H. D. VERTELLINGEN
De Man mal den Korrelvoet
STADSNIEUWS
FEUILLETON.
HANDELSBLAD
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 8 JANUARI 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
De verdwenen sterren.
Uit het Fransch door
CATULLE MENDèS.
„Monsieur", zei mijn valet de chambre, juist
toen ik bezig was het slot van een Sonnet te
maken, „buiten staan twee engelen, die
monsieur wenschen te spreken".
„Hebben ze je geen kaartjes gegeven?"
vroeg ik.
„Hier zijn ze, monsieur".
Op het eene las ik „Helial", op het andere
„Japhael". Ongetwijfeld waren het twee en
gelen.
„Vraag ze binnen te komen", zei Ik.
Ik ontving mijn twee hooge bezoekers met
een gevoel van groote vreugde over de eer,
die ze mij aandeden.
Zij waren gekleed in groote vleugels van zes
veeren, overwaasd door een zacht dons,
waardoor teer en fijn als een morgenmist
de zeven kleuren van den regenboog sche
merden. Hun lichamen leken van doorzichti
ge sneeuw te zijn met een zacht rosen g^jed
er over. Ik verzocht hen met een handgebaar
om te gaan zitten en informeerde beleefd
naar het doel van hun hooggewaardeerd
bezoek.
„Wij zullen kort zijn", zei Helial. „Zestien
jaar geleden, op een mooien Juli-avond, wa
ren wij aan het biljarten, Japhael en ik, op
het groene biljartlaken, dat de menschen he
mel noemen".
„Pardon", viel ik in, „ik dacht dat de he
mel blauw was!"
„Dat is zoo maar niet overal; op som
mige plaatsen, en speciaal in de buurt van
steden en van 't vlakke land van Perzië is de
hemel van een prachtig diep groen".
Ik antwoordde niet.
Helial vervolgde:
„Sterren waren cvize ballen, en we hadden
de mooiste uitgezocht."
„En wat voor queues gebruikte u?" infor
meerde ik.
„De staarten van de kometen. Het was een
buitengewoon spannend spel. Ik was op het
punt om te winnen, toen ik met een krach-
tigen stoot twee ballen over den rand deed
yallen."
„Over den rand?"
„Ja, van de horizon. Het was hoogst onaan
genaam, want u begrijpt wel, dat twee sterren
minder in den hemel een zeer belangrijke
kwestie is. Ons werd medegedeeld, dat het ons
voortaan niet geoorloofd zou zijn de geneug
ten van het paradijs te smaken als wij niet
zorgden dat de twee sterren weer op hun
plaats terug kwamen. Maar tot nu toe is al
ons zoeken vergeefsch geweest. We waren al
op het punt te berusten in een eeuwige ver
banning, toen we hoorden van de onvergelij
kelijke oogen van het meisje, dat u lief heeft
als de geruchten, die de ronde doen. ten
minste juist zijn. Alles scheen er op te wijzen,
dat ze in plaats van sterfelijke oogen de twee
hemelsche lichtbronnen heeft, die wij zoe
ken, en wij hopen, dat ze ons die terug zal
willen geven."
Het was een lastige toestand voor mij. Al
leen al de gedachte, dat iemand mij de oogen
van mijn geliefde zou ontrooven, was veront
rustend genoeg. Maar aan den anderen kant
kon ik twee engelen hun plaats in het para
dijs weer terugbezorgen. Ik liet mademoiselle
Mésange roepen en legde haar in een paar
woorden de kwestie uit.
Ze scheen heelemaal niet verbaasd of be
zorgd te zijn, en na een paar seconden te heb
ben nagedacht wendde zij zich tot mijn be
zoekers en zei, terwijl ze haar oogen opsloeg:
„Kijkt goed, mijne heeren, herkent ge uwe
sterren?"
Zij kwamen dichterbij en bekeken Mésan-
ges heldere oogen met de grootste nauwkeu
righeid. Toen spraken ze even op zachten toon
met elkaar, als rechters, die over een vonnis
beslissen. Daarop zei Helial: „Neen, dit zijn
niet de sterren, die zestien jaar geleden ver
dwenen. Die waren lang zoo helder en stra
lend niet, hoewel ze toen in dien Julinacht
op hun best waren."
En ze vertrokken terneergeslagen. Ik had
diep medelijden met hen, maar in mijn hart
was ik dolblij, dat ze Mésange niet van haar
mooie oogen beroofd hadden.
En Mésange? Ze barstte in lachen uit. „Heb
ik ze niet mooi voor den gek gehouden?" zei
ze. „Ze hadden gelijk. Moeder heeft het me
honderden keeren verteld hoe, toen ik nog
klein was, twee sterren door het raam naar
binnen vlogen recht tusschen mijn oogle
den. Maar toen zij naar mijn oogen keken,
dacht ik aan den eersten kus, dien je mij gaf,
liefste, en ik wist, dat die herinnering mijn
oogen, al waren ze dan vroeger ook sterren,
mooier en schitterender zou maken dan de
allermooiste ster."
NOOIT MEER OORLOG.
FEDERATIE.
KRING HAARLEM.
Nu Generaal Freiherr von Schonaich op
Donderdag 10 dezer hier ter stede een voor
dracht zal houden, interesseert het den le
zers zeker, iets naders omtrent zijn per
soon te vernemen.
In het Amerikaansche tijdschrift „The
World to-Morrow" vinden wij een auto-bio-
graphie, waaraan wij het volgende ontlee-
nen:
Men heeft mij gebrek aan karakter ver
weten. Op het oogenblik ondergaan velen
een evolutie in hun denken, zooals de ge
schiedenis der laatste eeuwen niet kent. De
laatste oorlog heeft hen, die eerlijk tegen
over zich zelf durven zijn, gedwongen te er
kennen, dat zij in een hopelooze dwaling
hebben verkeerd en dat, hetgeen in de voor
bije tijden als waar gold, thans gebleken is
een leugen te zijn.
Hij, die dit niet voor zichzelf durft beken
nen is een lafaard. Ik werd opgevoed op de
gewone, oud-Pruisische, militaire wijze vol
gens de overtuiging, dat de groote mogend
heden alleen bestaanbaar waren, als zij
steunden op militaire macht.
De historieschrijver Heinrich von Treit-
sche was degene, die als Pan-Germanist,
zijn invloed deed gelden op de officieren in
Duitschland, die meenden dat zij hun mili
taire plichten goed volbrachten, verre ston
den boven de burgermaatschappij.
Van goeden huize, gefoi*tuneerd, steeds
ln goede garnizoenen, voelde ik mij waar
lijk een gelukkig mensch en kon ik mij niet
voorstellen, dat dit gelukkig tehuis eens zou
blijken een kaartenhuis te zijn, waaronder
ik bedolven zou woi'den.
Gedurende den oorlog 'had ik het volle
vertrouwen in alles wat de Generale Staf
van het leger decreteerde en was ik „stom"
genoeg al die leugens te gelooven.
Toen de débacle eindelijk kwam, was dit
EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GEHEIMEN
DIENST.
Uit het Engelsch van
DOUGLAS VALENTINE.
Ik hield ln mijn hand het insigne van de
Duitsche Geheime Politie. Men kan niet ver
achter de schennen in Duitschland komen
zonder de sporen te kmisen van Afdeeling
VII van het Eerlijnsche Hoofdbureau van
Politie, de afdeeling van de Politieke Politie.
Deze waakt voor de veiligheid van alle voor
aanstaande personen, in het bijzonder van
die van den vorst.
Deze afdeeling heeft verschillende vertak
kingen; zij is de gehoorzame dienares men
zou misschien beter kunnen zeggen de dui
velstoejager van den geheimen dienst van
den Duitschen Generalen Staf en van het
Marinebestuur. „Abteilung Sieben" werkt
bijna geheel ondergrondsch, in de duister
nis. Zij wordt dikwijls belast met opdrachten
waarvan het offioieele Duitschland hoege
naamd niets weet en waaromtrent het zich.
als de omstandigheden hot. noodig maken,
van den domme kan houden.
L Ik stak het insigne aan mijn bretels, gooi-
een verrassing voor mij en welk eene!
—zooals zfj dit voor 90 pet. van het Duitsche
volk is geweest.
Toen de pers, na den wapenstilstand, ein
delijk met de waarheid voor den dag durf
de komen, ik de stemmen uit andere landen
hoorde en de keizer en de kroonprins op het
kritieke moment de vlucht namen, gingen
mijn oogen open, vooral ook toen ik begreep,
dat de landen, die de overwinning hadden
behaald, ook zoo vreeselijk hadden geleden.
Mijn begrippen omtrent oorlog en vrede
werden totaal gewijzigd. Dat ik van mijn
vroegste jeugd af veel gelezen en veel ge
reisd had, heeft zeker invloed gehad op mijn
denken en ik kon wellicht eerder dan mijn
kameraden begrijpen, dat met de afgrijse
lijkste middelen, waarmede thans een oorlog
gevoerd wordt, algeheele vernietiging volgen
moet, en het spel de moeite niet meer waard
is. Bovendien: dat de economische banden,
die alle landen verbinden, door een oorlog
geheel vernietigd worden.
Van het oogenblik af, dat ik verklaarde
Republikein te zijn en een voorstander van
een economisch, intellectueel pacifisme,
werd-ik door mijn kameraden als een zwart
schaap uitgebannen en in alle militaire ver-
eenigingen geroyeerd, vooral toen ik waag
de mijn meening in het publiek te verkondi
gen. Met des te meer warmte werd ik in het
kamp der Pacifisten begroet.
Toen ik in 1922 de ideeën van den grooten
moralist en leeraar. Professor Friedrich Wil
helm Förster leerde kennen, drong het pas
goed tot mij door dat pacifisme niet alleen
een economisch en een politiek hulpmiddel
is, maar bovenal een groote, ethische be-
teekenis heeft.
Sinsdien ben ik stap na stap verder ge
gaan en heb reeds op 600 openbare bijeen
komsten voor het vredes-iüeaal gepleit,
schreef vele artikelen in Duitsche en bui-
tcnlandsche bladen, heb acht boeken over
dit onderwerp geschreven, terwijl het ne
gende spoedig zal verschijnen.
Na 37 jaar den oorlogsgeest gediend te
hebben, ben ik de laatste 10 jaar een vredes-
soldaat geworden en voel ik het als een dure
plicht daarvoor mijn beste krachten te ge
ven.
de alles weer in de tasch, zette den hoed van
den doode op, nam zijn overjas over den
arm, nam de tasch op en sloop weg. Ik
kwam in mijn kamer terwijl mijn hersens in
vuur en vlam stonden door een grootsche
onderneming, waarvan ik de mogelijkheid
voor mij zag.
Hier had ik den sleutel van dat stijf ge
sloten land dat het geheim van mijn ver
loren broeder bewaarde. De vraag die ik mij
zelf half-be'wust gesteld had sedert ik de
Amerikaansche identiteitspapieren van den
doode gevonden had, was deze. Bezat ik den
moed om mij van Semlin's Amerikaanschen
paspoort te bedienen om zoo Duitschland
binnen te komen? Het antwoord op deze
vraag lag in de kleine zilveren penning. Ik
wist dat geen Duitsche beambte, hoe hoog
zijn rang ook mocht zijn en wat zijn orders
ook waren, den doorgang zou weigeren aan
de zilveren ster van Afdeeling Zeven. Ik
zou die alleen als laatste toevlucht gebruiken
want ik had mijn papieren.
Als ik maar eenmaal in Duitschland was.
zou ik heusch mijn weg wel vinden. Maar
van één ding dat ik buitgemaakt had. moest
ik mij eerst ontslaan. Dat was die halve brief
in het zeildoek.
Als dat document van belang was voor af
deeling Zeven van de Duitsche politie, dan
was het dat ook, neen, van grooter belang
nog, voor mijn eigen land. Ais ik ging. zou
dat stuk veilig opgeborgen worden. Dat had
ik mij vast. voorgenomen.
Nooit tevoren, sinds het begin van den
oorlog, zei ik tegen me zelf. heeft een En-
gelschman zoo'n schitterende gelegenheid
VOOR DEN POLITIE-
RECHTER.
Beleediging van een agent.
De 25-jarige los-werkman N. G. v. d. A.
had op 6 November j.l. een agent van politie
beleedigd. Er was een standje geweest in de
buurt van de Doelstraat. Een hoofdagent
achtte het noodig v. d. A. te arresteeren en
toen deze vluchtte, loste hij een paar schoten
ter waarschuwing. Inmiddels was ook de
agent W. gewaarschuwd door burgers en be
gaf zich naar de aangewezen plaats. De
agent zag v. d. A. wegloopen en zich achter
een auto verschuilen. Hij ging naar hem toe
en boeide hem. Toen voegde verdachte hem
een beleedigend scheldwoord toe.
v. d. A. ontkende niet het scheldwoord
gebezigd te hebben, maar het was niet tegen
den agent W. gericht. Tegen W. had hij al
leen gezegd: „Jij bent zeker geen vader van
kinderen, dat je iemand zoo kunt pijnigen!"
Het O.M. achtte verdachtes schuld bewezen
en eischte f 10 boete of 5 dagen hechtenis.
Het vonnis luidde conform den eisch.
Ontrouw bakkersknecht.
A. J. K„ 47 Jaar, bakkersknecht, was zes
jaar in betrekking bij den bakker J. Bruin -
ooge te Santpoort en verduisterde in dien
tijd verschillende malen geld, dat hij van
klanten te Bloemendaal en Santpoort had
ontvangen, door het niet aan zijn patroon af
te dragen. Hem was thans alleen ten laste
gelegd verduistering van f 33.20, die hij in
Mei van zijn patroon had gekregen om er
/entezegels voor te koopen.
Verdachte bekende; óók de verduistering
van de andere gelden tot een aanzienlijk be
drag. Hij had alles gebruikt voor zijn groot
gezin, zeide hij nu. Maar verdachtes vrouw
wist nergens van zooals de Politierechter
liern duidelijk maakte. K. bleef volhouden
alles voor zijn gezin besteed te hebben.
Het O.M. eischte 4 maanden voorwaarder
lijke gevangenisstraf met een proeftijd van
3 jaar en opdracht aan de afd. Haarlem van
het Genootschap tot zedelijke verbetering
van Gevangenen, verdachte tot steun te zijn.
Bovendien: terugbetaling van f 31.20 binnen
6 maanden.
De Politierechter veranderde dezen laat-
sten termijn in drie jaar en velde overigens
vonnis overeenkomstig den eisch.
LEVENSMIDDELEN DOOR HET
BISDOM GELEVERD.
DAT VERTELDE DE DIENSTBODE
TENMINSTE.
Ze stond daar in het verdachten-bankje
als een heel eenvoudige, nette juffrouw en
je zou gezegd hebben dat ze „geen tien kon
tellen". Maar een der getuigen (de man
van de benadeelde mevrouw) verklaarde dat
ze héél erg „bij" was.
Dat had ze dan ook wel bewezen, al had
de lichtgeloovigheid van haar slachtoffer het
haar wel zeer gemakkelijk gemaakt. Toch
was tenslotte het blind vertrouwen van haar
mevrouw in wantrouwen veranderd en zoo
was dan nu het oogenblik aangebroken, waar
op zij zich voor den Politierechter moest
verantwoorden.
Het was niet de eerste keer dat zij met
de Justitie in aanraking kwam: reeds eenige
vonnissen wegens verduistering had zij achter
den rug.
Nadat zij zich 6 a 7 Jaar goed had ge
houden, had zij zich nu in haar laatste be
trekking bij een Haarlemsche familie al aan
zeer eigenaardige practijken schuldig ge
maakt.
Ze had n.I. haar mevrouw weten te be
wegen tot afgifte van geld op verschillende
tijdstippen, door aan die dame briefjes te
doen schrijven dcorden Bisschop van
Haarlem (die briefjes waren onderteekend:
Monseigneur) en den secretaris van den Bis
schop, waarin dan gezegd werd dat de dame
haar levensmiddelen moest betrekken van
het Bisdom. Daar zou zij een den Bisschop
welgevallig werk mede doen: de goederen
moesten door de dienstbode in quaestie aan
het Bisschoppelijk Paleis worden afgehaald.
De briefjes moest mevrouw maar dadelijk
verbranden.
Niettegenstaande de briefjes meestal maar
met potlood gekrabbeld waren en ze vol spel
fouten zaten, geloofde mevrouw deze 52-jarige
dienstbode, die al vier jaar bij haar in be
trekking was en door godsdienstige gesprek
ken haar vertrouwen had weten te winnen.
Wel kon ze soms woorden uit de briefjes
niet lezen cn dan vroeg ze aan de dienst
bode: „Wat is dat toch een slecht schrift!
Kun Jij nu lezen wat hier staat?"
De geslepen dienstbode kon er dan altijd
wel uit wijs worden, hetgeen nu niet zoo
erg verwonderlijk was, daar zij.... al die
briefjes zelf had geschreven.
Als ze het geld van haar mevrouw binnen
had ging ze naar een winkel, kocht daar
het een en ander enbetaalde niet.
„Wat deed u dan met dat geld?" vroeg
de Politierechter.
„Ik deed er boodschappen voor!", zei ver
dachte en verder was er niet veel uit haar
te krijgen. Ze zat maar in haar bankje en
keek zedig naar den grond.
Uit het getuigenverhoor bleek nog dat als
gehad om in dat goed bewaakte land te ko
men als jij nu. En misschien kun je in een
Duitsche omgeving den sleutel vinden die
op die geheimzinnige rijmelarij past die je
van Dick Allerton gekregen hebt en die eeni
ge aanwijzing kan geven over de verdwijning
van Francis.
Maar toch aarzelde ik. Er waren enorme
risico's aan verbonden. Ik moest dat lugubere
hotel zien uit te komen in de gedaante van
Dr. Semlin en wanneer ik in aanraking
kwam met de opdrachtgevers of bekenden
van den doode, had ik geen andere bescher
ming dan de zwakke en misschien zelfs in
gebeelde gelijkenis met hem. Ik moest aan
de uitvoering van mijn plan beginnen vóór
het lichaam in het hotel ontdekt werd en
bovenal moest ik mij vergewissen voor ik
mij naar Duitschland begaf of Semlin aan
de menschen hier in het hotel bekend was
of dat wat ik veronderstelde dit zijn
eerste bezoek' was in het hotel „De Vos
in 't Tuintje".
In ieder geval, Ik was overtuigd dat de
eenige manier om zonder groote moeilijk
heden of misschien groot gevaar weg te ko
men met Semlin's document, was om van
gedaante te verwisselen. Later kon ik altijd
nog beslissen of ik het avontuur zou on
dernemen of niet. Wat ik ook van plan was,
nu moest ik handelen en ik nam mij voor
ora voor den morgen het huis te verlaten.
Als ik uit het hotel weg was en ik weten
zou dat Semlin er evenmin als ik ooit te
voren geweest was, kon ik verdere plannen
maken. Eén ding was zeker: de kellner had
Semlin in het bezit van zijn papieren gela-
zij waren kocht, zij die nooit verpakt wilde
hebben in papier met een firmanaam be
drukt, „want dat vond mevrouw zoo vies".
Zeer humoristisch was de verklaring die
de ontrouwe dienstbode voor het slechte
schrift van de briefjes haar mevrouw op de
mouw spelde: „O mevrouw, dat gaat daar
aan het Bisdom zoo raar. Terwijl ze met je
praten zitten ze maar te schrijven; ze krab
belen maar wat en weten geloof ik zelf niet
wat ze schrijven'"
Mevrouw geloofdetot haar man einde
lijk eens argwaan kreeg, nadat er weer een
briefje ontvangen werd waarin „vacantie"
met een f geschieven was. Toen werd de
politie in de zaax gemengd. Mevrouw volgde
de dienstbode, toen deze weer eens voor
inkoopen naar het Bisschoppelijk Paleis ging
en zag haar een doodgewonen winkel be
treden.
Na eenigen tijd begonnen ook de rekenin
gen van verschillende winkeliers binnen te
komen, die op crediet geleverd hadden. Bij
onderzoek bleek dat de secretaris van den
Bisschop natuurlijk! van niets wist.
Er waren ook nog briefjes van anderen
aard, n.I. die, waarin ook alweer de Bis
schop en zijn secretaris aan mevrouw ad
viseerden, haar kostbaarheden af te staan
voor versiering van de Kerk en deze sieraden
(o.m. een juweelen en een gouden broche,
juweelen oorknopjes, ringen met diamanten,
zilveren vorken en lepels) aan de dienstbode
te geven, die dan wel voor de verdere expeditie
zou zorgdragen. Zij expediëerde die voorwer
pen ook inderdaadnaar de Eank van
Leening. Mevrouw had ook weer alles in
vol vertrouwen gegeven: waar konden, zoo
meende zij, haar kostbaarheden beter be
waard zijn dan in de kerk?
Het O.M. vond dat deze verdachte opzet
telijk misbruik had gemaakt van het gods
dienstig geloof van haar mevrouw. Het mag
vreemd schijnen dat deze er zoo ingevlogen
is, maar zooiets komt meer voor. De eisch
luidde: 6 maanden gevangenisstraf met af
trek van de preventieve hechtenis.
De verdediger, Mr. L. G. van Dam, meende
dat in dezen van het misbruik maken van
godsdienstig geloof niet kan gesproken wor
den. Zelfs de geloovigste Katnoliek die zulke
krabbelbriefjes met de onmogelijkste taai
en spelfouten ontving als afkomstig van
den Bisschop en diens secretaris, moest arg
waan gekregen hebben. Hier kan dus, aldus
pl., alleen sprake zijn van absoluut gebrek
aan critischen zin en gezond verstand bij de
mevrouw en niet van „listigheid" van ver
dachte. De verduistering der sieraden achtte
pl. niet bewezen en voor de oplichting vroeg
hij een clemente straf.
De Politierechter was eveneens van oordeel
dat voor de verduistering geen veroordeeling
kan volgen en veroordeelde verdachte wegens
oplichting tot 3 maanden gevangenisstraf
met aftrek der preventieve hechtenis.
KEGELCONCOURS DER R. K. MIDDEN
STANDS VEREENIGING.
De R. K. Middenstandsvereeniging heeft
besloten van 26 Januari tot 3 Februari een
kegelconcours te houden ten bate van het
Santosfonds welk fonds zich ten doel stelt
steun te verleenen aan tuberculeuse onbe
middelde standgenooten. Voor dit doel is
een eere-comité alsmede een uitvoerend co
mité samengesteld. Voorzitter van het eere
comité is de burgemeester, de heer C. Maar
schalk, leden zijn de deken van Haarlem,
plebaan L. A. A. M. Westerwoudt, de te
Haarlem wonende Kamerleden de heeren
mr. J. N. J. E. Heerkens Thijssen, Ch. L. v.
d. Bilt, mr. J. B. Bomans, A. J. Loerakker, de
Raadsleden mr. dr. F. A. Bijvoet, J. P. H.
Castricum, H. J. L. Klein Schiphorst, W. J.
B. van Liemt, G. Wolzak Hzn., de leden van
Gedeputeerde Staten mr. A. Bruch, en J.
N. Hendrix, verder de heeren R. C. A. van
Cranenburgh, D. W. van Niekerk, mr. dr. A.
F. H. Schreurs, dr. E. A. M. Droog, dr. Th.
Th. Koot, dr. H. Janzen, dr. W. E. Merens,
rector J. P. J. Kok, A. Beynes, H. Th. Fibbe,
B. Groenewegen, Th. G. C. Hooy, H. E.
Everard, mr. J. H. Simons, P. J. M. van Te-
tering, W. G. Vehmeyer, en L. M. Weterings.
Van verschillende zijden, ook van niet-
Katholieke kegelclubs is medewerking, o.m.
door schenking van prijzen, toegezegd. Het
concours wordt gehouden in het gebouw van
den Haarlemschen Kegelbond en wordt
waarschijnlijk geopend door den heer B.
Groenewegen, voorzitter van den Haar
lemschen Kegelbond. Na afloop zal er een
officieele prijsuitreiking gehouden wor
den.
JUBILEUM F. L. JUNG
Zaterdag herdacht de heer F. L. Jung,
commies op het administratie-bureau van
de Centrale Werkplaats den dag waarop hij
vóór 25 jaren in dienst trad der Nederl.
Spoorwegen. Na tot December 1918 werk
zaam te zijn geweest aan de locomotieven-
depots te Rotterdam-Maas en Delftsche
Poort werd hij in zijn tegenwoordige stand
plaats te werk gesteld.
Waar hij zich hier steeds spoedig de ach
ting zoowel van superieuren als van collega's
wist te verwerven, is het niet te verwonderen
dat men op een dag als dezen hier aan uiting
wilde geven. Reeds in de morgenuren wer
den hem door den chef de bureau van het
administratie-bureau, den heer Surendonk,
de gelukwenschen van de directie overge
bracht, waarbij hem de gebruikelijke enve-
ten evenals dat bij mij het geval was ge
weest, want de „Amerikaan" had zijn pas
poort nog. In ieder geval had de kellner hem
maar enkele oogenblikken gezien, dus als
hij een vreemde was voor dezen, zou mijn
gedaanteverwisseling hem niet opvallen. Zoo
redeneerde ik bij mezelf, maar ondertus-
schen handelde ik ook. Ik had niets bijzon
ders in mijn suit-case dat mij in moeilijkhe
den zou kunnen brengen. Ik deed mijn Brit-
sche paspoort en mijn verlofpas, mijn hor
loge en sigarettenkoker in de zakken van den
doode.
Toen hoorde ik eensklaps aan de deur
kloppen.
Met een plotselingen schrik bedacht ik,
dat ik vergeten had de deur op slot te doen.
HOOFDSTUK V.
De dame uit „Vos in 't Tuintje".
Hier was het Noodlot dat aan de deur
klopte. In dat oogenblik had ik mijn plan
gemaakt. In ieder geval had ik alle kaarten
in handen: ik zou mij uitgeven voor Sem'ig
en dit tot het bittere einde volhouden. Wéér
werd er geklopt.
Mag ik binnenkomen? vroeg een vrou
wenstem in het Duitsch.
Ik stapte over het lijk heen en opende de
deur op een kier.
Daar stond een vrouw met een lamp in
de hand. een vrouw van middelbaren leef
tijd. Zij had een dik. bleek, pafferig gezicht
met lichtgekleurde sluwe oogen. Ze droeg
een opzichtigen hoed en een ouderwetsche
loppe met Inhoud werd (verhandigd. In hot'
bijzonder heeft de spreke den jubilaris hier
bij geprezen om zijn dimstijver en zijne
voorbeeldige bescheidenlvid.
Daarna werd hem, evmeens bij monde
van den heer Surendonk namens de ambte
naren een „Libertyligsto-1" aangeboden. De
wensch sprak spreker herbij uit, dat het
den jubilaris gegeven m<ge zijn nog vele ja
ren in dezen stoel uit t- rusten en nieuwe
krachten te verzamelen om opgewekt zijne
werkzaamheden te kunnm hervatten.
Ook de bloemen waren niet vergeten, ter
wijl een en ander vergeeld ging van een
op zeer verdienstelijke rij ze door den heer
Mes gecalligrafeerde oorionde, vermeldende
de namen der deelnemeu.
De jubilaris, zeer onde den indruk, sprak
eenige woorden van danc.
Van de gelegenheid on den jubilaris des
middags te komen géukwenschen werd
druk gebruik gemaakt.
CHR. BOND VAN 'ERSONEEL IN
PUBLIEREN DIENST.
De afdeeling Haarlem van den Ned. Chr.
Bond van Personeel in Publieken Dienst
houdt Vrijdag 11 Januai haar jaarvergade
ring. De agenda vermellt, behalve de jaar
verslagen, onder meer di verkiezing van een
voorzitter en een penninrmeestep en de ver
kiezing van vertegenwoonigers in Georgani
seerd Overleg en Dienstommissie.
HAARLEMSCHE CHR. JESTURENBOND.
De Haarlemsche Chrisfclijke Bestuurders-
bond heeft tegen Donderlag 17 Januari een
cursusvergadering uitgesareven voor leden
van bij den Bond aangsloten organisaties.
Als spreker zal optreden le heer L. W. Kur-
pershoek, hoofdbestuurdei van den Alg. Ned.
Chr. Ambtenaarsbond die behandelen zal het
onderwerp „Overheidspesoneel en parti
culiere werknemers".
NED. ARBEIDERS REBVEREENIGING.
Bovengenoemde afdeelhg houdt Vrijdag
11 Januari een vergademg in „Olympia."-
Op de agenda komt voo: behandeling van
ingekomen voorstellen, b6Chrijvingsbrief en
verkiezing afgevaardigdennaar de algemeene
statutaire vergadering op 10 Maart op het
Troelstra-oord te houden, Op deze vergade
ring zijn tevens kaarten verkrijgbaar voor den
filmavond op Woensdag 3 dezer, uitgaande
van het I.V.A.O.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij: Moi-ach De Clercqstraat
120 armband. Visser, v. d. Hilststraat 5, abonne
ment. Du Maine, Kruisstraa 37, bril. v. d. Zeel,
Kleverparkstraat 25, rentekart. v. Maas, Da
maststraat 17, étui met inho:d. v. Gennip, Oran-
jestraa 66, geld. Breems, Hairmenj answeg 7,
handschoen, ümans, Nagtzamstraat 67, idem.
Har km an, Dacostastraat 39, Idem. v. Merle, Ha-
sebroekerstraat 20. idem. Bir. v. Politie, Smede-
straat, idem. Strooman, Kennemerstraat 30.
idem. Stoette Holsteinstraat 10 rd.. idem. Kar
man, Groendaalsteeg 10, iden. Hemelrijk, Ruys-
daelstraat 9, idem. v. d. Me, Meidoornplein 33,
idem. Konnip, Gen. de la Reystraat 97, idem.
Jansen, Kinderhuissmgel 62 idem- Kennel Fau
na, hond (gestr. herder), goraoht door v. Roo-
d&n, Drossestraat 19. Hond geel) gebracht door
Moerkerk, L. Poellaan 2.
Breems, Harmenjansweg werkjas. Bonarius
Zijhveg 227, jas. Hopman, Gisthuisstraat 3B r<L
kat (grys) Pelser, Vergierde'eg 16, kist met in
houd. Lodder, Gasthuisstraat24 A rd., kwitantie.
Bur. v. Politie Smedestraat Kerkboek. Alnik,
Saenredamstraat 100, idem. Plaatsman, Plein 22,
zakmes. Matla, Nassaustraat 21 rood, portemon-
naie met inhoud, v. Mook, i Oosten de Bruijn-
straat 196, rijwielbelastingmrk. De Vos, Een-
drachtstraat 33, sóhrift. De Iruln, Zonnesteeg 6.
autoslinger. Tuin, Klarenbeebtraat 42 rood slob
kous. v. d. Roodt, Tugelastrat 64, sokken. Mooy
Ged. Voldersgracht 10, scholtasch. Hoes. Olie
slagerslaan 13. taschje. Faa, Frans Halsstraat,
42, vaatje. Zwaardenburg. .terrebosohstraat 74,
wantje, v. Diemen, Koolstee], werkpak.
INGEZONDEN MEDEDEE.1NGEN a 60 cent»
per rego
bonten cape met een looge kraag. De cape,
die glom van den regei, was half open waar
door een witte zijden ilouse zichtbaar werd,
die strak om haar gevild figuur zat.
Frau Schratt, zei :e als om zichzelf voor
te stellen; en ze hief de lamp omhoog om
mijn gezicht beter te cunnen zien.
Toen zag ik dat zi, schrok; zij keek de
kamer in en ik wist dat het lamplicht het
lichaam bescheen datop den vloer lag.
Ze wilde gaan schEeuwen maar ik greep
haar direct bij de pol. Ze had afschuwelijke
handen, dikke, vette handen waarvan de
vingers vol zaten met ringen.
Stil! fluisterde k haar scherp in het
oor, terwijl ik haar hinden nog stevig vast
hield. U moet stil zijn en binnenkomen,
begrijpt u? Ze wilde zich losrukken, maar
ik hield haar vast en ;iok haar de kamer in.
Ze bleef doodstil, met de lamp in de hand,
bij het lichaam staan. Ze scheen haar zelf-
beheersching terug gekregen te hebben; ztf
was niet langer bang en sprak op za
kelijk en toon:
Hiervan hebben zj mij niets verteld,
zei ze. Wat is dat? En wat moet ik doen?
Van alles wat ik dier nacht meegemaakt
had, was de houding van die vrouw het af
schuwelijkst. lënar stem klonk ongeloofeiijk
hard. Haar domme, uitpuilende oogen. die
in de mijne keken, gaven mij een luguber
gevoel, alsof mijn bbed in de aderen stil
stond.
(Wordt vervolgd.),'
Geeft uwe adv<rtenties op
ter plaatsin,in het
HET algemeen; GROOTE
dagblad der leschaafde
kringen. - A!LE soorten
advertenties werden zonder
prysverhoogingaangenomen
22 by kt
Bijkantoor Hndelsblad
(Wensing's Alg. Advert.-Bureau)
TEMPELIEiSSTR. 32
Telefoon 10209