FLITSEN MOSKOU FEUILLETON Het Meisje uit de Stad HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 14 JANUARI 1929 De Stad der Bedelaars. (Dienst van de United Telegraph.) Van de vele zonderlinge typen, die men te genwoordig in de stratefk van Moskou bij honderden ontmoet, valt in het bijzonder een in lompen gehulde vrouw op, die men dage lijks in de verschillende stadsv/ijken, maar meestal in Arabat, de vroegere aristocraten- wijk, aantreft. Een meer dan merkwaardige verschijning. Een bedelares. Maar het gelaat vertoont sporen van een vroeger stellig op vallende schoonheid en het heeft bijzonder nobele trekken. Alleen het costuum dat deze vrouw draagt is zoo komisch, dat het schril contrasteert met de fijne gelaatstrekken: aan de bloote voeten reusachtige, totaal afgedra gen heerenschoenen, waar de teenen doorste ken. Het rillende lichaam gehuld in een man tel, die blijkbaar van verschillende meelzak ken eigenhandig is vervaardigd. Om de hals een vieze hermelijnstola gewikkeld. Op het hoofd een versleten zomerhoed met een paar melancholieke, door den regen doorweekte strulsveeren. Een rugzak op den rug, waarin zich brood, hout en eenïge lompen bevinden. In de rechterhand een enorme staf, die onge veer tweemaal zoo groot is als de vrouw zelf. Zoo schrijdt zij al jaren lang, zeer lang zaam, stap voor stap, dagelijks door de stra ten. Met de veel te groote schoenen schurend langs het asfalt. Bij iederen stap de staf stam pend op den grond. Alleen op de hoeken van de straten blijft zij met verdwaasden blik staan, heft haar beide handen omhoog en schreeuwt, ongearticuleerd, wanhopig, kla gend. Velen geven haar iets, anderen wenden zich ontsteld van de vrouw af en snellen vér der, omdat zij in deze bedelares hun eigen leed tot het duizendvoudige vergroot, weer spiegeld zien, omdat zij deze vrouw nog elf jaar geleden hebben gekend als een van de elegantste, rijkste dames van de Moskousche upper ten, want deze bedelares, die niet al leen haar vermogen, haar schoonheid, haar echtgenoot, maar ook haar schaamtegevoel en haar verstand heeft verloren is niemand anders dan de vroegere vorstin Trubetzkoi. Met verwilderde oogen gaat zij van den och tend tot den avond met vermoeide, slepende passen door deze vroeger „aristocratische" straten, door welke zij vroeger haar eigen auto's stuurde gaande van het eene feest naar het andere. Thans een „slachtoffer van de revolutie", een schipbreukelinge. De oorlog heeft in alle landen het aantal noodlijdenden, stille armen en bedelaars sterk vergroot. Maar in geen land ter wereld is het aantal en de ellende van deze ongeluk- kigen zoo groot als in Rusland. Want nergens kwamen de golven van de omwenteling zoo hoog als hier. Nu zijn zij allengs stiller ge worden. Het staatsschip van de bolsjewisten vaart op betrekkelijk kalm water verder. Maar nu ontwaart men eerst het werkelijk ontstel lend groote aantal schipbreukelingen, die overal ronddrijven, wanhopig, doelloos.... Vroeger noemde men Indië het land van de bedelaars. En reizigers beschreven, hoe daar overal tientallen, honderden bedelaars hen bestormden. Ik ben nooit in Indië ge weest. Maar ik geloof, dat er in Moskou te genwoordig stellig meer bedelaars zijn dan in Calcutta. Daar zijn in de eerste plaats de le gers lieden, die op het platteland honger le den; zij zijn gemakkelijk te onderscheiden van de misdadigerstypen,die kans zien, van het onheil van het volk een zaalcte te maken. Maar zeker de helft van de „hongerlijders" in de straten van Moskou zijn helaas werke lijk hongerlijders. Met ingevallen wangen, vermagerd, de haren in pieken vallend over het gezicht, bevend over geheel het lichaam en blauw van de koude, treft men deze deer niswekkende menschen op iederen hoek van een straat aan, zij woelen in de sneeuw of in het straatvuil of zij vallen ook den voorbij ganger plotseling voor de voeten. Deze men schen z(jn niet opdringerig Zij zijn niet op standig. Zij zijn in alle opzichten onderdani ge, willooze, zwakke wezens. Een geheel ander menschensoort zijn de „beroepsbedelaars". Wanneer men eenlgen tijd te Moskou verblijf houdt, kent men ze allen „persoonlijk". Zoo wordt ieder, die Europeesch gekleed is op de Petrowska on middellijk door een vies, brutaal vrouwsper soon aangesproken en een eindweegs gevolgd. Jaren echtereen reeds mompelt ze hetzelfde verhaal: „Ik sterf van honger, gevlucht van de Wolga, vijf kinderen sterven thuis aan ty phus", enz. Weert men haar af en geeft men haar te verstaan, dat men haar al kent, dan wordt zij geen oogenblik verlegen, maar roept snuivend van woede den vreemdeling na: „ik sterf en jij, ellendige parasiet, maakt voor je pleizier een wandeling. De G.P.OE. zal je ha len, ellendeling!" Een andere bekende Mos kousche bedelaar is een schijnbaar half idiote man, die de rechterhand mist. Ter be vordering van zijn zaken heeft hij de vieze, deerniswekkende stomp ontbloot en houdt hem met de linkerhand, dwaarbij luid schreeuwend, alle voorbijgangers voor het gelaat. Met groote snelheid doorkruist hij Moskou en. in den loop van een ochtend kan men hem wel twintig maal in de meest ver schillende stadswijken ontmoeten. Deze bede laars zijn bijzonder opdringerig. Zij loopen overal voorbijgangers na. En zelfs wanneer deze in een rijtuig door de straten rijden, springen zij op de treeplank en laten zich niet afschrikken. Het is een ontstellende plaag, een formeele belegering. Overal wordt men door bedelaars aan de mouwen getrok ken en eer men het beseft, is men bestolen. Daar de buitenlanders niet zoo vrijgevig met geld smijten als de Rus (die het drukt», zijn de vreemdeling bij de bedelaars van Moskou niet zeer goed aangeschreven. Iemand werd eens door twee „blinden" om een aalmoes gevraagd. Toen hij echter zonder daarop t;> reageeren verder liep, hoorde hij. dat de eene „blinde" met wijsgeerige kalmte tot zijn collega zeide: „Dat is een buitenlander. Die geven niets; die willen hier zelf iets ha len." Stellig heel vleiend. Een voor Rusland zeer karakteristiek, maar uitstervend type zijn de kerkbedelaars. Voor iedere kerk staan tientallen mannen en vrou wen, die maken onophoudelijk diepe buigin gen en bedelen. Het aantal welgestelde kerkbezoekers is echter heel klein geworden, zoodat deze tak van het bedrijf niet meer lucratief schijnt. En dan de bedelende kinderen. Een leger van bijna 15.000 zwervende kinderen bedelt, steelt, en zwalkt rond in de straten en de stations van Moskou. Uit alle oorden van Rusland zijn zij naar de hoofdstad getrok ken. Vader en moeder gestorven.... Dikwijls hebben deze kinderen maanden lang gereisd tot zij eindelijk Moskou bereikt hebben Velen komen onderweg letterlijk onder de wielen van treinen. Anderen komen in Mos kou, in de wereldstad, onder de wielen van het leven. Veertienjarige jongens moorden stelen en rooven. Twaalfjarige meisjes gaan zich te buiten aan cocaïne en alcohol en be delen. De sovjetregeering heeft tientallen asyls geopend. Maar tegen deze kinderellende is zij zoo goed als machteloos. Een storm heeft deze millioenen 1 leine hulpelooze schip breukelingen overboord geworpen, een storm, die storker was dan de krachten dergenen, die hem ontketend hebben, zonder de ver schrikkelijke gevolgen van hun optreden t: voorzien. Moskou de stad der bedelaars. Bedelende zwervers, bedelende misdadigers, bedelende monniken en bedelende kinderen. Bij al deze menschen, voor wie het leven wreed, al te wreed is geweest behoort echter nog als laat:te categorie de half vernietigde, maar „nog niet geheel afgeslachte" burgerij, het geheel tot den bedelstaf gebrachte deel van het Russische intellect. Men zou ze „bedelaars die niet bedelen", kunnen noemen. Het zou een wanhopige poging zijn, een loflied aan te heffen voor de Russische intellectueelen. Zij hebben naar men weet jammerlijk gefaald. Maar het moet eens gezegd worden zij dragen moedig hun kruis. Zij werken naar hun krachten en naar hun beste weten. En Zij bedelen niet. Bij een kennis, die voor zaken te Moskou vertoeft, schuiert een dienstmeisje de tapij ten. Ik hoor, dat hij, die geen Russisch kent, met deze vrouw, die letterlijk in het zweet van haar aanschijn werkt. Fransch spreekt! Op mijn verwonderde vraag krijg ik ten antwoord, dat dit dienstmeisje gravin B. is, wier man, een officier, in den burgeroorlog is gesreuveld. In het algemeen komt de talen kennis den laatsten leden der Russische aristo cratie en bourgeoisie goed te pas. Een bedel vrouw kwam mij eens bezoeken en bood zich aan als vertaalster voor Engelsch en Fransch. „Ik schrijf ook een goeden stijl', merkte zij niet zonder voldoening op. „ik heb mijn man, toen hij nog gezant was, steeds bij het werk geholpen." Zij loog niet. Zij was de weduwe van baron G., die voor den oorlog gezant aan een van de Europeesche hoven was. De bedelares van nu was vroeger als hof dame van de Czarin-moeder, een van de meest geziene leden van de aristocratie. In het Moskousche hotel „Savoy", de woon plaats van de buitenlandsche journalisten, verscheen dagelijks een schilder, die schouw- burgkaarten, alcohol, bontwerk en allerl-i andere dingen aanbood. Met de Engelsche-i en Amerikanen sprak hij Engelsch, met «Ie Duitschers en Skandinaviërs Duitsch, met de Franschen en Italianen Fransch, naar belie ven. Hij was gekleed in een ouden gene raalsuniform en hij had versleten lakschoe nen aan. In de geheele verschijning de aan grijpend-tragische belachelijkheid, die al deze gebroken existenties eigen is. Deze man stond altijd stram als een soldaat bij de deur, hij durfde nooit góed naar binnen en zijn houding was wonderlijk: half devoot, half waardig. Later bleek het, dat hij generaal N. was, die nog gedurende den oorlog een brigade cavalerie onder zijn bevel heeft ge had. Om tot deze trap van menschelijk be staan af te dalen had hij waarlijk niet voor de „bevrijding van Rusland" behoeven te chten. Een plek is er voor het overige in Moskou, waar men in het geheel geen bedelaars ziet. Deze plek ishet Kreml. Omdat het betre den van het Kreml alleen met een bijzonder paspoort, geoorloofd is. Zelfs de bedelmonni ken hebben hier geen toegang. Alle eerwaar dige oude kerken van het Kreml zijn door ae Bolsjewisten stevig gesloten. In het Kreml wordt niet gebeden. „Religie is opium voor het volk". In het Kreml wordt gewerkt. Dag en nacht. Hier wordt het staatsschip van Rusland bestuurd. Hier heeft men geen tijd om zich te bekommeren om de paar duizen.1 schipbreukelingen, die vlak in den omtrek op de reeds kalmer golven niettemin hun ver derf tegemoet dobberen B. TOONEEL. TOONEEL VOORUIT. EEN NOODLOTTIGE VERGISSING, BLIJSPEL IN 5 BEDRIJVEN Dat was Zaterdag in den Schouwburg aan den Jansweg nu eens wat je noemt: 'n echt ouderwetsche rederij kersavond. Een klucht uit de ouwe doos, waarvan je het bestaan niet eens wist, spel, dat zich bij dien ouden stijl precies aansloot en een zaal, die soms even luidruchtig was als de spelenden op het tooneel het waren. Het was de ouwe tijd, die voor mij herleefde, toen ik als kind in een Friesch dorpje van een rederijkerskamer eens een voorstelling van net zoo'n genre klucht met net zulk soort spel bijwoonde. Al leen waren de Friezen rustiger dan de naar het bal verlangende Haarlemsche jongeren. Het blijspel, dat ons was aangekondigd als „Een noodlottige Vergissing" moet in oude tijden gespeeld zijn als „Moos, de Schoen poetser." Moos is de kruier, die zijn auteur aan de voor zijn klucht zoo noodige vergis singen hielp door alles verkeerd te doen. Hij loopt altijd 'n deur te ver en bezorgt daar door een waschmachine aan een dame, voor wie een horloge bestemd is en geeft het gou den remontoirtje aan de waschvrouw met den symbolischen naam „Betsy Olie en Loog". De rest is gemakkelijk te raden. Moos jaagt alle mannen en vrouwen van het stadje tegen elkaar in het harnas en in ieder be drijf zien wij een dame flauw vallen, stee vast in de armen van een meneer, die daar op dat oogenbliic allerminst cp verdaent is! Natuurlijk nieuwe vergissingen, nieuwe com plicaties, 'n onverwarbare knoop! Wanneer „Tooneel Vooruit" deze voorstel ling als levend historisch document heeft willen geven, had de keuze moeilijk aardiger kunnen zijn. Wij hebben er liaitclijk pleizier om gehad al berustte ons pleizier waar schijnlijk dan ook op heel andere gronden dan dat der vroolijke, danslustige jongelui in de zaal. De spelenden hebben zich met blijkbare animo van hun taak gekweten. Karei Kroe- se, de zeepzieder, werd zelfs zoo fanatiek en speelde den woedenden barribal zoo realis tisch, dat ik telkens vreesde, dat hit heele ameublement met de roode zittingen van den schouwburg aan den Jansweg er aan zou moeten gelooven, wat ik tusschen twee haakjes zoo heel erg jammer niet zou hebben gevonden. De dames vielen beurt voor beurt prachtig flauw, zoo stijf als 'n plank en ofschoon „stijf als 'n plank" anders voor een tooneespeelster geen complimentje is, is het bij het flauw vallen de eenige eisch, waaraan men heeft te voldoen! De heer Aandekerk speelde Moos en hij deed dat op een manier, die de zaal een groot genoegen verschafte. Trouwens ook de ande re dames en heeren behoefden zich niet over gebrek aan bijval te beklagen. Er is hartelijk gelachen en braaf geapplaudisseerd en ook de criticus had 'n vroolijken avond! En wat kan 'n mensch eigenlijk nog meer verlangen? J. B. SCHUIL. R.-K. KIESVEREENIGING AFD. II. In het oude Kerkgebouw in de Tugelastraat had een vergadering plaats voor het stellen van candidaten voor de a.s. Tweede Kamer verkiezing. De heer A. J. Loerakker, voorzitter besprak in het kort de betreffende artikelen van het kiesreglemept. Als candidaat werd gesteld voor den kwaliteitszetel Handel, Nijverheid en Verkeer (onder nadrukkelijke uitspraak van de ver gadering dat noch ftïr. Kortenhorst, noch Bongaerts werden gesteund) de heer Chr. Houtman, uit 's-Hertogenbosch. Als plaatsver vanger de heer Kamphuys, Zaandam. Voor de zetel voor vrouwenbelangen Annie Weyer en A. Hutten, als plaatsvervangster Mevr. SteenbergenEngering. Voor den vrijen ze tel Chr. v. d. Bilt, Mr. Hellenberg Huboer en Guit, als plaatsvervanger de heer v. d. Laan. Als afgevaardigden voor den provincialen Kieskring werden gekozen Mevr. Weber Strik, M. Emaus en N. Coblens. Bij de rondvraag hield de heer Chr. Huij- boom, namens zeer vele inwoners van vroe ger Oud-Schoten, een breedvoerig betoog over de kwestie van personenvervoer van dat ge deelte naar de stad. Groote moeilijkheden ondervinden deze meer dan 10.000 bewoners ten Noorden van de brug. De stads-bussen zijn altijd overvol en de vele andere auto-bus sen mogen deze bewoners niet naar of van de stad opnemen. De voorzitter zei overweging toe om dit punt te bevoegder plaatse ter sprake te brengen. GROND WERKERSVEREENIGING. Opgericht ls de Grondwerkersvereeniging voor Haarlem en omstreken „Nieuw Leven". Het secretariaat is gevestigd Ursulastraat 10 K. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1380 DE MINUUT DIE EEN EEUW LIJKT Heldhaftige poging om je waardigheid op te houden terwijl je een winkel uitloopt, nadat je juist bekend hebt dat je gewoon bent veel minder uit te geven voor je overhemden. (Nadruk verboden). R.-K. METAALBEWERKERSBOND AFD. HAARLEM. Het 40-jarig jubileum. Op zeer feestelijke wijze herdacht de afd. Haarlem van den R. K. Metaalbewerkersbon, 1. Zaterdag en Zondag haar 40-jarig bestaan. Weken van tevoren had de feestcommissie gewerkt en met trots heeft zij zich beide da gen van haar taak gekweten. Zaterdagmiddag had van 3—5 uur de receptie plaats in het gebouw „St.-Bavo", Smede- straat. In de daartoe feestelijk versierde zaal, was het een drukte van gaan en komen van de verschillende besturen der zuster- afdeelingen van den R. K. Werkliedenbond. Bij de vele gelukwenschen waren o.m. tele grammen ingekomen van het Tweede Ka merlid J. C. Kuiper, oud-voorzitter van de jubileerende vereeniging, van den oud-advi seur rector Bos en van de afdeeling Eindho ven. Het geheele hoofdbestuur van den R.K. Metaalbewerkersbond was aanwezig, evenzoo de heer J. Ph. Castricum, voorz. van den R.K Werkliedenbond. Van den eersten voorzitter, den heer J. C. Deppe, was een schriftelijke felicitatie binnengekomen. De twee veteranen, die van af den oprich ting van den bond tot op heden lid zijn geble ven, de heeren A. J. v. Gelder en Th. Donker- lo, werden door den voorzitter, den heer N. de Bie, gehuldigd en hun werd een ets van een Haarlemsch stadsgezicht aangeboden. De Missen. De Zondag werd ingezet met het opdragen van een H. Mis om half acht in de Spaarne- kerk, waarbij zeer vele leden tot de H. Tafel naderden. Om half elf had een plechtige Hoogmis plaats, opgedragen door den adviseur van de afdeeling, den weleerw.heer LI. P. J. Fi~ gelet, geassisteerd door den weleerw. heer Brinkman, als diaken en den weleerw. heer Haselaar, als sub-diaken, beiden kapelaans van de Spaarnekerk. Het zangkoor voerde op zeer verdienstelijke wijze een vierstemmige Mis uit, voor mannen en knapen. Na de Hoogmis werd het „Te Deum Lau- damus" gezongen uit dankbaarheid. Des avonds om zeven uur begon de Feestuitvoering in het gebouw „St.-Bavo". Na de opening door den afdeelingsvoorzit- ter. die daarin de leden aanspoorde propagan dist te zijn voor hunne organisatie, werd door den heer F. Puts, als voorzitter van de feest commissie een prachtig vaandel aan de af deeling aangeboden, hetwelk op het podium prijkte, omgeven door veel levend groen. Dooi den adviseur, kapelaan H. P. J. Figelet, werd de vaandelwijding verricht, gevolgd door een toespraak. Daarna nam de afdeelingsvoorzit- ter, deze banier in dank voor de afdeeling in ontvangst, en deelde tevens mede dat er een telegram van aanhankelijkheid was ver zonden aan den Bisschop Mgr. Aengenent. Verder werd in het bizonder welkom geheeten de:-.' hoogeerw. heer L. A. A. M. Westerwoudt, deken van Haarlem. Het verdere gedeelte van den avond werd in beslag genomen door het eerste-klas ar- tisten-ensemble „De Trekvogels" uit Am sterdam. Dit bood „elck wat wils". De heer van Tul der aan den vleugel, Truus ter Steeg, sopraan, Willy Devreese-Gaillard violiste, Fien Boele, alt, Sophie Nieuwenhuis v. d. Rijd, declama- trice, Joh. Hahn, cabaretier, Frans Jansen, levenslied-zanger en Geert Dils, minstreel, met de oude luit. De heer Antonini had ook een verdienste lijk deel van den avond voor zijn rekening ge nomen, alzoo was het een niet alleen genot volle avond, maar ook een van kunst. De voorzitter sloot bij het einde dezen uit stekend geslaagden feestavond met dank aan allen die tot het welslagen hiervan hadden medegewerkt. DE AMSTERDAMSCHE MANUFACTUREN» HANDEL. Zaterdag is in de Koningstraat de nieuwa winkel geopend van den Amsterdamsehen Manufacturen- en tricotgoederenhandel.Deze zaak is bij het Haarlemsche publiek geenszins een onbekende, daar zij 1 1/2 jaar aan het adres Anegang 26 en 1 jaar Anegang 19 ge vestigd was. In dien tijd heeft het publies dan ook getoond den winkel als een goed en goedkoop adres te waardeeren en er zijn da- mesconfectie, werkkleeding, onderkleeding en manufacturen in die mate gekocht, dat een uitbreiding beslist noodzakelijk was. Toen het huis dan ook verkocht werd zag de manufac- turenhandel naar een grooter pand uit en heeft dat gevonden Koningstraat 48, waar beneden de ruime winkel ingericht is, met twee groote etalages, boven een groot maga zijn en achter eveneens een magazijn en een paskamer. De drukte, die er reeds Zaterdagavond heerschte is een bewijs, dat het de zaak hier ook wel voor den wind zal gaan en de win kel een aanwinst voor de Koningstraat, die er aan de Westzijde den laatsten tijd bedenkelijk leeg begon uit te zien, zal zijn. BALMASQUé „GERMANIA". Op Zaterdagavond 12 Jan. j.l. gaf de Duitsch- Holl. Dansclub „Germania" een balmasqué in het gebouw „Tivoli". Een groot aantal gemaskerden vulde de zaal en bezorgde de commissie veel hoofdbre ken. Het was moeilijk uit te maken, wie voor een prijs in aanmerking kwamen. Om twaalf uur-werden de 14 prijswinners- (sters) bekend gemaakt. Dezen waren: Man te paard, Paardmeisje, Moderne Jazzband, Bloemenmeisje, Treurende Pierrot, Nar, Drie danseresjes, Germaniagirls, Twee paarse dan seressen, Klokclame, Hongaarsche dame, En- gelsche studente, Vrouwelijke Nar en Half vrouw half man. Na het uitreiken der prijzen bleef men nog gezellig bijeen tot 5 uur. „Germania" kan met genoegen terugzien op dit zeer goed geslaagd begin van 1929. Naar het Engelsch van H. A. VACHELL. 10) Kom maar dadelijk naar binnen, zei juffrouw Spragge toeschietelijk. U zult wel heelemaal op zijn, denk ik. Zijn de kuilen ln den weg niet vreeselijk? Hazel antwoordde met een vriendelijken glimlach. De salon waarin ze ontvangen werd, was zoowat zeventien bij vijftien voet groot. Hij was pijnlijk netjes met gewitte muren, op dezen strengen achtergrond zag ze een stuk of wat omlijste portretten en een half dozijn platen ln kleurendruk. Boven den schoor steenmantel hing een monsterlijke houtsnede van Abraham Lincoln. Op dc kale planken van den vloer lag een klein karpetje van lapjes geweven, klaarblijkelijk van eigen fabrikaat. Simpele witte neteldoeksche gor dijnen versierden de ramen. Het „salonster, oorspronkelijk schreeuwend van kleur, was door den verzachtenden invloed van den tijd een beetje in zijn felheid getemperd. Op de ronde tafel lag een familie-bijbel. Een klok met een strijdlustigen tik diende om alle lediggangers er aan te herinneren dat de voorbijsnellende seconden op een boerderij niet ongestraft konden verspild worden. Ze gingen met haar dTieën een smallen houten trap op en kwamen in een kamer waar het flauw naar appels rook. Wij hebben onze Newtons en de Winter Pearmains hier bewaard, legde juffrouw Spragge uit. Maar de lucht is haast weg en ze is niet naar bovendien. Ik hoop toch zoo liefje, dat we het u hier prettig en gezellig kunnen maken. Daar ben ik niets bang voor, de vallei is in een woord verrukkelijk. Het is hier werkelijk aardig en rustig. Er is geen mooier plekje hier in de buurt; onze aardbeien zijn altijd het eerst rijp. Bij het avondeten zult u onze honing proe ven. Kweekt u aardbeien voor de markt? Heeft Georgü u dat niet verteld? Ja, wij kweeken aardbeien en we fokken kippen, eenden, veulens en kalveren; van alles en nog wat. "We maken het best. Er zijn kwar tels en reeën en forellen in de beek en mos selen aan het strand en vlsch ln overvloed in de zee. Niemand zou het boter kunnen wenschen. Kort daarna verscheen George met Hazel's koffer. Maar hij verdween oogenbllkkelljk weer. Juffrouw Spragge daalde af naar de keuken, van waar liefelijke geuren opstegen als wierook voor de geëerde gast. Samantha bleef om Hazel te helpen uitpakken. Hemeltje! riep het buitenmeisje, wat hebt u een verrukkelijke dingen! De kleeren werden op het bed gelegd. Samantha voelde een steek van jalouzie toen ze ze zag. Houdt u van mooie dingen? vroeg ze. Natuurlijk, antwoordde Hazel, u dan niet? Ik heb ze nooit gehad, antwoordde Samantha kort. Ik heb het meeste zelf gemaakt, ver telde miss Goodrlcht verder. Ik kan goed naaien. Goed? U doet het eenvoudig meester lijk. Hazel voelde voor den eersten maal dien dag dat ze op prijs gesteld werd. Meesterlijk? O, neen, ik zou het u ge makkelijk kunnen leeren. Vast niet; in geen honderd jaar. En als ik zooiets bezat ze hield een nachtjapon op, dan zou ik hem opbergen en er mis schien soms eens naar kijken; ik zou hein nooit kunnen dragen. Langzaam keken de beide meisjes elkaar aan. Ze trachtten belde, onder de oppervlak te te kijken. Hazel zag wat ze verwacht had, het buitenmeisje; wel een beetje knapper dan heelemaal naar haar zin was, maar toch onbeteekenend als mededingster. Samantha bekeek het stadsmeisje van top tot teen gewapend voor de verovering. En ze had veroverd de onweerstaanbare toove- nares! Dapper zag Samantha het onvermij delijke onder de oogen en ze bekende zich zelf dat de overwinning al behaald was. Hl. Alleen in haar eigen kamer, keek Samantha in het spiegeltje dat boven haar waschtafel hing. Wat ze zag kon haar niet bekoren; ze mompelde woedend: Boerentrien! In de bovenste la van haar latafel lag een nieuwe blouse, met zorg ontworpen, om genade te vinden in George's oogen, daar onder lag een schoone witte rok en een iet wat zuinig uitgevallen ceintuur van rose lint. Onder in de la waren ondergoederen, stevig en nuttig, zoo stevig dat ze een orkaan zou den kunnen weerstaan als ze op de lijn hin gen. De allergewoonste bries, bedacht Sa mantha, zou Hazel's fijne spullen al ruïneeren. Met gefrontste wenkbrauwen stond ze op van het bed,trok de la open, nam haar beste spullen eruit en bekeek die met suprème ver achting. Samantha hield de blouse in de hoogte en keek nog eens goed naar de snit en het strookje goedkoope kant aan de korte mouw. Stomme idioot, fluisterde ze. Toen waschte ze haar handen, kamde haar haar glad en wandelde de trap af en de keuken binnen met haar hoofd uitdagend in den nek. Juffrouw Spragge keek haar aan. Ga je je niet een beetje opknappen? vroeg de oude vrouw. Nee! Ze is knap Samantie en ze heeft aardige manieren en ik kan er niets aan doen, maar ik vind haar aardig. Ik ook, zei Samantha en op nadrukke- lijken toon, vervolgde ze: Daar is ze voor geschapen om aardig gevonden en verwend te worden! Juffrouw Spragge knikte, maar ze zei verdrietig: Toen ik haar zag, zei ik bij mezelf: het had wel erger gekund. Aan tafel was Hazel het middelpunt van de bewondering. George had natuurlijk ver teld hoe ze maar ternauwei nood ontsnapt waren. Een nieuwe verrassing wachtte juffrouw Spragge en Samantha. Hazel prees haar kookkunst met verstand en begrip. Waarop juffrouw Spragge ongeloovig op merkte: Wel kind, je kunt toch niet koken ook? Ja, dat kan ik zeker er vertoonie zich een kuiltje in haar wang ik heb eens een eersten prijs gewonnen bij een kookwed- strijd. Ik kan alle mogelijke lekkere dingen klaar maken, u moet maar eens zien wat ik met mosselen kan doen. Wel, nou breekt mijn klomp, zei George. Straks gaat u me nog vertellen dat u uw eigen kleeren kunt wasschen. Ik weet wel iets van de fijne wasch af. Mijn allerbeste dingen doe ik zelf! Alles bij elkaar genomen was haar eerste avond op Spragge's Hoeve een succes! (Wordt vervolgd}

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 10