HUISVLIJT BIJVOEGSEC VRIJDAG 4 JANUARI 1929 No. 107 AAN ALLEN! Voor velen van jullie is de va- cantie al weer voorbij. Als deze week om ls gaan alle schooldeuren weer open en 't leven gaat zijn ge wonen gang. En dat is goed ook. We hebben onze mooiste feestdagen ge vierd en beginnen met frisschen moed weer aan ons dagelij ksch werk Ik hoorde onlangs, dat in Frankrijk de scholen op 7 Januari beginnen, want op 6 Januari, Driekoningen dag is 't nog Zondag. Wij merken van Driekoningen-dag als feestdag niet veel. Verschillende bakkers bakken een Driekoningenbrood. In dat brood is een boon gebakken, een soort groote amandel. Wie den amandel heeft, moet tracteeren. Aan den Zaankant werd er vroe ger op Driekoningen-dag nog feest gevierd. Men trok in optocht langs de huizen met een groote verlichte papieren ster, die zij lieten draaien. Natuurlijk werden er liederen bij 'gezongen. In Vlaamsche kalenders lezen wij voor Driekoningen, Dertiendag, om dat het de dertiende dag na Kerst mis was. In sommige streken van N. Hol land en vooral in Amsterdam was een 25-tal jaren geleden het zingen met de ster nog een vast gebruik op Driekoningen. De drie koningen hadden dan ook goudpapieren kro nen op het hoofd. Een jongen ging de huizen langs om giften in ontvangsten te nemen. Een, van de drie koningen, de ko ning van het Morgenland had zijn gezicht zwart gemaakt. En dan zon gen zij: Hier komen wij al met onze sterre .Uit vreemde landen het was zoo ver. In de huizen werd ook Driekonin genfeest gevierd en wel door te springen over de koningskaarsjes. De koningskaarsjes stonden op een drie-armigen kandelaar. En men zong: Kaarsjes, kaarsjes, drie aan één, Springen wij er over heen, Al wie daar niet over kan. Die en weet er niemendal van. Of men ging Koninkje-spelen. Door een boon v :rd aangewezen, wie de koning zou zijn. Ook wel was ko ning, die de boon kreeg uit het Drie koningen-brood. Soms was er in plaats van een boon een porceleinen poppetje in het brood gebakken. Wie koning was, werd alle eer bewezen. Je begrijpt, dat er op zoo'n avond vroolijk feest gevierd werd. Ja, in dien goeden ouden tijd hield men vooral van huiselijke en plaatselijke feesten. Ik kan 't me best begrijpen en jullie zeker ook, dat er menschen zijn, die graag zouden willen, dat de oude feesten weer in eere werden hersteld. Of 't zal lukken? In ieder geval hoop ik, dat jullie moeders een Driekoningenbrood züllen koopen, of bakken. Wie de boon treft tracteert maar op een nieuw brood. En verder maar flink aan 't werk en. van 1929 een goed en mooi jaar gemaakt. yr. b.—z, De vierde zijde van onze lamp stelt voor „De reus en klein Duimp je". Hebben we alle vier zijden uit gezaagd dan schuiven we ze in elkaar, 't Geheel wordt nu gever nist. Tegen 't plafond maken we een plankje van 17 cJM. in 't vierkant, waarin we 5 gaatjes zagen; op de hoeken voor de koorden waaraan de lamp hangt en in 't midden voor het koord van 't licht. We timmeren er een smal opstaand kantje onder van 2 c.M. breedte opdat 't plankje niet tegen 't plafond aankomt. De koor den bevestigen we naar eigen goed vinden. Op de teekening van 't eer ste artikel ls dit eenigszins aange geven. Je kunt echter ook 't model gaan bezichtigen, dat in de Tijding zaal aanwezig is. Binnen 't raam laten we een vier kant maken van ijzerdraad, waar aan de zijden kap bevestigd wordt. Voor een slaapkamer maken we de ze van onderen dicht, zooals de tee kening aangeeft; anders laten we die open met franje, 't Geheel rust op kleine spijkertjes in de hoeken van 't raam. Alle teekeningen van de taferee- len zijn op ware grootte in de Tij dingzaal over te nemen. Rustenburgerlaan 23. s. EEN LEGPLAAT. Dit plaatje stelt een op hol ge slagen paard voor. Dat kan men wel is waar niet dadelijk zien, maar toch is het zoo. Alleen moeten eerst al de zwarte stukjes netjes worden uitgeknipt en opgeplakt. Daarna moet alles zorgvuldig aan elkaar ge past, net zoo lang tot het plaatje met het hollende paard duidelijk voor den dag komt. Een prachtig werkje voor de lange avonden. EEN ONVERWACHTE ONTMOETING. Twee kinderen van een armen hout hakker gingen in de barre winterkoude eens een eindje dieper het bosch in, om ham vader tegemoet te gaan, die om dessen tijd van den dag van zijn werk huiswaarts zou keeren. Maar inplaats van hun vader kwa men zij onderweg hedl iemand anders tegen, iemand waarvan zij eigenlijk nooit geloofd hadden dat hU bestond. n.l. het Kerstmannetje. Het mannetje liep niet midden op den weg, maar had zijöh eigenlijk min of meer in het bosch versoholen. Toch zagen de kinderen, hem dadelijk en hij wenkte hen zelfs met zijn hand. Probeeren jullie nu ook eens het Kerstmannetje te vinden. Maar snefl, net als de kinderen van den houthakker» Wie lang moet zoeken is geen knip voo» zijn neus waardt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 13