HAARLEM'S DAGBLAD VAN OUDE TIJDEN. INGEZONDEN BURGERLIJKE STAND BRIEVEN UIT BERLIJN. ZATERDAG 15 DEC. 1928 ZESDE BLAD Van polders^ en polderjongens, dijk graven en dijkage. II. Ik zou u nog vat meer vertellen van de wijze waarop het vroeger bij de be dijking onzer polders toeging. Ge her innert u, dat ik hierover reeds het een en ander heb medegedeeld, aan de hand van het „Tractaet van Dyckagie" van Andries Vierlingh. den dijkgraaf van de zestiende eeuw. Het was meer dan erg wat wij van hem hoorden. Maar het ergste, 2eide ik, komt nog. Hoe stond het met der polderjongens plichtbesef? Dagdieverij, aldus een ge bruikelijke klacht, is een kenmerkend verschijnsel van onzen tijd. Maar deze poldergasten luierden, in navolging der aannemers, der meesters, zooals mijn zegsman hen noemt. Tegen het oogen- blik dat de dijkgraaf met de gezwore nen hun dagelijksche ronde kwamen doen, togen de meesters aan den ar beid. Ze namen zelfs nog een paar jongens, die langs den dijk werk zoch ten, in dienst om een leegstaanden krui wagen aan te vatten opdat het den schijn zou hebben, als waren zij met man en macht aan het werk. Ternauwernood echter waren de heer en uit het gezicht verdwenen of ze lieten de huurlingen gaan, smeten onder den uitroep: zie daar, het daggeld is verdiend! het gereedschap weg, en hervatten hun drin ken en dobbelen, zonder zich verder om den dijk te bekommeren. Daarbij kwam, dat zij voor jongens, tegen half loon in dienst genomen en onbekwaam zelfs om een kruiwagen voort te duwen, het volle daggeld in rekening brachten. Tot overmaat van ramp lieten ze wel eens hun werk in den steek, zoodat een nieuwe aanbesteding noodlg was. Hoe het onder zulke omstandigheden gesteld was met den werklust der polderjongens, fa licht ts raden: zoo heer, zoo knecht, gold ook van den ouden tijd. Was er bij geval eens een meester die werken wilde, ze snauwden hem op zijn aan merkingen toe: Wat is er jou aan gelegen of wij werken of niet? Het geld van de indijkers moet den dijk maken, het is het jouwp niet! En ze bedreigden hem met een afranseling Beiden, meesters en knechts, zij kwamen op het werk meer „om de biercan, fde bierton en de joncker menselaer (lekkerbek) te be stormen dan om den dyck te maecken". Strenge tucht alleen kon hier baten. Maar de dijkgraven, slap en vreesach tig, grepen niet in. En de hellebaardiers die op den dijk de orde moesten bewa ren, waren voor hun taak ten eenen- male ongeschikt: opgeraapt volk, bedien den der dijkgraven en der gezworenen, die hun den politiedienst onder de pol derjongens als een bijbaantje opdroegen, om aldus op hun particulier loon te be sparen ten koste van den polder. Maak een ordonnantie, zoo adviseert Vierlingh. zooals die bestaan voor de soldaten in oorlogstijd. Stel een flinken, pootigen kerel aan om de naleving bij dit ge boefte af te dwingen. Laat hij beginnen met een paar belhamels op te knoopen en de rest zal, gedwee als lammeren aan den arbeid <?aan en de aangenomen taak afmaken. Een paardenmiddel! Men gevoelt, hoe ver wij van deze tijden verwijderd zijn. Zulke sterk werkende geneesmiddelen kunnen wy niet meer verdragen En de dijkgraven? Het ambt op zich zelf acht de schrijver hoog, hooeer dan vele andere. Schout te zijn of baljuw, dat is zoo'n groote kunst niet. een schaapherder kon het wezen! En het werk van rentmeesters en ontvangers kan „een clerxken uit der scholen wel practiseren". Maar aanwassen te win nen, uiterwaarden en schorregronden in korenlanden te herscheppen, daarvoor moet men van God bijzondere gaven en talenten hebben ontvangen, daarvoor is „sin ende grooten arbijt" noodig. neen, waarlijk, ,aile man en can op da: dack niet wel koetsen". Bovendien zijn de meeste dijkgraven: volslagen vreemdelingen In hun vak. eigenwijze stommelingen, slaven van sleur en gewoonte, gemakzuchtige ijdel tuiten, eigenbaatzoekers wien jaarwed den en emolumenten boven alles gaan Dit lijkt wat kras. en wie dit- somber tafereel aanschouwt, vraagt zich af, hoe des tijds dan toch polders bedijkt kon den worden. Vierlingh heeft misken ning en ondank geoogst, hü heeft moe ten strijden tegen domme dijkgraven, schade geleden tengevolge van hun wan bedrijf, en zulke teleurstellingen plegen het gemoed te ontstemmen en invloed te oefenen op het voordeel. Maar wie let op 's mans rondborstige taal en zijn bijtend sarcasme, overgaande soms in een warm pleidooi voor den schamelen hulsman of de landzaten, beluistert daar in een toon zóó eerlijk en zóó echt, dat ge hem moeilijk geloof kunt weigeren. Zoo meent de uitgever van het Tractaat En de heer R. D. Baart de la Faille, chartermeester by het Rijksarchief in Noord-Holland, die enkele jaren gele den op het philologen-congres te Gro ningen, in een ander verband, over zijn vriend Andries Vierlingh sprak, kom', tot dezelfde slotsom: ge kunt u op dezen dijkgraaf verlaten, hij fa een kundig en betrouwbaar man. De hoofdfout school in het stelsel van zijn tijd. De groote heeren, de koning vooraan, droegen het ambt aan hun gunstelingen op, ook wel aan dezulken, die door geschenken de machtigen aan zich hadden verplicht. Sommige dijk graven ontvingen met hun betrekking de hand van een dochter of een zuster van hun beschermheer. Het. dijkgraaf schap werd ook wel aan den meest biedende verpacht. Zoo kon het ge beuren. dat een dijkgTaaf uit het Walen land, die de zee nooit gezien en van eb of vloed nooit gehoord had. met een dijkage werd belast. Zij hadden van de bedijking evenveel verstand als een zeug van „met lepelen te eten". Ze wisten niet wat een zode was, ze kenden in hun nieuwe omgeving de windstreken niet, laat staan de kwartieren en half- kwartieren van het kompas. Ze ver stonden daarentegen bij uitnemendheid de kunst van elkander „de quartieren ende halffquartieren tot te bringene in een can mueselaers ofte wijn". Was liet onbegrijpelijk dat ons land, onder het bewind van zulke dijkgraven, ter nauwer nood tegen de woede der zee beveiligd was? Dijkgraven, aannemers, polderjongens allen gelijkelijk schoten ze te kort. Kon ik meer van hen vertellen, ge zoudt me dit grif toegeven. Maar het weinige, dat ik uit Vierlingh's tractaat aanhaalde heeft u toch reeds een dunk van den toestand gegeven. Rooskleurig was die niet. Dat het lieve vaderland nog be staat. ontwoekerd aan de zee, bedijkt en bepolderd. danken wy aan de gunstige uitzonderingen, die er ook waren. Aan mannen als Vierlingh. heldere kop vijand van onrecht, frisch als de zee wind, die hem staalde. H. E. KNAPPERT. Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet verantwoordelijk Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de kcpij der inzender niet teruggegeven. DE PROVINCIALE STATEN VAN NOORD-HOLLAND. DE P.E.G.E.M. EN DE P.E.N. Mijnheer de Redacteur, 18 December a.s. zal in de Provinciale Staten van Noord-Holland de bouw van een Provinciale Centrale naby de Hoog ovens in de Gemeente Vefaen een punt van bespreking uitmaken. Hoewel ondergeteekende een voor stander van dien bouw is. meent hij tcch, aan de hand van de hem ten dienste staande diverse bescheiden, dat het lid van Gedeputeerde Staten, in dezen de heer Hendrix de geheele PJE.G-E.M.-zaak tot op heden, omgeven heeft met een geheimzinnigheid, dat 't groote publiek, en wellicht ook vele Statenleden, er vrijwel niets van be- grypt. Wat toch is t geval? In de najaarszitting van 29 Novem ber 1927 blz. 90 zegt het Statenlid Mr. Guépin (zeer verkort weergegeven) het volgende: Dat de Statenleden door Ge deputeerde Staten onvoldoende gedocu menteerd worden ten opzichte van de PH.G.EM. en P.E.N. Het provinciaal bestuur daartegenover beweert dat den Statenleden zeker voldoende inzicht wordt gegeven in de werkzaamheden en de gestie van het bedrijf. Op blz. 93 wordt door den heer Guépin c.m. gezegd: .Hetzelfde geldt ten opzich te van het rapport, dat door Prof. van Swaay is gemaakt. Ook daaromtrent is door mij in de afdeelingen gevraagd of overlegging daarvan niet gewenscht zou zijn. Hierop kreeg ik dit antwoord, dat het rapport door Prof. G. J. van Swaay omtrent de resultaten der exploi tatie van de Centrale Noord opgesteld, aan den Raad van Commissarissen der N.V. P.E.G.E.M. gericht, van vertrouwe lijker aard is. Verder blijkt dan dat er eigenlijk 2 rapporten door Prof. van Swaay zijn ingediend De heer Guépin besluit dan met (blz. 95): Men stuit thans op het bezwaar, dat de gegevens die men behoeft, slechts gedeeltelijk en car. nog op onvolkomen wijze, ons wor den verstrekt, zoodat wij, sis wij niet nadere vragen richten tot het College, niet in staat zijn een behoorlijk oordeel te vormen over de Provinciale Bedrij ven. Het lid van Gedeputeerde Staten, de heer Hendrix beantwoordt in de zitting van 1 December 1927 de aan hem ge richte vragen en opmerkingen omtrent bovengenoemde punten als volgt (blz. 252—253) Wij geven u uitvoerige verslagen, wij zijn niet weigerachtig uw vragen te be antwoorden, bij de mondelinge debatten geven wij gaarne alle inlichtingen die de heeren willen hebben, maar wat de rapporten van Prof. van Swaay betreft, die zijn geheim. Het zijn geen rappor ten van Gedeputeerde Staten, het Col lege als zoodanig kent ze niet, verschil lende leden van het College kennen ze zelfs niet. De heer Hendrix eindig" dan met uit te roepen (blz. 253): Elk "verwijt van den heer Guépin aan Gedeputeerde Staten in dit opzicht, wijst het College met alle beslistheid af. Verder zegt de heer Hendrix, omtrent de z.g. kwestie met den minister in een m.i. niet zeer duidelijke mededeeiing, welke de bezwaren van Z.Ex. waren en daarna heet het dan: Over de werking van den PH.GJEM. bestaat een buitengewone tevredenheid. En indien toch inderdaad blijkt dat dit niet het geval is. dan heet het weer: dat de kostprijs van de P.E.G.E.lJf. aan rede lijk te stellen eischen voldoet, ondanks al het geen reeds hierover is geschreven enz. Maar ondanks alles meen ik in allen ernst, -dat de heeren, die namens Ge deputeerde Staten in het College van Commissarissen zitting hebben, goed uit hun oogen hebben te kijken, alles behoorlijk in studie dienen te nemen, omdat zy, indien de verdere ontwikke ling inderdaad ernstige bezwaren voor de Provincie zou medebrengen, zij Ge deputeerden zullen hebben te adviseeren tot een wijziging van de verhoudingen te komen. Verder wordt door het reeds meer genoemd lid van Gedeputeerde Staten in de najaarszitting 1928 gezegd (blz. 173) dat het woord P.E.G.E.M. een bij zondere stemming in de Staten teweeg brengt. De Staten hebben het gevoel dat zy tegenover iets mystieks. iets sphinxschtigs staan. Men zou van die PJE.G.E.M. steeds meer willen weten en dat brengt het lid van Ged. Staten er toe om te zeggen, dat al de bijzon derheden eigenlijk liggen op het terrein van die Naamlooze Vennootschap, waar van de heer Hendrix president-commis saris is. Op bte. TK (sitting 30 Juni 1028) werd gevraagd: Wat er zou gebeuren, mdien een <jer deelnemers zich zou terug trekken, waarop werd geantwoord: Deze zaak kan zoo uitgroeien, dat wanneer onverhoopt dat samengaan verbroken zou moeten worden, wij zou den moeten zoeken naar een andere re geling, want een roekeloos stukscheuren van hetgeen in den loop der jaren fa in eengegroeid, zou een ramp worden voor de geheele provincie, niet alleen voor het Prov. Electr. Bedrijf, maar ook voor dat te Amsterdam en te Haarlem, maai' als onverhoopt deze samenwerking niet kan worden voortgezet, zullen wij voor die dingen een oplossing moeten zoeken, waarvoor, naar ik meen, de goede wil aanwezig zal zijn. Ik zou overigens omtrent de mogelijk heid van een verbreken van hetgeen tot nog toe was gemaakt, kunnen verwijzen naar hetgeen door my in de najaarszit ting fa gezegd. Toen heb ik aangegeven, welke bezwaren de Minister had te gen goedkeuring van het voortzetten van de P. E. G. E. M. en als de Minister die bezwaren blijft handhaven, dan zal die nen te worden overwogen, hoe eene an dere oplossing is te bereiken. Ik her haal echter, dat. als hetgeen fa tot stand gebracht mocht worden verbroken, de drie deelnemers moeten zoeken naar een ander verband met het oog op het groo te belang, voor hen daarbij betrokken. Nu moet mij toch inderdaad een ding van het hart: nl. dit. dat ik die „taal" niet begrijp en ik kan mij dan ook zoo geheel indenken dat de heer Hendrix over dit alles van tyd tot tijd slape- looze nachten heeft gehad (blz. 251 zit ting 1 December 1927). Deze slapelooze nachten waren in genoemd geval wel over enkele gemeenten, die tegenover de Provincie hare verplichtingen niet na kwamen, maar m.i. fa er toch inderdaad meen reden tot slapeloosheid van den heer Hendrix ten opzichte van de P. E. G. E. M. en de door hem ver strekte mededeeiing in de statenzittin- gen. Intusschen we gaan door, we leven snel. De bylage dato 26 September 1928 zegt om.: Reeds eenige malen moesten wy u me dedeeiing doen van de Moeilijkheden, welke voor de N.V. P. E. G. E. M. wa ren ontstaan tengevolge van de bezwa ren. welke de Minister Van Waterstaat meende te moeten kenbaar maken tegen den inbreng in genoemde vennootschap van de provinciale centrale te IJmui- den. Dan volgen de bezwaren van den mi nister van Waterstaat dato 7 Mei 1926 Deze bezwaren zijn door den heer He drix in de zitting van 1 December 1927 blz. 254 als volgt gegeven: Het is geworden Mei 1926. een jaar later, alvorens Gedeputeerden van den Minister daarop antwoord hebben ge kregen. Bij dat antwoord heeft de Mi nister bezwaren geopperd. Die kwa men in de eerste plaats hierop neer. dat aan de Provincie concessie was ver leend voor een opwek- en distributie bedrijf. Volgens den Minister zouden wit dat gedeelte van de concessie-voorwaar de het opwekbedriji. door toetreding tot de P- E. G. E. M. stop zetten. Het tweede bezwaar was dat de rege ling die wij met Amsterdam en met Haarlem, maar met Amsterdam In hoofdzaak, in de P.E.GK.M. hadden ge troffen. naar de meening van den mi nister niet ten voordeele van de Pro vincie was. De minister heeft ons de vraag gesteld: kunt gij niet een regeling treffen waarbij niet tegen kostprijs, maar tegen den overschotprys stroom wordt geleverd? enz. En nu worden diezelfde bezwaren nog maals weergegeven in bijlage dato 26 September i928 nl. De bezwaren kwa men onder meer hierop neer. dat de kostprijs van de P.E.G.E.M. te hoog was en dat, gezien de stijgende capaciteit van de Hoogovens, eene regeling, waar bij van de goedkoope energie, door dt- Hoogovens opgewekt, zou kunnen worden geprofiteerd, aanbeveling zou verdie nen. Dat schrijven van den minister heeft aan commissarissen der P.E.G.E.M aan leiding gegeven tot langdurige beschou wingen. Niet ontkend kan worden, dat de kost prijs van de P.E.G.E.M. in de jaren 1924 en 1925 een ongunstig beeld ver toonde. In den loop van 1926 trad ech ter verbetering in, welke zich tot heden heeft voortgezet, Commissarissen hebben dan ook in dien tijdelijk te hoogen kost prijs, welke trouwens aan oorzaken van voorbijgaanden aard moest worden ge weten, geen aanleiding gevonden bij de deelnemers aan te dringen, het be staande verband te verbreken. Eigenaardig toch. dat de heer Hendrix thans geheel van meening fa veranderd en nu met den te hoogen kostprijs van de PH.G.E.M. aankomt. Bravo een eeresaluut aan den minister van Waterstaat. Heel technisch Neder land is toch op de hoogte dat de kost prijs van de P.E.GB.M. veel te hoog was en nog is. (zie daarvoor de rap porten van de bezuinigingscommissie van de Maatschappij van Nijverheid). Doch ook een „bravo" aan den heer Hendrix die nu voortdurend mededeelin- gen gaat doen meer in overeenstemming met de werkelijkheid. Dan komt (bijlage dato 26 Sept. 1928 no. 61 blz. 5) plotseling naar voren de commissie bestaande uit de heeren Ir. C. Noome, J. van Oldenborgh en F. A. Smit Kleine. Wat fa de bedoeling dezer Commissie, moet het rapport dat door deze commissie zal worden opgemaakt voor een zeer bijzonder speciaal doel dienen? Het is mijnerzijds een vraag, waarop ik moeilyk een antwoord kan geven, doch by na tegelijkertijd ver schijnt de Raad van Toezicht ten too- neele om met vereende krachten te trachten de P.E.G.EM. te begraven. Het laatste woord van het Provinciaal Be stuur (Bylage dato 26 Sept. 1928 bldz. 6) luidt dan: Terwijl wij ons verplicht achten u reeds thans met het bovenstaande in kennis te stellen, willen wy daaraan toe_ voegen, dat het in ons voornemen ligt u, indien rpet de Hoogovens omtrent de te sluiten overeenkomst volledige over eenstemming zal zijn bereikt, nadere voorstellen te dezer zake te doen toe komen. Wat de P. E. G. E. M. zelve betreft-, ligt het in ons voornemen te bevorderen, dat het bestaande verband zoo geleide lijk mogelijk zal worden afgewikkeld, zoodat in de geregelde stroomvoorzie ning geen stoornis komt. De medewer king van B. en W. van Amsterdam is daartoe trouwens reeds toegezegd. Commissarissen hebben ons medege deeld aan de Directie hunner Vennoot schap te hebben opgedragen den ge- wijzigden toestand onder de oogen te zien en hun een voorstel tot afwikke ling van het bestaande verband te doen. Daarbij zal de Directie hebben te over wegen. of het besluit der gemeente Haarlem zal moeten leiden tot alge- heele liquidatie der Vennootschap, dan wel of in het belang der electriclteit-s- voorzienlng van het geheele gewest Noord-Holland gezocht moet worden naar het leggen van een ander verband, waarbij de zelfstandigheid der deelne mers meer op den voorgrond treedt. Voorzoover daartoe uwe medewerking zal worden verefacht, zullen wij u ook daaromtrent de noodige voorstellen doen toekomen. En hierna volgt dan bijlage dato 14 November 1928 No. 80 waarbij de begra fenis inderdaad een voldongen feit wordt, en waarin het accoord P. E. N. —Hoogovens en tevens een aanvraag tot bouwen een er nieuwe P. E. N. Cen trale welke volgens globale schatting een bedrag van 12 milüoen zal vorderen, fa opgenomen. Is het nu te gewaagd om te spreken van een begrafenis met eenige „kunst grepen"? Leest in dit- verband de bij drage onder het Hoofd: De P. E. G. E. M. een mislukking, in de Nieuwe Hanr- lemsche Courant dato 21 September 1928 en het artikel voorkomende in ,-Electra" dato 17 November 1928 blz. 5. Verder de rapporten uit de Bezuini- glngs-Commissie van de Maatij van Nijverheid en ten slotte: de blijkbaar zeer geheimzinnige rapporten van Prof van Swaay. die onbekend schijnen te moeten blijven, doch waarvan men de strekking toch wel langzamerhand kan raden. En wat zou dan tenslotte de feitelijk'7 oorzaak zijn dat de P.E.G.E.M. op zs' houden te blijven bestaan Welk Sta 'enlid van N.-Holland zal lust hebber, dat eens precies te onderzoeken, het is toch al te dwaas te veronderstellen da' trni Haarlem zich uit het PE.G.EM.:ver- band heeft teruggetrokken dit de reder* •'an de algeheele iriteenspattir.g tenslot te zal beteeken en. Het fa nog onnoozeler te veronder stellen dat ook het gewest uit- de P. E G. E. M. zal moeten treden, daar toch Gewest, en Amsterdam pl.m. 13/111 var de bevolking van N.sHolland bevatten en het dus best zonder hulp van de ge meente Haarlem zouden klaarspelen? Neen, inderdaad, ik begin te gelooven ca: de ware oorzaak ons allen onthouder wordt. De fractie van den Vrijheids bond kan hier een zeer nuttig werk doen. Het is innig te hopen dat deze fractie, die reeds bij monde van Mr Guépin een en ander de P. E. G. E. M betreffende heeft gevraagd, inzage weet te verkrijgen van de rapporten van Prof. van Swaay, het fa en blijft toch een „open" en „publieke" zaak. En nu de praktische zijde van het vraagstuk! Moet de Vrijheidsbond dan tegen het stichten dei- P E. N. Centrale stemmen neen, bedoelde leden stemmen voor hei voorstel van Gedeputeerde Staten, maa: de fractie moet tenslotte duidelijk laten blijken dat yam eene duidelijke en open, 'lartlge voorlichting in deze geheele P E. G. E. M -affaire zoowel aan Gedepu teerden a-Y aan de Statenleden geer. sprake is geweest. Heemstede, Dec. 1928. HET ST, NICOLAASFEEST BOND VAN NED. ONDERWIJZERS. Zoo fa dan het 21e St. Nicolaasfeest van den Bond van Ned. Onderwijzers weer gevierd en we mogen, gezien het enthousiasme, waarmee het allerwege bij groote zoowel als kleine bezoekers is ontvangen, ook dezen keer aannemen dat het goed geweest is. Van hen. die het gezien hebben, is geen wanklank daarover vernomen. Zoo hebben dus ook dit jaar weer 1700 menschen genoten hetzij van film of poppenkast, hetzij van het voortreffelijk tooneelspel onze: Amsterdamsche collega's, terwyl de be waarscholen wederom hun feest op school konden v,eren. Dit alles stemt de commissie tot te vredenheid,. omdat zij daaruit de con clusie mag trekken, dat haar werk niet te vergeefsch geweest is, maar zij laat er dan ook dadelijk op volgen, dat het haar niet mogelijk geweest zou zijn zóó tot aller genoegen en tevredenheid te werken, wanneer daar niet een groot aantal helpers en helpsters steeds klaar stonden, om, waar het noodig was, haar bij te staan. Wij denken hier (naast zoovele kin deren, die ons bijstonden) vooral aan degenen, die avond aan avond door weer en wind heen, er op uittrokken, ten einde van de ingezetenen hun bij drage te vragen voor ons feest, en aan de dames, die op zoo verdienstelijke wijze de poppen hebben aangekleed. Omdat het niet mogelijk is, allen afzon derlijk te bedanken, meent de com missie hier een woord van hartelijken dank te moeten plaatsen aan allen die op eenigerlei wijze ons hebben ge steund. hetzij middellijk door hun bij drage te schenken, hetzij onmiddellijk door daadwerkelijken steun en hier den ken wij weer aan de medewerking van ons gemeentebestuur, de pers en de schitterende gaven van „de Sierkan" en de firma Droste. We hopen, dat allen, die ons feest hebben meegemaakt en soms nog niet steunden, hierin een aan leiding mogen vinden, het volgend jaar ook hun hulp te verleenen, opdat het feest steeds uitgroeie en van jaar tot jaar mooier en beter zal zijn. De St. Nicolaas-Commissie J. PANMAN, voorzitter. L. VAN PROOIJEN, secr., Kritzingerstraat 17. S. DOEK. penningmeester. Mej. A. MELCHIÓR. HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE Ondertrouwd: A Sicrveld en J. M van Rijn. Bevallen: VinkNelis, <L Overleden: Albert Vink. oud 88 j. Winter. Kerstboomen. De „Bescherming" en het Kerstmaal. De neiging tot weelde neemt af. De Berlijnsche winkels in Kersttooi. (Van onzen correspondent). Berlijn, 11 December. Vandaag is de eerste dag van den werkelijker, winter. Ofschoon het midden op den dag toch slechts één graad on der nul is. Maar de straten zien wit. de boomen dragen rijp. We voelen ons ein delijk in December, gelijk December vroeger was. Want eigenlijk kennen we hier in Berlijn sinds vele jaren geen heuschen winter, vooral geen „welsje Welhnachten" meer. Natuurlijk zijn daar geleerde verkla ringen voor te geven. Ik wil mij daar niet mee ophouden. Me dunkt, het :s voldoende te constateeren, dat de ech te winters blijkbaar uit de mode zijn. Misschien is dat maar goed ook. Te ■veel koude fa voor de armen niet uit te hou den en helaas zijn er nog veel te veel werkelijk arme menschen in Duitsch- land. De werkloosheid, waarvan men een half jaar geleden meende, dat ze haar hoogtepunt overschreden had, i§ teuggekeerd. Tienduizenden nieuwe werkloozen zijn er bij gekomen. Of schoon men toch zou meenen, dat in een stad, die minstens tweehonderdduizend woonhuizen te weinig heeft, werkkrach ten altijd gewenscht moeten zijn. Maar ook hier schijnt men met ongeoefenden niet veel te kunnen uitrichten. Tallooze millioenen moeten uitgege ven worden, om al deze menschen te voeden en warm te houden. En toch fa de ellende te groot om ze met zulke hulpmiddelen te bestrijden. Daarom wa ren we eerlijk gezegd erg voldaan over het warme weer van de laatste drie maanden. Een dag of twee geleden nog konden we met open vensters zitten De vreeselüke stormdagen waren voor bij. Men leefde weer op. Aan den Kur- fürstendam zaten de literaten met hun dametjes buiten op de terrassen, zij het dan ook naast 'de gloeiende potkachel tjes. de „dernier cri", dien men van de Parijsche boulevards heeft overgeno men. Nu fa het eindelijk koud geworden. En omdat we zoo verwend zijn, voelen we dien éér.en graad vorst als een noordpooltemperatuur. We rillen en stoppen ons. als we het even missen kunnen, diep in de bontjassen. Maar Kerstmis staat voor de deur. En dat beteekent in Dultschland feest, zelfs al vericeert men anders in weinig rooskleurige onistiandlighcden. Ik ken geen land ter wereld, waarin het Kerst feest een zoo groote rol speelt als in DuitseWand. Weken, ja maanden te vo ren gaan de menschen er zich al op voorbereiden. Wat Sinterklaas bij ons is. fa Kersbmis voor de Oostelijke buren. In geen huisgezin mag de Kerstboom ont breken, en natuurlijk worden die bij millioenen naar een zoo groote stad als Berlijn gebracht. Op alle pleinen en ook voor de hul zen staan al ware dennen- en sparren- bosschen opgesteld. Men herkent zyn eigen buurt niet meer door al dat feeste lijk groen. Het kloppen en hameren van de timmerlui, die op den openbaren w*g de voetstukken voor de boomen ineen zetten en vastspijkeren, overstemt hier en daar zelfs de herrie van het wereld- stadverkeer. Een boom moet men hebben. Is die 'e duur. en kan men niet tot den heiligen avond zelf wachten, (waarop de prijzen dan plotseling by gebrek aan verdere vraag tot eenige tientallen penningen dalen), dan stelt men zich tevreden met eenige takken, die op tafel geplaatst worden en waartusschen dan één enkei kaarsje wordt vastgemaakt. En heel moderne menschen vinden het tegen woordig nog beter geen boom te plaat sen maar volgens Engelsche gewoonte een kerstkrans of mistletoe tusschen de deuren op te hangen. Populair zal die gewoonte echter in Duitschland nimmer worden. De groote boom, desnoods, om brandgevaar te voorkomen met electrfache verlichting. blUft traditie. En traditie is ook de „Bescherung" en het kerstmaal. ,3escherung" noemt men het talel- tje met de geschenken en de verrassin gen. De ruimte onder het boompje is namelyk In de meeste gevallen veel te klein om alle geschenken plaats te ge ven. vooral omdat men hier het Sinter klaasfeest voor de kinderen zoo goed als niet viert, zoodat de geschenken voor het grut tot Kerstmis opgespaard blij ven e.n dan tegelyk met die voor de volwassenen worden uitgedeeld. Om nu alles tot zyn recht te doen komen, plaatst men voor lederen huisgenoot en ook voor het personeel in de huls- of eetkamer in de onmiddellijke nabij heid van den glans der kaarsen een tafeltje, of reserveert duideiyk zichtbaar een deel van de groote tafel. Daar wordt voor leder een aandeel-in-de-winst neergezet Niet alleen cadeautjes, maar ook traditioneel lekkers. Borstplaat kennen we hier niet, maar wel specu laas, al is het lang zoo lekker niet als in Holland. En Nederlandsche gezinnen laten, als het financieel even mogelyk fa, ook uit Holland boterletters en an dere kostelijke dingen komen, dio hier in den vreemde natuuriyk dubbel heer- ïyk smaken, en die ook wel eens een begrUpelyk gevoel van heimwee doen opkomen. Maar dat pinken we dan maar weg, omdat er nu toch eenmaal niets aan te veranderen is„ Dan hadden we maar in het vaderland, het goede va derland moeten blijven! De Dultscher schenkt by de „Be scherung" iederen huisgenoot een groot soepbord met .Dekkers". En daartoe be- hooren steeds appels, noten, chocolade, mandarijntjes, bananen en meer van dat Aioois. Ik geloof, dat sinds eeuwen nimmer van die gewoonte fa afgewe ken. zyn de kleintjes met roode hoofden van opwinding naar bed, dan komt voor de grooten het kerstmaal. Het menu staat steeds vast. Karpers en gans mo gen nimmer ontbreken. Karpers eten zelfs de armen, al is het lang niet goed koop. Maar dan moet er maar der. noo- digen tijd ran te voren gespaard wor den. Wie het heel goed missen kan zorgt natuuriyk bovendien voor kreeft, oesters of kaviaar, of ook wel voor alle drie. Maar ik las Juist dezer dagen in de Duitsche blader., dat zulke weeldenei- gingen in Duitschland eer af- dan toe nemen. De tyden der nieuwe rijken schynen weer eenigszins voorbij te zyn. En de goede kringen van vroeger heb ben over het algemeen geen geld meer voor zulke excessen. Dus wordt met karpers en een vette gans volstaan. Wat ook heusch niet goedkoop genoemd mag worden Een workelUk genot zyn in deze laat ste weken vóór het Kerstfeest de Ber lijnsche winkelstraten. Beriyn fa wat uitstallingen en hypermoderne winkels betreft de laatste drie jaren zoo enorm vooruit gegaan, dat bezoekers het nauwelijks herkennen zullen. Voor weel derige inrichting, voor eersterangs étalage-décorateurs worden fabelachtige sommen uitgegeven. Men meent nu een maal. dat dit alles een zoo geweldige at tractie voor de kooplustigen beteekent, dat het daarvoor uitgegeven geld er dubbel en dwars weer uitkomt. Het fa een plezier op zichzelf, nu door de tallooze en waarlijk eindelooze win kelstraten te dwalen en al die schoon heid op zich te laten inwerken. Verge lijkt men de ouderwetsche winkelkasten in vele volks wy ken met de moderne uitstallingen in de city en in 't we?ten, dan beseft men eerst wat op dit gebied, waarschynlyk naar het voorbeeld ran Amerika de laatste drie. vier jaren m Duitschland bereikt werd. Verkoopen. klanten lokken en bedie nen. stamklanten fokken, dit alles fa In t Duitschland van heden een weten schap geworden. Ik herinner me nog heel goed de inflataejaren, toen men met een paar gulden naar Beriyn kon reizen en niet een tientje een ameuble ment kon koopen In dl** gejaagde tijden werd op den duur de nationale nyd van de Duitschers en in het byzon- der van de winkeliers en h.' bedienend personeel ondrageiyk. Men zag ln lede ren buitenlander een vijand en een uit zuiger, en de Nederlanders, die ln Duitschland woonden en zelf van elke minuut in waarde dalende marken le ven moesten, hebben er heel wat onder te lUdon gehad! Sindsdien bleef die stemming van kor zeligheid by den Duitschen winkelier, en het heeft heel wat moeite gekost hem ervan te overtuigen, dat hy tenslotte toch zaken moet doen, en zyn klant niet in de eerste plaats iemand is, die in zyn winkel komt om zich te laten be leed igen. Wat in Amerika „Service" genoemd wordt heet hier .Dienst am Kunden". De wetenschap, hoe men met den klant moet omgaan, hoe men hem vriendelijk tegemoet komt, cp niet opdringende wijze uit weet te vfaschen, wat hy koopen wil en hoeveel het kosten mag en of hy zich ook werkelijk niet met het gevoel van „bekocht zijn" verwijdert. Men moet eerlyfc toegeven, dat men ln vele Berlijnsche winkels tegenwoordig zeker even voorkomend bediend wordt als in Parys of ln Nederland. Toch wordt in deze dagen voor het Kerstfeest wel eens te veel van de arme, nog altijd bitter slecht betaalde ver koopstertjes gevergd, zy moeten lange uren volhouden te midden van duizen den menschen, die vooral in de waren huizen met een brutaliteit optreden, die ln Beriyn de spuigaten uitloopt, zy moet vriendelijk biyven, ofschoon ze in haaT hart vele koopers wel naar Nova-Zcm- bla moet wenschen. De straten van Beriyn zyn 's middags -co overvol, dat men slechts schuifelend voorwaarts komt. Op pleinen en drukke kruispunten verrezen reeds een week geleden de tentjes van de reizende kooj>- lui. die speelgoed, lekkers en versier selen voor den Kerstboom te koop aanbie den en daarby als ware kokadorussen hun kelen heesch schreeuwen. Wie dat niet meegemaakt heeft, kan zich van de marktherrie van het Berlijnsche cen trum nauwelyks een voorstelling maken. Nog veertien dagen! Eiken dag cres cendo!! Maar vroolyk fa het. En dat hebben we hier in de internationale misère wel eens erg noodig! h. v. b. GASTDIRIGENTEN VOOR DE MICROFOON. Over het algemeen is men de meening toegedaan, dat studio-omroep-orkesten gedirigeerd moeten worden door een musicus, die ook zeer op de hoogte is van de radio, om deze reden hoort men zelden, dat een studio-orkest door een gast-dirigent gedirigeerd wordt. De MIRAG doet thans echter proe ven om componisten als dirigenten van hun eigen werken te laten optreden. Een reeks van kunstenaars staat reeds op het programma. Reeds opgetreden fa als zoodanig de toonkunstenaar d'Albert die zyn „Schwarze Orchidee" dirigeerdo. Van oen radio-standpunt bezien liet deze uitvoering te wenschen over, hoewel men toch ook wel zeer goed bemerkte, dat hier iemand de leiding had, d.e het muziekstuk tot in de finesses door voelde en begreep. De snelle vooruitgang van de radio zal echter ongetwyfeld een dusdanigen invloed op de dirigenten hebber., dat zij allen, op den duur. even goed op de hoogte zyn van de eischen der radio, als van een concertzaaL Trouwens, op de vooraanstaande conservatoria wordt reeds geheel in deze richting gewerkt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 19