film wee»
sterk vooruit gaat. Maar het publiek
blijft stom, vindt alles goed, wordt maar
niet beu van 't afgezaagde. En zoo lang
dit niet verandert, zullen de machtigen
hun geld binnen blijven krijgen, alleen
denken aan het geld en zich om de film
bitter weinig bekommeren.
C. G. B.
EEN REUSACHTIGE TRAM
Er worden thans te Dresden proeven
genomen met een tram. die 117 personen
kan bevatten en een snelheid kan berei
ken van 30 mijl par uur. De tram is zoo
lang dat de conducteur de haltes moot
aankondigen door een scheepsroeper.
De grootste tramwagens die te Lon
den in gebruik zijn en waarin ook over
dekte boven-zitplaatsen zijn (dubbele
trams dus) kunnen slechts £36 personen
bevatten.
ONBREEKBAAR GLAS.
Uitvinders hebben eeuwen lang "ge
probeerd onbreekbaar gias te maken en
nu schijnt het eindelijk aan een profes
sor te Liverpool en zijn zoon, in samen
werking met een Oostenrijksen schei
kundige, gelukt te zijn het geheim te
ontdekken dat zoovele anderen hebben
getracht te doorgronden.
Het nieuwe soort glas is niet alleen
onbreekbaar maar het laat ook de ge-
zondheidsaanbrengende ultra-violette
stralen door cn kan voor tal van doel
einden worden gebruikt.
Volgens de geschiedenis is liet on
breekbare glas ook al eens ontdekt door
een Romein tijdens de regeering van
Keizer Tiberius. De uitvinder toonde
den keizer een glas. Hij wierp het op den
grond, deukte het op verschillende
plaatsen en sloeg het toen weer in den
vorm met een hamer.
„Kent iemand andere dit geheim?"
woog de keizer. En toen de uitvinder
deze vraag ontkennend beantwoordde
liet de keizer hem ter dood brengen. Hij
was bevreesd dat het onbreekbaar glas
de waarde van goud en zilver aanmer
kelijk zou doen dalen.
mannen mode is, niet zwaarlijvig te
zijn? Deden zij het ora andere overwe
gingen van gezondheid? Of dienden die
wandelingen enkel en alleen om den
tijd te dooden, die aan twee rentenieren
de brooders nu en dan lang gevallen
moet zijn? In dat laatste geval waren
die nachtpromenades toch niet goed ver.
klaarbaar. 's Nachts kun je slapen, wat
de gemakkelijkste en de snelste tijdpas-
seering is. Kortom, wij thuis begrepen
het niet. Maar het raadsel zou al gauw
worden opgelost.
Wij bezochten elkaar nooit, altijd de
beste manier om met je buren goe.e
vrienden te blijven. Maar op zekeren,
dag moest ik aan de heeren Eks toen
een bezoek brengen. Waarom weet ik
niet meer precies. Het gemeentebestuur
wou, geloof ik, een paar mooie boomen
in onze straat rooien, of het wou een
paar mooie boomen maar die ons hin
derden. niet rooien hoe het ook we
zen mag. ik had. in mijn destijds zieden
de verontwaardiging over dit. wanbe-
drilf een request aan den gemeenteraad
op touw gezet en liep daarmee de buurt
af. Zoo belde lk op een morgen ook bi.i
de heeren Eks aan-
Vóórdat ik dit bezoek beschrijf, moet.
ik tot mijn verontschuldiging aanvoe-
en. dat ik sedert dien tijd wijzer ben
geworden. De gemeenteraad is er niet
voor om requestcn van de burgerij te
lezen en daarnaar tc handelen. Willen
B. en W. iots en wil de Raad dat ook.
dan is een verzoekschrift van de bur
gerij vanzelf overbodig, want dan ge
beurt het toch; willen B. en W. iets en
wenscht dc Raad het niet, dan gebeurt
het niet en dan ls het verzoek ook over
bodig. want dan gebeurt het toch niet.
In dc be'.de gevallen kan men het zegel
sparen, om van de moeite nog maar niet
e spreken. Welke houding zou het ook
van een hooggeplaatst lichaam als een
gemeenteraad wezen, wanneer het de
adviezen van de burgerü voor zijn be
sluiten nocdig had? Dan kon de burgerij
het zelf wel doen en was er geen ge
meenteraad noodlg. Om al deze logische
redenen loop ik nooit meer met ver
zoekschriften rond en tcekcu er ook
niet meer op. Deze beschouwing is niet
van vee', belang. Zij kan alleen nuttig
wezen, als iemand soms binnenkort mUn
Polly
door H. BUYS.
Toen Brossel, ambtenaar ter provin
ciale griffie, op een prachtigen Zaterdag
middag in het park zat en gedachteloos
voor zich uitstaarde, naderde het nood
lot hem in de gestalte van een klei
nen, schamelen, houd. Dit dier kwam uit
een tulpenbed. waarvan hij de stille har
monie had veranderd in een chaos, re
gelrecht naar Brossel toe. wreef het
ruige vel tegen zijn broekspijpen, sprong
omhoog, legde de zanderige pooien op
Brossels kn.eën en zag hem vol ver
wachting aan.
Brossel, de vrijgezel, die behalve zich
zelf geen mensch had. die van hem
hield .was ontroerd. Deze trouwe, eer
lijke blik greep hem aan en de liefde en
aanhankelijkheid van dit vreemde dier
tje liet hem plotseling de leegheid en
onbelangrijkheid van zijn armzalig be
staan met tragische duidelijkheid ge
voelen. Een wonderlijk heimwee, een
verlangen naar liefde en genegenheid
inspireerde hem. toen hij bcog en den
hond zacht het kopje streelde. Een plot
selinge ingeving volgend, doopte hil
hem Polly. Daarop maakte hij het pak
belegsel open, dat hij voor de volgende
week had gekocht en gaf het» hondje
twee plakken worst.
Polly trachtte op Brossel's schoot te
komen. Brossel tilde hem bij zich op do
bank en gaf hem achtereenvolgens een
plak ham, een stuk leverworst en een
knakworstje. Polly's aanhankelijkheid
kende nu geen grens meer. Hij turnde
langs Brossel's schouder omhoog, zoo
dat het scheen, dat hij hem lets in het
oor wilde fluisteren.
Brossel was geestdriftig. Het besef,
een wezen te kennen, dat aan hem ge
hecht was, maakte hem gelukkig. Tot
zijn verwondering bespeurde hij een
eigenaardige» glimlach op de gezichten
van de menschen in zijn omgeving. Be
schaamd zette hij den hond op het pad.
Tegen zijn gewoonte bleef Brossel
langer zitten dan anders. Het viel hem
moeilijk, van het hondje te scheiden,
dat aan zijn voeten lag en zijn trouwen
blik afwisselend op hem en op het pak
worst richtte.
Het begon donker te worden en lang
zaam werd het park leeg. Tenslotte za
ten er nog maar twee menschen op de
banken; toen gingen ook die weg zon
der den hond op te eischen.
„Ilij zal ergens :n de buurt thulshoo-
ren", dacht Brossel en hij stond op. Hu
nam afscheid van het hondje en ging
heen. Maar Polly volgde hem. „Mis
schien moet hi) denzelfden kant uit",
dacht Brossel en knikte den hond vricn-
delilk toe. Toon hij echter verschillen
de straten had doorgoloopen, zonder dat
Polly heenging, begon hij na te donken.
„Zou hU misschien geen eigenaar heb
ben?" overpeinsde hij en hij bleef ver
schrikt staan, den hond vragend bek tl -
kend. Maar er was geen antwoord te
krijgen en toen Brossel voor de deur
van zijn huis kwam, was Polly no^ als
een schaduw achter hem. Brossel dacht
even na, toen draaide hij zich om,
greep den hor.d en klom haastig de
trap op.
Zijn hospita deed open. „Toch zeker
niet met den hond?" vroeg zij en keek
Polly verdacht aan.
„Hij heeft geen baas!" zeide Brosse!.
„Morgen breng ik hem dadelijk naar de
politie."
„Bij uitzondering, meneer 3rossel!
Bij uitzondering! Huurders met honden
wil ik niet hebben!" dreigde de hospita
en maar aarzelend maakte zij ruimte,
waarop Brosse', en Polly In dc kamer
verdwenen.
Daar aten zü samen hun boterham,
waarbij togen de verwachting de helft
van het belegsel er aan ging. Toen liet
Polly zich op het kleedje voor het bed
neer, terwijl Brossel op den divan zat
en zijn vriend eens goed bekeok.
„Mooi is hij niet", dacht hij eerlijk.
„Maar hij heeft een goed karakter". Eu
deze gedachte beviel hem; want hij ge
loofde, dat hij zijn eenzaamheid ook
maar aan de oppervlakkigheid van zijn
medewerking mocht willen vragen ten
opzichte van boomen, slooten, stecn-
hoopen, hekken of andere belangrijke
gemeentezaken. Ik doe er niet aan mee.
Maar nu het bezoek aan de familie
Eks. Op mijn hellen verscheen een dame
van rijpen middelbaren leeftüd. me
vrouw Eks. Toen ik gezegd had waar
voor ik kwam, werd ik in den salcn
gelaten, waar al gauw de twee heeren
Eks verschenen, vergezeld door me
vrouw. Zij hoorden mijn verzoek om op
mijn request te teekenen stilzwijgend
aan. beschouwden daarop eikander met
wat ik zou willen noemen een con sul-
tcerenden blik en zwegen. Daarna zei de
oudste heer Eks: „wij zijn het- met u
eens en willen graag meeteekenen."
Ik bood hem beleefd mijn vulpen aan.
Hij vatte die en maakte zich gereed om
te schrijven. Maar nog voordat hij zijn
haudteekening gezet had, klonk er een
scherpe stem: „Het zal niet gebeuren!"
Dat was mevrouw Eks. „Ik ben er te
gen". voegde zU daar ietwat overbodig
bi?. Dp, twee mannen zwegen, do oudste
bood ir.tj met een hoffelijk gebaar de
ongebruikte vulpen weer aan. Ik stond
op om heen te gaan, daar ik bij langer
blijven met mijn figuur verlegen vreesde
tc worden. Daarvoor werd mij geon tild
gegund, want mevrouw Eks hield eer»
rappe toespraak, die geen afscheid toe
liet. „Ik wil het niet en het zal niet ge
beuren. Denkt u, meneer, dat wij ons
mengen in de zaken van de gemeente?
En jelui, waarom bemoeien jullie je met
wat je niet aangaat? Zoo zijn mannen,
ze denken altijd dat zo onmisbaar- zi)n.
Dc vorige week nog" (dit tot den oud
sten heer Eks) „heb je je met mijn werk
bemoeid en den dag daarop heb JU" (dit
tot den jongsten Eks) .gezegd, dat ik
geen verstand had van het weer. Heb
JU daar dan verstand van?''
..Mevrouw", probeerde ik te zeggen,
b'j wijze van afscheid en maakte een
buiging. Ik had evengoed tegen de tafel
kunnen buigen, want zij luisterde hee-
lcmaal niet. Sneller, dan een auto die
immers altijd even op gang moet ko
men. sprak zij haar verwijten en be
schuldigingen uit aan het adres van de
ongelukkige broeders, die met geen cr.-
ke'. woord bescheid gaven. De ccn werd
betiteld van slechte manieren, van gul
zigheid cn algemeene domheid; dc,
medemenschen had ie danken, die al
leen op het uiterlijk letten.
Op Zondagmorgen gingen Brossel en
Polly naar de politie. Maar onderweg
plaagde zijn geweten hem. Hij kwam
zichzeif een verrader voor. die een trou
wen vriend, wiens volle vertrouwen hU
bezat, wilde verraden. Hil durfde Polly
niet aan te zien, die kalm en niets ver
moedend naast hem Hep. Met bezwaard
gemoed ging hij het bureau binnen.
De beambte greep den hond. die te
genstribbelde en beton te janken
,De hond heeft geen nummer! Het is
goed. u kun» gaan."
Brossel bleef staan. „Wat gebeurt er
met het hondje?" vroeg hij bevend.
„Afgemaakt", zeide de beambte ko~c
„Nee. nee. dat niet!" protesteerde
Brossel. „Geeft u hem hier!" En hU
trok den beambte den hor.d uit den arm
en stormde naar bulten.
Samen trokken zij door de straten
Brossel in de stellige verwachting, dat
dc eigenaar wel gevonden zou worden;
maar de gedachte, dat dit niet het ge
val zou zijn, groeide tot wensch. tot go-
vaar, dat hem aangenaam deed rillen.
En zx> gebeurde het.
Eerst des nachts waagde hij het, naa:
huls terug te keeren. Hil sloop, den
hond onder den arm. zacht de trap op
naar zijn kamer. Zonder licht te maken
deponeerde hij Polly aan het voeteinde
van zijn bed en smeerde in de duiste
rnis een paar sneden broed voor hem.
Daarna kroop hU ook In bed.
Het was nog niet licht, toen Brossel
wakker werd. Zijn eerste blik gold zijn
hondje, dat warm en mollig aan het
voeteinde log en hem met halfgesloten
oogen aanzag. Haastig kleedde Bro.'.scl
zich aan. Toen slopen beiden, zonder het
ontbijt af te wachten, naar buiten In
een klein koffiehuis op de markt ontbe
ten zij. Vervolgens wandelden zij door
het park. terwijl Brossel er koortsachtig
over nadacht, wat er nu zou gebeuren,
daar hij naar zijn kantoor moest. Plotse,
ling peep hi) den hond en duwde hem
in zijn actentasch. Daarop rende hij
zonder op of om te zien. naar het gou
vernementsgebouw, waar hij. luid goe
den morgen wenschend, de portiersloge
voorbijsnelde. Buiten adem bereikte hu
zijn kamer. Hi#f liet hij den verbaasden
hond vrij, die zich rekte en strekte, om
zijn oorspronkelijken vorm terug te vin
den. Intusschen maakte Brosse! op de
laatste plank tusschen de dossiers van
18361841 een hoek voor hem klaar.
Daar rustte Polly, op een noodzakelijke
onderbreking na, den geheeien dag en
sliep.
Des avonds verliet Brossel het laatst
het gebouw. In een donkeren hoek van
het park liet hij het d:er -.Tij. Tegen ne
gen uur belde hjj bij zijn hospl'a aan.
„Toch niet weer met den hond?
vroeg zij.
„Beste mevrouw Aafjes. het diertje
heeft geen huis!"
„Doet er niet toe! Brengt u eerst den
hond weg!" Na deze woorden sloeg zij
de deur dicht.
Radeloos daalde Brossel de trap af.
Polly met gebogen kop acnter hem.
Doelloos liepen zij door de straten
Brossel zag in, dat hi) van Polly nines',
scheiden, wilde hy zijn huis en zijn rust
niet op het spel zetten. Hij wierp een
steen, in de hoop, dat de hond hem
achterna zou loopen, om hem gelegen
heid tot vluchten te geven. Maar Pol'.y
bleef ka:m aan Brossels zijde en belden
zagen den steen na. die over het plavei
sel huppelde. Moedeloos ging Brossel
verder.
Eindelijk bleef Polly bij een hek staan,
dat hij grondig besnuffelde. In een oog
wenk rende Brcssel den hoek om en
verstopte zich ir. een portaal. Met klop
pend hart stond hy in de donkere ruim
te en luisterde. Er verliep een oogen-
blik; niets bewoog. Brossel werd on
rustig. Hij boog voorover er. keek naa:
bulten. Plotseling verscheen Polly aan
den overkant in het maanlicht, hief ztln
snuit omhoog en hief een langgerekt,
aangrijpend gehuil aan. Brossel sidder
de tot !n zijn b'nnenste. Dat was niet te
verdragen. Hjj holde naar buiten, de
straat over, naar zijn vriend, die, kwis
pelend met de staart, naar hom ton
kwam. Dien nacht overnachtten zil in
oen klein logement en de volgende-
nachten ging het evenzoo. Poily werd
Brossel's noodlot. De -sympathie zege
vierde over het verstand.
ander van slordigheid op zijn kleeding.
van kinderachtlgen trek in gepeperd
eten en van bangheid in een auto. Zi.)
sprak veel, snel en goéd. Ik kreeg mede
lijden met de Eksen en vroeg mij af,
hoe ik zonder lomp te zijn. weg kon
glippen; op eens zweeg Mevrouw stil,
omdat zij noodwendig adem halen
moest.
Op dat moment zei de oudste Eks tot
zijn broeder: .zullen we?" Samen gin
gen zij de kamer uit, namen in de gang
hun hoeden van de kapstok en glngc-a
de deur uit. Natuurlijk was lk hen ge
volgd. Achter mij ging de toespraak van
mevrouw met onverzwakte kracht
verder.
Op straat trachtte ik zoo gauw mo
gelijk van de gebroeders afscheid te ne
men, maar de oudste hield mij nog
even terug. „Wij moeten u onze veront
schuldiging voor deze ontvangst aan
bieden. MUn vrouw is soms wat zenuw
achtig. Als dat zoo eens voorkomt gaan
wij samen uit cn wandelen oen paar uur.
Als wil dan terugkomen, is de aandoe
ning voorbij.
Ik hoorde beleefd toe. gaf natuurlijk
geen commentaar en nam afscheid. Het
raadsel van de wandelingen, ook in den
laten avond, was opgelost. Blijkbaar
deed de ..aandoening" zooals de oudste
Eks hot verontschuldigend noemde, zich
op de meest verschillende uren voor.
Na deze ondervinding hebben mijn
huisgenooten eens bij dezen en genen
naar mevrouw Eks gevraagd.. Het was
zoo moeilijk niet. Wat de eenc leveran
cier niet wist, wist de ander. Sedert ja
ren had zij geen dienstmeisje gehad. Hot.
was te begrijpen. BUna niemand die
aan de deur kwam om steun werd, on
getroost weggezonden, ook deed zij veel
gced in stilte. Maar tegen de uitbarstin
gen die haar van tüd tot tijd overvielen,
was niets en niemand bestand. Alleen
absolute stilte bracht haar weer In de
plooi van rust en kalmte terug.
Een tijd lang ging het leven voort,
zooals het meestal voortgaat, zonder
schokken, van den eenen dag op den an
deren. zoodat je den Maandag nauwe
lijks van den Zaterdag cn den Dinsdag
haast niet van den Vrijdag zou kunnen
onderscheiden, als je Maandag niet met
minder lust aag 'J. werk sins cn Vrij-
Na een weck was Brossel dco- rf*
maandgeld heen. Rusteloos, zonde: dak
trokken nu door dc stad cn zij op
landden tenslotte in de wachtkamer van
het station, waar ei) tot laat in den
nacht konden blijven. Daarna liepen
zij tot den morgen door dc straten.
Tenslotte kwam het zoo ver, da' zij
honger leden. Nu ontplooide Polly een
opmerkelijke activiteit. HU graafde ln de
aschemmers naar Iets eetbaars. Geen
vuilnishoop was vcor hem te groot om
niet tot den bodem onderzocht tc wor
den. Van aschemmer tot ascheinmer
veranderde hü van kleur. Van lichtgas
door de asch tot pikzwart van het roet.
Brossel stond er rillend en hongerig
bij. Hij had zich In zUn lot geschikt va
was van meening, dat dit een hem ap-
gelegde beproeving was. tegen welke
niet viel te petdtloneeren. HU was slor
dig cn nalat.g geworden, tot ontstelte
nis van zijn chefs, die vergeefs naai do
oorzaak zochten.
Op deze manier was hij stellig ten
gronde gegaan, indien niet plotselin?
een wending was ingetreden. Toen
weer op een ochtend tegen twee uur utt
de wachtkamer kwamen cn vermoeid cn
hongerig dcor de straten zwierven, bltef
dc hond plotseling met een schok staan.
Daarna rende hij, luid blaffend, terwUl
hij van haast bijna over den kop sloeg,
dc straat langs, naar ecu man toe. riie
met een kleineu wagen bij het trottoir
stilhield en met een stok in de asch
emmers peuterde. Dat was een weerzier.!
Polly sprong tegen den man op. d:o
ook zeer verheugd scheen. Hij nam den
hond op den arm en streelde hem en
keek hem pe.nzend aan. Toen zette hij
hem op zijn karretje cn reed weg.
Brossel stond nog steeds op dezelfao
plek cn keek het wagentje na, tot het
in den nevel verdween. Niet één keer
had de hond naar hem omgezien.
Brossel was nu gered; maar dat
scheen hem gpen plelzicr te doen. Want
toen hij eenzaam dc straat uitliep,
stonden er tranen in zUn oogen.
(Nadruk verboden; auteursrecht
voorbehouden).
LACHEN.
Dat er tusschen de volken verschil br-
staat in zeden en gewoonten weer ccn
leder, maar dat een volk zich ook van
een ander onderscheidt door dc wijze,
waarop het lacht, heeft zokcr menigeen
nog niet opgemerkt.
Een Fransch blad maakt hierover dc
volgende opmerkingen. Waar lacht men
het meest? In Brussel. En het minst? In
Madrid. Het mooiste lacht men echter
ln PaxUs. Geen wonder, als men weet,
dat er vroeger in de Seinestad „lach-
meosters" waren, die niet alleen les
gaven in do edele kunst van het
.achen. maar ook hun leerlingen pro
beerden bU te brengen, dat er niets of-
stootelijker is. dan een schril, onaango
naam klinkend lachje.
De Franschman van beden lacht min
der dan vroeger en velen geven de
schuld hiervan aan het slechter worden
der tanden. Hij lacht echter vriendelilk,
zonder verdere bijgedachten. Zoo ook
de Oostenrijker. Zijn lachen ls frlsch en
getuigt van mededeelzaamheid. Zeer
aekorend ls het geestige laenje van ae
Wecnsclie, met haar kleine, witte
tanden.
Heel anders lacht de Engelschman.
zijn lach is kort, droog en hard. Juist
alsof hij door deze gevoelsuiting tot ztjn
omgeving afdaalt.
De Brusselaars daarentegen lachen
uitbundig en hard. Dc Brusscische
viouw lacht in dc hoogste tonen; som
migen zUn er zelfs door bekend ge
worden. zooals b.v. Bianka Duchanel en
Mariette Sully.
De natuuriU'kste en frischstc manier
van lachen schijnen dc Amerikanen te
hebben. Ja'st door hun ongekunsteld*
lield wordt hun lach zoo mccsleepend.
Ovor het lachen van de Hollanders
zwllgt bet blad. Zou dat komen, omdat
ook wy in het algemeen zoo weinig
lachen volgens den volksmond maar
óón keer per jaar en wel.op onzen
verjaardag?
dags do Volcncamsche vlschboev niet
aan de huizen kwam. Zóó eentonig kan
hot leven dikwUls wezen. Do gebroeders
Eks bloven dus ook wandelen, op ongo-
zette tüden, zoodat wU het aantal aan
doeningen van mevrouw konden tellen.
Toen gebeurde er opeen3 iets nieuws.
Mevrouw werd ziek, kreeg een „tak van
beroerte", zooals de vruchtenkoopman
zei en kon geen woord meer spreken.
Wy hadden medelUdcn met dc ge
troffen familie, maar waren toch ook
wel een beetje benieuwd hoe het nu
gaan zou met dc wandelingen van dc
troedere Eks. Die werden voortgezet,
maar van nu af aan op vaste uren.
's Morgens van 10 tot 12. 's middags van
2 tot 4 en 's avonds kwamen ze in het
geheel niet meer voor. Nooit gingen de
gebroeders uit. voordat de wUkzustor
gekomen was en als zij terugkwamen,
vertrok de wijkzuster. Nooit eerder. Er
werd blijkbaar- voor de patiënt voor
beeldig gezorgd.
Zü leefde na den eersten aanval niet
lang meer. Eenige maanden later werd
zü naar haar graf gedragen, er kwam
«en Juffrouw voor de hulshouding en urU
in de buurt dachten, dat de gebroeders
Eks nu dc moeilijkheden uit hun buis
waren vervallen, op den duur weer zou
den opfleuren in een prettigon ouden
dag.
Maar dat gebeurde anders. Dc gere
gelde wandelingen werden voortgezet,
maar van fleur was geen sprake. Inte
gendeel, het scheen wel alsof dc oudste
Eks voortdurend magerder en bleckcr
werd. Ten slotte wandelde de jongste
alleen. Toen wandelde niemand meer.
De bróers zUn een maand na elkaar ge
storven. De heele buurt was er mee be
gaan, maar begreep er niets van. „Zc
hadden het met zijn belden zoo rusllg
kunnen hebben", vond de buurt. Maar
veel wüzer was de schillenboer, die b»J-
wüze van grafschrift voor de twee
bróers zei: „ze konr.e d'r draai niet
vlnde". En dat houd ik voor dc waar
heid. Toen hun, toch zoo moellUk. leven
veranderde, „gemakkeiyker werd" zei de
buurt, verloren zy het leven.
FIDELIO.