HAARLEM'S DAGBLAD
UIT DEN RAAD.
Nederland door een ramp getroffen
De reddingboot Prins
der Nederlanden 9 om
geslagen, de acht
redders verdronken
DONDERDAG 17 JANUARI 1929
DERDE BLAD
De subsidie voor de t. b. c.-bestrijding. Zwem
inrichtingen en grachtenstank. Terugkeer tot de
algemeene beschouwingen. Teekenen van vermoeid,
heid. De status quo ante bellum. De heer Johan
Visser, het Krot en de Eénmanswoning. Een rede
van den heer Meyers.
De tweede begrootingsweek heeft zich niet
gunstig ingezet. Reeds 's middags, dus al in
de zesde zitting, begonnen eenige strijders
teekenen van vermoeidheid te geven, hetgeen
zich altijd het eerst pleegt te manifesteeren
in het gebruik van voortdurend-dezelfde uit
drukkingen de heer Loerakker, bijvoor
beeld, neemt alles en iedereen „onder de
loupe" en bij anderen in fantastische
beeldspraken. Wat zegt u bijvoorbeeld van
dezen zin: „De heele zaak is een uitvloeisel van
B. en W., die den knuppel in het hoenderhok
hebben geworpen". Ik zeg er maar niets van.
's Middags was er eerst een stuk gewone
raadsagenda (loopende zaken) doorgehamerd
eer we tot de begrooting terugkeerden. Er
werden een serie faits divers ten beste ge
bracht bij het hoofdstuk Volksgezondheid, en
de heer Koppen „wierp een knuppel in het
Loenderhok", door „de stelling te poneeren",
dat B. en W. schriel waren jegens de Vereeni-
ging tot Bestrijding der Tuberculose, dewel-
ker subsidie hij „onder de loupe nam", en
zich geenszins bereid toonde, om „de zaak
aan den kapstok te hangen". Ik kom ook al
onder den funesten invloed; er is niets aan te
doen. De wethouder van Financiën deed even
wel een te forsche poging om zich aan de
Gemeenplaats te onttrekken en zei dat de
heer Koppen „kankerde". In de gemeentera
den van Amsterdam, Rotterdam enz. geldt dit
woord ongetwijfeld als uitermate correct,
maar de onze kan er niet tegen. De Prinsen-
hoof schheid werd er letterlijk door aan flar
den gereten. In milden vorm gaf de heer Kop
pen te verstaan dat hij het niet aardig vond,
en mr. Slingenberg nam het euvele woord
terug, waarop wij allen herademden.
De heer Koppen deed toen em voorstel om
de subsidie te bepalen op 7 1/2 cent per inwo
ner, en nadat dit ingediend was bleek pas
dat 115.000 x 7 1/2 cent slechts f 8650 is, zoo
dat bij aanneming de vereeniging er op ach
teruit inplaats van vooruit zou gaan, ter
wijl de voorsteller toch dit laatste beoogde.
Enfin. Er kwam nog het gebruikelijke voor
stel bij om de zaak voor prae-advies te zen
den en het even-gebruikelijke voorstel-Peper
volgde, waarna zooals vrijwel regel bij
de begrooting is, want er mag niets van belang
in veranderd worden alle drie voorstellen
vlot verworpen werden en de status quo ante
bellum was gehandhaafd. Intusschen zullen
B. en W. een nader onderzoek instellen naar
de mogelijkheid om meer voor de Vereeniging
te doen, en wij hopen dat dit met succes be
kroond zal worden. Haarlem heeft het hoogste
sterftecijfer aan t.b.c. van de groote gemeen
ten des lands. Er mag dus wel wat extra's ge
beuren.
Voorts zuigelingenzorg, een malaria
poeltje aan den Slaperdijk, dat de afgevaar
digde van dit district zou willen dempen, en
het dierbare oude chapiter van den grachten
stank, dat evenwel ditmaal niet erg trok. De
heer Reinalda heeft er, toen hij nog wethou
der was, eens een soort van Volksuniversiteits
voordracht over gehouden, en sindsdien is er
de klad in. Niemand kan daar meer boven
uit. Wat de grachten betreft: zij zullen rustig
blijven doorstinken, tot in lengte van dagen,
tenzij ooit de een of andere Maecenas Haar
lem een afvoerkanaal naar zee mocht aan
bieden.
De wethouder van Onderwijs sprak een
hartelijk woord over de zweminrichtingen,
ofschoon er niet genoeg zijn, en herinnerde
aan de voorkeur die de Olympische mensch-
snoeken voor onze Houtvaart-inrichting aan
den dag legden. Mettertijd zal er een zwem
inrichting bij komen in de Schalkwij ker con-
trije, maar voorshands heeft de gemeente nog
niet alle gronden in bezit.
In de commissie voor de Lichamelijke Op
voeding zullen vertegenwoordigers van Sport
bonden en groote vereenigingen worden ge
zeteld.
Toen het einde van hoofdstuk IV bereikt
was liep het mis, want we kregen een soort
van interludium. Aleer aan Volkshuisvesting
begonnen werd moest eerst een debat over de
salarissen en loonen van hoofden van dienst,
ambtenaren en werklieden worden gehouden.
Dit behoorde, aangezien het alle diensten en
bedrijven der gemeente betrof, zonder twijfel
tot de algemeene beschouwingen die verleden
Vrijdag beëindigd zijn. Het somber vermoe
den, dat gezegde beschouwingen thans clan
destien heropend zouden worden, werd ten-
volle bewaarheid. De voorzitter handhaafde
ook zijn gestrengheid van de vorige week niet
meer, het aanhangige onderwerp werd ze.:r
ingewikkeld door de verschillende voorstel
len, en binnen een uur was er geen touw
meer aan vast te knoopen. In vele, vele
maanden hebben wij niet zoo'n verward de
bat gehoord.
De heeren Loerakker. Gerritsz, Boes, Rei
nalda, Van Liemt, Castricum enz., enz. deden
allen hardnekkige pogingen om eikaars
standpunten aan elkaar duidelijk te maken,
en redeneerden bij herhaling langs elkaar
heen.
's Avonds voortzetting, en de toestand werd
dusdanig dat er geen enkel dragelijk motief
meer scheen te vinden waarom ooit nog aan
dit debat een einde zou kom"en, tenzij het
zichzelf om zeep bracht (hetgeen tenslotte
geschiedde). Een volle publieke tribune zat er
verbijsterd naar te luisteren.
Kan men bestaande onbillijkheden in de
regeling van salarissen en loonen herzien
zonder de heele personeelsformatie te her
zien? Kan men de salarissen van hoofden
van dienst tegelijk herzien met die der lagere
ambtenaren, of zijn dit geheel aparte vraag
stukken? Kan er gewacht worden op de per
soneelsformatie? Zijn de directeuren er te
gen? Als je de positie van éen arbeider her
ziet, volgt dan daaruit niet de herziening van
een heele reeks posities0 Is het noodig om de
salarissen van de directeuren van de Ge
meentereiniging cn den Hout en Plantsoenen
beide te verhoogen, omdat zij er elk een taak
bij hebben gekregen de een het Marktwe
zen en de ander de Begraafplaats? Zijn dit,
zooals de burgemeester verzekert, tijdroo-
vende en lastige taken, of, zooals wethouder
Slingenberg het noemt, „klusjes"? Kan men,
zooals de heer Boes wilde, een voorstel gaan
aannemen dat pas acht maanden geleden
verworpen is? Speciaal als een tegenstemmer
van toen afwezig is, en het toen op éen stem
hing?
De heeren Koppen en Visser
De heer Boes.
Ziedaar enkele vragen die in dit debat
voortdurend naar voren traden en tot zulk
een spraakverwarring aanleiding gaven. Het
einde was de verwerping van een voorstel-
Boes met 2117 en een voorstel-Loerakker
met 27—11.
Status quo ante bellum ook hier gehand
haafd.
De heer Van Liemt is geen fascist, en de
ondergeteekende is het evenmin, maar ik
kon me voorstellen dat hij het op een goed
moment had over een dictatortje dat hier wel
eens aardig werk zou kunnen verrichten.
Ten slotte arriveerden wij toch bij hoofd
stuk V, Volkshuisvesting, en de voorzitter
gaf van een zonderling optimisme blijk door
te veronderstellen dat dit spoedig zou zijn af-
geloopen. Luid gelach begroette deze woor
den.
Het begon met een pleidooi van den heer
Castricum voor den directeur van Bouw- en
Woningtoezicht, wiens salaris hij op f 7000—
f 9000 wil brengen, betoogend dat zijn functie
in beteekenis gelijk staat met die van de di
recteuren van Openbare Werken, het Gas
bedrijf <_n het Electrisch bedrijf, en dat hij
zwaarder verantwoordelij klieid heeft.
Daarna wierp de heer Johan Visser zich met
wapperende knevels op het onderwerp, dat
hem dierbaarder is dan eenig ander in zijn
geestdriftig politiek bestaan, en terwijl pre
cies de helft van den Raad een strateglschen
terugtocht volvoerde op zijn antichambre
stellingen, sprak hij zijn nogal-tevredenheid
over de volkshuisvestings-plannen van B. en
W. uit, en verviel toen in een beschouwing op
het chapiter „Wat is een krot?" Ten onrechte
veronderstellen velen dat een krot een klein
huis is. Het is een vuil en verwaarloosd
huis. Van ieder huis, ook van een heel
groot, kan een slordige bewoner binnen drie
maanden een krot maken. En het kleinste
huis kan na vele jaren nog keurig zijn, en
derhalve geen krot.
Ik ben dit niet met den heer Visser eens.
Ofschoon ik hem hoogacht, ben ik het haast
nooit met hem eens. Afgezien van het feit, dat
volgens zijn stelling een slordige koning van
een paleis een krot zou kunnen maken, hangt
het niet alleen van de vuilheid af. Als een
groeiend gezin in een te klein huisje blijft
wonen ontstaan er ook zonder slordigheid en
verwaarloozing toestanden die onhygiënisch
zijn, en vaak erger, en die den naam krot wet
tigen.
Enfin, de heer Visser is nu eenmaal dol op
snelle oplossing van het volkshuisvestings-
vraagstuk door den spoedigen bouw van zee'
kleine en derhalve goedkoope woningen. Hij is
langzamerhand zoo geworden, dat-ie dweept
met alle soorten kleine huisjes als zoodanig.
Dit bleek door zijn geestdrift voor het B.
en W.-plan om woningen voor ongehuwden
te bouwen dus blijkbaar voor vrijgezellen,
want de heer Visser veronderstelde dat het
college geen ongehuwde paren bedoelde. Ix
ook niet. De bedoeling is derhalve hetgeen ik
zou willen noemen: éenmanswoningen. Laten
we ze dadelijk maar populair trachten te ma
ken.
De dag werd besloten door den heer Mevers.
die een zeer zakelijk en wei-gedocumenteerde
rede hield, en zich natuurlijk ook weer tegen
's heeren Visser's te kleine woningen kantte.
Hij wees er voorts o.a. op dat in de be
hoefte aan woningen met een huur van f 4 tot
f 6 niet door den particulieren bouw voorzien
kan worden. De gemeente is het vorig jaar
niet actief genoeg opgetreden, met een ach
terstand als gevolg. Voor particulieren bouw
met overheidssteun, te Utrecht beproefd,
voelt de heer Meyers, ook al uit stedebouw-
kundige overwegingen. Alleen door uitvoe
ring in een groot complex kunnen de beste
resultaten bereikt worden.
De heer Meyers hield voorts een gezond
pleidooi voor aankoop van toekomstige bouw
gronden die nog als weide en teelgrond ge
bruikt worden, omdat men daarmee voor
komt dat men ze later voor nog veel hooger
prijs van bouwspeculanten moet koopen.
Vanmiddag voortzetting.
R.P.
Het Letlandsche stoomschip „Valka"
bezuiden den Waterweg gestrand.
Een tweede reddingboot gestrand.
De positie van de „Valka" zeer slecht.
E. DE GROOT
A Een der leden van de bemanning
HOEK VAN HOLLAND, 16—17 Januari.
Toen gisteren in den middag de eerste be
richten kwamen over de stranding van het
Letlandsche vrachtschip „Valka" bezuiden
den Nieuwen Waterweg en kort daarop Vaz
Dias ons meldde, dat de ter assistentie uit
gevaren reddingboot „Prins der Nederlan
den" omgeslagen was, hebben wij ons spoe
dig naar Hoek van Holland begeven.
De versche sneeuw dekte de landen en
toen wij in den avond op het Schiedamsche
stationnetje wachtten op het boemeltje naar
den Hoek, begon het weer te sneeuwen, dicht
en aanhoudend.
Hoek van Holland is het eind van de we
reld. 't Was er donker en leeg in de straten,
boven steigers glansde 't felle licht van
booglampen, de Harwichboot lag onder
stoom. Tusschen de jagende wolken brak bij
wijlen de maan door, een blanke baan tee
kenend op 't water.
Bij de haven kregen we te hooren, wat
's morgens en 's middags gebeurd was. Om
9.15 uur is de „Valka" de uitkijkpost van
den Hoek gepasseerd, 't schip dat een be
manning heeft van 26 koppen zou naar Hei
sin gfors gaan met cokes als deklast.
Omstreeks elf uur moet het geweest zijn,
toen de marconist van de „Valka" seinde,
dat het schip op de Maasvlakte, zuid-zuid
west van den Hoek en ten westen van het
Halkgat, aan den grond was geloopen. Di
rect daarop is de stoomreddingboot „Prins
der Nederlanden" onder commando van
schipper Ph. van der Klooster uitgevaren.
De reddingboot
omgeslagen.
Het duurde tot twee uur, toen plotseling
de „Valka" seinde, dat de reddingboot om
geslagen was. Direct werd van den wal ge
vraagd, of de „Valka" een sloep wilde strij
ken om te trachten de redders op te pik
ken. Het antwoord was: onmogelijk. De zee
stond vrij woest, telkens joegen sneeuw
buien over 't woelige, grauwe water, 't was
hondenweer.
De „President van Heel", de andere aan
den Hoek gestationneerde stoomreddingboot
heeft, gelijk bekend, nogal ernstige schade
opgeloopen bij de redding der opvarenden
van de „Christian Michelsen" in November,
zij ligt aan den Hoek op de helling, zoodat
van hier geen hulp meer gezonden kon
worden.
Inmiddels was de sleepboot „Gele Zee" van
L. Smit en Co.'s Internationale sleepdienst
uitgevaren, de boot keerde echter nog vóór
donker terug, men deelde mee, dat niets ge
zien was. De „Indrapoera" van den Rotter-
damschen Lloyd die voor den Waterweg lag,
trachtte binnen te komen: de eerste poging
mislukte, maar kort daarna stoomde het
schip veilig door de branding het kalmere
water tusschen de hoofden op. Een half uur
later was dit -seker niet meer gelukt want
een dichte sneeuwstorm stak op, die het zicht
sterk belèmmerde.
Intusschen was om twee uur naar Stellen
dam op Goeree geseind, om de daar gesta
tionneerde stoomreddingboot „Koningin
Wilhelmina" uit te laten varen.
Anderhalf uur duurde het, voor 't schip
per De Jager gelukte met zijn boot door het
ijs te komen en naar zee te koersen.
Om vier uur was vervolgens de schipper
van de „President van Heel". Slis met zes
mannen in een vlet uit den Hoek vertrok
ken, tegen den avond kwam echter van
(Van een onzer redacteuren)
Oostvoorne bericht dat Slis daar geland was
en hij het onmogelijk achtte weer zee te
kiezen.
Van de „Koningni Wilhelmina" werd niets
meer vernomen, men wachtte en wachtte,
de avond viel, de sneeuw hoopte zich op.
Men begon aan den wal engerust te wor
den over de „Koningin Wilhelmina" en ten
slotte won de onderstelling veld, dat deze
boot op den Noord-Pampus vastgeraakt was.
Om acht uur vernamen wij, dat de „Valka"
had geseind, dat zijn positie ieder oogenblik
verslechterde, het achterschip zat onder wa
ter en door de onophoudelijk rammeiende
golven kwam het schip steeds vaster te zit
ten, de bemanning vroeg dringend van boord
gehaald te worden. Maar reddingsmateriaal
was niet meer aanwezig, zoodat er geen
hulp meer geboden kon worden.
Van Oostvoorne werd getelefoneerd, dat
schipper Slis en zijn mannen voortdurend
over grooten afstand langs het strand heen
en weer liepen om te kijken of er niets aan
spoelde. Hetzelfde werd langs de kust van
Rozenburg gedaan, waar dokter Knip en
zestien man van de reddingsbrigade uit den
Hoek op post waren om eventueel hulp te
verleenen. Op het westelijke gedeelte van dit
eiland bevinden zich geen woningen, maar
vermoed werd. dat de mannen in een schuur
beschutting tegen de jachtende sneeuw en de
koude zouden kunnen vinden.
Op zoek naar de
„Koningin Wilhelmina"
De heer Vruggink, commissaris van het
loodswezen heeft vervolgens naar Hellevoet-
sluis getelefoneerd, om de reddingscommis
sie aldaar te waarschuwen en aan den heer
Murk Leis, directeur van L. Smit en Co's in
ternationale Sleepdienst werd verzocht, de
sleepboot „Kijkduin" uit te sturen om naai
de „Koningin Wilhelmina" te zoeken. Do
„Kijkduin" is toen met de „Meermin", een
bergingsschip van Hellevoetsluis uitge
stoomd, waarna voorloopig niets meer van
beide schepen werd vernomen.
Naar verschillende kanten werd getracht
inlichtingen te krijgen. Door den zwarer
sneeuwval bleken echter op de eilanden ver
schillende telefoonverbindingen gestoord te
zijn, zoodat wij hier in den Hoek zonde
nieuws bleven. Zooals altijd deden verschil
lende geruchten de ronde, die tegengesproken
en bevestigd werden door nieuwe geruchten.
Aan de Berghaven stonden achter het huis
je bij den uitkijkpost wat menschen, stamp
voetend van de kou.
Over den Waterweg stoomden enkele sche
pen naar zee als fantastische spookgevaarter.
met vele lichtjes gleden ze langs, telkens plot
seling flauw beschenen door de bundels var.
den vuurtoren. Er werd gepraat en gezweger.
oude, verhalen van scheepsrampen werden
opgehaald, van de Berlin, de Falaise, de Soe-
rakarta, het ongeluk met de Schelde, van do
stranding der Michelsen.
De Hoek in rouw
gedompeld.
Het was nu zoo zeker als Iets, dat de be-
manning van de „Prins der Nederlanden"
niet meer in leven was. Acht dappere redders
hebben er den dood gevond vn in de woest t
zee voor Holland's kust. 't Waren schipper
Van der Klooster, de machinisten Meyboom
en Timmers, de matrozen Van Asperen, Meul-
A. v. d. KLOOSTER
De schipper van dc „Prins der Nederlanden"
dijk, De Groot, Verwey en Starrenburg In éen
slag acht weduwen en zeven-en-dertig wee
zen. En wie zal voor hen zorgen?
In de stationswachtkamer zat de pers bij
een, wachtend op berichten, die steeds maar
uitbleven. Wij gingen weer eens kijken bü
de haven, waar men nu vertelde, dat tus
schen Rockanje en Oostvoorne twee lijken
waren aangespoeld.
Traag begon de sneeuw opnieuw te vallen,
de wind was omgeloopen en blies uit Zuid-
Zuid-Oostelijke richting over den Water
weg. 't Weer was wel wat beter geworden, dc
zee stond niet meer zoo woest, een sleepboot
voer uit om te trachten bij de „Valka" te ko
men.
De „Koningin Wilhelmina"
gestrand.
Elf uur werd het, de loodscommissaris zou
nadere mededeelingen verstrekken. De
„Kijkduin" had geseind dat men de „Ko
ningin Wilhelmina" op de banken had zien
zitten, daarna had men haar weer uit het
gezicht verloren, de sleepboot zou echter in
de buurt blijven.
Om nog een reddingboot te laten komen,
wilde men de „Prinses Juliana" een motor
reddingboot die te Burgsluis op Schouwen ge-
stationneerd is, ter assistentie roepen. Maar.,.,
de telefoonverbindingen waren voor het
meerendeel gestoord en het gelukte slechts
verbinding met Zierikzee te krijgen. Van daar
zou langs de particuliere lijn der stoomtram
naar Haamstede getelefoneerd worden en een
bode zou de boodschap dan verder naar Burg-
sluis brengen. Een bericht, dat de „Prinses
Juliana" uitgevaren was, hebben wij van
nacht echter niet meer gekregen.
Door de uitkijkpost bij de haven werd ge
meld, dat men daar omstreeks tien yur nog
het toplicht en een boordslicht van de
„Valka" had gezien.
Uit de donkerte doemde de loodsboot, die
vier-en-twintig uur buitengaats was geweest,
tusschen de hoofden op. Van de „Valka" had
men niets meer gezien.
Om middernacht kwam er plots spanning.
Van Oostvoorne telefoneerde schipper Slis,
dat daar twee lijken waren aangespoeld. Het
een was dat van den schipper van de „Prins
der Nederlanden" Van der Klooster, het an
dere was nog niet herkend, een bevestiging
van dit bericht konden wij nog met krijgen.
Tegelijkertijd seinde de marconist van de
„Valka" dat de positie van het schip thans
zeer ernstig werd, hij vroeg dringend om
spoedige hulp.
De wind wakkerde intusschen aan en pier
de langs de stalen stangen van de uitkijk
post. Toen kwam de tijding dat de „radio-in
stallatie" van de Valka" defect geraakt was,
en dat de marconist met de morselamp steeds
om hulp seinde.
Men mag dus veronderstellen dat de ma
chinekamer onder water stond, zoodat de dy
namo niet meer kon werken, terwijl boven
dien ook de noodinstallatle niet meer in orde
was.
Gevreesd werd, dat het schip geheel lek
zou slaan of zou doorbreken. 3 Iet zou dan de
vraag wezen of de bemanning nog in leven
zou zijn, als de nieuwe dag aanbrak.
Hoe later het werd. des te heviger raasde de
wind, hij blies fel over het vlakke land en in
de verte dreunde de branding.
Het werd twee uur: geen nieuws; drie uur:
nog niets, vier uur: het stormde, geen nieuws.
Het was wachten, wachten
(Zie ook elders in dit nummer).
DE SCHEEPSRAMP BIJ
HONGKONG.
Het verhaal van een
ooggetuige.
MINSTENS 370 SLACHTOFFERS.
LONDEN, 16 Jan. (V.D.) Een oogge
tuige geeft de volgende lezing van de
scheepsramp van het s.s. „Hsin Wuh" waar
van wij gisteren melding maakten.
De „Hsin Whu" was op weg van Sjanghai
naar Hongkong, toen het schip tijdens een
zwaren storm op den grond liep. Een uur
later kon het schip echter weer vlot worden
gemaakt, doch door het ontstane lek drong
zooveel water binnen, dat het spoedig in
zinkenden toestand geraakte. Dit geschiedde
omstreeks 3.40 uur 's nachts. Het schijnt, dat
slechts een enkele reddingboot werd uitgezet
waarin 16 leden van de bemanning en 4
passagiers plaats vonden. Een uur later werd
de reddingsboot opgepikt door een Chineesche
jonk. juist op het oogenblik. dat de „Hsin
Wuh" kantelde en zonk. Behalve de opva
renden van de reddingboot, zijn nog een aan
tal schipbreukelingen gered, zoodat in totaal
thans 26 man gered zijn: men houdt echter
rekening met de mogelijkheid, dat nog meer
dere schiDbreukeüngen gered zullen kunnen
worden. Het aantal der omgekomenen zal
echter in het gunstigste geval slechts weinig
minder dan 370 bedragen.
De „Hsin Wuh" werd in 1921 op een werf
Jn Glasgow gebouwd. Het had wel een
draadlooze Installatie aan boord doch geen
zender.
Een politiebark. een sleeper en verschei
dene jonken zoeken de plaats des cnheils
af, doch kunnen door de zware zeeën niet
veel uitrichten.
DE „MAJESTIC" ZWAAR
GETROFFEN.
EëN DOODE EN VELE GEWONDEN.
NEW YORK, 16 Jan. (VD.) Heden is
de Oceaanstoomer .Majestic" zwaar bescha
digd de haven van New York binnengeloopen
Maandag IJ. is n.l. een stortvloed over het
voorschip geslagen, waardoor de 3de klas-
ruimten en de ruimen voor de bemanning
onder water zijn gezet. Eén doode en meer
dere gewonden zijn hierbij te betreuren. De
van boven neervallende watermassa's druk
ten de deuren der kajuiten dicht, zoodat er
een paniek ontstond, die eerst bedaarde, toen
men met bijlen openingen had gemaakt. In
de ruimten der bemanning stond het water
in een oogwenk Meter hoog. Bovendien
weigerde de lichtinstallatie. Het vermoeden
dat de kapitein gezien het zware weer, te
snel zou hebben gevaren, wordt door dezen
ten stelligste tegengesproken.
SNEEUWSTORM IN LONDEN.
LONDEN, 16 Jan. (V.D.) Heden heeft
Londen met den gewonen mist en daarenboven
met een hevigen sneeuwstorm te kampen ge
had. waardoor het verkeer ernstig ontwricht
werd.
ZUID-EUROPA.
SNEEUWSTORMEN.
MILAAN, 16 Jan. (VD.) Terwijl de
temperatuur in Italië de laatste dagen iets
gestegen was, is deze in den afgeloopen nacht
beduidend gedaald. In de. nabijheid van
Lucca werd een huls eener fascistische orga
nisatie gehavend onder de zware sneeuw
last. Er zijn geen persoonlijke ongeval
len.
PALACCO, 16 Jan. (V.D.) Ook In Dalmatle
heerschen sedert twee dagen hevige sneeuw
stormen. die talrijke storingen in het trein
en telefoonverkeer veroorzaakten.
SCHIP IN NOOD.
BIJ SCHIERMONNIKOOG
Tengevolge van den hevigen Noorderstorm,
die Dinsdagnacht woedde, zijn op de reede
van Schiermonnikoog de beurschepcn van
schippers Visser en Boersma van de ankers
geslagen en naar de z.g. „Noorman" gedreven.
Blijkbaar verkeert een der vaartuigen in
nood. daar de vlag halfstok waait, zoodat de
reddingboot „Insulinde" van Oostmahorn het
noodig achtte daarheen te vertrekken. Later
is de „Insulinde" echter teruggekeerd, daar
de schippers wilden trachten met eigen hulp
vlot te komen en naar Schiermonnikoog te
varen.