FLITSEN
MOSKOU
FEUILLETON
Het Meisje uit de Stad
HAARLEM'S DAGBLAD
MAANDAG 14 JANUARI 1929
De Stad der Bedelaars.
(Dienst van de United Telegraph.)
Van de vele zonderlinge typen, die men te
genwoordig in de stratefk van Moskou bij
honderden ontmoet, valt in het bijzonder een
in lompen gehulde vrouw op, die men dage
lijks in de verschillende stadsv/ijken, maar
meestal in Arabat, de vroegere aristocraten-
wijk, aantreft. Een meer dan merkwaardige
verschijning. Een bedelares. Maar het gelaat
vertoont sporen van een vroeger stellig op
vallende schoonheid en het heeft bijzonder
nobele trekken. Alleen het costuum dat deze
vrouw draagt is zoo komisch, dat het schril
contrasteert met de fijne gelaatstrekken: aan
de bloote voeten reusachtige, totaal afgedra
gen heerenschoenen, waar de teenen doorste
ken. Het rillende lichaam gehuld in een man
tel, die blijkbaar van verschillende meelzak
ken eigenhandig is vervaardigd. Om de hals
een vieze hermelijnstola gewikkeld. Op het
hoofd een versleten zomerhoed met een paar
melancholieke, door den regen doorweekte
strulsveeren. Een rugzak op den rug, waarin
zich brood, hout en eenïge lompen bevinden.
In de rechterhand een enorme staf, die onge
veer tweemaal zoo groot is als de vrouw zelf.
Zoo schrijdt zij al jaren lang, zeer lang
zaam, stap voor stap, dagelijks door de stra
ten. Met de veel te groote schoenen schurend
langs het asfalt. Bij iederen stap de staf stam
pend op den grond. Alleen op de hoeken van
de straten blijft zij met verdwaasden blik
staan, heft haar beide handen omhoog en
schreeuwt, ongearticuleerd, wanhopig, kla
gend. Velen geven haar iets, anderen wenden
zich ontsteld van de vrouw af en snellen vér
der, omdat zij in deze bedelares hun eigen
leed tot het duizendvoudige vergroot, weer
spiegeld zien, omdat zij deze vrouw nog elf
jaar geleden hebben gekend als een van de
elegantste, rijkste dames van de Moskousche
upper ten, want deze bedelares, die niet al
leen haar vermogen, haar schoonheid, haar
echtgenoot, maar ook haar schaamtegevoel
en haar verstand heeft verloren is niemand
anders dan de vroegere vorstin Trubetzkoi.
Met verwilderde oogen gaat zij van den och
tend tot den avond met vermoeide, slepende
passen door deze vroeger „aristocratische"
straten, door welke zij vroeger haar eigen
auto's stuurde gaande van het eene feest
naar het andere. Thans een „slachtoffer
van de revolutie", een schipbreukelinge.
De oorlog heeft in alle landen het aantal
noodlijdenden, stille armen en bedelaars
sterk vergroot. Maar in geen land ter wereld
is het aantal en de ellende van deze ongeluk-
kigen zoo groot als in Rusland. Want nergens
kwamen de golven van de omwenteling zoo
hoog als hier. Nu zijn zij allengs stiller ge
worden. Het staatsschip van de bolsjewisten
vaart op betrekkelijk kalm water verder. Maar
nu ontwaart men eerst het werkelijk ontstel
lend groote aantal schipbreukelingen, die
overal ronddrijven, wanhopig, doelloos....
Vroeger noemde men Indië het land van
de bedelaars. En reizigers beschreven, hoe
daar overal tientallen, honderden bedelaars
hen bestormden. Ik ben nooit in Indië ge
weest. Maar ik geloof, dat er in Moskou te
genwoordig stellig meer bedelaars zijn dan in
Calcutta. Daar zijn in de eerste plaats de le
gers lieden, die op het platteland honger le
den; zij zijn gemakkelijk te onderscheiden
van de misdadigerstypen,die kans zien, van
het onheil van het volk een zaalcte te maken.
Maar zeker de helft van de „hongerlijders"
in de straten van Moskou zijn helaas werke
lijk hongerlijders. Met ingevallen wangen,
vermagerd, de haren in pieken vallend over
het gezicht, bevend over geheel het lichaam
en blauw van de koude, treft men deze deer
niswekkende menschen op iederen hoek van
een straat aan, zij woelen in de sneeuw of in
het straatvuil of zij vallen ook den voorbij
ganger plotseling voor de voeten. Deze men
schen z(jn niet opdringerig Zij zijn niet op
standig. Zij zijn in alle opzichten onderdani
ge, willooze, zwakke wezens.
Een geheel ander menschensoort zijn de
„beroepsbedelaars". Wanneer men eenlgen
tijd te Moskou verblijf houdt, kent men ze
allen „persoonlijk". Zoo wordt ieder, die
Europeesch gekleed is op de Petrowska on
middellijk door een vies, brutaal vrouwsper
soon aangesproken en een eindweegs gevolgd.
Jaren echtereen reeds mompelt ze hetzelfde
verhaal: „Ik sterf van honger, gevlucht van
de Wolga, vijf kinderen sterven thuis aan ty
phus", enz. Weert men haar af en geeft men
haar te verstaan, dat men haar al kent, dan
wordt zij geen oogenblik verlegen, maar roept
snuivend van woede den vreemdeling na: „ik
sterf en jij, ellendige parasiet, maakt voor je
pleizier een wandeling. De G.P.OE. zal je ha
len, ellendeling!" Een andere bekende Mos
kousche bedelaar is een schijnbaar half
idiote man, die de rechterhand mist. Ter be
vordering van zijn zaken heeft hij de vieze,
deerniswekkende stomp ontbloot en houdt
hem met de linkerhand, dwaarbij luid
schreeuwend, alle voorbijgangers voor het
gelaat. Met groote snelheid doorkruist hij
Moskou en. in den loop van een ochtend kan
men hem wel twintig maal in de meest ver
schillende stadswijken ontmoeten. Deze bede
laars zijn bijzonder opdringerig. Zij loopen
overal voorbijgangers na. En zelfs wanneer
deze in een rijtuig door de straten rijden,
springen zij op de treeplank en laten zich
niet afschrikken. Het is een ontstellende
plaag, een formeele belegering. Overal wordt
men door bedelaars aan de mouwen getrok
ken en eer men het beseft, is men bestolen.
Daar de buitenlanders niet zoo vrijgevig met
geld smijten als de Rus (die het drukt», zijn
de vreemdeling bij de bedelaars van Moskou
niet zeer goed aangeschreven. Iemand werd
eens door twee „blinden" om een aalmoes
gevraagd. Toen hij echter zonder daarop t;>
reageeren verder liep, hoorde hij. dat de
eene „blinde" met wijsgeerige kalmte tot
zijn collega zeide: „Dat is een buitenlander.
Die geven niets; die willen hier zelf iets ha
len." Stellig heel vleiend.
Een voor Rusland zeer karakteristiek, maar
uitstervend type zijn de kerkbedelaars. Voor
iedere kerk staan tientallen mannen en vrou
wen, die maken onophoudelijk diepe buigin
gen en bedelen. Het aantal welgestelde
kerkbezoekers is echter heel klein geworden,
zoodat deze tak van het bedrijf niet meer
lucratief schijnt.
En dan de bedelende kinderen. Een leger
van bijna 15.000 zwervende kinderen bedelt,
steelt, en zwalkt rond in de straten en de
stations van Moskou. Uit alle oorden van
Rusland zijn zij naar de hoofdstad getrok
ken. Vader en moeder gestorven.... Dikwijls
hebben deze kinderen maanden lang gereisd
tot zij eindelijk Moskou bereikt hebben
Velen komen onderweg letterlijk onder de
wielen van treinen. Anderen komen in Mos
kou, in de wereldstad, onder de wielen van
het leven. Veertienjarige jongens moorden
stelen en rooven. Twaalfjarige meisjes gaan
zich te buiten aan cocaïne en alcohol en be
delen. De sovjetregeering heeft tientallen
asyls geopend. Maar tegen deze kinderellende
is zij zoo goed als machteloos. Een storm
heeft deze millioenen 1 leine hulpelooze schip
breukelingen overboord geworpen, een storm,
die storker was dan de krachten dergenen,
die hem ontketend hebben, zonder de ver
schrikkelijke gevolgen van hun optreden t:
voorzien.
Moskou de stad der bedelaars. Bedelende
zwervers, bedelende misdadigers, bedelende
monniken en bedelende kinderen. Bij al
deze menschen, voor wie het leven wreed, al
te wreed is geweest behoort echter nog als
laat:te categorie de half vernietigde, maar
„nog niet geheel afgeslachte" burgerij, het
geheel tot den bedelstaf gebrachte deel van
het Russische intellect. Men zou ze „bedelaars
die niet bedelen", kunnen noemen. Het zou
een wanhopige poging zijn, een loflied aan te
heffen voor de Russische intellectueelen. Zij
hebben naar men weet jammerlijk gefaald.
Maar het moet eens gezegd worden zij
dragen moedig hun kruis. Zij werken naar
hun krachten en naar hun beste weten. En Zij
bedelen niet.
Bij een kennis, die voor zaken te Moskou
vertoeft, schuiert een dienstmeisje de tapij
ten. Ik hoor, dat hij, die geen Russisch kent,
met deze vrouw, die letterlijk in het zweet
van haar aanschijn werkt. Fransch spreekt!
Op mijn verwonderde vraag krijg ik ten
antwoord, dat dit dienstmeisje gravin B. is,
wier man, een officier, in den burgeroorlog is
gesreuveld. In het algemeen komt de talen
kennis den laatsten leden der Russische aristo
cratie en bourgeoisie goed te pas. Een bedel
vrouw kwam mij eens bezoeken en bood zich
aan als vertaalster voor Engelsch en
Fransch. „Ik schrijf ook een goeden stijl',
merkte zij niet zonder voldoening op. „ik heb
mijn man, toen hij nog gezant was, steeds bij
het werk geholpen." Zij loog niet. Zij was
de weduwe van baron G., die voor den oorlog
gezant aan een van de Europeesche hoven
was. De bedelares van nu was vroeger als hof
dame van de Czarin-moeder, een van de
meest geziene leden van de aristocratie.
In het Moskousche hotel „Savoy", de woon
plaats van de buitenlandsche journalisten,
verscheen dagelijks een schilder, die schouw-
burgkaarten, alcohol, bontwerk en allerl-i
andere dingen aanbood. Met de Engelsche-i
en Amerikanen sprak hij Engelsch, met «Ie
Duitschers en Skandinaviërs Duitsch, met de
Franschen en Italianen Fransch, naar belie
ven. Hij was gekleed in een ouden gene
raalsuniform en hij had versleten lakschoe
nen aan. In de geheele verschijning de aan
grijpend-tragische belachelijkheid, die al
deze gebroken existenties eigen is. Deze man
stond altijd stram als een soldaat bij de deur,
hij durfde nooit góed naar binnen en zijn
houding was wonderlijk: half devoot, half
waardig. Later bleek het, dat hij generaal N.
was, die nog gedurende den oorlog een
brigade cavalerie onder zijn bevel heeft ge
had. Om tot deze trap van menschelijk be
staan af te dalen had hij waarlijk niet voor
de „bevrijding van Rusland" behoeven te
chten.
Een plek is er voor het overige in Moskou,
waar men in het geheel geen bedelaars ziet.
Deze plek ishet Kreml. Omdat het betre
den van het Kreml alleen met een bijzonder
paspoort, geoorloofd is. Zelfs de bedelmonni
ken hebben hier geen toegang. Alle eerwaar
dige oude kerken van het Kreml zijn door ae
Bolsjewisten stevig gesloten. In het Kreml
wordt niet gebeden. „Religie is opium voor
het volk". In het Kreml wordt gewerkt. Dag
en nacht. Hier wordt het staatsschip van
Rusland bestuurd. Hier heeft men geen tijd
om zich te bekommeren om de paar duizen.1
schipbreukelingen, die vlak in den omtrek op
de reeds kalmer golven niettemin hun ver
derf tegemoet dobberen
B.
TOONEEL.
TOONEEL VOORUIT.
EEN NOODLOTTIGE VERGISSING,
BLIJSPEL IN 5 BEDRIJVEN
Dat was Zaterdag in den Schouwburg aan
den Jansweg nu eens wat je noemt: 'n echt
ouderwetsche rederij kersavond. Een klucht
uit de ouwe doos, waarvan je het bestaan
niet eens wist, spel, dat zich bij dien ouden
stijl precies aansloot en een zaal, die soms
even luidruchtig was als de spelenden op het
tooneel het waren. Het was de ouwe tijd, die
voor mij herleefde, toen ik als kind in een
Friesch dorpje van een rederijkerskamer
eens een voorstelling van net zoo'n genre
klucht met net zulk soort spel bijwoonde. Al
leen waren de Friezen rustiger dan de naar
het bal verlangende Haarlemsche jongeren.
Het blijspel, dat ons was aangekondigd als
„Een noodlottige Vergissing" moet in oude
tijden gespeeld zijn als „Moos, de Schoen
poetser." Moos is de kruier, die zijn auteur
aan de voor zijn klucht zoo noodige vergis
singen hielp door alles verkeerd te doen. Hij
loopt altijd 'n deur te ver en bezorgt daar
door een waschmachine aan een dame, voor
wie een horloge bestemd is en geeft het gou
den remontoirtje aan de waschvrouw met
den symbolischen naam „Betsy Olie en
Loog". De rest is gemakkelijk te raden. Moos
jaagt alle mannen en vrouwen van het stadje
tegen elkaar in het harnas en in ieder be
drijf zien wij een dame flauw vallen, stee
vast in de armen van een meneer, die daar
op dat oogenbliic allerminst cp verdaent is!
Natuurlijk nieuwe vergissingen, nieuwe com
plicaties, 'n onverwarbare knoop!
Wanneer „Tooneel Vooruit" deze voorstel
ling als levend historisch document heeft
willen geven, had de keuze moeilijk aardiger
kunnen zijn. Wij hebben er liaitclijk pleizier
om gehad al berustte ons pleizier waar
schijnlijk dan ook op heel andere gronden
dan dat der vroolijke, danslustige jongelui
in de zaal.
De spelenden hebben zich met blijkbare
animo van hun taak gekweten. Karei Kroe-
se, de zeepzieder, werd zelfs zoo fanatiek en
speelde den woedenden barribal zoo realis
tisch, dat ik telkens vreesde, dat hit heele
ameublement met de roode zittingen van
den schouwburg aan den Jansweg er aan zou
moeten gelooven, wat ik tusschen twee
haakjes zoo heel erg jammer niet zou
hebben gevonden. De dames vielen beurt voor
beurt prachtig flauw, zoo stijf als 'n plank
en ofschoon „stijf als 'n plank" anders voor
een tooneespeelster geen complimentje is, is
het bij het flauw vallen de eenige eisch,
waaraan men heeft te voldoen!
De heer Aandekerk speelde Moos en hij
deed dat op een manier, die de zaal een groot
genoegen verschafte. Trouwens ook de ande
re dames en heeren behoefden zich niet over
gebrek aan bijval te beklagen. Er is hartelijk
gelachen en braaf geapplaudisseerd en ook
de criticus had 'n vroolijken avond! En wat
kan 'n mensch eigenlijk nog meer verlangen?
J. B. SCHUIL.
R.-K. KIESVEREENIGING AFD. II.
In het oude Kerkgebouw in de Tugelastraat
had een vergadering plaats voor het stellen
van candidaten voor de a.s. Tweede Kamer
verkiezing. De heer A. J. Loerakker, voorzitter
besprak in het kort de betreffende artikelen
van het kiesreglemept.
Als candidaat werd gesteld voor den
kwaliteitszetel Handel, Nijverheid en Verkeer
(onder nadrukkelijke uitspraak van de ver
gadering dat noch ftïr. Kortenhorst, noch
Bongaerts werden gesteund) de heer Chr.
Houtman, uit 's-Hertogenbosch. Als plaatsver
vanger de heer Kamphuys, Zaandam. Voor
de zetel voor vrouwenbelangen Annie Weyer
en A. Hutten, als plaatsvervangster Mevr.
SteenbergenEngering. Voor den vrijen ze
tel Chr. v. d. Bilt, Mr. Hellenberg Huboer en
Guit, als plaatsvervanger de heer v. d. Laan.
Als afgevaardigden voor den provincialen
Kieskring werden gekozen Mevr. Weber
Strik, M. Emaus en N. Coblens.
Bij de rondvraag hield de heer Chr. Huij-
boom, namens zeer vele inwoners van vroe
ger Oud-Schoten, een breedvoerig betoog over
de kwestie van personenvervoer van dat ge
deelte naar de stad. Groote moeilijkheden
ondervinden deze meer dan 10.000 bewoners
ten Noorden van de brug. De stads-bussen
zijn altijd overvol en de vele andere auto-bus
sen mogen deze bewoners niet naar of van de
stad opnemen.
De voorzitter zei overweging toe om dit
punt te bevoegder plaatse ter sprake te
brengen.
GROND WERKERSVEREENIGING.
Opgericht ls de Grondwerkersvereeniging
voor Haarlem en omstreken „Nieuw Leven".
Het secretariaat is gevestigd Ursulastraat
10 K.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1380
DE MINUUT DIE EEN EEUW LIJKT
Heldhaftige poging om je waardigheid op te
houden terwijl je een winkel uitloopt, nadat je
juist bekend hebt dat je gewoon bent veel
minder uit te geven voor je overhemden.
(Nadruk verboden).
R.-K. METAALBEWERKERSBOND
AFD. HAARLEM.
Het 40-jarig jubileum.
Op zeer feestelijke wijze herdacht de afd.
Haarlem van den R. K. Metaalbewerkersbon, 1.
Zaterdag en Zondag haar 40-jarig bestaan.
Weken van tevoren had de feestcommissie
gewerkt en met trots heeft zij zich beide da
gen van haar taak gekweten.
Zaterdagmiddag had van 3—5 uur
de receptie
plaats in het gebouw „St.-Bavo", Smede-
straat. In de daartoe feestelijk versierde zaal,
was het een drukte van gaan en komen van
de verschillende besturen der zuster-
afdeelingen van den R. K. Werkliedenbond.
Bij de vele gelukwenschen waren o.m. tele
grammen ingekomen van het Tweede Ka
merlid J. C. Kuiper, oud-voorzitter van de
jubileerende vereeniging, van den oud-advi
seur rector Bos en van de afdeeling Eindho
ven. Het geheele hoofdbestuur van den R.K.
Metaalbewerkersbond was aanwezig, evenzoo
de heer J. Ph. Castricum, voorz. van den R.K
Werkliedenbond. Van den eersten voorzitter,
den heer J. C. Deppe, was een schriftelijke
felicitatie binnengekomen.
De twee veteranen, die van af den oprich
ting van den bond tot op heden lid zijn geble
ven, de heeren A. J. v. Gelder en Th. Donker-
lo, werden door den voorzitter, den heer N. de
Bie, gehuldigd en hun werd een ets van een
Haarlemsch stadsgezicht aangeboden.
De Missen.
De Zondag werd ingezet met het opdragen
van een H. Mis om half acht in de Spaarne-
kerk, waarbij zeer vele leden tot de H. Tafel
naderden. Om half elf had een plechtige
Hoogmis plaats, opgedragen door den adviseur
van de afdeeling, den weleerw.heer LI. P. J. Fi~
gelet, geassisteerd door den weleerw. heer
Brinkman, als diaken en den weleerw. heer
Haselaar, als sub-diaken, beiden kapelaans
van de Spaarnekerk. Het zangkoor voerde op
zeer verdienstelijke wijze een vierstemmige
Mis uit, voor mannen en knapen.
Na de Hoogmis werd het „Te Deum Lau-
damus" gezongen uit dankbaarheid.
Des avonds om zeven uur begon de
Feestuitvoering
in het gebouw „St.-Bavo".
Na de opening door den afdeelingsvoorzit-
ter. die daarin de leden aanspoorde propagan
dist te zijn voor hunne organisatie, werd door
den heer F. Puts, als voorzitter van de feest
commissie een prachtig vaandel aan de af
deeling aangeboden, hetwelk op het podium
prijkte, omgeven door veel levend groen. Dooi
den adviseur, kapelaan H. P. J. Figelet, werd
de vaandelwijding verricht, gevolgd door een
toespraak. Daarna nam de afdeelingsvoorzit-
ter, deze banier in dank voor de afdeeling in
ontvangst, en deelde tevens mede dat er
een telegram van aanhankelijkheid was ver
zonden aan den Bisschop Mgr. Aengenent.
Verder werd in het bizonder welkom geheeten
de:-.' hoogeerw. heer L. A. A. M. Westerwoudt,
deken van Haarlem.
Het verdere gedeelte van den avond werd
in beslag genomen door het eerste-klas ar-
tisten-ensemble „De Trekvogels" uit Am
sterdam.
Dit bood „elck wat wils". De heer van Tul
der aan den vleugel, Truus ter Steeg, sopraan,
Willy Devreese-Gaillard violiste, Fien Boele,
alt, Sophie Nieuwenhuis v. d. Rijd, declama-
trice, Joh. Hahn, cabaretier, Frans Jansen,
levenslied-zanger en Geert Dils, minstreel,
met de oude luit.
De heer Antonini had ook een verdienste
lijk deel van den avond voor zijn rekening ge
nomen, alzoo was het een niet alleen genot
volle avond, maar ook een van kunst.
De voorzitter sloot bij het einde dezen uit
stekend geslaagden feestavond met dank aan
allen die tot het welslagen hiervan hadden
medegewerkt.
DE AMSTERDAMSCHE MANUFACTUREN»
HANDEL.
Zaterdag is in de Koningstraat de nieuwa
winkel geopend van den Amsterdamsehen
Manufacturen- en tricotgoederenhandel.Deze
zaak is bij het Haarlemsche publiek geenszins
een onbekende, daar zij 1 1/2 jaar aan het
adres Anegang 26 en 1 jaar Anegang 19 ge
vestigd was. In dien tijd heeft het publies
dan ook getoond den winkel als een goed en
goedkoop adres te waardeeren en er zijn da-
mesconfectie, werkkleeding, onderkleeding en
manufacturen in die mate gekocht, dat een
uitbreiding beslist noodzakelijk was. Toen het
huis dan ook verkocht werd zag de manufac-
turenhandel naar een grooter pand uit en
heeft dat gevonden Koningstraat 48, waar
beneden de ruime winkel ingericht is, met
twee groote etalages, boven een groot maga
zijn en achter eveneens een magazijn en een
paskamer.
De drukte, die er reeds Zaterdagavond
heerschte is een bewijs, dat het de zaak hier
ook wel voor den wind zal gaan en de win
kel een aanwinst voor de Koningstraat, die er
aan de Westzijde den laatsten tijd bedenkelijk
leeg begon uit te zien, zal zijn.
BALMASQUé „GERMANIA".
Op Zaterdagavond 12 Jan. j.l. gaf de Duitsch-
Holl. Dansclub „Germania" een balmasqué in
het gebouw „Tivoli".
Een groot aantal gemaskerden vulde de
zaal en bezorgde de commissie veel hoofdbre
ken. Het was moeilijk uit te maken, wie voor
een prijs in aanmerking kwamen.
Om twaalf uur-werden de 14 prijswinners-
(sters) bekend gemaakt. Dezen waren: Man
te paard, Paardmeisje, Moderne Jazzband,
Bloemenmeisje, Treurende Pierrot, Nar, Drie
danseresjes, Germaniagirls, Twee paarse dan
seressen, Klokclame, Hongaarsche dame, En-
gelsche studente, Vrouwelijke Nar en Half
vrouw half man.
Na het uitreiken der prijzen bleef men nog
gezellig bijeen tot 5 uur. „Germania" kan met
genoegen terugzien op dit zeer goed geslaagd
begin van 1929.
Naar het Engelsch van
H. A. VACHELL.
10)
Kom maar dadelijk naar binnen, zei
juffrouw Spragge toeschietelijk. U zult
wel heelemaal op zijn, denk ik. Zijn de
kuilen ln den weg niet vreeselijk?
Hazel antwoordde met een vriendelijken
glimlach.
De salon waarin ze ontvangen werd, was
zoowat zeventien bij vijftien voet groot. Hij
was pijnlijk netjes met gewitte muren, op
dezen strengen achtergrond zag ze een stuk
of wat omlijste portretten en een half dozijn
platen ln kleurendruk. Boven den schoor
steenmantel hing een monsterlijke houtsnede
van Abraham Lincoln. Op dc kale planken
van den vloer lag een klein karpetje van
lapjes geweven, klaarblijkelijk van eigen
fabrikaat. Simpele witte neteldoeksche gor
dijnen versierden de ramen. Het „salonster,
oorspronkelijk schreeuwend van kleur, was
door den verzachtenden invloed van den tijd
een beetje in zijn felheid getemperd. Op de
ronde tafel lag een familie-bijbel.
Een klok met een strijdlustigen tik diende
om alle lediggangers er aan te herinneren dat
de voorbijsnellende seconden op een boerderij
niet ongestraft konden verspild worden.
Ze gingen met haar dTieën een smallen
houten trap op en kwamen in een kamer
waar het flauw naar appels rook.
Wij hebben onze Newtons en de Winter
Pearmains hier bewaard, legde juffrouw
Spragge uit. Maar de lucht is haast weg en ze
is niet naar bovendien.
Ik hoop toch zoo liefje, dat we het
u hier prettig en gezellig kunnen maken.
Daar ben ik niets bang voor, de vallei
is in een woord verrukkelijk.
Het is hier werkelijk aardig en rustig.
Er is geen mooier plekje hier in de buurt;
onze aardbeien zijn altijd het eerst rijp.
Bij het avondeten zult u onze honing proe
ven.
Kweekt u aardbeien voor de markt?
Heeft Georgü u dat niet verteld? Ja,
wij kweeken aardbeien en we fokken kippen,
eenden, veulens en kalveren; van alles en
nog wat. "We maken het best. Er zijn kwar
tels en reeën en forellen in de beek en mos
selen aan het strand en vlsch ln overvloed
in de zee. Niemand zou het boter kunnen
wenschen.
Kort daarna verscheen George met Hazel's
koffer. Maar hij verdween oogenbllkkelljk
weer. Juffrouw Spragge daalde af naar de
keuken, van waar liefelijke geuren opstegen
als wierook voor de geëerde gast. Samantha
bleef om Hazel te helpen uitpakken.
Hemeltje! riep het buitenmeisje, wat
hebt u een verrukkelijke dingen!
De kleeren werden op het bed gelegd.
Samantha voelde een steek van jalouzie toen
ze ze zag.
Houdt u van mooie dingen? vroeg ze.
Natuurlijk, antwoordde Hazel, u
dan niet?
Ik heb ze nooit gehad, antwoordde
Samantha kort.
Ik heb het meeste zelf gemaakt, ver
telde miss Goodrlcht verder. Ik kan goed
naaien.
Goed? U doet het eenvoudig meester
lijk.
Hazel voelde voor den eersten maal dien
dag dat ze op prijs gesteld werd.
Meesterlijk? O, neen, ik zou het u ge
makkelijk kunnen leeren.
Vast niet; in geen honderd jaar. En als
ik zooiets bezat ze hield een nachtjapon
op, dan zou ik hem opbergen en er mis
schien soms eens naar kijken; ik zou hein
nooit kunnen dragen.
Langzaam keken de beide meisjes elkaar
aan. Ze trachtten belde, onder de oppervlak
te te kijken. Hazel zag wat ze verwacht had,
het buitenmeisje; wel een beetje knapper
dan heelemaal naar haar zin was, maar toch
onbeteekenend als mededingster.
Samantha bekeek het stadsmeisje van top
tot teen gewapend voor de verovering. En
ze had veroverd de onweerstaanbare toove-
nares! Dapper zag Samantha het onvermij
delijke onder de oogen en ze bekende zich
zelf dat de overwinning al behaald was.
Hl.
Alleen in haar eigen kamer, keek Samantha
in het spiegeltje dat boven haar waschtafel
hing. Wat ze zag kon haar niet bekoren;
ze mompelde woedend: Boerentrien!
In de bovenste la van haar latafel lag
een nieuwe blouse, met zorg ontworpen, om
genade te vinden in George's oogen, daar
onder lag een schoone witte rok en een iet
wat zuinig uitgevallen ceintuur van rose lint.
Onder in de la waren ondergoederen, stevig
en nuttig, zoo stevig dat ze een orkaan zou
den kunnen weerstaan als ze op de lijn hin
gen. De allergewoonste bries, bedacht Sa
mantha, zou Hazel's fijne spullen al
ruïneeren.
Met gefrontste wenkbrauwen stond ze op
van het bed,trok de la open, nam haar beste
spullen eruit en bekeek die met suprème ver
achting. Samantha hield de blouse in de
hoogte en keek nog eens goed naar de snit
en het strookje goedkoope kant aan de korte
mouw.
Stomme idioot, fluisterde ze.
Toen waschte ze haar handen, kamde
haar haar glad en wandelde de trap af en
de keuken binnen met haar hoofd uitdagend
in den nek.
Juffrouw Spragge keek haar aan.
Ga je je niet een beetje opknappen?
vroeg de oude vrouw.
Nee!
Ze is knap Samantie en ze heeft aardige
manieren en ik kan er niets aan doen,
maar ik vind haar aardig.
Ik ook, zei Samantha en op nadrukke-
lijken toon, vervolgde ze:
Daar is ze voor geschapen om aardig
gevonden en verwend te worden!
Juffrouw Spragge knikte, maar ze zei
verdrietig:
Toen ik haar zag, zei ik bij mezelf:
het had wel erger gekund.
Aan tafel was Hazel het middelpunt van
de bewondering. George had natuurlijk ver
teld hoe ze maar ternauwei nood ontsnapt
waren.
Een nieuwe verrassing wachtte juffrouw
Spragge en Samantha. Hazel prees haar
kookkunst met verstand en begrip.
Waarop juffrouw Spragge ongeloovig op
merkte:
Wel kind, je kunt toch niet koken ook?
Ja, dat kan ik zeker er vertoonie zich
een kuiltje in haar wang ik heb eens
een eersten prijs gewonnen bij een kookwed-
strijd. Ik kan alle mogelijke lekkere dingen
klaar maken, u moet maar eens zien wat ik
met mosselen kan doen.
Wel, nou breekt mijn klomp, zei George.
Straks gaat u me nog vertellen dat u
uw eigen kleeren kunt wasschen.
Ik weet wel iets van de fijne wasch af.
Mijn allerbeste dingen doe ik zelf!
Alles bij elkaar genomen was haar eerste
avond op Spragge's Hoeve een succes!
(Wordt vervolgd}