HAARLEM'S DAGBLAD
Ijsvermaak
Napolions verblijf op Sint Helena.
LETTEREN EN KUNST
FEUILLETON
Het Meisje uit de Stad
DINSDAG S JANUARI 1929 DERDE BLAD
Zooals men veet heeft de markies de
Montchenu, commissaris van den Koning
van Frankrijk opSt. Helena dezelfde betrek
king vervuld vooihet Oostenrijksche Hof na
het vertrek van 'aron de Stuermer in 1818.
De rapporten, di De Montchenu aan zijn
regeering stuurdezijn zeer interessant, daar
zij bljzonderhede: bevatten, die men niet
vindt in zijn briemn aan de Fransche regee
ring. Zij berustei in de staatsarchieven te
Weenen doch weien tot nu toe nooit gepu
bliceerd.
Geen tamenwerking bij
de bewaking.
Enkele belangrijk gedeelten er van citee-
ren wij uit „Le Tmps":
In den eersten brief, gedateerd 29 Juni
1818 deelt De Motchenu mede, dat hij de
voorzorgsmaatregien tegen de ontsnapping
van Bonaparte vl zoo vindt, dat een ont
snapping moeilijteou zijn, maar dat zij haar
toch niet onmogojk maken. De gouverneur,
schrijft hij, is kade vrienden met alle in
woners van Longrood, hij komt er nooit. Er
is daar een ordcmance-officier, maar door
een zeer zondernge regeling komt deze
nooit bij Bonaprte, het is voldoende dat
hij hem ziet als ij uitgaat. Maar daar hij
dikwijls dagen lng niet uitgaat kan die
officier alleen mar aannemen, dat hij aan
wezig is, zeker Teet hij het niet.
Hij zou verscheidene dagen weg kunnen
zijn zonder datle gouverneur er eenig ver
moeden van ha. Het lijkt mij zeker, dat de
dokter daartoe ie hand zou leenen en de
gouverneur is e ook van overtuigd. Op het
oogenblik is Bonparta vrij ernstig ziek en hij
is in acht dagei niet uit bed geweest. Giste
ren, 28 Juni, vst de gouverneur er nog
niets van, en lj heeft het tot zijn groote
verbazing eniog meer tot de onze van
ons moeten hoorn. Hij heeft dr. O'Meara da
delijk ontbodenen heden, den 29sten heeft
hij mij den bri( in bulletin-vorm ter hand
gesteld.
Wy zullen het lus zoo moeten inrichten,
dat een van ons eken dag weet, wat hij uit
voert. Dat heeft ti meer reden, daar de gou
verneur denkt, d£ men met schildwachten
alleen alles bewatei kan, en hij er niet van
te overtuigen is, cfe; Engelsche schildwach
ten, waarvan het merendeel den heelen dag
dronken is, omkoijbaar zijn, of zich laten
yerschalken.
Toch wordt de ze zoo bewaakt, dat een
vaartuig van eenig afmeting onmogelijk
aanleggen kan. Eeniloep zou echter bij mis
tig en stormachtig \eer in een kreek verbor
gen kunnen worde;, zoodat Bonaparte er
aleen zou kunnen istappen en het wagen
in Zuid-Amerika te ande. Maar ik geloof,
dat hij te veel aan :et leven hecht, om zich
zoo in gevaar te brngen, en hij het loopen
ontwend is, daar zïji voeten zeer gezwollen
zijn, en hij dus moilijk de zee zal kunnen
bereiken over de stile rotsen van St. He
lena. Laten wij eeher in die moeilijkheden
geen aanleiding vinen om onze waakzaam
heid al te zeer te den verslappen.
De Commissaris lat dan den brief van
den gouverneur volgn, waarin staat, dat de
dokter van oordeel i. dat Napoleon een le
verziekte. heeft, waaDm hij den 12den kwik
in pillen begon in t nemen, maar dat hij
er mee opgehouden i wegens een catharrale
aandoening. Hij blijf altijd binnenshuis, en
ik krijg niet de gelegnheid om mij te over
tuigen van de waarleid der rapporten om
trent zijn gezondheidtoestand, welke ik krijg
door de een of andre vertrouwenspersoon,
en die af en toe zeej tegenstrijdig zijn, zegt
Bijzonderheden dis nog
niet bekend waren.
Schildwachten die
meestal dronken zijn.
Vrees om doodgescho
ten te worden?
Oorlog met kippen en
geiten.
de gouverneur. Dit neemt natuurlijk niet
weg, dat ik u alles zal laten weten, wat mij
bekend wordt.
Geld genoeg voor
corruptie.
In een tweeden brief schrijft de commis
saris het volgende:
Sinds eenige maanden verschaft de lec
tuur van de „Morning Chronicle" den bewo
ners van Longwood veel vreugde. Sinds Na
poleon begint te gelooven, dat zijn zoon voor
bestemd is om van hem de rol over te ne
men, waarvoor hij hem geroepen denkt, is
hun hoop sterk toegenomen. Het schijnt,
dat men niet op Duitschland rekent, althans
niet dadelijk.
Het is zoo noodzakelijk voor Longwood om
hun brieven naar Europa te krijgen, dat toen
er onlangs een officier met verlof ging deze
aangezocht werd om zich met het overbren
gen van een brief te belasten, waarvoor men
hem 600 pond sterling aanbood. Maar hij
liet zich niet verleiden. U ziet hieruit, dat zij
niet op geld kijken. Zij hebben mij herhaal
delijk verteld, dat zij niet geloofden, dat
men hun correspondentie zou kunnen onder
scheppen, omdat iemand, die twintig mil-
lioen pond sterling contanten bezit altijd
over groote hulpbronnen beschikt.
Een dokter die er verdacht
uitziet.
In een derden brief, gedateerd 8 November
1819, (de tweede was van 11 September 1819)
schrijft de gouverneur, dat de gezondheid
van den gevangene veel beter is dan de zijne.
Hij is nu eens vroolijk, dan weer bedroefd al
naar de berichten in de couranten zijn. Men
heeft hem het Protocol van Aken gestuurd,
maar hij was er niet erg tevreden over en
weigerde het te lezen, omdat hij er niet met
zijn titel als keizer in genoemd was. Toch
heeft het zijn uitwerking gehad, omdat hij
zich sinds dien.eiken dag vertoont.
De Commissaris schrijft verder, dat drie
Corsicanen aangekomen zijn, gesturud door
Napoleon's oom, kardinaal Fesch, en een
dokter, die er handig uitziet, maar gelukkig
alleen Italiaansch kent. Te München had hij
verschillende besprekingen met Prins
Eugène. De toon dien hij in het begin wilde
aanslaan leek verdacht dat merkte hij en
hij bleef sindsdien veel geslotener, onder
voorwendsel aan een boek over anatomie te
werken. Hij wordt steeds bewaakt.
Napoleon steelt water.
In een vierden brief van 26 Januari 1320
vertelt de markies de Montchenu, dat er
groote schaarste heerscht op het eiland,
alleen Bonaparte merkt er niets van. Zijn
voorraden worden van te voren aangevuld,
de kwaliteit is prachtig en in zoo'n over
vloed, dat als het te-veel in het huis van den
commissaris kwam hij er nog ruim van le
ven kon. De bev/oners van Longwood zijn
dikwijls gedwongen om champagne te drin
ken, daar ze anders bederft.
Bonaparte geniet nog steeds een goede ge
zondheid. Hij bewerkt alles wat rondom te
bewerken is, hij iaat een kleinen tuin aan
leggen. Daar water schaars is in Longwood
is zijn grootste plezier het te stelen.
Bonaparte gaat nog steeds niet uit. On
langs heeft men het gebied, dat hij mag
doorkruisen zonder geleide van een officier
uitgebreid tot 12 mijl. Hij wilde er geen ge
bruik van matsen Ziende, dat men belang
stelde in zijn wandelingen heeft hij voor
waarden gesteld, die buitenstaanders zeer
vreemd lijken. Hij heeft gevraagd op het
heele eiland te mogen wandelen zonder ge
leide, niet voor negen uur 's avonds te mo
gen terugkeeren en na het avondeten weer
te mogen uitgaan, om een luchtje te schep
pen. Het is hem allemaal toegestaan, maar
hij was zoo verbaasd, dat hij er geen ge
bruik van durfde te maken. Hij is bang, uat
het een valstrik is om hem door een scnild-
wacht te laten doodschieten, en hij blijft
graag leven.
De commissaris wyst er op, dat tal van
valleien, waarvan velen naar zee lelden en
de vroeg invallende nacht op het eiland de
kans op ontsnapping niet gering maken.
Om zijn gewoonte van oorlog voeren niet
prijs te geven beooriogt hij, nu hij het menl
schen met kan doen, geiten en kippen op
het eiland, die hij onaer een moorddadig
vuur neemt. Twee dagen geleden heeft hij
de geit van Madame Bertrand gedood en
die arme vrouw heeft nu geen melk meer,
wat hier zelden voorkomt.
In den volgenden brief van 4 April 1820
kan de commissaris nog steeds een goede
gezondheid van den gevangene melden. Hij
doet sterkte op in zijn tuin, waar hij zijn le
ven met arbeid slijt. Hij durft nog steeds van
de hem toegestane faciliteiten geen gebruik
maken, daar zy hem zeer vreemd lijken. Hij
vreest nog altijd, dat een geweerschot zijn
vertrouwen beloonen zou. U weet hoe wan
trouwend hij is, en hoe hij aan het leven
hecht. Zijn tuinierswerk wisselt hij af met
schietoefeningen. Nadat hij de geiten en
kippen van de inwoners gedood had onder
voorwendsel, dat zij zijn tuin zouden kun
nen bederven heeft hij alle geiten gekocht,
die men hem verkoopen wilde. Hij heeft ze
losgelaten en ze elk afzonderlijk doodge
schoten. Nu amuseert hij zich met op fles-
schen te schieten. Hij heeft allerlei soort
wapens, en wat erger is, groote voorraden
kruit en kogels.
Schulden als
nalatenschap.
De laatste brief van den Markies de
Montchenu is van 19 Mei 1821, wij citeeren
er het volgende uit:
„Men heeft mij verzocht aan Uw Keizer
lijke en Koninklijke Majesteit te doen we
ten, dat hij (Bonaparte) gestorven is als een
goed Katholiek en voorzien van alle genade
middelen der Kerk, maar ik zou er geen
eed op kunnen doen.
Hij laat hier veel schulden na, maar men
heeft meegedeeld, dat alles voor het vertrek
zal betaald worden. Het geheele gevolg moet
het eiland volgende week verlaten".
van LIszt deed het auditorium zicht- en INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 Cv»W
MUZIEK.
YVES NAT: PIANORECITAL.
Yves Nat, die gisteravond op een kamer
muziekavond van de afd. Haarlem der M.
t. B. d. T. zich deed hooren is in de eerste
plaats virtuoos: zijn spel ontroert minder dan
dat het bewondering afdwingt Hoog ontwik
keld en verzorgd is zijn techniek; dynamisch
beweegt zijn spel zich tusschen ruime gren
zen; geen spoor van vermoeidheid komt de
kracht of zekerheid beperken; articuleering
en pedaalgebruik wekken menige schoone
kleur. Doch diepe blijvende muzikale indruk
ken neemt men van een avond als deze niet
mede; daar was trouwens zijn programma
niet op berekend.
Des spelers virtuose neiging deed hem in
Bachs Chromatische Fantasie de met de
meeste versieringen voorziene lezing kiezen,
waaraan hij nog een aantal octaaf verdub
belingen en andere versterkingen van eigen
vinding toevoegde. Aan het slot der Fantasie
maakte Yves Nat tot mijn verwondering
geen gebruik van het perde pedaal van den
Steinway-vleugel, dat bij deze orgelpunt juist
een prachtig effect had kunnen teweeg
brengen, evenals in de 8ste eru 12de der
Etudes symphoniciues van Schumann; doch
ook hier gebruikte de pianist het gewone
pedaal, waarmee Schumann in zijn tijd zich
behelpen moest. Over t algemeen heb ik nog
zelden een pianist van de voordeelen van het
derde pedaal, dat veroorlooft een wille
keurige toon of groep van tonen te doen
doorklinken, hooren profiteeren. De Fuga van
Bach begon Nat mooi, discreet en duidelijk,
maar verderop werd zijn spel hoe langer
hoe meer de krachtsontwikkeling ingesteld
ten koste der doorzichtigheio.
In de voor onze tegenwoordige mentaliteit
eenigszins langdradige Etudes Symphoniques
hoorden we meer dan een bewijs van per
soonlijke opvatting, zoo b.v. het rustig en
zacht beginnen van no. 4, die gaandeweg
tot ff werd opgevoerd, doch waarin de speler
de sforzati wegliet, waardoor het canonisch
element niet voldoende tot uiting kwam. In
de laatste etude paste de speler terecht vele
technische omzettingen toe, zonder aan de
noten iets te veranderen, vereenvoudigingen,
die een betere uitvoering waarborgen, maar
waardoor hij zich de afkeuring van enkele
conservatieve Amsterdamsche Conservato
riumprofessoren op den hals gehaald zou
hebben. Overigens had ik voor mij een groote
coupure in de zeer eentonige finale toege
juicht. Brahms 2de Rhapsodie speelde Nat
duidelijk doch hier en daar met spitse, droge
bassen en een vreemde plotseling opflik
kering in de overgangsgroepen in beide deelen.
In het tweede deel van het programma
kon des spelers virtuositeit zien nog volkomen
doen gelden. De versleten tweede Rhapsodie
hoorbaar genoegen; zij werd dan ook met de
noodige uiterlijke schittering gespeeld. De
bussy werd wat oppervlakkig-brillant be
handeld; de voordracht van het Impromptu
van Fauré daarentegen was een kostelijk
staaltje van bekoorlijk, elegant en verzorgd
spel, een der hoogtepunten van den avond.
De vervelende Idylle van Chabrier. die na-
hangt als verzuurde melk en het onbe-
teekenende stukje van den pianist zelf be-
teekenden dan weer een inzinking, niet tech
nisch, doch muzikaal, maar in het slotnum
mer, de Russische dans uit Petrouchka, van
Strawinsky, laaide het vuur weer fel op om
den avond met een schitterend, knetterend
vonkensproeiend vuurwerk fè besluiten. Dit
was uitmuntend en de speler werd herhaal
delijk teruggeroepen, doch liet zich wijselijk
niet tot een toegift verleiden Wat had hij
daarna nog kunnen spelen zonder den in
druk van Strawinsky te verzwakken.
KAREL DE JONG.
Naschrift. In mijn verslag van gisteren
stond forto, waar forte bedoeld was.
GERARD DEKKING THEO VAN DER PAS
„Kunst aan het Volk" noodigde den groo-
ten cello-kunstenaar Gerard Hekking uit, 'n
sonatenavond te geven. De fijnzinnige pia
nist Theo van der Pas stond hem daarbij te.-
zijde. Wij mochten ons dus spitsen op een
avond van hoog kunstgenleten, en ln punctc
de uitvoering hebben zij dan ook aan de hoog
ste eischen voldaan.
In dit opzicht zou men zelfs Chopin, a1
was hij in het geheel geen sonatencomponist,
t.oogelijk kunnen prijzen.
Men moet hem alleen als auteur van
sonaten niet naast Beethoven plaatsen;
daar is hij bepaald niet te genieten. De op
bouw van den vorm: sonate is hem
vreemd; van coördinatie heeft hij geen be
grip; de tonaliteit kiest hij zich waar zij
hem het voordeeligst is voor de vingerzet
ting; de gedachten stormen op hem aan
maar aan den opbouw, het evenwicht van
het gehsei nemen zij geenerlei aandeel. Wie
hem, en niet ten onrechte, den grootsten
componist onder de pianisten noemt, zal
ook moeten toegeven dat de strenge, logi
sche vorm der sonate hem een knellende
band was; hij gaf hier slechts een aaneen
rijging van op zichzelf schitterende brok
stukken.
Nu stond hij naast Beethoven. Hier alle:-
van een zóó strak gespannen eenheid, dat
de argelooze hoorder, die van muzikale voi-
men geen begrip heeft, de macht dezer
overweldigende architectuur ondergaat er-
allicht de overstelpende schoonheid der me
lodische vinding de eenige en alleenige oor
zaak meent van zijn ontroerd toeluisteren.
Maar zoo is het niet. Zoo min geeft ons het
bouwwerk, al is er het kostelijkst materia-u
aan verwerkt, den indruk van schoonheid,
zoo de scheppingsdrang, die de vormgeving
bracht, niet het geheel beheerschte. Zoo be
wonderde men aan Chopin het materiaal,
en onderging men de schoonheid van Beet
hoven.
Handel, wiens muziek niets wil geven dan
de oude suite en alzoo met het begrip-so
nate niets uitstaande heeft is in zijn bizarren
vorm een schoonheid op zich zelf, die wij
even willig ondergaan als de muziek van
Bach, door Hekking gespeeld aan het eind
van het concert, als toegift. Dat zij in waar
heid staat op zichzelf, bewees haar intense
werking zelfs na de muziek van Ravel, van
wien beide kunstenaars, ook als toegift, een
„Habanera" speelden.
Ravel's muziek, die ons als uiting van
moderne kunst niet vreemd valt na de zoo
even gespeelde sonate van Debussy, was voor
ons geen oorzaak dat wij de schoonheid van
Bach's muze niet volledig in ons konden op
nemen. Zij werd zelfs ten tweeden male in
ademlooze stilte aangehoord, als Hekklng
aan zijn opgetogen auditorium de vrijheid
liet, nog een stuk te kiezen en het verzoek
hem gewerd nog éénmaal hetzelfde stuk
te spelen. Niemand heeft zich zeker deze
keuze beklaagd. En toch was het nog slechts
een oogenblik geleden, dat we Debussy's so
nate hoorden, en wel een werk uit zijn laat-
sten tijd; hij schreef het drie jaren vóór zijn
dood. Het is geen sonate meer in den
bovenbedoelden vorm. Het wil het ook in het
geheel niet zijn. Mede hierom staat het zoo
hoog boven de Chopin-sonate.
Hier, bij Debussy was het dat wij den kun
stenaar Gerard Hekking hoorden, zooals wij
hem kennen uit zijn allerlaatsten tijd. Bij
gelegenheid van een vorig concert in den
Stadsschouwburg schreef ik, hoe Hekking
onder de solisten een aparte plaats inneemt
ten opzichte der moderne muziek, wijl hij
zich hiervoor een geheel Individueele tech
niek heeft eigen gemaakt. Dit is hem slechts
mogelijk geweest door zich sterk in te le
ven in de psyche van vooral Debussy's mu
ziek. Om Debussy's sonate aan te hooren,
was ik gelukkig op een meer gunstige plaats
gaan zitten, nl. achter ln de geheel gevulde
zaal. Hier was het dat ik de bekoring onder
ging van het prachtvolle samenspel van den
cellist met de superieure klavierkunst van
Theo van der Pas, die aan het bijzonder
welslagen van dezen avond een evenredig
groot aandeel had.
Der re?el.
geeft ruwe huid
verzacht iiimii geneest
DE PRAKTIJK DER
NIEUWE KIESWET.
OVER DE KIEZERSLIJSTEN.
Onlangs hebben wij aandacht gevraagd
voor de laatste wijziging in de Kieswet, voor
zoover deze wijziging betrof het stemmen
bij volmacht. De critieke datum voor het
stemmen bij volmacht was 1 Januari. Deze
datum is voorbij en daarom maken wij de
kiezers nog even attent de bepalingen
zyn ook van beteekenis voor besturen van
kiesvereeniglngen op de veranderingen,
die er gekomen zijn in de bepalingen ten
opzichte van de kiezerslijst.
Vóór de laatste wijziging in de Kieswet
toch werd de kiezerslijst opgemaakt naar
den toestand van 1 Februari en vastgesteld
op 22 Maart van elk Jaar. De vijf en twintig
jarige leeftijd moest, wilde men kiezer kun
nen zijn, bereikt worden op 15 Aiel. op wel
ken datum de kiezerslijst van kracht werd.
Voortaan wordt de kiezerslijst opgemaakt,
naar den toestand van 1 Januari en vast
gesteld op 22 Februari van elk jaar De
kiezerslijst wordt op 1 April van kracht. Al
leen de eisch, dat men op 15 Mei 25 jaar
wordt, is gehandhaafd gebleven.
Het gevolg daarvan is practisch zal het
echter uiterst zelden voorkomen, dat Iemand
vóór zijn 25sten verjaardag kiest dat
iemand kiesgerechtigd kan zijn. wanneer hij
vier en twintig jaar en 10 1.2 maand is. In
de Kamer is daarop in het voorjaar de aan
dacht gevestigd, maar, was ook te zamen
met de bepaling, dat de kiezerslijst op I
April van kracht wordt, de eisch gesteld van
het bereiken van den 25-jarigen leeftijd op
dien datum, dan zouden, zeer tegen hunne
redelijke verwachting in, aan de verkiezin
gen van dit jaar voor de Kamer niet heb
ben kunnen deelnemen, degenen die tus
schen 1 April 1929 en 15 Mei 1929 25 jaar
zullen worden. Hunne kiesbevoegdheid is
dus behouden.
Voortaan zal de kiezerslijst ter visie lig
gen van 23 Februari tot en met 16 Maart.
Verzoeken van verandering en verbétering
daarin moeten inkomen vóór 9 Maart. De
verzoeken worden ter inzage gelegd tot en
met 16 Maart. Bezwaren tegen deze verzoe
ken moeten bij het gemeentebestuur uiter
lijk op 18 Maart worden ingebracht. Tus
schen 18 Maart en 28 Maart beslist het ge
meentebestuur op die verzoeken. Binnen
drie dagen na de beslissing wordt daarvan
in het publiek kennis gegeven.
De kiezerslijst blijft van 1 April tot I
April van kracht.
WEEK DER GEBEDEN.
Men schrijft ons:
Sedert 1846 organiseert de Evangelische
Alliantie de wereldorganisatie die belij
dende Protestamen uit allerlei landen en
allerlei kerken omvat in de eerste volle
week van het Jaar een gebedsweek, waarbU
dag aan dag samenkomsten worden gehou
den. In deze samenkomsten wordt gebeden
om bepaalde dingen, zoo is, na een algemeene
inleiding van Maandagavond. Dindag de Al
gemeene Kerk, Woensdag Volken en Over
heden, Donderdag de Zending aan de orde,
enz.
Ook in Haarlem zijn deze samenkomsten
al gedurende een reeks van iaren gehouden
meest in de kerk van de Broedergemeente
in de Parklaan. Dit jaar was de samenwerking
op breeder basis gesteld en waren de predi
kanten van de Hervormde, de Gereformeerde,
de Christelijk-Gereformeerde en Hersteld-
Gereformeerden, met die van de Waalsche,
de Dultsche en de Baptistenkerk saamgeko-
men om de week te organiseeren. Naar een
grooter gelegenheid tot vergaderen moest dus
worden omgezien. En als om te demonstreeren
de eenheid werd besloten de samenkomsten
bij beurte ln verschillende kerken te houden.
Maandag en Dinsdag stelde de Hervormde
Gemeente de Nieuwe Kerk beschikbaar,
Woertsdag en Donderdag werd de Chr. Ge
reformeerde Kerk aan de Raaks toegezegd en
Vrijdag en Zaterdag de Gereformeerde Kerk
aan de Gedempte Oudegracht. De avond van
Maandag bewees dat dit inzicht juist was
geweest. Een groote schare vulde de Nieuwe
Kerk en volgde met groote aandacht de beide
voorgangers, Ds. van Paassen en Ds. Boeyen-
Ba.
5)
Naar het Ingelsch van
H. A. IACHELL.
Ik zou u graag nyn condor vertöonen.
Overmorgen gaat hij naar New York. Dan
maak ik dat ik hier wegkom.
Zoo'n haast om weer naar Spragge's
hoeve terug te keerei?
Hij antwoordde pronpt: Nu niet meer
zoo heel erg.
Het was maar een gjedkoop complimentje,
maar de toon waarop het geuit werd, bracht
Hazel Goodrich's bloei in beroering.
Ik zou heel gr;ag uw condor willen
zien, zei ze na eenige aarzeling.
Werkelijk? Dat can heel gemakkelijk.
Ga mee hier uit de tam.
De spot in zijn glinlach deed haar een
besluit nemen. Zij girg met hem mee. Toen
ze bij van Horne kwanen kwam uit de loods
een verwoed gebrul.
Genade, is dat uv condor? riep Hazel.
Hasr onwetendheid amuseerde George.
U bent toch niet bang?
Neen, maar wat s dat?
Dat is een Sibersche tijger. Die reist
morgen naar New York met mijn condor.
Dit is de loods van vin Horne.
Hazel had wel eens van van Horne ge
hoord. Ze trippelde voort naast George die
rechtstreeks naar de plaats liep waar de
condor met half gesloten oogen in zijn kooi
zat.
Hij ziet er zielig uit, zei Hazel. Ze
vroeg zich af waarom iemand zijn leven
waagde om zoo'n afschuwelijk beest te pak
ken te krijgen.
Dat doet hy, zei George somber, toen
voegde hij er op levendiger toon aan toe:
In elk geval heb ik hem verkocht en als
hij niet levend in New York aankomt, dan
komt hij er maar dood, dat is mijn zaak
niet meer.
Hazel knikte en keek om zich heen. Daar
was een groote kist met ijzeren tralies, waar
in de Siberische tijger over de Stille Zuid
zee gereisd was. Die was nu leeg. Hij rook
afschuwelijk. Een andere lucht, nog penetran
ter, maar niet. zoo gemakkelijk te identi-
ficeeren, trof Hazel's neus.
O, kijk eens!
Ze greep George's arm, terwijl ze op dat
moment van schrik toch nog opmerkte hoe
dik en hard die was. Tegen den muur stond
een glazen bak met een dak erop. In die bak
waren de ratelslangen die George van de
boerderij had meegebracht.
Een aardig zoodje, zei hij.
Aardig? Bah!
Ze deinsde terug, de kleur trok weg uit
haar mooi gezicht.
U bent. toch niet bang voor slangen
in een bak?
Ik heb er een verschrikkelijke hekel aan.
Ze ging huiverend de loods uit. George
besloot dat het dwaasheid zou zijn haar te
vertellen, dat hij deze dieren gevangen had.
Hij liep achter haar aan en diong er op aan
haar thuis te mogen brengen. Onder de wan
deling sprak hij over den toestand van den
condor.
't Beest maakte het thuis best. Hij
kan niet tegen Oakland, dat verbaast mij
niet, ik zou er ook niet tegen kunnen.
Hazel had haar zelfbeheersching terug
gekregen en vroeg schalks:
Ik zou wel eens willen weten welk een
uitwerking uw wilde streek op mij zou heb
ben?
Die zou een prachtvrouw van u maken,
zei George met overtuiging. U bent een
schoonheid. hij keek haar strak aan
maar u bent te zenuwachtig.
Dit verwijt wees zij verontwaardigd af,
maar George bleef volhouden dat de atmos
feer van Spragge's Canyon die zenuwachtige
kuren wel gauw ir> zee zouden waaien. Het
vrouwenvolk bij hen was sterk, reken maar!
Vrouwen volk? vroeg HazeL
Moeder en Samantha.
Uw zuster?
Mijn nichtje?
Is Samantha heel anders dan ik?
En of! Ze is taai als „Manzanita", Sa
mantha. Ze kan best de boerderij drijven als
ik weg ben. Een stevig vrouwenmensch
Hazel voelde zich geprikkeld. Ze vroeg zich
af of haar huis indruk zou maken op den
vreemden jongen man. Het was een mooi
huis en goed ingericht, een marmeren trap
voerde naar de voorwaranda.
Hier woon ik, zei ze.
Zeker, hij was geïmponeerd.
Komt u even binnen, meneer Spragge?
vroeg ze. Ik zou u graag aan mijn tante
voorstellen. En dan moet u me toestaan wat
limonade voor u klaar te maken.
Het is een fijn huis, mompelde George.
Hij keek toe hoe zij de mooie mahoniehouten
deur met een kleinen sleutel opende. Hij
voelde dat zij hem wilde imponeeren. Hij had
opgesneden over Spragge's Canyon en moest
oppassen dat hij zich niet te veel onder den
indruk toonde van deze steedsche pracht.
In de voorkamer stelde Hazel hem voor
aan een goedige tante, die te vriendelijk
en te indolent bleek om lastige vragen te
doen. Al heel gauw nam George afscheid
met de belofte morgen terug te zullen ko
men.
De condor was al gewend geweest vleesch
uit de hande nvan George aan te nemen:
nu zat hij inééngedoken, weigerde alle
voedsel en staarde wanhopig naar den
blauwen hemel, waarvan hij maar even een
heel klein stukje kon zien. Van Horne, hoe
wel hij er een flinken prijs voor betaald
had, sprak er nog al philosofisch over.
Die legt het af, zei hij tegen George,
jammer genoeg; maar die reuze vogels
zijn moeilijk groot te brengen.
Thuis maaktt hy het best.
Er was een gevoel van weemoedige neer
slachtigheid in hem wat voor hem een
vreemde emotie was. Hij schreef het toe aan
de teleurstelling over den vogel, daar hU niet
in staat was de psychische uitwerking van
een witte marmeren trap op een onbedorven
plattelandsbewoner tc analyseeren. Van
Horne schreef een borrel voor en mevrouw
diende het geneesmiddel toe. Toen zei George
somber:
Hebt u altijd in Oakland gewoond,
mevrouw?
Zeker.
Kent u hier veel menschen?
Bijna allemaal van ulterli.'k.
Kent u Juffrouw Haze.. Goodrich?
Zeker, ze woont op de Magnolia Avenue.
George knikte. Van Horne voegde er aan
toe: --
In een deftig huis dat een stuk te groot
voor haar is. Ik heb den ouden heer best
gekend. Hij heeft een dikken duit verdiend
met kersen kweeken. Toen heeft hij dat
groote huis gebouwd met de marmeren trap.
Hij kon over niets anders praten. Dat huis
heeft hem natuurlijk zijn zuur verdiend geld
gekost en nu hebben die twee vrouwen maar
amper genoeg om het te bewonen.
Is juffrouw Goodrich niet rijk? waagde
George.
Dat is maar net zoo als je het noemen
wilt. Dat huis en de grond is van haar en
dan heeft ze no<v een paar vaste goederen
aan den waterkant. Ze zal misschien een
tweehonderd vijftig dollars in de maand
hebben, meer niet.
(Wordt vervolgd).