DOCI} E.^-S^EVEI"!*®^
VEB^AAII) DCCI* ^EV^.WALJHE^KELIEI^.
(Korte inhoud van het voorafgaande).
De held van dit verhaal, St. Ives, bijge
naamd de Spion van Napoleon, was in
Mel 1813 als krijgsgevangene In handen
der Engelschen gevallen. Met lotgenoot-en
zat hij opgesloten in het kasteel Edinburg
dat tot gevangenis was Ingericht. Doan&r
St. Ives van geboorte een edelman
maar in het gevangenenkamp slecihts een
gewcon soldaat de Engelsche taal
machtig was. werd hU door de bewakers
meermalen als tolk gebruikt, waardoor hü
verschillende voordeelen boven de andere
gevangenen genoot.
De gevangenen mochten voorwerpen
van huisvlijt maken die door de bevol
king gekcoht werden. Onder de koopsters
was een meisje van 18 of 19 Jaar, d!le de
aandacht van St. Ives trok. Het meisje.
Flora genaamd, betoonde haar deelneming
in zijn lot.
Van een zaakwaarnemer ontvangt St.
Ives een pakje bankbiljetten, hem doo;
een bloedverwant geschonken, om zUn ont
vluchting mogelijk te maken.
Met andere gevangenen heeft hfj een
tunnel gegraven cn met behulp van een
touw weten St. Ives en enkele vrienden
uit de vesting tc ontsnappen.
Inderdaad gelukt het hem ach schuil
te houden In het kippenhok van Flora
Later helpt het meisje hem by zUn vlucht.
Als veedrijver vermomd trekt hij weg, na
een hartelijk afscheid van Flora genomen
te hebben.
Toen ving zfln lange zwerftocht aan.
die hem vede spannende avonturen be
zorgde.
ïk zag van de plaats waar ik zat een knecht
voorbijgaan, die de livrei van mijn familie droeg.
Neg nooit had ik die livrei zien dragen tenminste
herinnerde ik het mU niet. Wel had Ik mij mijzelf
dikwijls voorgesteld In den rang van een maar
schalk, een hertog van het Keizerrijk, een Ridder
van het Legioen van Eer, gerechtigd tot het dra
gen van het Groote Kruis en zulke dingen meer
en achter mü aan een stoet van lakeien, allen in
mUn kleuren uitgedost. Maar zich zoo iets in
zijn verbeelding voor te stellen of het werkelijk
voor oogen te hebben dat zijn twee geheel
verschillende -dingen; deze livreien in mijn eigen
huls In Parijs, jamaar ze hier aan te treffen,
midden in het vljar Engeland! Ik vrees, dat
lk mijzelf zeer dwaas zou hebben aangesteld, in
dien de man niet aan den overkant van de straat
was geweest en lk mij niet vcor een klein raam
had bevonden. Er was iets sprookjesachtigs in
dit schouwspel van den rijkdom en het aanzien
een er familie en de aanhankelijkhe-d aan dat
wat men familie noemt, ls diep ln onze ziel vast-
gaworceld dit thuiskomen ver van huls maakte
een Indruk op mij, als bevond ik mij in een
g: es ten wereld.
Ik reed van Duns'able weg en ontving nog eer.
toenemende reeks dergelijke indrukken. De kas-
fceelen of eigenHjk de landgoederen van den
Engelschen adel en rijken zijn iets wat men ner
gens anders aantreft, evenmin als de dienstbaar
heid der in den omtrek wonende bevolking.
Ofschoon ik slechts in een gahuurden koets
reed, scheen het oord mijner bestemming reeds
overat waar wjj voorbij kwamen, bekend; de
vrouwen bogen en de mannen groetten eerbiedig
met ronde ruggen. Toen ik het doel van mijn
reis naderde, be gen ik dezen eerbied te begrij
pen. De muur om het park van mijn corn's lana-
goed. droeg, zelfs van buiten, een vorstelijk ka
rakter. en toen lk het huis zelf in het oog kreeg
maakte zich een soort van opgeblazenheid, van
hoogmoed op don rijkdom, die niet de mijne was.
meester, en ik staarde als met stomheid gesla
gen naar het kasteel. Het was ongeveer zoo groot
als de Tuilerleën De voorgevel lag naar het
ncorden, en de laatste stralen der ondergaande
zon, dde als een vuurroode kogel verdween tus-
schen een opeenstapeling van sneeuwwolken,
werden weerkaatst ln de elndelooze rijen van
vensters. Een gang van Dorische zullen versier
de het front en zou een tempel eer aan hebban
gedaan.
De knecht, die mij open deed, was bijna on
aangenaam beleefd, en de gang. waarin hfj mij
binnenliet door een paar glazen deuren, was ver
warmd en gedeeltelijk verlicht door een vuur van
beukenhout in den grooten schoorsteen
Vicomte Anne de SU Ives, zeide lk in ant
woord op de vraag van den man.
Daarop boog hU nog dieper, trad op zijde en
gaf mij over aan den inderdaad ontzagwek-
konden major-domo. Ik heb in mijn leven veel
waardiiglieldsbekleeders gezien, maar nooit een,
die dit wezen evenaarde, dat op den weinig hoog
klinkenden naam Dawson antwoordde. Van hem
vernam ik, dat mijn oom zeer zwak was. en de
dokter steeds in de nabijheid bleef, dat de lieei
Romaine ieder oogenblik werd verwacht en dat
men om mijn neef. den Viccmte de St. Ives, dien
morgen had gezonden.
Is het een plotseling opgekomen ziekte?
vroeg ik.
Neen. dat eigenlijk niet. Het is een langzaam
achteruitgaan, een verval van krachten, mijn
heer. Maar eergisteren werd hij erger, men heeft
den heer Romaine laten komen cn lk heb op
eigen verantwoord .ng den Vicomte de St. Ives
gewaarschuwd. MUns inziens, myiord. is het
oogenblik gekomen, waarop de geheele familie
(hier bU elkaar behoort te wezen.
Ik gaf hem met den mond gelijk, maar niet
met het hart. Dawson was blijkbaar op de hand
van mijn neef.
En wanneer kan ik by mijn oom worden
toegelaten? vroeg ik.
Van avond, werd mij geantwoord. Intusschen
wilde hij mij mijn kamer aanwijzen die reeds
sinds lang voor mU in gereedheid was gebracht.
Over een uur werd ik verwaoht aan tafel te
verschenen om ln -ze'-schap van den dokier te
dineer:n, indien n»vn lordschap daar niets te-
g:n had.
Neen. mijn lordschap had daar niets tegen.
Ik heb helaas een zeer onaangenaam
malheur gehad, zcide lk; ik heb op reis mUn ge
heele bagage verloren en hetgeen ik aan het
lijf heb is alles wat ik bezit, lk weet weliswaar
niet of de dokter op uiterlijke vormen gesteld
is. maar ik kan onmogelijk aan tafel verschij
nen. zooals 't behoort.
HU verzocht my mU daarover niet ongerust
te maken.
WU hebben u reeds lang verwacht. Alles
Is ln orde.
E:n dat was zoo. Een ruim vertrek was voor
m'J :n orde gebracht. Door de met neteldoek be-
hrrjtn vensters drongen de laatste flikkeringen
ven een Wn'.er-zonscndsrgang en spse'.drn me'
het seht'nrel van een prachtig vuur. Het bed was
gerred. een pak kleercn hing voor den haard en
uit een heek van de kamer trad een knaap, me:
een onderdanlgen glimlach te voorschijn. De
drcom, waarin tk mij had bewogen scheen zün
toopunt. bereikt, te hebben. *t Was alsof ik cUt huis
«n dit vertrek pas gisterenavond had verlaten, ik
bevond my in mijn woning in mijn eigen omge
ving, en voor hei eerst, in mUn leven voelde ik de
kraoht der woorden: tehuis en welkom!
Hebt u anders neg iets noodig, mUnheer?
vroeg Dawson. Deze knaap, Rowley, is geheel tot
uw dienst Ky is niet wat men noemt een erva
ren kamerdienaar, maar Mossho Powl. de ka-
mcrd»enaar van den Vicomte heeft hem eenige
nuttige wenken gegeven, en ik hcop dat by u
naar genoegen zal bedienen. Wees zoo goed al uw
wcmschen aan Rowley mede te deelenikzelf zal
zorgdragen dat zU worden uitgevoerd.
Dit zeggende verliet de reeds gehate heer
Dawson het vertrek, en ik werd alleen gelaten
met Rowley. Ik was, om zoo te zeggen, een man
die in de gevangenis van Abbaye. tot bewustzijn
des levens was gekomen, te midden van steeds
waardige, maar ook steeds droevige gestalten van
dapperen en schconen, die zich voorbereidden op
de guillotine en zich alle gemakken moesten ont
zeggen. Ik had dus nimmer de weelde leeren
kennen, welke aan mUn rang en stand pasten
Slechts in herbergen was lk bediend: mUn toilet
had ik met militaire eenvoudigheid, op het
signaal van een horen, dikwijls aan den kant
van een sloot moeten maken. Geen wonder dus,
dat lk mijn nieuwen lm echt mc-t een zeker- wan
trouwen aankeek. Maar het schoot my te bin
nen, dat hij even onervaren was als ik, dat hy
weliswaar myn eerste knecht, maar lk ook zijn
eerste meester was. Deze ontdekking was voo:
mij zulk een verlichting, dat ik op een toon van
gezag een bad verlangde. De badkamer bevond
zich naast mUn slaapvertrek en ln ongeloofe-
lyk korten tijd was het water warm. Spoedig
daarna zat ik in een mollige -kamerjapon in een
leunstoel voor den spiegel, terwijl Rowley, mei
een mengeling van trots en angst gevoelens
welke lk zeer goed begreep de scheermessen
gereed legde.
Welnu, Rowley, zelde ik. weinig lust gevoe
lend om mij onder zulk een onervaren aanvoer
der in het vuur te begeven, is alles in orde? zyt
ge wel heel zeker de wapens te kunnen hantee-
ren?
Jawel, myiord, antwoordde hfj. Alles Is in
orde.
Neem my niet kwalUk, Rowley, maar wees
zoo gced ray niet te my'.orden, wanneer wU al
leen zyn. Noem my maar mynheer Anne. Dat
is zoo de gewoonte in myn land, hetgeen u waar-
schyniyk wel bekend is.
Rowley keek zeer verwonderd.
Maar u bent toch even goed een vicomte als
de vicomte van Powl, niet waar? vroeg hy.
De vicomte van Powl? vroeg ik lachend. O
ja, stel je gerust! Rowley's vicomte is precies
evenveel waard. Maar, ziet ge, ik stam van een
Jongere lijn en daarom zet ik mijn doopnaam
voor. mijn titel. A'-ain is de vicomte; ik ben de
Vicomte Anne. En indien ge my meneer Anne
noemt doet ge niets aan myn waardigheid te
kort, dat verzeker ik u.
Heel best. meneer Anne, zeide de gehoorza
me knaap. Maar wat het scheren betreft be
hoeft u niet bang te wezen; mijnheer Powl zeg*,
dat lk het heel gauw zal leeren.
Mynheer Powl? zelde ik. Die naam klink:
toch in 't geheel niet Fransch.
Neen, myiord, mijnheer Anne. zeide hy in
een opwelling van vertrouwelüfcheid. Neen, u
hebt wel geiyk, mynheer Anne, me dunkt hij
klinkt meer ais Pool.
En mynheer Powl is de kamerdienaar van
den vicomte?
Ja, mijnheer Anne. Hy heeft geen gemak-
keiykc betrekking. Do vicomte heeft zeer veel
eigenaardigheden u niet, niet waar, myn
heer Anne? vroeg hy vertrouwelUk in den spie
gel glimlachend.
Hy meest ongeveer zestien jaar zün. gced ge
bouwd. met een prettig, met sproeten bedekt ge
laat en een paar lachende oogen. Er was iet'
om verontschuldiging vragend en innemends ln
den schc'-m. dat lk kende. Het herinnerde m.
aan mijn eigen jeugd en aan de vurige be
wondering, welke lk gekoesterd bad vcor zaken
en personen die r.u reeds lang voor my hare
waarde verloren hadden en gestorven waren. Ik
herinnerde my hoe ik brandde van verlangen om
mijne helden te mogen bedienen en hce lk bereid
was geweest voor hen ln den dood te gaan. hoe
groot zy voor mU waren geweest en hoe schoon
En ln den spiegel kykend las ik op het gelaat
van Rowley alles wat ln mijn jeugd, ln mijn eiger
ziel had gewoond. Ik heb altijd beweerd mijn
vrienden waren het daarin weliswaar niet met
mU eens dat ik in de eerste plaats een gced
huishoudkundige was, en het laatste wat lk zou
willen wegwerpen, is de zeer kostbare vereering
van een knaap.
Maar ge scheert wezenlijk uitstekend, mUn
heer Rowley, zeide ik.
Dank u, myiord, zeide hij. Meneer Powl was
heel gerust. D kunt verzekerd zyn, dat lk deze
betrekkmg niet zou gekregen hebben, wanneer ik
er niet geschikt voor was. wy hebben u al een
maand lang verwacht. Wat een voorbereidsels!
Zooiets heb ik nog niet beleefd. lederen dagr
werden de vuren aangelegd en het bed ver
warmd.Zoodra uw komst was aangemeld werd mU
deze betrekking toegewezen, en sinds dat oogen
blik ben ik voortdurend ln de weer geweest. Zoo-
dra ik een rytuig hoorde aankomen, liep ik naa'
het venster. Hoe dikwüls ben ik teleurgesteld'
Zoodra ik u zag uitstappen, wist ik dat u he:
was. Wat hebben we iederen dag naar u uit
gekeken! Als ik straks in de keuken kem, ben
ik de held van den dag. want alle bedienden
zijn vrees el Ijk nieuwsgierig!
Nu, ik hcop dat Je een goed beekje over ml:
zult open doen: drankvrU, solide, vlijtig, goed
hartig en in het bezit van een prachtig getuig
schrift uit mUn laatsten dienst.
Hy lachte verlegen.
U hebt zulk mooi golvend haar, zeide hij
om een ander ontwerp op het tapijt te brengen.
De vicomte is erg gesteld op krullen en het
mooiste van de geschiedenis is dat meneer Powl
me verteld heeft, dat zijn haar van nature zoo
glad is als garen. De vicomte begint oud te wor
den. Nu, hy heeft er dan ook van genoten, niet
waar, mijnheer?
Ik weet heel weinig omtrent den vicomte.
Onze families zyn zelden met elkander in aan
raking gekomen, en ik ben al sinds myn vroegste
jeugd soldaat.
Soldaat, mijnheer Anne. myiord? riep Row
ley vol geestdrift uit. Bent u wel eens gewond?
Het is in strijd met myn principen, om de be
wondering, welke men voor my aan den dag legt,
te onderdrukken. Ik schoof de kamerjapon van
mUn schouder en toonde hem zwijgend het llt-
teeken dat ik uit het duel met Gcguelat had
overgehouden. Vol ontzetting keek hy er naar.
Ja, ja, dat is het onderscheid tusschen u
en den vicomte, zeide hy. U bent in den oorlog
geweest, en de andere vicomte heeft zyn tyd
doorgebracht, met wedrennen, dobbelen en drin
ken en plezier maken. Dat Is alles heel goed en
wel. maar- ik zeg maai- dat het nergens toe leidt,
terwijl.
Terwyi de vicomte van mijnheer Rowley?
viel ik hem in de rede.
Ja, terwyi mijn vicomteenfin, ik heb
het dadeiyk gezegd, en nu ik u gezien heb, her
haal ik hst.
Onwillekeurig moest ik lachen over deze open
hartige uitbarsting en de jeugdige schelm zag het
in den spiegel en lachte ook.
Ja, ik wil het herhalen, mijnheer Anne. Ik
weet welke kant van mijn boterham gesmeerd
is. Ik kan een gentleman van een gentleman on
derscheiden. Meneer Powl kan met den züne
naar Patney gaan! Neem mU niet kwalyk, dat
ik zoo familiaal- ben. mijnheer Anne, zeide hy
plotseling diep blozend; meneer Powl heeft me
daar nog extra voor gewaarschuwd.
Discipline gaat boven alles, zeide ik. Doe
wat Je voorman Je heeft opgedragen.
Wij gingen thans over tot de kleerenkwestle.
Ik was verbaasd, dat alles my zoo goed paste:
de kleeren zaten niet als de in groote massa'5
vervaardigde soldaten uniformen of als op goed
geluk gekochte gemaakte kleeren, maar pasten
zoo uitstekend, als waren ze door een meester in
de fcleerenmakerskunst voor een bijzonder be
gunstigden klant vervaardigd.
Maar dat is allermerkwaardigst! riep ik uit.
Dit pak past my prachtig.
Ja. mUnheer Anne, u hebt zoo ongeveer het
zelfde figuur, zeide Rowley,
Als wie? vroeg üc.
Als de vicomte. antwoordde hü.
Vervloekt! Heb ik kleeren van dien man
aan?
Maar Rowley haastte zich mij gerust te steller
Zoodra de oude graaf myn komst had verno
men, had hy zUn en aan kleermaker van mljr.
neef opgedragen voor het noodige te zorgen er.
daar hem was gezegd, dat wy zeer op eikaade;
geleken, had hy ze op Alain's maat gemaakt.
Maar ieder stuk is speciaal voor u vervaar
digd mynheer Anne. Ik kan u verzekeren, dat
de graaf nooit iets ten halve doet: overal vuur:
lederen dag; de beste, fynste kleeren, en een
extra afgerichte kamerdienaar.
Het vuur Drandt goed en de kleeren passen,
en wat een kamerdienaar, mijnheer Rowley! Er»
om mijn neef, ik meen den vicomte van menee:
Powl, niet te kort te deen moet ik toch beken
nen. dat hij een zser goed figuur heeft.
De schijn bedriegt, meneer Anne, zeide de
trouwfclooze Rowley; ze moeten hem in een nauw
corset persen om die kleeren te doen passen.
Kom, kom mynheer Rowley, zeide ik, ge
moogt niet zooveel uit de school klappen. De
grootste mannen der oudheid, Caesar en Hannl-
Dal niet uitgesloten, zoudzn op mUn neef Alain':
leeftyd hetzelfde gedaan hebben. Zoo iets is een
ongeluk, dat iedereen kan overkomen en indien
het resultaat van zulke hulpmiddelen zóó is, (hier
maakte ik een buiging tegen mUzelf in dsn spie
gel. als ware ik op 't punt een menuet te gaan
dansen) dan kan men niet anders dan zyn inge
nomenheid daarmede te kennen geven.
Toen ik met myn toUet gereed was wachtten
my weder nieuwe verrassingen. Mijn kamer. myr.
nieuwe knecht en myn nieuwe kleeren waren alle
boven verwachting: het diner, de soep, het ge
heele menu was een openbaring van de vaar
digheid, waartoe een mriisch het brengen kan.
Ik had nooit gedaoht. dat het in de macht var»
een kok lag uit gewoon rund- en schapenvleesch
zulke verschillende, smakelyke gerechten te be
reiden. De wUn was uitstekend, de dokter een
gezellig man, en onwillekeurig rees vcor mijn
geest de aangename mogeiykheid op, dat in de
toekomst al deze weelde, al die gemakken en die
overvloed myn eigendom zouden worden, Hoe
hemelsbreed verschilde dit leven met dat van den
gewonen soldaat, gevoerd uit den grooten, alge-
msenen pot van den krygsgevangene en zijn
karige rantsoenen, van den vluchteling in den
vreeselyken overdekten wagen!
HOOFDSTUK XVII.
De lederen tasch.
Nauwelyks had de dokter gegeten, of hij stond
op om zich naar zyn patiënt te begeven. Weinige
oogenblikken later werd ik verzocht boven te ko
men en bracht men my door eindelooze portalen
naar het bed van myn oudoom, den graaf. Nu
moet ge bedenken, dat ik deze ontzagwekkende
persoonlykheld nog nooit had aanschouwd: ik
had slechts met zyn rykdom en zijn goedhartig
heid kennis gemaakt.
Bovendien moet niet vergeten worden, dat ik
hem van myn jeugd af had hooren beschim
pen. Over den eersten émigré werd in de krin
gen, waarin mUn vader verkeerde, nooit een goed
woord gesproken. Zelfs nu waren de büzonder-
hedsn, die ik omtrent hem had vernomen, wei
nig bemoedigend; Romaine had geen zeer aan
genaam beeld van hem geschetst, en toen ik de
kamer binnentrad, was het een kritische blik
dien ik op myn oudcom wierp. Hij lag, door
kussens ondersteund, ln een eenvoudig yzeren le
dikant, zoo stil dat lk hem niet zag adem
halen. Hij was ongeveer tachtig Jaar en zag e:
ook zoo uit. Zijn gelaat was niet zeer gerimpeld
maar al het bloed, al de kleur scheen uit zyn
lichaam te zyn geweken, zelfs uit zyn oogen, die
hy meestal dicht hield, als hinderde hem hei
licht. Er lag een onbeschryfeiyke uitdrukking
van slimheid in zijn trekken, welke oorzaak
was dat ik my niet op mijn gemak gevoelde; hij
lag met zijn armen over elkaar geslagen, al-
een spin die op zyn prooi wacht. Hy sprak op
vasten toon en met hoffelUke woorden, maar bij
na onhoorbaar.
Ik heet u welkom, monsieur le vicomte Anne
zeide hy my met zijn kieurlooze oogen vast aan
ziende zonder het hoofd in de kussens te bewe
gen. Ik heb om u gezonden en dank u voor de
haast, waarmede ge myn wensch hebt verhoord.
Het spyt my, dat ik niet kan opstaan, om u te
begroeten. Ik hoop, dat men u naar behoor en
heeft ontvangen.
Monsieur mon oncle, antwoordde ik met een
zeer diepe buiging, ik ben gekomen omdat het
hoofd mijner familie mij lieeft geroepen.
Góed, zeide hy. Neem plaats. Gaarne zou
lk van u eenlg nieuws vernemen omtrent u en
het verleden nieuws kan het weliswaar nie'
genoemd worden, wat ge my te 2eggen hebt.
want de tijdingen zyn minstens twintig jaai
oud.
Zijn koele begroeting en ook de herinnering
aan de dagen, waarover hy wenschte, dat ik
hem zou verhalen, brachten mij opeens in eer
droevige stemming. Ik voelde my omringd door
koude, nergens vriendschap en myn eerste vreug
de over de ontvangst, welke my was bereid, ver
dween als sneeuw voor de zon.
Die geschiedenis kan ik u in weinige woor
den verhalen, monseigneur, zeide ik. Het einde
mijner ongelukkige ouders behoef ik u zeker niet
te beschrijven?
Neen. Omtrent die treurige zaak heeft men
my vo'doende ingelicht. Zy was my zeer pijrn-
ïyk. Myn neef, uw vader was een man, die niet
naar goeden raad heeft willen luisteren, zeide
hy. Wees zoo goed mij over uzelven te spreken.
Ik vrees, dat het begin myner vertelling,
uw gsvoelszenuwen onaangenaam zal aandoen
zeide ik met een hitteren glimlach; myne ge
schiedenis begint namelijk aan den voet van het
schavot. Toen op dien avond de lijst bekend werd
waarop zich haar naam bevond, was ik reeds
oud genoeg niet in jaren maar wel in erva
ring om den omvang van mUn ongeluk te be
grijpen. Zyneen, het zy u genoeg te ver
nemen, dat eer» vriendin, madame de Chassera-
dès, haar beloofde vcor my te zullen zorgen
Dank zy de goedhartigheid der gevangenisbe
waarders werd het my vergund ln de Abbaye
te blyven. Dat was mijn eenige schuilplaats. In
geheel Frankrijk was geen plekje grond, waarop
ik den voet mocht zetten, behalve in de ge
vangenis. Monsleu" le comte, u zult zeker met
mij beseffen wat voor een leven dat was! Spoe
dig volgde de naam van Madame de Chassera-
dès dien myner moeder op de lUst. Zy gaf my
over aan Madame óe Noytot; deze, op haar beuit
aan mademoiselle de Braye, en zco verder. Ik
alleen bleef. Zy verdwenen allen gelijk de wol
ken des hemels; een paar dagen bevond ik mü
onder nare hoede en aan kwam het laatste af
scheid en dan ergens ver weg ln het woelige
Parijs, dat ons omringde het bloedige too-
neel. Ik was het troetelkind, de laatste troost
dezer stervende vrouwen. Ik ben dikwijls in het
heetst van het gevecht geweest, monseigneur,
maar zulk een moed heb ik nimmer meer ge
zien. Het geschiedde alles glimlachend, op den
beschaafden gezelschapstoon; belle maman moest
ik haar alle noemen, en een dag of twee drie
hield „grootmoedertje" zich druk met my bezig
leerde my kunstjes, een menuet dansen, en een
gebed opzeggen en dan ging ?-U. my teeder om
helzend. den weg, welke hare voorgangsters had
dm betreden, met een glimlach op het ge'aai
Sommigen schreiden! Dst was een jeugd! Der
geheel en tüd hield monsieur de Culembourg eer
oogje op mU en zou my gaarne uit de Abbay
hebben verwyderd en onder zyn eigen bescher
ming hebben genomen, maar mUn grootmoeder
tjes" wilden daarvan niet hooren. Waar ken ik
veiliger zUn. meenden zij, en wat zouden zij
beginnen zonder haar engel in de gevangenis?
.Welnu, het zou weldra blijken hoe veilig ik wasl
De vreeselijke bloedbaddag brak aan. fte ge*
vangenis werd bestormd, niemand lette op my,
zelfs myn laatste balie maman bakommerda zich
niet om my, want haar was een ander lofc be
schoren. Ik dwaalde doelloos rond. toen ik ge
vonden werd door een van monsieur de Cutem-
bourg's vrienden. Ik vermoed, dat hij was uitge
zonden, om my te zoeken, en ik geloof dat hy,
om toegang tot de gevangenis te krijgen, barbaar-
sche wreedheden heeft begaan; dat was de prijs,
die betaald werd voor myn waardeloos, jong le
ven! Hij nam my by de hand, deze hand was
vochtig en myn hand werd rood gekleurd. Ik
bood geen tegenstand en hy voerde mU weg. Ik
herinner mU slechts één ding van mijn vlucht e:a
dat was hoe en waar ik belle maman voor het
laatst zag.
Ik werd naar Monsieur de Culembourg gebracht
ik veronderstel, dat u den Abbé de Culem
bourg kent?
Hij gaf een toestemmend teeken, zonder de
oogen te openen.
Hy was een zeer dapper en geleerd man.
Hy deed eindeloos veel goed en wist gedu
rende het geheele schrikbewind, aan de guil'.o-
t:ne te ontkomen. Hy heeft my grootgebracht en
my mijn opvoed mg gegeten. In zyn landhuis, in
Daoimarie by Melun. was het. dat ik kennis
maakte met uw zaakwaarnemer, den heer Vicary,
die zich daar verborgen hield om ten slotte toch
ln handen te vallen van de chasseurs.
Genoeg, dat ik op raad van den heer de Cu
lembourg zelf, op achttien-jarigen leeftyd dezen
vriendelijken meester en zijn boeken vaarwel zei
de en in Franschen dienst trad. Sinds dien dag
heb ik de wapens gedragen en niet tot oneer
rayner familie.
G\j verstaat de kunst van verhalen. Mon
sieur de Mauséant, dien gy in Spanje hebt ge
holpen. heeft met zeer veel lof over u gespro
ken. En gy zUt onderwezen geworden dcor den
Abbé de Culembourg, een man uit een goede fa
milie. Ja. gij zyt de geschikte perscon. Ge hebt
goede manieren en een gunstig voorkomen, die
nooit schaden. Ik koester het voornemen, neef,
u tot mijn erfgenaam te benoemen. Ik ben niet
zeer tevreden met mijn anderen neef. monrieur
le Vicomte; hij heeft den eerbied uit het oog
verloren, die hü aan den ouderdom schuldig is.
Ik was half en ha'f in de verzoeking om hem
de zoo koel aangeboden erfenis met verachting
voor de voeten te werpen maar ik bezon mü; hy
was immers een oud man en toch myn bloedver
want. en ik was arm. verkeerde in moeilijkheden,
had het hart vol verwachtingen en nlannen voor
de toekomst, die ik met behulp dezer erfenis
zou kunnen uitvoeren. Bovendien was ik den
man wel ëen'ge dankbaarheid schuldig, en het
zou niet mooi van my zün geweest, indien ik
hem on zün sterfbed beleedigd had.
Uw wil zy my een wet, monseigneur, zeide
ik met een diepe buig'ng.
Gy bezit geest, monsieur mon neveu, her
nam hy, en wel de beste soort, namelyk den geest
die bestaat in de kunst van zwyeèn. Velen zouden
my met dankbetuigingen hebben overladen!
Dankbaarheid! prevelde hy en legde zich glim
lachend achterover. Maar laten wü over meer ge
wicht! ee aangelegenheden spreken. Is het mege-
lyk, dat gij als krijgsgevangene bezit kunt ne
men van Engelsche goederen? Ik weet dat niet;
ofschoon ik reeds zoo lang in Engeland woon
heb ik mü nooit met de Engelsche wetgeving be
zig gehouden. Maar wat moeten we doen. in
dien Romaine te laat komt? Ik heb twee gewich
tige dingen te doen: ten eerste te sterven en ten
tweede moet ik myn testament maken, en hoe
gaarne lk u van dienst zou wezen, kan ik toch
het eerste hoogstens een paar uur uitstellen, om
het tweede te kunnen uitvoeren.
Welnu, münheer, dan zal ik mü schikken
in de omstandigheden van vroeger.
Neen. ik weet een anderen uitweg, zeide do
graaf. Ik heb juist van mijn bankier een aan
zien! yke som ontvangen en die zal ik u ter hand
stellen. Dat zal iets zijn voor u en zooveel min
der krUgt.... hy zweeg en een boosaardige-glim
lach, waarover ik mii verwonderde kwam op zün
gelaat. Maar deze gift moet in tegenwoordigheid
van getuigen geschieden, hernam hy.
Hy schelde en oogenblikkelyk verscheen een
man. die den indruk maakte van een vertrouwden
bediende.
Breng mij den koffer, die g'steren is aan
gekomen, La Terrière. En ga dan naar Dr.
Hunder en monsieur l'abbé en verzoek beide
heeren een oogenblik hier te komen.
De koffer bleek een tamelyk groote tasch van
Russisch leder te zijn. In tegenwoordigheid van
den dokter en een vriendelyken. ouden geesteiyke
werd zy mü ter hand gesteld, en de gever uitte
daarby den uitdrukkelyken wensch, dat ik haar
in bezit zou nemen. Onmiddellijk daarna zond
Monsieur de Kéroual mü naar mün kamer, de
beide getuigen moesten echter by hem blyven
om een schenkingsoorkonde op te maken en te
onderteekenen. La Terrière droeg me den kost
baren koffer na.
Voor de deur van mijn vertrek nam ik hem
van hem over en trad alleen binnen. Alles was
reeds voor den nacht in orde gebracht, de gor
dijnen waren neergelaten en het vu ui- opgebouwd.
Rowley was nog bezig met de dekens. Toen ik
binnentrad wendde hij zich om met een harteiy-
kenblik, die mü innig goed deed. Nooit had ik
zooveel behoefte aan sympahie gevoeld als op
het oogenblik dat ik een fortuin in mün armen
hield. In het vertrek van mün oom had ik mij
zoo eenzaam, zoo teleurgesteld gevoeld. Hy had
mün zakken volgestopt, maai- hü had ieder gevoel
van liefde in my gebluscht. Ik had zulk een be-
vrlezenden indruk gekregen van ouderdom en
ervaring dat de jeugd van Rowley mü er toe
bracht hem in mün vertrouwen te nemen, Hü
was nog slechts een knaap, dus moest zün hart
nog warm kloppen, hy bezat ongetwyfeld nog
onschuld en natuurlUke gevoelens, hy kon nog
dwaasheden zeggen, hü was geen machine uit
wier mend slechts volmaakte reden vloeien! Ook
verdwenen de pünlüke gewaarwordingen, die
zich gedurende het onderhoud aan mij hadden
opgedrongen mijn geest herleefde, en de vroo-
ïyke, onschuldige blikken, waarmede Rowley mü
tegemoet liep om mU den koffer uit de handen
te nemen deden St. Ives, den oude, weer boven
water komen.
Langzaam aan, mijnheer Rowley zeide ik. Ge
zljt sinds ongeveer drie uren in mijn dienst. Ge
hebt dus reedis gelegenheid gehad op te merken,
dat ik van een zwaarmoedige natuur ben en er
is niets wat ray zoo tegen de borst stuit als fa
miliariteit. Münheer Pole of Powl bezit waar-
schUnlyk d^. gave der voorspelling en heeft u
voor dat gevaar gewaarso'auwd.
Tot uw dienst, mUnheer.
Nu doet zich een geval voor, waarby ik be
reid ben van mün grondbeginsel af te wijken.
Myn oom heeft my een koffertje gegeven. Wat
er in is. weet ik evenmin als gy. 't Kan zyn dat
ik ben beetgenomen, maar 't kan ook zün, dat ik
ontzagiyk rijk b:n geworden. Het is mcgelUk, dat
ln dit onooglük voorwerp vyfhonderd pond zit
ten!
Hemel, meneer Anne! riep Rowley.
Steek je rechterhand op, Rowley, en zeg
mü na. wat ik je zal voorzeggen, zeide ik, de
tasch op de tafel leggend. „Ik zal nimmer aan
münheer Powl of aan Powl's vicomte of aan
iemand, die iets te maken heeft met Powl, om
niet te spreken van Dawson of van dan dokter,
verraden wat zich in dezen koffer heeft bevon
den; en lk zal trouw blyven aan genoemden
Viccmte Anne de Kércual de St. Iv:s, b kend
onder den naam van meneer Rowley's vicomte.
Hy zwoer mrt dezel'de overdreven e.ns;, a s ik
hem de woorden had voorgezegd.
'"Wordt vervolgd.)