H. D. VERTELLINGEN De Man mal den Korrelvoet STADSNIEUWS FEUILLETON. HANDELSBLAD HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 8 JANUARI 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) De verdwenen sterren. Uit het Fransch door CATULLE MENDèS. „Monsieur", zei mijn valet de chambre, juist toen ik bezig was het slot van een Sonnet te maken, „buiten staan twee engelen, die monsieur wenschen te spreken". „Hebben ze je geen kaartjes gegeven?" vroeg ik. „Hier zijn ze, monsieur". Op het eene las ik „Helial", op het andere „Japhael". Ongetwijfeld waren het twee en gelen. „Vraag ze binnen te komen", zei Ik. Ik ontving mijn twee hooge bezoekers met een gevoel van groote vreugde over de eer, die ze mij aandeden. Zij waren gekleed in groote vleugels van zes veeren, overwaasd door een zacht dons, waardoor teer en fijn als een morgenmist de zeven kleuren van den regenboog sche merden. Hun lichamen leken van doorzichti ge sneeuw te zijn met een zacht rosen g^jed er over. Ik verzocht hen met een handgebaar om te gaan zitten en informeerde beleefd naar het doel van hun hooggewaardeerd bezoek. „Wij zullen kort zijn", zei Helial. „Zestien jaar geleden, op een mooien Juli-avond, wa ren wij aan het biljarten, Japhael en ik, op het groene biljartlaken, dat de menschen he mel noemen". „Pardon", viel ik in, „ik dacht dat de he mel blauw was!" „Dat is zoo maar niet overal; op som mige plaatsen, en speciaal in de buurt van steden en van 't vlakke land van Perzië is de hemel van een prachtig diep groen". Ik antwoordde niet. Helial vervolgde: „Sterren waren cvize ballen, en we hadden de mooiste uitgezocht." „En wat voor queues gebruikte u?" infor meerde ik. „De staarten van de kometen. Het was een buitengewoon spannend spel. Ik was op het punt om te winnen, toen ik met een krach- tigen stoot twee ballen over den rand deed yallen." „Over den rand?" „Ja, van de horizon. Het was hoogst onaan genaam, want u begrijpt wel, dat twee sterren minder in den hemel een zeer belangrijke kwestie is. Ons werd medegedeeld, dat het ons voortaan niet geoorloofd zou zijn de geneug ten van het paradijs te smaken als wij niet zorgden dat de twee sterren weer op hun plaats terug kwamen. Maar tot nu toe is al ons zoeken vergeefsch geweest. We waren al op het punt te berusten in een eeuwige ver banning, toen we hoorden van de onvergelij kelijke oogen van het meisje, dat u lief heeft als de geruchten, die de ronde doen. ten minste juist zijn. Alles scheen er op te wijzen, dat ze in plaats van sterfelijke oogen de twee hemelsche lichtbronnen heeft, die wij zoe ken, en wij hopen, dat ze ons die terug zal willen geven." Het was een lastige toestand voor mij. Al leen al de gedachte, dat iemand mij de oogen van mijn geliefde zou ontrooven, was veront rustend genoeg. Maar aan den anderen kant kon ik twee engelen hun plaats in het para dijs weer terugbezorgen. Ik liet mademoiselle Mésange roepen en legde haar in een paar woorden de kwestie uit. Ze scheen heelemaal niet verbaasd of be zorgd te zijn, en na een paar seconden te heb ben nagedacht wendde zij zich tot mijn be zoekers en zei, terwijl ze haar oogen opsloeg: „Kijkt goed, mijne heeren, herkent ge uwe sterren?" Zij kwamen dichterbij en bekeken Mésan- ges heldere oogen met de grootste nauwkeu righeid. Toen spraken ze even op zachten toon met elkaar, als rechters, die over een vonnis beslissen. Daarop zei Helial: „Neen, dit zijn niet de sterren, die zestien jaar geleden ver dwenen. Die waren lang zoo helder en stra lend niet, hoewel ze toen in dien Julinacht op hun best waren." En ze vertrokken terneergeslagen. Ik had diep medelijden met hen, maar in mijn hart was ik dolblij, dat ze Mésange niet van haar mooie oogen beroofd hadden. En Mésange? Ze barstte in lachen uit. „Heb ik ze niet mooi voor den gek gehouden?" zei ze. „Ze hadden gelijk. Moeder heeft het me honderden keeren verteld hoe, toen ik nog klein was, twee sterren door het raam naar binnen vlogen recht tusschen mijn oogle den. Maar toen zij naar mijn oogen keken, dacht ik aan den eersten kus, dien je mij gaf, liefste, en ik wist, dat die herinnering mijn oogen, al waren ze dan vroeger ook sterren, mooier en schitterender zou maken dan de allermooiste ster." NOOIT MEER OORLOG. FEDERATIE. KRING HAARLEM. Nu Generaal Freiherr von Schonaich op Donderdag 10 dezer hier ter stede een voor dracht zal houden, interesseert het den le zers zeker, iets naders omtrent zijn per soon te vernemen. In het Amerikaansche tijdschrift „The World to-Morrow" vinden wij een auto-bio- graphie, waaraan wij het volgende ontlee- nen: Men heeft mij gebrek aan karakter ver weten. Op het oogenblik ondergaan velen een evolutie in hun denken, zooals de ge schiedenis der laatste eeuwen niet kent. De laatste oorlog heeft hen, die eerlijk tegen over zich zelf durven zijn, gedwongen te er kennen, dat zij in een hopelooze dwaling hebben verkeerd en dat, hetgeen in de voor bije tijden als waar gold, thans gebleken is een leugen te zijn. Hij, die dit niet voor zichzelf durft beken nen is een lafaard. Ik werd opgevoed op de gewone, oud-Pruisische, militaire wijze vol gens de overtuiging, dat de groote mogend heden alleen bestaanbaar waren, als zij steunden op militaire macht. De historieschrijver Heinrich von Treit- sche was degene, die als Pan-Germanist, zijn invloed deed gelden op de officieren in Duitschland, die meenden dat zij hun mili taire plichten goed volbrachten, verre ston den boven de burgermaatschappij. Van goeden huize, gefoi*tuneerd, steeds ln goede garnizoenen, voelde ik mij waar lijk een gelukkig mensch en kon ik mij niet voorstellen, dat dit gelukkig tehuis eens zou blijken een kaartenhuis te zijn, waaronder ik bedolven zou woi'den. Gedurende den oorlog 'had ik het volle vertrouwen in alles wat de Generale Staf van het leger decreteerde en was ik „stom" genoeg al die leugens te gelooven. Toen de débacle eindelijk kwam, was dit EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GEHEIMEN DIENST. Uit het Engelsch van DOUGLAS VALENTINE. Ik hield ln mijn hand het insigne van de Duitsche Geheime Politie. Men kan niet ver achter de schennen in Duitschland komen zonder de sporen te kmisen van Afdeeling VII van het Eerlijnsche Hoofdbureau van Politie, de afdeeling van de Politieke Politie. Deze waakt voor de veiligheid van alle voor aanstaande personen, in het bijzonder van die van den vorst. Deze afdeeling heeft verschillende vertak kingen; zij is de gehoorzame dienares men zou misschien beter kunnen zeggen de dui velstoejager van den geheimen dienst van den Duitschen Generalen Staf en van het Marinebestuur. „Abteilung Sieben" werkt bijna geheel ondergrondsch, in de duister nis. Zij wordt dikwijls belast met opdrachten waarvan het offioieele Duitschland hoege naamd niets weet en waaromtrent het zich. als de omstandigheden hot. noodig maken, van den domme kan houden. L Ik stak het insigne aan mijn bretels, gooi- een verrassing voor mij en welk eene! —zooals zfj dit voor 90 pet. van het Duitsche volk is geweest. Toen de pers, na den wapenstilstand, ein delijk met de waarheid voor den dag durf de komen, ik de stemmen uit andere landen hoorde en de keizer en de kroonprins op het kritieke moment de vlucht namen, gingen mijn oogen open, vooral ook toen ik begreep, dat de landen, die de overwinning hadden behaald, ook zoo vreeselijk hadden geleden. Mijn begrippen omtrent oorlog en vrede werden totaal gewijzigd. Dat ik van mijn vroegste jeugd af veel gelezen en veel ge reisd had, heeft zeker invloed gehad op mijn denken en ik kon wellicht eerder dan mijn kameraden begrijpen, dat met de afgrijse lijkste middelen, waarmede thans een oorlog gevoerd wordt, algeheele vernietiging volgen moet, en het spel de moeite niet meer waard is. Bovendien: dat de economische banden, die alle landen verbinden, door een oorlog geheel vernietigd worden. Van het oogenblik af, dat ik verklaarde Republikein te zijn en een voorstander van een economisch, intellectueel pacifisme, werd-ik door mijn kameraden als een zwart schaap uitgebannen en in alle militaire ver- eenigingen geroyeerd, vooral toen ik waag de mijn meening in het publiek te verkondi gen. Met des te meer warmte werd ik in het kamp der Pacifisten begroet. Toen ik in 1922 de ideeën van den grooten moralist en leeraar. Professor Friedrich Wil helm Förster leerde kennen, drong het pas goed tot mij door dat pacifisme niet alleen een economisch en een politiek hulpmiddel is, maar bovenal een groote, ethische be- teekenis heeft. Sinsdien ben ik stap na stap verder ge gaan en heb reeds op 600 openbare bijeen komsten voor het vredes-iüeaal gepleit, schreef vele artikelen in Duitsche en bui- tcnlandsche bladen, heb acht boeken over dit onderwerp geschreven, terwijl het ne gende spoedig zal verschijnen. Na 37 jaar den oorlogsgeest gediend te hebben, ben ik de laatste 10 jaar een vredes- soldaat geworden en voel ik het als een dure plicht daarvoor mijn beste krachten te ge ven. de alles weer in de tasch, zette den hoed van den doode op, nam zijn overjas over den arm, nam de tasch op en sloop weg. Ik kwam in mijn kamer terwijl mijn hersens in vuur en vlam stonden door een grootsche onderneming, waarvan ik de mogelijkheid voor mij zag. Hier had ik den sleutel van dat stijf ge sloten land dat het geheim van mijn ver loren broeder bewaarde. De vraag die ik mij zelf half-be'wust gesteld had sedert ik de Amerikaansche identiteitspapieren van den doode gevonden had, was deze. Bezat ik den moed om mij van Semlin's Amerikaanschen paspoort te bedienen om zoo Duitschland binnen te komen? Het antwoord op deze vraag lag in de kleine zilveren penning. Ik wist dat geen Duitsche beambte, hoe hoog zijn rang ook mocht zijn en wat zijn orders ook waren, den doorgang zou weigeren aan de zilveren ster van Afdeeling Zeven. Ik zou die alleen als laatste toevlucht gebruiken want ik had mijn papieren. Als ik maar eenmaal in Duitschland was. zou ik heusch mijn weg wel vinden. Maar van één ding dat ik buitgemaakt had. moest ik mij eerst ontslaan. Dat was die halve brief in het zeildoek. Als dat document van belang was voor af deeling Zeven van de Duitsche politie, dan was het dat ook, neen, van grooter belang nog, voor mijn eigen land. Ais ik ging. zou dat stuk veilig opgeborgen worden. Dat had ik mij vast. voorgenomen. Nooit tevoren, sinds het begin van den oorlog, zei ik tegen me zelf. heeft een En- gelschman zoo'n schitterende gelegenheid VOOR DEN POLITIE- RECHTER. Beleediging van een agent. De 25-jarige los-werkman N. G. v. d. A. had op 6 November j.l. een agent van politie beleedigd. Er was een standje geweest in de buurt van de Doelstraat. Een hoofdagent achtte het noodig v. d. A. te arresteeren en toen deze vluchtte, loste hij een paar schoten ter waarschuwing. Inmiddels was ook de agent W. gewaarschuwd door burgers en be gaf zich naar de aangewezen plaats. De agent zag v. d. A. wegloopen en zich achter een auto verschuilen. Hij ging naar hem toe en boeide hem. Toen voegde verdachte hem een beleedigend scheldwoord toe. v. d. A. ontkende niet het scheldwoord gebezigd te hebben, maar het was niet tegen den agent W. gericht. Tegen W. had hij al leen gezegd: „Jij bent zeker geen vader van kinderen, dat je iemand zoo kunt pijnigen!" Het O.M. achtte verdachtes schuld bewezen en eischte f 10 boete of 5 dagen hechtenis. Het vonnis luidde conform den eisch. Ontrouw bakkersknecht. A. J. K„ 47 Jaar, bakkersknecht, was zes jaar in betrekking bij den bakker J. Bruin - ooge te Santpoort en verduisterde in dien tijd verschillende malen geld, dat hij van klanten te Bloemendaal en Santpoort had ontvangen, door het niet aan zijn patroon af te dragen. Hem was thans alleen ten laste gelegd verduistering van f 33.20, die hij in Mei van zijn patroon had gekregen om er /entezegels voor te koopen. Verdachte bekende; óók de verduistering van de andere gelden tot een aanzienlijk be drag. Hij had alles gebruikt voor zijn groot gezin, zeide hij nu. Maar verdachtes vrouw wist nergens van zooals de Politierechter liern duidelijk maakte. K. bleef volhouden alles voor zijn gezin besteed te hebben. Het O.M. eischte 4 maanden voorwaarder lijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaar en opdracht aan de afd. Haarlem van het Genootschap tot zedelijke verbetering van Gevangenen, verdachte tot steun te zijn. Bovendien: terugbetaling van f 31.20 binnen 6 maanden. De Politierechter veranderde dezen laat- sten termijn in drie jaar en velde overigens vonnis overeenkomstig den eisch. LEVENSMIDDELEN DOOR HET BISDOM GELEVERD. DAT VERTELDE DE DIENSTBODE TENMINSTE. Ze stond daar in het verdachten-bankje als een heel eenvoudige, nette juffrouw en je zou gezegd hebben dat ze „geen tien kon tellen". Maar een der getuigen (de man van de benadeelde mevrouw) verklaarde dat ze héél erg „bij" was. Dat had ze dan ook wel bewezen, al had de lichtgeloovigheid van haar slachtoffer het haar wel zeer gemakkelijk gemaakt. Toch was tenslotte het blind vertrouwen van haar mevrouw in wantrouwen veranderd en zoo was dan nu het oogenblik aangebroken, waar op zij zich voor den Politierechter moest verantwoorden. Het was niet de eerste keer dat zij met de Justitie in aanraking kwam: reeds eenige vonnissen wegens verduistering had zij achter den rug. Nadat zij zich 6 a 7 Jaar goed had ge houden, had zij zich nu in haar laatste be trekking bij een Haarlemsche familie al aan zeer eigenaardige practijken schuldig ge maakt. Ze had n.I. haar mevrouw weten te be wegen tot afgifte van geld op verschillende tijdstippen, door aan die dame briefjes te doen schrijven dcorden Bisschop van Haarlem (die briefjes waren onderteekend: Monseigneur) en den secretaris van den Bis schop, waarin dan gezegd werd dat de dame haar levensmiddelen moest betrekken van het Bisdom. Daar zou zij een den Bisschop welgevallig werk mede doen: de goederen moesten door de dienstbode in quaestie aan het Bisschoppelijk Paleis worden afgehaald. De briefjes moest mevrouw maar dadelijk verbranden. Niettegenstaande de briefjes meestal maar met potlood gekrabbeld waren en ze vol spel fouten zaten, geloofde mevrouw deze 52-jarige dienstbode, die al vier jaar bij haar in be trekking was en door godsdienstige gesprek ken haar vertrouwen had weten te winnen. Wel kon ze soms woorden uit de briefjes niet lezen cn dan vroeg ze aan de dienst bode: „Wat is dat toch een slecht schrift! Kun Jij nu lezen wat hier staat?" De geslepen dienstbode kon er dan altijd wel uit wijs worden, hetgeen nu niet zoo erg verwonderlijk was, daar zij.... al die briefjes zelf had geschreven. Als ze het geld van haar mevrouw binnen had ging ze naar een winkel, kocht daar het een en ander enbetaalde niet. „Wat deed u dan met dat geld?" vroeg de Politierechter. „Ik deed er boodschappen voor!", zei ver dachte en verder was er niet veel uit haar te krijgen. Ze zat maar in haar bankje en keek zedig naar den grond. Uit het getuigenverhoor bleek nog dat als gehad om in dat goed bewaakte land te ko men als jij nu. En misschien kun je in een Duitsche omgeving den sleutel vinden die op die geheimzinnige rijmelarij past die je van Dick Allerton gekregen hebt en die eeni ge aanwijzing kan geven over de verdwijning van Francis. Maar toch aarzelde ik. Er waren enorme risico's aan verbonden. Ik moest dat lugubere hotel zien uit te komen in de gedaante van Dr. Semlin en wanneer ik in aanraking kwam met de opdrachtgevers of bekenden van den doode, had ik geen andere bescher ming dan de zwakke en misschien zelfs in gebeelde gelijkenis met hem. Ik moest aan de uitvoering van mijn plan beginnen vóór het lichaam in het hotel ontdekt werd en bovenal moest ik mij vergewissen voor ik mij naar Duitschland begaf of Semlin aan de menschen hier in het hotel bekend was of dat wat ik veronderstelde dit zijn eerste bezoek' was in het hotel „De Vos in 't Tuintje". In ieder geval, Ik was overtuigd dat de eenige manier om zonder groote moeilijk heden of misschien groot gevaar weg te ko men met Semlin's document, was om van gedaante te verwisselen. Later kon ik altijd nog beslissen of ik het avontuur zou on dernemen of niet. Wat ik ook van plan was, nu moest ik handelen en ik nam mij voor ora voor den morgen het huis te verlaten. Als ik uit het hotel weg was en ik weten zou dat Semlin er evenmin als ik ooit te voren geweest was, kon ik verdere plannen maken. Eén ding was zeker: de kellner had Semlin in het bezit van zijn papieren gela- zij waren kocht, zij die nooit verpakt wilde hebben in papier met een firmanaam be drukt, „want dat vond mevrouw zoo vies". Zeer humoristisch was de verklaring die de ontrouwe dienstbode voor het slechte schrift van de briefjes haar mevrouw op de mouw spelde: „O mevrouw, dat gaat daar aan het Bisdom zoo raar. Terwijl ze met je praten zitten ze maar te schrijven; ze krab belen maar wat en weten geloof ik zelf niet wat ze schrijven'" Mevrouw geloofdetot haar man einde lijk eens argwaan kreeg, nadat er weer een briefje ontvangen werd waarin „vacantie" met een f geschieven was. Toen werd de politie in de zaax gemengd. Mevrouw volgde de dienstbode, toen deze weer eens voor inkoopen naar het Bisschoppelijk Paleis ging en zag haar een doodgewonen winkel be treden. Na eenigen tijd begonnen ook de rekenin gen van verschillende winkeliers binnen te komen, die op crediet geleverd hadden. Bij onderzoek bleek dat de secretaris van den Bisschop natuurlijk! van niets wist. Er waren ook nog briefjes van anderen aard, n.I. die, waarin ook alweer de Bis schop en zijn secretaris aan mevrouw ad viseerden, haar kostbaarheden af te staan voor versiering van de Kerk en deze sieraden (o.m. een juweelen en een gouden broche, juweelen oorknopjes, ringen met diamanten, zilveren vorken en lepels) aan de dienstbode te geven, die dan wel voor de verdere expeditie zou zorgdragen. Zij expediëerde die voorwer pen ook inderdaadnaar de Eank van Leening. Mevrouw had ook weer alles in vol vertrouwen gegeven: waar konden, zoo meende zij, haar kostbaarheden beter be waard zijn dan in de kerk? Het O.M. vond dat deze verdachte opzet telijk misbruik had gemaakt van het gods dienstig geloof van haar mevrouw. Het mag vreemd schijnen dat deze er zoo ingevlogen is, maar zooiets komt meer voor. De eisch luidde: 6 maanden gevangenisstraf met af trek van de preventieve hechtenis. De verdediger, Mr. L. G. van Dam, meende dat in dezen van het misbruik maken van godsdienstig geloof niet kan gesproken wor den. Zelfs de geloovigste Katnoliek die zulke krabbelbriefjes met de onmogelijkste taai en spelfouten ontving als afkomstig van den Bisschop en diens secretaris, moest arg waan gekregen hebben. Hier kan dus, aldus pl., alleen sprake zijn van absoluut gebrek aan critischen zin en gezond verstand bij de mevrouw en niet van „listigheid" van ver dachte. De verduistering der sieraden achtte pl. niet bewezen en voor de oplichting vroeg hij een clemente straf. De Politierechter was eveneens van oordeel dat voor de verduistering geen veroordeeling kan volgen en veroordeelde verdachte wegens oplichting tot 3 maanden gevangenisstraf met aftrek der preventieve hechtenis. KEGELCONCOURS DER R. K. MIDDEN STANDS VEREENIGING. De R. K. Middenstandsvereeniging heeft besloten van 26 Januari tot 3 Februari een kegelconcours te houden ten bate van het Santosfonds welk fonds zich ten doel stelt steun te verleenen aan tuberculeuse onbe middelde standgenooten. Voor dit doel is een eere-comité alsmede een uitvoerend co mité samengesteld. Voorzitter van het eere comité is de burgemeester, de heer C. Maar schalk, leden zijn de deken van Haarlem, plebaan L. A. A. M. Westerwoudt, de te Haarlem wonende Kamerleden de heeren mr. J. N. J. E. Heerkens Thijssen, Ch. L. v. d. Bilt, mr. J. B. Bomans, A. J. Loerakker, de Raadsleden mr. dr. F. A. Bijvoet, J. P. H. Castricum, H. J. L. Klein Schiphorst, W. J. B. van Liemt, G. Wolzak Hzn., de leden van Gedeputeerde Staten mr. A. Bruch, en J. N. Hendrix, verder de heeren R. C. A. van Cranenburgh, D. W. van Niekerk, mr. dr. A. F. H. Schreurs, dr. E. A. M. Droog, dr. Th. Th. Koot, dr. H. Janzen, dr. W. E. Merens, rector J. P. J. Kok, A. Beynes, H. Th. Fibbe, B. Groenewegen, Th. G. C. Hooy, H. E. Everard, mr. J. H. Simons, P. J. M. van Te- tering, W. G. Vehmeyer, en L. M. Weterings. Van verschillende zijden, ook van niet- Katholieke kegelclubs is medewerking, o.m. door schenking van prijzen, toegezegd. Het concours wordt gehouden in het gebouw van den Haarlemschen Kegelbond en wordt waarschijnlijk geopend door den heer B. Groenewegen, voorzitter van den Haar lemschen Kegelbond. Na afloop zal er een officieele prijsuitreiking gehouden wor den. JUBILEUM F. L. JUNG Zaterdag herdacht de heer F. L. Jung, commies op het administratie-bureau van de Centrale Werkplaats den dag waarop hij vóór 25 jaren in dienst trad der Nederl. Spoorwegen. Na tot December 1918 werk zaam te zijn geweest aan de locomotieven- depots te Rotterdam-Maas en Delftsche Poort werd hij in zijn tegenwoordige stand plaats te werk gesteld. Waar hij zich hier steeds spoedig de ach ting zoowel van superieuren als van collega's wist te verwerven, is het niet te verwonderen dat men op een dag als dezen hier aan uiting wilde geven. Reeds in de morgenuren wer den hem door den chef de bureau van het administratie-bureau, den heer Surendonk, de gelukwenschen van de directie overge bracht, waarbij hem de gebruikelijke enve- ten evenals dat bij mij het geval was ge weest, want de „Amerikaan" had zijn pas poort nog. In ieder geval had de kellner hem maar enkele oogenblikken gezien, dus als hij een vreemde was voor dezen, zou mijn gedaanteverwisseling hem niet opvallen. Zoo redeneerde ik bij mezelf, maar ondertus- schen handelde ik ook. Ik had niets bijzon ders in mijn suit-case dat mij in moeilijkhe den zou kunnen brengen. Ik deed mijn Brit- sche paspoort en mijn verlofpas, mijn hor loge en sigarettenkoker in de zakken van den doode. Toen hoorde ik eensklaps aan de deur kloppen. Met een plotselingen schrik bedacht ik, dat ik vergeten had de deur op slot te doen. HOOFDSTUK V. De dame uit „Vos in 't Tuintje". Hier was het Noodlot dat aan de deur klopte. In dat oogenblik had ik mijn plan gemaakt. In ieder geval had ik alle kaarten in handen: ik zou mij uitgeven voor Sem'ig en dit tot het bittere einde volhouden. Wéér werd er geklopt. Mag ik binnenkomen? vroeg een vrou wenstem in het Duitsch. Ik stapte over het lijk heen en opende de deur op een kier. Daar stond een vrouw met een lamp in de hand. een vrouw van middelbaren leef tijd. Zij had een dik. bleek, pafferig gezicht met lichtgekleurde sluwe oogen. Ze droeg een opzichtigen hoed en een ouderwetsche loppe met Inhoud werd (verhandigd. In hot' bijzonder heeft de spreke den jubilaris hier bij geprezen om zijn dimstijver en zijne voorbeeldige bescheidenlvid. Daarna werd hem, evmeens bij monde van den heer Surendonk namens de ambte naren een „Libertyligsto-1" aangeboden. De wensch sprak spreker herbij uit, dat het den jubilaris gegeven m<ge zijn nog vele ja ren in dezen stoel uit t- rusten en nieuwe krachten te verzamelen om opgewekt zijne werkzaamheden te kunnm hervatten. Ook de bloemen waren niet vergeten, ter wijl een en ander vergeeld ging van een op zeer verdienstelijke rij ze door den heer Mes gecalligrafeerde oorionde, vermeldende de namen der deelnemeu. De jubilaris, zeer onde den indruk, sprak eenige woorden van danc. Van de gelegenheid on den jubilaris des middags te komen géukwenschen werd druk gebruik gemaakt. CHR. BOND VAN 'ERSONEEL IN PUBLIEREN DIENST. De afdeeling Haarlem van den Ned. Chr. Bond van Personeel in Publieken Dienst houdt Vrijdag 11 Januai haar jaarvergade ring. De agenda vermellt, behalve de jaar verslagen, onder meer di verkiezing van een voorzitter en een penninrmeestep en de ver kiezing van vertegenwoonigers in Georgani seerd Overleg en Dienstommissie. HAARLEMSCHE CHR. JESTURENBOND. De Haarlemsche Chrisfclijke Bestuurders- bond heeft tegen Donderlag 17 Januari een cursusvergadering uitgesareven voor leden van bij den Bond aangsloten organisaties. Als spreker zal optreden le heer L. W. Kur- pershoek, hoofdbestuurdei van den Alg. Ned. Chr. Ambtenaarsbond die behandelen zal het onderwerp „Overheidspesoneel en parti culiere werknemers". NED. ARBEIDERS REBVEREENIGING. Bovengenoemde afdeelhg houdt Vrijdag 11 Januari een vergademg in „Olympia."- Op de agenda komt voo: behandeling van ingekomen voorstellen, b6Chrijvingsbrief en verkiezing afgevaardigdennaar de algemeene statutaire vergadering op 10 Maart op het Troelstra-oord te houden, Op deze vergade ring zijn tevens kaarten verkrijgbaar voor den filmavond op Woensdag 3 dezer, uitgaande van het I.V.A.O. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN. Terug te bekomen bij: Moi-ach De Clercqstraat 120 armband. Visser, v. d. Hilststraat 5, abonne ment. Du Maine, Kruisstraa 37, bril. v. d. Zeel, Kleverparkstraat 25, rentekart. v. Maas, Da maststraat 17, étui met inho:d. v. Gennip, Oran- jestraa 66, geld. Breems, Hairmenj answeg 7, handschoen, ümans, Nagtzamstraat 67, idem. Har km an, Dacostastraat 39, Idem. v. Merle, Ha- sebroekerstraat 20. idem. Bir. v. Politie, Smede- straat, idem. Strooman, Kennemerstraat 30. idem. Stoette Holsteinstraat 10 rd.. idem. Kar man, Groendaalsteeg 10, iden. Hemelrijk, Ruys- daelstraat 9, idem. v. d. Me, Meidoornplein 33, idem. Konnip, Gen. de la Reystraat 97, idem. Jansen, Kinderhuissmgel 62 idem- Kennel Fau na, hond (gestr. herder), goraoht door v. Roo- d&n, Drossestraat 19. Hond geel) gebracht door Moerkerk, L. Poellaan 2. Breems, Harmenjansweg werkjas. Bonarius Zijhveg 227, jas. Hopman, Gisthuisstraat 3B r<L kat (grys) Pelser, Vergierde'eg 16, kist met in houd. Lodder, Gasthuisstraat24 A rd., kwitantie. Bur. v. Politie Smedestraat Kerkboek. Alnik, Saenredamstraat 100, idem. Plaatsman, Plein 22, zakmes. Matla, Nassaustraat 21 rood, portemon- naie met inhoud, v. Mook, i Oosten de Bruijn- straat 196, rijwielbelastingmrk. De Vos, Een- drachtstraat 33, sóhrift. De Iruln, Zonnesteeg 6. autoslinger. Tuin, Klarenbeebtraat 42 rood slob kous. v. d. Roodt, Tugelastrat 64, sokken. Mooy Ged. Voldersgracht 10, scholtasch. Hoes. Olie slagerslaan 13. taschje. Faa, Frans Halsstraat, 42, vaatje. Zwaardenburg. .terrebosohstraat 74, wantje, v. Diemen, Koolstee], werkpak. INGEZONDEN MEDEDEE.1NGEN a 60 cent» per rego bonten cape met een looge kraag. De cape, die glom van den regei, was half open waar door een witte zijden ilouse zichtbaar werd, die strak om haar gevild figuur zat. Frau Schratt, zei :e als om zichzelf voor te stellen; en ze hief de lamp omhoog om mijn gezicht beter te cunnen zien. Toen zag ik dat zi, schrok; zij keek de kamer in en ik wist dat het lamplicht het lichaam bescheen datop den vloer lag. Ze wilde gaan schEeuwen maar ik greep haar direct bij de pol. Ze had afschuwelijke handen, dikke, vette handen waarvan de vingers vol zaten met ringen. Stil! fluisterde k haar scherp in het oor, terwijl ik haar hinden nog stevig vast hield. U moet stil zijn en binnenkomen, begrijpt u? Ze wilde zich losrukken, maar ik hield haar vast en ;iok haar de kamer in. Ze bleef doodstil, met de lamp in de hand, bij het lichaam staan. Ze scheen haar zelf- beheersching terug gekregen te hebben; ztf was niet langer bang en sprak op za kelijk en toon: Hiervan hebben zj mij niets verteld, zei ze. Wat is dat? En wat moet ik doen? Van alles wat ik dier nacht meegemaakt had, was de houding van die vrouw het af schuwelijkst. lënar stem klonk ongeloofeiijk hard. Haar domme, uitpuilende oogen. die in de mijne keken, gaven mij een luguber gevoel, alsof mijn bbed in de aderen stil stond. (Wordt vervolgd.),' Geeft uwe adv<rtenties op ter plaatsin,in het HET algemeen; GROOTE dagblad der leschaafde kringen. - A!LE soorten advertenties werden zonder prysverhoogingaangenomen 22 by kt Bijkantoor Hndelsblad (Wensing's Alg. Advert.-Bureau) TEMPELIEiSSTR. 32 Telefoon 10209

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6