PUBLIEK EN FILM. Haarlemmer Halletjes H.D.VERTELLÏNG Het publiek is machtig. Het verval van de Duitsche filmindustrie. De Amerikaansche standaardisatie. Men bekommert zich slechts om het geld en niet om de film. Het Is geen toeval dat in den kop van deze beschouwing publiek vóór film gaat, het is een gevolg van de (droevige) waarheid, dat de films er schijnen te zUn voor het publiek en dus door de handige handelslui gemaakt worden zooals 't publiek het wil en in bijna alle gevallen niet zooals de film het eischt. Ondanks alles gelóóven wij in de film al behoort er vaak een flinke dosis op- timsme toe en al worden onze verwach tingen steeds weer beschaamd; met be langstelling, met spanning gaan wij iedere behoorlijke roiprent gemaakt door 'n goeden regisseur en knappe fotografen zien, en slechts in éen op de derclg ge vallen is er iets nieuws te bespeuren, worden we verrast door oorspronkelijk heid. In de dagen, die nu nog geen dertig jaren achter ons liggen, toen de langste films slechts een minuut of vijf, zes duurden en de hoofdnummers nog niet half zoo lang waren als één acte van tegenwoordig, toen de explicateurs naast het doek op soms bewonderenswaardig? wijze tal van glossen op politieke en maatschappeli)Ke toestanden ten beste saven, terwijl ze den inhoud van de af rollende film vertelden, in die dagen wilde het publiek alles wel zien. Dingen die nu als curiositeit op filmliga-mati nees vertoond worden en hartelijk ge lach wekken persten toen tranen in de oogen der menschen, heetten „zwaar dramatisch" en werden mooi gevonden. De fabrikanten moesten films maken, konden aan de grooto vraag bijna niet voldoen, de ergste nonsens werd opge nomen, Charlie Chaplin werkte bij de Keystone-maatschapplj tusschen 's mor gens negen en 's middags drie een kc- mische film in elkaar: „Twenty minutes of love" (Twintig minuten liefde), niet om te spelen, maar om zijn vijf-en- twintig dollars te krijgen en Keystone een rolprent te bezorgen. In die eerste jaren van de film heeft deze zichzelf groote schade berokkend, er kwam zóó veel idiotisme en ook zó', veel gemeens op het witte doek, dat een Centrale Commissie voor de keur,ng van films toen zeker op haar piaals geweest zou zijn. Maar de film groeide, verviel zooals het in dc jeugd-periode behoort van het eena uiterste in het andere, Iwx Linder was de eerste persoon van beteekeuis onder de anon-eme of onbekend ge bleven spelers, Asta Nielsen was dc eerste die haar artisticiteit in dienst van de film stelde, Do Wild-West hoocl immer weer bruikbare stof, tob in 't eindelooze ge rekte seriefilms toonden den moed van Buffalo Bill en den wansmaak der Ame rikaansche producers; Frankrijk, waar dg film geboren was, trac.itle dramatiek en sentimentaliteit te brengen: Duilsch- land, Zweden, Italië, Denemarken gooi den films op de markt, die genietbaar of walgelijk, gekocht en gedraaid wer den. Het publiek smulde van de Fran- sche drakerigheid en denAme. ikaanschen onzin, men genoot van de steeds weer herhaalde trucjes. Tot in Duitschland de nieuwe kracht groeide, daar waren mannen die in de film iets zagen, die voelden dat niet zoo. als tot toen toe dc film slechts reproduc tief kon werken, doch dat hier schep pende arbeid te verrichten v.el. Wie een vijftien jaren geleden de film slechts beschouwde als iets dat tot ver maak kon dienen van het publiek had gelijk, want er bestond nog geen film kunst. En zoowel de filmrage als de nuchtere handelsgeest van hen die rol prenten deden maken was hier schul dig aa.n. Immers, het publiek vroeg niets anders, het publiek genoot stom-weg keer op keer van hetzelfde verhaaltje, van de hravourstukjes. en nog heden ten dage is dit met een groot deel van hot publiek het geval. Doch la Duitschland bazuinde men in BEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Iedere mensch heeft een neus, een mond, twee ooren cn twee oogen en toch is er zóóveel variatie in den vorm. de grootte, do schikking en de verhou ding van die Üchaamsdeelen, dat wil onze vrienden en kennissen altijd weer uit den hoop herkennen en niet het minste gevaar loopen, Jansen voor Ple- tersen aan te zien, zelfs niet wanneer wij geen van beiden in jaren entmoe-t hebben. Dit is op zichzelf al heel merk waardig, maar het is nog veel merk waardiger, dat wij menschen van binnen (waarmee ik niet bedoel longen, maag en Ingewanden) even verschillend zijn. InzFchten, opvattingen, neigingen, ka rakter loopen al even ver uit elkaar en er is hcelwat waars in dc meening. dat iedereen één interessante» roman zou kunnen schrijven, namelijk hst verhaal van zijn eigen leven, natuurlijk onder voorwaarde dat hij schrijven kan, name. ltjk zijn gedachten in een belangwek- kenden vorm weet te gieten. D't is nu gelukkig bet geval niet, want waar zou het naar toe moeten wanneer wij. be halve romans van de erkend vermaarde menschen, dio wc toch al niet kunnen bijhouden, ook nog al de verhalen moes ten lezen van onze vrienden en kennis sen. die wij voor ons fatsoen wel zouden mceten koopen of althans van een an der leenen! De schrijfkunst is voor den mensch dte zich ontwikkelen v/i! een noodzakelijkheid, maar wij moeten van het goede ook weer niet te veel hebben. Zoo nu en dan bekruipt iemand die gewer.d is te schrijven, wel eens den lust om de eigenaatd gheden van zijn om geving eens te tccker.cn. maar als hj verstandig is biedt hij weerstand san deze verzoeking omdat hij het hun nooit naar den zin zou kunnen maken. Spot hij met hun eigenaardigheden, dan ne men zij hem dat natuurlijk kwalijk en doet hij dat tv et. schetst hij daarentegen hun co ede hoedanigheden, dar. heeft hu dat nooit voldoende gedaan. Het resul- taat is dus altijd ontstemming. Er menschen die daartegen niet opzien, maar let eens op, hoe kort het duurt of filmkringen J' art pour 1' art", men trachtte niet meer in films de waarheid te benaderen, alles zoo reëel mogelijk te maken, het moest geen gefotografeerd tooneel of louter reportage meer zijn. het werd film én kunst. Men begreep dat beeld verdeel ng. beweging, belich ting'or waren om te gebruiken, niet om aan het toeval over te laten. Dr. Wiene zette „Het cabinet van Dr. Caligari" in elkaar, er zaten fouten in doch dat is bij pionierswerk immer het geval, alles was gestyleerd in deze zoo uitermate belangwekkende rolprent, waarin niets reëels meer bleef. Caligari draalde in Februari van dit jaar in een der Haarlemsche bioscopen en onder vond hoegenaamd geen belangstelling, het publiek verveelde zich. Murnau maakte „Nosferatu", .Phan tom"; Paul Lenl schiep een wonderlijk werk als „De man met de wassen beel den", waarbij menschen de zaal verlie ten omdat hun zenuwen niet sterk ge noeg waren; Lupu Pick's „Sylvester" en „Scherben", Luh'.tsch' „Anna Boleyn". „Die Puppe", „De dochter van Pharao" en de streng-gestyleerde, komische film „De Oesterprinses'' zij alle behooren tot de groote stukken uit de te korte periode dat Duitschland kunstwerk op kunstwerk bracht en Fritz Lang met „Dr, Mabuse", „De dood en het meisje" en „De Nibelungen" wereldnaam maakte. Wacht, zei Amerika, jullie Mark kel dert, mijn dollar schittert, ik kan beta len. De bladen schreeuwden „Jannings kom hier", agenten reisden naar het :,rme Duitschland. En intusschen scheen de groeikracht gebroken, nieuwe pogin gen om originaliteit te brengen bleven achterwege, r.og een enkel goed werk als „Variété" kwam, „De laatste man" gaf nog veel goeds, bracht enkels ver rassende vondsten, doch was reeds aan merkelijk zwakker. Fritz Lang zette zijn .Metropolis" op, zocht kracht in groot- sche dingen, doch al was de film tech nisch geweldig knap, evenals zijn latere werk „Spione", werden teveel conces sies gedaan aan het publiek, te veel werd gepoogd Amerikaansch te doen, de film was leeg en slap. En de goede krachten togen naar Amerika, dat meer kon betalen. Jan nings die nog kort te voren had ver klaard: „Ik blijf in Duitschland zoo lang daar nog één studio is", ging wer ken in Hollywood en kreeg claax een zoe. telijk scenario als „Vader". Ccnrad Veidt dis zulk geweld'g spel gaf als Iwan de Verschrikkelijke in „De man met de wassen beelden", er een figuur schiep die je je leven lang niet vergeet, speelde in 't land van den dollar bedroe vend. Lubitsch trok den oceaan over, kwam terug en schreef ons onlangs, dat hij zijn meening ten opzichte van de f.'lm gewijzigd had, dat men films moest maken zcoals het publiek het wilde. Jacques Feyder, de Fransche cineast karakteriseerde onlangs het verval der Duitsche film in enkele woorden: „L'AUemagne a óté colonisée - par les U. S. A.", Duitschland is door Amerika gekoloniseerd! Gelijk heeft hij. Duitschland is gaan werken voor de wereldmarkt, ,X)e man met de wassen beelden" en „Variété" kwamen lang nadat ze in Europa ge draald hadden in New-Yorksche thea ters en niet eens in de groote, want die geven uitsluitend eigen productie. Maar nu heeft de UFA in Amerika vasten voet gekregen en het staat vast dat haar films meer cn meer Ameri kaansch zullen worden. En dat Amerika hoelemaal werkt zoo als 't publiek het wil en wat het voor- deeligst is, weet ieder. Men is daar ge komen tot do fatale standaardisatie alle filmhelden zijn in enkele klassen onder te brengen, een heel enkele als Chaplin, Fairbanks, Lon Chancy of Ban croft valt er buiten, maai- die zijn dan zij hebben geen vrienden en kennissen meer en leven om zoo te. zeggen in do woestijn, en let óók op (want dat is nog veel merkwaardiger) hoe slecht deze critici zelf er tegen kunnen om op hun beurt gecritiseerd te worden. Heeft niet de beroemde philosoof Hocheetie, die drie jaar geleden met groot eerbetoon in zijn geboorteland China werd begra ven, zoo terecht gezegd: „iedor mensch bestaat uit twee persoonlijkheden, die hij in zichzelf ziet en die anderen in hem zien! De eerste is verreweg de nobelste." Als ik, in weerwil van dat alles, het toch waag om drie personen uit mijn omgeving te beschrijven, dan is dat al leen omdat zij verleden jaar gestorven en met hun IJdelheden en eigenaardig heden begraven zijn. Het waren er drie, twee mannen en een vrouw. Hun na men doen er niet toe. Laat ons zegsen dat het de heer en mevrouw Eks waren cn de heer Eks. een jongere bröer van den gehuwden man, die bij zUn bróer en schoonzuster inwoonde- Menschen op wie, zoo van bulten bekeken, niets te zeggen viel, die melkboer, bakker cn slager op tijd betaalden, bij wie de deurwaarder van de belasting nooit op de stoep werd gezien cn die met de justitie ook niet in onaangename aan raking waren geweest. Toch was er iets merkwaardigs aan die menschen, al thans aan cle twee broers. Het waren namelijk onvermoeide wandelaars, on verschillig welk wéér en hoe laat het was. Soms stapten zij er samen 's mor gens te negen uur op uit, bleven een paar uur weg en kwamen dan weer met dc-zelfde kalmte terug. Voor twee rente nierende lieden is dat nu zoo heel onge woon niet, maar wel dat zij 's avonds soms heel laat ook uit wandelen gingen ik heb hun deur *s avonds ta elf uur cok wel hooren dichtslaan. Dan keerden zij te een uur terug. Ik heb. als ik toch wakker was, bij het licht van den lan taren wel gezien, dat zij hun won in r weer binnengingen nu ja, met alle bescheidenheid kan men toch wel belang stellen ir. de handelingen var» zijn buren cn zich afvragen: waar doen ze het voor? Was het om de slanke lijn te bc- houden, daar het in onzen tijd ook voor cok stukken beter dan de nst.' De heT- dkinctjcs hebben allen smachtende oogen, kleine mondjes en ranke figuur tjes. De films behooren tot vaste genre's cowboy-, brandweer-, onderwereld-, oorlogs- en vliegfilms. Amerika dat met zijn almachtige» dollar toch zeker wel Iets zou kunnen wagen, toch zeker kan experimenteeren. doet het niet, omdat men toegevende aan de verlangens van het publiek ver zekerd is van goede financieele resulta ten. Alles voor geld en niets voor de film. Rusland heeft ons verrast. Eisensteln. Pudowkln, zij brachten iets nieuws, zij konden alles, zij werkten zonder een sterrensysteem, zij leefden zich uit. Maar het blijft de groote vraag of Rus land werkelijk de film vooruit zaï brengen, want de revolutie-films beso ren eens, maar boeien niet steeds en in films met andere gegevens is men er lang zoo sterk niet. Zeker de film ls niet dood, er is bij horten en stooten eenige vooruitgang, doch als Cavalcant: en Kirsanoff, de Fransche cineasten hun kapitaaltjes op gewerkt hebben, moeten zij weer tijden werkloos blijven, slechts den Duitscher Walter Ruttman loopt het eenigszins mee. Het publiek is machtig. De pers kan nog zoo hard „kankeren", het helpt niets. Wij hebben in ons land de Film liga doch wat betcekenea deze enkele du:zenden tegenover de honderdduizen den die de bioscopen bezoeken en alles wat maar aangeduid wordt met „super", „schlager", „kunstwerk" lustig slikken? Ook ae bioscoop-exploitanten kunnen weinig ten goede doen, zij moeten zor gen, dat hun laadjes vol komen en wa gen het niet bijzondere werken te ge ven, een enkele uitzondering daargela ten. En zooals de toestand in ons lana is, is hij ook in 't buitenland, al moer geconstateerd worden, dat het er in Frankrijk hoopvoller uitziet dan bij ons. Aan het publiek is het te zorgen, dai de groote filmmagnaten aan jongeren werk zullen geven, dat de film wee» sterk vooruit gaat. Maar het publiek blijft stom, vindt alles goed, wordt maar niet beu van 't afgezaagde. En zoo lang dit niet verandert, zullen de machtigen hun geld binnen blijven krijgen, alleen denken aan het geld en zich om de film bitter weinig bekommeren. C. G. B. EEN REUSACHTIGE TRAM Er worden thans te Dresden proeven genomen met een tram. die 117 personen kan bevatten en een snelheid kan berei ken van 30 mijl par uur. De tram is zoo lang dat de conducteur de haltes moot aankondigen door een scheepsroeper. De grootste tramwagens die te Lon den in gebruik zijn en waarin ook over dekte boven-zitplaatsen zijn (dubbele trams dus) kunnen slechts £36 personen bevatten. ONBREEKBAAR GLAS. Uitvinders hebben eeuwen lang "ge probeerd onbreekbaar gias te maken en nu schijnt het eindelijk aan een profes sor te Liverpool en zijn zoon, in samen werking met een Oostenrijksen schei kundige, gelukt te zijn het geheim te ontdekken dat zoovele anderen hebben getracht te doorgronden. Het nieuwe soort glas is niet alleen onbreekbaar maar het laat ook de ge- zondheidsaanbrengende ultra-violette stralen door cn kan voor tal van doel einden worden gebruikt. Volgens de geschiedenis is liet on breekbare glas ook al eens ontdekt door een Romein tijdens de regeering van Keizer Tiberius. De uitvinder toonde den keizer een glas. Hij wierp het op den grond, deukte het op verschillende plaatsen en sloeg het toen weer in den vorm met een hamer. „Kent iemand andere dit geheim?" woog de keizer. En toen de uitvinder deze vraag ontkennend beantwoordde liet de keizer hem ter dood brengen. Hij was bevreesd dat het onbreekbaar glas de waarde van goud en zilver aanmer kelijk zou doen dalen. mannen mode is, niet zwaarlijvig te zijn? Deden zij het ora andere overwe gingen van gezondheid? Of dienden die wandelingen enkel en alleen om den tijd te dooden, die aan twee rentenieren de brooders nu en dan lang gevallen moet zijn? In dat laatste geval waren die nachtpromenades toch niet goed ver. klaarbaar. 's Nachts kun je slapen, wat de gemakkelijkste en de snelste tijdpas- seering is. Kortom, wij thuis begrepen het niet. Maar het raadsel zou al gauw worden opgelost. Wij bezochten elkaar nooit, altijd de beste manier om met je buren goe.e vrienden te blijven. Maar op zekeren, dag moest ik aan de heeren Eks toen een bezoek brengen. Waarom weet ik niet meer precies. Het gemeentebestuur wou, geloof ik, een paar mooie boomen in onze straat rooien, of het wou een paar mooie boomen maar die ons hin derden. niet rooien hoe het ook we zen mag. ik had. in mijn destijds zieden de verontwaardiging over dit. wanbe- drilf een request aan den gemeenteraad op touw gezet en liep daarmee de buurt af. Zoo belde lk op een morgen ook bi.i de heeren Eks aan- Vóórdat ik dit bezoek beschrijf, moet. ik tot mijn verontschuldiging aanvoe- en. dat ik sedert dien tijd wijzer ben geworden. De gemeenteraad is er niet voor om requestcn van de burgerij te lezen en daarnaar tc handelen. Willen B. en W. iots en wil de Raad dat ook. dan is een verzoekschrift van de bur gerij vanzelf overbodig, want dan ge beurt het toch; willen B. en W. iets en wenscht dc Raad het niet, dan gebeurt het niet en dan ls het verzoek ook over bodig. want dan gebeurt het toch niet. In dc be'.de gevallen kan men het zegel sparen, om van de moeite nog maar niet e spreken. Welke houding zou het ook van een hooggeplaatst lichaam als een gemeenteraad wezen, wanneer het de adviezen van de burgerü voor zijn be sluiten nocdig had? Dan kon de burgerij het zelf wel doen en was er geen ge meenteraad noodlg. Om al deze logische redenen loop ik nooit meer met ver zoekschriften rond en tcekcu er ook niet meer op. Deze beschouwing is niet van vee', belang. Zij kan alleen nuttig wezen, als iemand soms binnenkort mUn Polly door H. BUYS. Toen Brossel, ambtenaar ter provin ciale griffie, op een prachtigen Zaterdag middag in het park zat en gedachteloos voor zich uitstaarde, naderde het nood lot hem in de gestalte van een klei nen, schamelen, houd. Dit dier kwam uit een tulpenbed. waarvan hij de stille har monie had veranderd in een chaos, re gelrecht naar Brossel toe. wreef het ruige vel tegen zijn broekspijpen, sprong omhoog, legde de zanderige pooien op Brossels kn.eën en zag hem vol ver wachting aan. Brossel, de vrijgezel, die behalve zich zelf geen mensch had. die van hem hield .was ontroerd. Deze trouwe, eer lijke blik greep hem aan en de liefde en aanhankelijkheid van dit vreemde dier tje liet hem plotseling de leegheid en onbelangrijkheid van zijn armzalig be staan met tragische duidelijkheid ge voelen. Een wonderlijk heimwee, een verlangen naar liefde en genegenheid inspireerde hem. toen hij bcog en den hond zacht het kopje streelde. Een plot selinge ingeving volgend, doopte hil hem Polly. Daarop maakte hij het pak belegsel open, dat hij voor de volgende week had gekocht en gaf het» hondje twee plakken worst. Polly trachtte op Brossel's schoot te komen. Brossel tilde hem bij zich op do bank en gaf hem achtereenvolgens een plak ham, een stuk leverworst en een knakworstje. Polly's aanhankelijkheid kende nu geen grens meer. Hij turnde langs Brossel's schouder omhoog, zoo dat het scheen, dat hij hem lets in het oor wilde fluisteren. Brossel was geestdriftig. Het besef, een wezen te kennen, dat aan hem ge hecht was, maakte hem gelukkig. Tot zijn verwondering bespeurde hij een eigenaardige» glimlach op de gezichten van de menschen in zijn omgeving. Be schaamd zette hij den hond op het pad. Tegen zijn gewoonte bleef Brossel langer zitten dan anders. Het viel hem moeilijk, van het hondje te scheiden, dat aan zijn voeten lag en zijn trouwen blik afwisselend op hem en op het pak worst richtte. Het begon donker te worden en lang zaam werd het park leeg. Tenslotte za ten er nog maar twee menschen op de banken; toen gingen ook die weg zon der den hond op te eischen. „Ilij zal ergens :n de buurt thulshoo- ren", dacht Brossel en hij stond op. Hu nam afscheid van het hondje en ging heen. Maar Polly volgde hem. „Mis schien moet hi) denzelfden kant uit", dacht Brossel en knikte den hond vricn- delilk toe. Toon hij echter verschillen de straten had doorgoloopen, zonder dat Polly heenging, begon hij na te donken. „Zou hU misschien geen eigenaar heb ben?" overpeinsde hij en hij bleef ver schrikt staan, den hond vragend bek tl - kend. Maar er was geen antwoord te krijgen en toen Brossel voor de deur van zijn huis kwam, was Polly no^ als een schaduw achter hem. Brossel dacht even na, toen draaide hij zich om, greep den hor.d en klom haastig de trap op. Zijn hospita deed open. „Toch zeker niet met den hond?" vroeg zij en keek Polly verdacht aan. „Hij heeft geen baas!" zeide Brosse!. „Morgen breng ik hem dadelijk naar de politie." „Bij uitzondering, meneer 3rossel! Bij uitzondering! Huurders met honden wil ik niet hebben!" dreigde de hospita en maar aarzelend maakte zij ruimte, waarop Brosse', en Polly In dc kamer verdwenen. Daar aten zü samen hun boterham, waarbij togen de verwachting de helft van het belegsel er aan ging. Toen liet Polly zich op het kleedje voor het bed neer, terwijl Brossel op den divan zat en zijn vriend eens goed bekeok. „Mooi is hij niet", dacht hij eerlijk. „Maar hij heeft een goed karakter". Eu deze gedachte beviel hem; want hij ge loofde, dat hij zijn eenzaamheid ook maar aan de oppervlakkigheid van zijn medewerking mocht willen vragen ten opzichte van boomen, slooten, stecn- hoopen, hekken of andere belangrijke gemeentezaken. Ik doe er niet aan mee. Maar nu het bezoek aan de familie Eks. Op mijn hellen verscheen een dame van rijpen middelbaren leeftüd. me vrouw Eks. Toen ik gezegd had waar voor ik kwam, werd ik in den salcn gelaten, waar al gauw de twee heeren Eks verschenen, vergezeld door me vrouw. Zij hoorden mijn verzoek om op mijn request te teekenen stilzwijgend aan. beschouwden daarop eikander met wat ik zou willen noemen een con sul- tcerenden blik en zwegen. Daarna zei de oudste heer Eks: „wij zijn het- met u eens en willen graag meeteekenen." Ik bood hem beleefd mijn vulpen aan. Hij vatte die en maakte zich gereed om te schrijven. Maar nog voordat hij zijn haudteekening gezet had, klonk er een scherpe stem: „Het zal niet gebeuren!" Dat was mevrouw Eks. „Ik ben er te gen". voegde zU daar ietwat overbodig bi?. Dp, twee mannen zwegen, do oudste bood ir.tj met een hoffelijk gebaar de ongebruikte vulpen weer aan. Ik stond op om heen te gaan, daar ik bij langer blijven met mijn figuur verlegen vreesde tc worden. Daarvoor werd mij geon tild gegund, want mevrouw Eks hield eer» rappe toespraak, die geen afscheid toe liet. „Ik wil het niet en het zal niet ge beuren. Denkt u, meneer, dat wij ons mengen in de zaken van de gemeente? En jelui, waarom bemoeien jullie je met wat je niet aangaat? Zoo zijn mannen, ze denken altijd dat zo onmisbaar- zi)n. Dc vorige week nog" (dit tot den oud sten heer Eks) „heb je je met mijn werk bemoeid en den dag daarop heb JU" (dit tot den jongsten Eks) .gezegd, dat ik geen verstand had van het weer. Heb JU daar dan verstand van?'' ..Mevrouw", probeerde ik te zeggen, b'j wijze van afscheid en maakte een buiging. Ik had evengoed tegen de tafel kunnen buigen, want zij luisterde hee- lcmaal niet. Sneller, dan een auto die immers altijd even op gang moet ko men. sprak zij haar verwijten en be schuldigingen uit aan het adres van de ongelukkige broeders, die met geen cr.- ke'. woord bescheid gaven. De ccn werd betiteld van slechte manieren, van gul zigheid cn algemeene domheid; dc, medemenschen had ie danken, die al leen op het uiterlijk letten. Op Zondagmorgen gingen Brossel en Polly naar de politie. Maar onderweg plaagde zijn geweten hem. Hij kwam zichzeif een verrader voor. die een trou wen vriend, wiens volle vertrouwen hU bezat, wilde verraden. Hil durfde Polly niet aan te zien, die kalm en niets ver moedend naast hem Hep. Met bezwaard gemoed ging hij het bureau binnen. De beambte greep den hond. die te genstribbelde en beton te janken ,De hond heeft geen nummer! Het is goed. u kun» gaan." Brossel bleef staan. „Wat gebeurt er met het hondje?" vroeg hij bevend. „Afgemaakt", zeide de beambte ko~c „Nee. nee. dat niet!" protesteerde Brossel. „Geeft u hem hier!" En hU trok den beambte den hor.d uit den arm en stormde naar bulten. Samen trokken zij door de straten Brossel in de stellige verwachting, dat dc eigenaar wel gevonden zou worden; maar de gedachte, dat dit niet het ge val zou zijn, groeide tot wensch. tot go- vaar, dat hem aangenaam deed rillen. En zx> gebeurde het. Eerst des nachts waagde hij het, naa: huls terug te keeren. Hil sloop, den hond onder den arm. zacht de trap op naar zijn kamer. Zonder licht te maken deponeerde hij Polly aan het voeteinde van zijn bed en smeerde in de duiste rnis een paar sneden broed voor hem. Daarna kroop hU ook In bed. Het was nog niet licht, toen Brossel wakker werd. Zijn eerste blik gold zijn hondje, dat warm en mollig aan het voeteinde log en hem met halfgesloten oogen aanzag. Haastig kleedde Bro.'.scl zich aan. Toen slopen beiden, zonder het ontbijt af te wachten, naar buiten In een klein koffiehuis op de markt ontbe ten zij. Vervolgens wandelden zij door het park. terwijl Brossel er koortsachtig over nadacht, wat er nu zou gebeuren, daar hij naar zijn kantoor moest. Plotse, ling peep hi) den hond en duwde hem in zijn actentasch. Daarop rende hij zonder op of om te zien. naar het gou vernementsgebouw, waar hij. luid goe den morgen wenschend, de portiersloge voorbijsnelde. Buiten adem bereikte hu zijn kamer. Hi#f liet hij den verbaasden hond vrij, die zich rekte en strekte, om zijn oorspronkelijken vorm terug te vin den. Intusschen maakte Brosse! op de laatste plank tusschen de dossiers van 18361841 een hoek voor hem klaar. Daar rustte Polly, op een noodzakelijke onderbreking na, den geheeien dag en sliep. Des avonds verliet Brossel het laatst het gebouw. In een donkeren hoek van het park liet hij het d:er -.Tij. Tegen ne gen uur belde hjj bij zijn hospl'a aan. „Toch niet weer met den hond? vroeg zij. „Beste mevrouw Aafjes. het diertje heeft geen huis!" „Doet er niet toe! Brengt u eerst den hond weg!" Na deze woorden sloeg zij de deur dicht. Radeloos daalde Brossel de trap af. Polly met gebogen kop acnter hem. Doelloos liepen zij door de straten Brossel zag in, dat hi) van Polly nines', scheiden, wilde hy zijn huis en zijn rust niet op het spel zetten. Hij wierp een steen, in de hoop, dat de hond hem achterna zou loopen, om hem gelegen heid tot vluchten te geven. Maar Pol'.y bleef ka:m aan Brossels zijde en belden zagen den steen na. die over het plavei sel huppelde. Moedeloos ging Brossel verder. Eindelijk bleef Polly bij een hek staan, dat hij grondig besnuffelde. In een oog wenk rende Brcssel den hoek om en verstopte zich ir. een portaal. Met klop pend hart stond hy in de donkere ruim te en luisterde. Er verliep een oogen- blik; niets bewoog. Brossel werd on rustig. Hij boog voorover er. keek naa: bulten. Plotseling verscheen Polly aan den overkant in het maanlicht, hief ztln snuit omhoog en hief een langgerekt, aangrijpend gehuil aan. Brossel sidder de tot !n zijn b'nnenste. Dat was niet te verdragen. Hjj holde naar buiten, de straat over, naar zijn vriend, die, kwis pelend met de staart, naar hom ton kwam. Dien nacht overnachtten zil in oen klein logement en de volgende- nachten ging het evenzoo. Poily werd Brossel's noodlot. De -sympathie zege vierde over het verstand. ander van slordigheid op zijn kleeding. van kinderachtlgen trek in gepeperd eten en van bangheid in een auto. Zi.) sprak veel, snel en goéd. Ik kreeg mede lijden met de Eksen en vroeg mij af, hoe ik zonder lomp te zijn. weg kon glippen; op eens zweeg Mevrouw stil, omdat zij noodwendig adem halen moest. Op dat moment zei de oudste Eks tot zijn broeder: .zullen we?" Samen gin gen zij de kamer uit, namen in de gang hun hoeden van de kapstok en glngc-a de deur uit. Natuurlijk was lk hen ge volgd. Achter mij ging de toespraak van mevrouw met onverzwakte kracht verder. Op straat trachtte ik zoo gauw mo gelijk van de gebroeders afscheid te ne men, maar de oudste hield mij nog even terug. „Wij moeten u onze veront schuldiging voor deze ontvangst aan bieden. MUn vrouw is soms wat zenuw achtig. Als dat zoo eens voorkomt gaan wij samen uit cn wandelen oen paar uur. Als wil dan terugkomen, is de aandoe ning voorbij. Ik hoorde beleefd toe. gaf natuurlijk geen commentaar en nam afscheid. Het raadsel van de wandelingen, ook in den laten avond, was opgelost. Blijkbaar deed de ..aandoening" zooals de oudste Eks hot verontschuldigend noemde, zich op de meest verschillende uren voor. Na deze ondervinding hebben mijn huisgenooten eens bij dezen en genen naar mevrouw Eks gevraagd.. Het was zoo moeilijk niet. Wat de eenc leveran cier niet wist, wist de ander. Sedert ja ren had zij geen dienstmeisje gehad. Hot. was te begrijpen. BUna niemand die aan de deur kwam om steun werd, on getroost weggezonden, ook deed zij veel gced in stilte. Maar tegen de uitbarstin gen die haar van tüd tot tijd overvielen, was niets en niemand bestand. Alleen absolute stilte bracht haar weer In de plooi van rust en kalmte terug. Een tijd lang ging het leven voort, zooals het meestal voortgaat, zonder schokken, van den eenen dag op den an deren. zoodat je den Maandag nauwe lijks van den Zaterdag cn den Dinsdag haast niet van den Vrijdag zou kunnen onderscheiden, als je Maandag niet met minder lust aag 'J. werk sins cn Vrij- Na een weck was Brossel dco- rf* maandgeld heen. Rusteloos, zonde: dak trokken nu door dc stad cn zij op landden tenslotte in de wachtkamer van het station, waar ei) tot laat in den nacht konden blijven. Daarna liepen zij tot den morgen door dc straten. Tenslotte kwam het zoo ver, da' zij honger leden. Nu ontplooide Polly een opmerkelijke activiteit. HU graafde ln de aschemmers naar Iets eetbaars. Geen vuilnishoop was vcor hem te groot om niet tot den bodem onderzocht tc wor den. Van aschemmer tot ascheinmer veranderde hü van kleur. Van lichtgas door de asch tot pikzwart van het roet. Brossel stond er rillend en hongerig bij. Hij had zich In zUn lot geschikt va was van meening, dat dit een hem ap- gelegde beproeving was. tegen welke niet viel te petdtloneeren. HU was slor dig cn nalat.g geworden, tot ontstelte nis van zijn chefs, die vergeefs naai do oorzaak zochten. Op deze manier was hij stellig ten gronde gegaan, indien niet plotselin? een wending was ingetreden. Toen weer op een ochtend tegen twee uur utt de wachtkamer kwamen cn vermoeid cn hongerig dcor de straten zwierven, bltef dc hond plotseling met een schok staan. Daarna rende hij, luid blaffend, terwUl hij van haast bijna over den kop sloeg, dc straat langs, naar ecu man toe. riie met een kleineu wagen bij het trottoir stilhield en met een stok in de asch emmers peuterde. Dat was een weerzier.! Polly sprong tegen den man op. d:o ook zeer verheugd scheen. Hij nam den hond op den arm en streelde hem en keek hem pe.nzend aan. Toen zette hij hem op zijn karretje cn reed weg. Brossel stond nog steeds op dezelfao plek cn keek het wagentje na, tot het in den nevel verdween. Niet één keer had de hond naar hem omgezien. Brossel was nu gered; maar dat scheen hem gpen plelzicr te doen. Want toen hij eenzaam dc straat uitliep, stonden er tranen in zUn oogen. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). LACHEN. Dat er tusschen de volken verschil br- staat in zeden en gewoonten weer ccn leder, maar dat een volk zich ook van een ander onderscheidt door dc wijze, waarop het lacht, heeft zokcr menigeen nog niet opgemerkt. Een Fransch blad maakt hierover dc volgende opmerkingen. Waar lacht men het meest? In Brussel. En het minst? In Madrid. Het mooiste lacht men echter ln PaxUs. Geen wonder, als men weet, dat er vroeger in de Seinestad „lach- meosters" waren, die niet alleen les gaven in do edele kunst van het .achen. maar ook hun leerlingen pro beerden bU te brengen, dat er niets of- stootelijker is. dan een schril, onaango naam klinkend lachje. De Franschman van beden lacht min der dan vroeger en velen geven de schuld hiervan aan het slechter worden der tanden. Hij lacht echter vriendelilk, zonder verdere bijgedachten. Zoo ook de Oostenrijker. Zijn lachen ls frlsch en getuigt van mededeelzaamheid. Zeer aekorend ls het geestige laenje van ae Wecnsclie, met haar kleine, witte tanden. Heel anders lacht de Engelschman. zijn lach is kort, droog en hard. Juist alsof hij door deze gevoelsuiting tot ztjn omgeving afdaalt. De Brusselaars daarentegen lachen uitbundig en hard. Dc Brusscische viouw lacht in dc hoogste tonen; som migen zUn er zelfs door bekend ge worden. zooals b.v. Bianka Duchanel en Mariette Sully. De natuuriU'kste en frischstc manier van lachen schijnen dc Amerikanen te hebben. Ja'st door hun ongekunsteld* lield wordt hun lach zoo mccsleepend. Ovor het lachen van de Hollanders zwllgt bet blad. Zou dat komen, omdat ook wy in het algemeen zoo weinig lachen volgens den volksmond maar óón keer per jaar en wel.op onzen verjaardag? dags do Volcncamsche vlschboev niet aan de huizen kwam. Zóó eentonig kan hot leven dikwUls wezen. Do gebroeders Eks bloven dus ook wandelen, op ongo- zette tüden, zoodat wU het aantal aan doeningen van mevrouw konden tellen. Toen gebeurde er opeen3 iets nieuws. Mevrouw werd ziek, kreeg een „tak van beroerte", zooals de vruchtenkoopman zei en kon geen woord meer spreken. Wy hadden medelUdcn met dc ge troffen familie, maar waren toch ook wel een beetje benieuwd hoe het nu gaan zou met dc wandelingen van dc troedere Eks. Die werden voortgezet, maar van nu af aan op vaste uren. 's Morgens van 10 tot 12. 's middags van 2 tot 4 en 's avonds kwamen ze in het geheel niet meer voor. Nooit gingen de gebroeders uit. voordat de wUkzustor gekomen was en als zij terugkwamen, vertrok de wijkzuster. Nooit eerder. Er werd blijkbaar- voor de patiënt voor beeldig gezorgd. Zü leefde na den eersten aanval niet lang meer. Eenige maanden later werd zü naar haar graf gedragen, er kwam «en Juffrouw voor de hulshouding en urU in de buurt dachten, dat de gebroeders Eks nu dc moeilijkheden uit hun buis waren vervallen, op den duur weer zou den opfleuren in een prettigon ouden dag. Maar dat gebeurde anders. Dc gere gelde wandelingen werden voortgezet, maar van fleur was geen sprake. Inte gendeel, het scheen wel alsof dc oudste Eks voortdurend magerder en bleckcr werd. Ten slotte wandelde de jongste alleen. Toen wandelde niemand meer. De bróers zUn een maand na elkaar ge storven. De heele buurt was er mee be gaan, maar begreep er niets van. „Zc hadden het met zijn belden zoo rusllg kunnen hebben", vond de buurt. Maar veel wüzer was de schillenboer, die b»J- wüze van grafschrift voor de twee bróers zei: „ze konr.e d'r draai niet vlnde". En dat houd ik voor dc waar heid. Toen hun, toch zoo moellUk. leven veranderde, „gemakkeiyker werd" zei de buurt, verloren zy het leven. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 17