HET PAPIER IN DEN LOOP DER EEUWEN
DE VROOLIJKE
KANT
BIOGRAPHIEEN IN
EEN NOTEDOP
Van steenen tafelen tot krantenpapier.
E«n oude watermolen Toor papierbereiding.
Als cr In de geheele wereldgeschiedenis
Bén voorwerp bestaat en vooral ln onze eeuw
van de hoogste Intellectueele krachtuitingen
één ding is, dat voor het gcheele menschen-
geslacht tot de gewoonste, maar dan ook tot
de onontbeerlijkste artikejen behoort, dan Is
het wel het papier. Het lijkt voor de meesten
onzer zoo vreemd, maar het is toch wel de
moeite waard daar eens de aandacht op te
vestigen, dat er tijden geweest zijn, dat er
niet alleen geen kranten bestonden, maar
zelfs geen papier bestaan heeft. Wij zul
len in het kort dit hoogst belangrijke onder
werp behandelen van de eerste eeuwen van
het wereldbestaan tot heden, en zullen dan
zien dat in latere eeuwen Holland langen
tijd aan de spits gestaan heeft zoowel wat
kwantiteit als wat kwaliteit betreft van de
papier-fabricatie.
Het oudste materiaal, dat gebruikt werd
om gedachten door schrift kenbaar te ma
ken, was steen en later waren het metalen
tafels en stukjes ivoor. Het boek Job maakt
dan ook gewag van looden tafels, terwijl
vo'gens den Bijbel Mozes de tien geboden
ontving op steenen tafelen geschreven. Fla
vins Josephus verhaalt van een zeker gedicht
van Heslodus, dat in Beotlë bewaard werd
en op looden platen geschreven was. Ook de
Galliërs schreven ten tijde van Caesar op
tafelen, doch het is niet bekend, uit welk
materiaal deze vervaardigd waren. Ook hout
werd tot dit doel aangewend en wel in het
bijzonder cederhout, daar dit het minst voor
.verrotting vatbaar was.
Na verloop van tijd werden ook de dunne
schillen van sommige boomen en planten
gebruikt om op te schrijven, en sedert on
heugelijke tijden verschillende soorten pal
men. Naar Suidas getuigt, hebben het
eerste de bewoners van het eiland Creta
zich van deze laatste bediend. De palm
boom heette bij hen „phoinlx", door welk
woord volgens genoemden schrijver de val-
sche overlevering ontstaan is, dat Phoenix
bij de Xoniërs en Lydiërs de uitvinder der
letteren zou geweest zijn. Dc handschriften
in het Sanskrit en Tamoöolsch zijn alle op
dergelijke bladeren geschreven; ook de bij
bel, v/elke nog te Göttingen bewaard wordt,
is geheel uit palmbladeren samengesteld. De
Egyptenaren gebruikten de schors van een
plant, o.a. door Theophratus en Dioscorides
„papuros" genaamd, welke in groote hoe
veelheden voorkwam in de moerassen en
stilstaande wateren van den Nijl, welke ri-
yler dan ook herhaaldelijk door Ovidius
„amnis papyrlfer" (papier voortbrengende)
stroom) genoemd werd. Om dit paDier voor
bederf te bewaren, werd het dikwijls inge
wreven met ceder-olie. Een dergelijk vel van
66 voet lengte wordt o.a. nog bewaard in een
museum te Turijn.
V an wanneer precies de uitvinding van de
papyrus-bereiding, welke men toeschrijft
aan de stad Nemphis, dateert, is absoluut
onbekend, daar reeds schrijvers van vóór
den tijd van Christus het hierover oneens
zijn. Volgens Plinius stelde Varro deze ont
dekking ten tijde van de verovering van
Egypte door Alexander den Grooten en de
stichting van Alexandrië. Plinius zelf echter
spreekt dit ten stelligste tegen en bewijst
dat deze reeds drie eeuwen vroeger, d.i. dus
omstreeks (500 jaren vóór onze jaartelling ge
schied is. Naar de kwaliteit onderscheidde
men in de oudheid negen papyrus-soorten.
Dat de uitvinding om uit plantenvezels pa
pier te vervaardigen ook in Amerika ge
schied is. bleek, toen de Spanjaarden in
Mexico kwamen, waar zij de Inboorlingen in
het bezit vonden van een plantaardig vlies,
dat zij gebruikten om er op te schrijven.
Het, was gemakkelijk los te ma.'-en en af te
ha'en opperhuid van de dikke bladeren van
de Agave nmericana. welke plant veelvuldig
in die streken voorkomt.
Toen men eenmaal door de toeneming van
kunsten en wetenschappen kostbare boeke
rijen begon te verzamelen, ontstond een
groote naijver tusschen Ptolomcus en Eume-
nes, koning van Pergamus, waarom eerstge
noemde alle papyrus-uitvoer uit Egypte ver
bood.. In dien tijd (ong. 300 v. Chr.) begon
men te Pergamus papier te vervaardigen uit
dierenhuiden, n.l. scliaaps-, kalfs-, boks-,
ezels- en varkensvellen welke gelooid en
voorts op een bijzondere wijze toebereid
werden, hetgeen een belangrijk handelspro
duct voor Pergamus begon uit te maken. Van
dezen plaatsnaam stamt het woord „perga-
ment". De Israëlieten echter blijken reeds
ten tijde van koning David opgerolde boe
ken. uit dierenhuiden verzameld, gehad te
hebben, en volgens Herodotus schreven de
Ioniërs in de oudste tijden op ongelooide
scliaaps- of boksvellen, waarvan enkel de
haren afgeschaafd waren. Pto'.omeus Phila
delphia kon niet genoeg de fijnheid van het
pergament. bewonderen, waarop de hem
door den hoogeoriester Eleazar toegezonden
boeken geschreven waren. Dit alles wijst er
op, dat het pergament niet te Pergamus
werd uitgevonden, doch er enkel verbeterd
werd. Na de uitvinding van pergament ver-
mmderde het gebruik van den papyrus in
sterke mate. to'dat dit on liet einde der
twaalfde eeuw in onbruik geraakte.
Lntljnsche schrijvers duidden de huiden,
we'lce tot papierfabricatie werden aange
wend, aan met den naam „membrana".
Men leende in dc oudheid eerst geel en later
wit en purper pergament. De Romeinen, die
het wit,-maken er van uitvonden, gaven de
voorkeur aan purper. Volgeift Isidorus van
Seville waren de Grieken en Toscanen de
eersten, die was gebruikten om cr op te.
schrijven; de Romeinen deden dit met een
beenen pen, stylus genaamd, en later met
een soort stompe naald of een tot pen gesne
den stuk hard riet. De inkt vervaardigde
men uit het sap der inktvisschen (Sepia en
Loligoi; van vermiljoen of purperverf, welke
laatste echter alleen gebruikt werd door de
Oost-Romeinsche Keizers. Inplaats van het
papier te vouwen werden de beschreven vel
len opgerold, en ontvingen dan den naam
„volumen", welk woord thans nog gebruikt
wordt in de beteekenis van boekdeel. Deze
rollen werden in kokers opgeborgen en be
waard. Tot de vijftiende eeuw werd perga
ment algemeen gebruikt voor privileges,
acten, bescheiden, enz. e.d., totdat het geheel
door uit lompen vervaardigd papier vervan
gen werd. Alvorens het gebruik van papyrus
en pergament tot de Romeinen doordrong,
bezigden zij voor hetzelfde doel de dunne
schil, welke tusschen het hout en de schors
der boomen zit, en hetwelk zij „liber" (bast)
noemden, waarvan het Fransche woora
„llvre" (boek) afkomstig is. Zoo, heeft de
schors van den beukenboom een opperhuid,
welke er zich bij plaatjes laat afhalen en
waarop men zeer gemakkelijk kan schrijven;
dit is ook het geval met een zekere soort
balsemstruik (amyrts), op welke schors o.a.
de Muzelmannen hun duistere legenden
schreven. Inplaats van boombasten werden
bij de Romeinen, zooals gezegd, ook wel met
was bestreken tafels gebruikt. In Indië wordt
nog vrij algemeen een goed soort papier ver
vaardigd uit de schors van den Chineeschen
moerbeziënboom. Ook wordt daar papier
vervaardigd van de stengels van bamboeriet.
Nog heden ten dage brengt China zulke pa
piersoorten voort, welke zeer fijn en bijzon
der taai en sterk zijn en dikwijls, met teeke-
ningen of karakterpoppen versierd, als
vensterruiten dienst doen. Zeer oud is in
China ook het gebruik van z.g. rijstpapier,
dat eigenlijk niets anders is dan zeer dun
gesneden blaadjes uit het merg van de Ara-
lia papyiifera en voornamelijk gebruikt
wordt om er met een penseel op te teekenen.
Reeds vóór het begin onzer jaartelling vond
men bij de Chineezen sporen, dat zij de
kunst verstonden om papier uit katoen te
vervaardigen, en vandaar ging deze- kunst
over naar Mldden-Azië en voornamelijk
naar Sumarkand. In 704 kregen de Arabie
ren door hun veroveringen in Bulgerije ken
nis van dit soort papier, waardoor zij op het
denkbeeld kwamen om het te vervaardigen
uit den afval van katoen en andere lompen.
Men kan echter niet met zekerheid zeggen,
wanneer deze laatste vinding heeft plaats
gehad.
Dc vervaardiging is vrij eenvoudig en komt
in het kort hierop neer: de lompen worden
in water tot een pap geweekt, welke pap, in
platte vormen geschept, tusschen vilten ge
perst en gedeeltelijk gedroogd wordt; schrijf
papier wordt daarenboven nog gealuind, ge
lijmd (om het vloeien te voorkomen) en
glad gemaakt. In Spanje, waar geen enkele
grondstof aanwezig was, waarvan de Chi
neezen papier vervaardigden, hadden de
Arabieren ook reeds een proef genomen met
de vezels van vlas, dat zeer goed in Spanje
groeit. Het koninkrijk Valencia is dan ook
de eerste landstreek in Europa, waar men
kort na de Arabische overwinning papier
fabriceerde en met goed gevolg dezen nieu
wen tak van nijverheid beoefende. Om
streeks het midden der twaalfde eeuw was
Xativa, thans San-Felipe, niet ver yan Va
lencia, door zijn papierfabrieken beroemd,
en Edrlsi, een Arabisch schrijver, noemde
het 't mooiste papier, dat ergens ter wereld
verkrijgbaar was. In navolging der Arabi
sche papierfabrieken werd in de volgende
eeuw ook in Frankrijk deze industrie inge
voerd, eerst te Troyes en daarna te Essone.
Een brief van den sire de Joinville aan Lo-
dewijk XIII, gedateerd 1270, is geschreven
op papier, uit één dier eerste Fransche fa
brieken afkomstig. In de veertiende eeuw
werden er papierfabrieken opgericht te Neu
renberg (1347) en in verschillende steden in
Italië, n.l. Ancona (1340), te Fabriano in
Plemont, te Colle in Toscane, te Pa,dua en
elders. Eerst in de vijftiende eeuw begon
Engeland, dat tevoren zijn papier uit Frank
rijk betrok, op zijn beurt zelf papier te ver-
vaardigen.
De fraaiste papiersoorten werden echter
in de zeventiende en achttiende eeuw ver
vaardigd in Holland, vanwaar het indertijd
naar alle deelen ter wereld verzonden werd.
In Vlaanderen werden in de vijftiende
eeuw papiermolens opgericht.
Het moet betwijfeld worden, of de eertijds
zoo beroemde Veluwsche papier-industrie
zijn ontstaan dankt aan den om des ge
loof swille uit Frankrijk geweken Martin
Orges, zooals het opschrift op zijn grafsteen
in de kerk te Ugchelen zou doen gelooven:
„Ao. 1626 den 9 Septembris in den Here
gherust Meister Marten Orges, den olsten
papyeremaecker ghewest in Gelderland".
Want reeds in 1544 schijnt een zekere Thoe-
nis van Dompselaar een papiermolen te Epe
te hebben gehad.
Vast staat, dat Martin Orges een der groote
mannen van de oudste papiernijverheid in
ons land was. en wij vermoeden dat hij de
eerste is geweest, die zich hier op de fabri
cage van wit papier heeft toegelegd. Na Or
ges, dié in 1606 van de geërfden der Lieder
mark toestemming had verkregen om een
„pappieren moellen" te doen optrekken op den
bouwhof Klein-Hattem tusschen Ugchelen en
Apeldoorn, kwamen zich in deze streek meer
papierfabrikanten vestigen, en langzamer
hand werd de streek bij Ugchelen en Apel
doorn met haar heldere sprengen, wier wa
teren niet alleen het mhlenrad In beweging
brachten, maar bovendien bij de fabricage
zulke nuttige diensten bewezen, het middel
punt van een bloeiende papier-industrie,
vooral toen, na den mislukten inval van graaf
Hendrik van den Berg ia 1624, op de Veluwe
geruimen tijd rust en vrede heerschten. Aan
dien rüstigen tijd kwam in 1672 een einde,
toen het Fransche leger onder Lodewijk XTV
Gelderland bnnenrukte. Vele Geldersche pa-
piefmakers vluchtten toen naar Holland en
vestigden zich voornamelijk aan de Zaan, ver
moedelijk omdat daar, zij 't in veel geringer
getale dan de talrijke olie- en houtzaagmo
lens, reeds verscheidene papierwindmolens
waren, waarvan de oudste, die ons wordt be
schreven als een vierkante „wip-molen", de
„Kauwer" genas md, reeds in 1616 was op
gericht. Maar in deze molens werd alleen ruw
grauw en blauw papier gemaakt, de wit-pa-
pier-makerij was er nog geheel onbekend, en
't is niet te verwonderen, dat eenige Zaansche
nijveren van de bekwaamheid en kennis der
gevluchte Geldersche papiermakers gebruik
maakten, om ook het vervaardigen van het
zoo vermaarde witte geschepte papier ter
hand te nemen.
Het eerst geschiedde dit In den papiermo
len „De Wever", van Pieter van der Ley, kort
daarop volgden Jacob en Adriaan Honig zijn
voorbeeld. Zoo ontstond naast het Geldersche,
dat na 't aftrekken der Franschen weldra we
der opbloeide, ln 1740 vond men op de
Veluwe hiet minder dan 183 papiermolens
een tweede centrum v»n papierfabricage in
ons land, vermaarder nog dan de eerste, mede
misschien ten gevolge van de nabijheid van
Amsterdam, waar het Zaansche product ver
handeld werd. Een beroemde drukker als
Elsevier, kocht nog in 1668 zijn papier in Pa
rijs maar reeds een halve eeuw later werd
het vermaarde oud-Hollandsche papier in
groote hoeveelheden naar het buitenland uit
gevoerd. De omvang der industrie valt af te
leiden uit een overlevering, dat er op één
dag in Amsterdam 100.000 riem papier van
500 vel verkocht werden.
Een Fransch geleerde uit de 15e eeuw schrift op
een groot vel geschept papier.
Bekend is, dat er in 1726 veertig papiermo
lens aan de Zaan stonden, de meeste bij
Zaandijk, wat minder bij Wormerveer. Tégen
het einde der 18de eeuw waren er in de
Zaanstreek nog 31 papiermolens, waaronder
12, waarin alleen wit papier gemaakt werd.
Na twee eeuwen had men in Holland een pro
ductie bereikt van 80.000 riemen of 38.400.000
vellen wit schrijfpapier (pakpapier e.d. niet
meegerekend).
Thans staan in ons land van de papier
industrie wel bovenaan de Vereenigde Konin
klijke Papierfabrieken der Firma van Gel
der Zonen te Wormerveer, opgericht in 1783
door Maarten Schouten met als compagnon
Pieter Schmidt van Gelder, met zijn enorme
fabrieken te Wormer, Apeldoorn, Velsen en
Renkum.
wy moeten ons beperken tot deze korte
aanduiding, daar een greep uit dè wel zeer
interessante geschiedenis van dit bedrijf ons
te ver zou voeren. Uit het geschiedboek dezer
firma door A. Loosjes ontleenen wij hierbo
ven reeds enkele bijzonderheden betreffende
de vroegere Nederlandsche papierfabricatie.
Wij keeren pog even tot het buitenland te
rug.
Een eeuw geleden waren ln Frankrijk 200
papierfabrieken, welke jaarlijks gezamenlijk
Een leerling had in een opstel geschre
ven: Veel mieren wegen een pond.
„Dat is onzin", zeide de onderwijzer. „Geen
enkele mier weegt een pond!"
„Maar ik heb ook gezegd: vee! mieren,
meneer!" verdedigde zich de leerling.
Boekhouder (vol hoop, tot zyn patroon):
Neemt u mij niet kwalijk, meneer, maar ik
wiide u even zeggen dat ik de volgende
maand 15 jaar in uw dienst zal zyn.
Patroon: Ik neem het je heelemaal niet
kwaüjk, Smit.
Huwelijksaanzoek van een pessimist: Lie
veling, wil je mijn weduwe worden?
Boksleeraar (na de eerste les): Hebt u nog
iets te vragen?
Leerling; Ja, hebt u ook een schriftelijken
cursus?
Meneer: Ik lieb zoo Juist een nieuwe Ru
bens gekocht.
Mevrouw: Nou, t werd wel tyd. Want die
we hebben wordt wel 'n beetje oud!
Kun je my vyf gulden leenen?
Dat zou ik wel kunnen: maar ik leen
uit principe nooit aan een vriend. Het
snydt de vriendschap af.
Nou, zulke héél goeie vrienden zijn we
nooit geweest!
Vader (tot zoon, die naar een strenge school
gezonden wordt)En laat ik geen slechte be
richten over je krijgen!
Zoon: Ik zal m'n best doen, vader. Maar
zulke dingen lekken zoo nwkkelijk uit!
Vriendelijke oude heer: Waarom huil je
zoo. ventje?
Het ventje: Ik heb moeder beloofd dat Ik
niet zou huilen en nou huil ik omdat ik mijn
belofte niet kou houden,
66.000.000 pond papier leverden ter waarde
van 40.000 francs, Engeland verwerkte toen
van 125.000.000 pond lompen 82.000.000 pond
papier; de Duitsche papierfabricatie dier da
gen was in verhouding tot de bevolking nog
veel grooter; terwyi de Vereenigde Staten van
Amerika, waar in 1769 nog slechts 40 papier
molens in werking waren gesteld, welke
685.000 pond papier per jaar opleverden, toen
tertijd met 500 fabrieken 225.000.000 pond
lompen omzetten in 150.000.000 pond papier.
Uit de jongere statistieken van deze eeuw
ontleenen wij de volgende jaarcijfers in
tonnenmaat, resp. productie, uitvoer en in
voer: Duitschland: 1.451.000, 195.000, 27.000;
Ver. Staten v. Amerika: 770.000, 98.000,
98.000; Noorwegen: 150.000, 135.000
België: 140.000, 60.000, 12.000; Finland:
138.000. Zweden: 225.000, 135.000,
Engeland: 856.000, 87.000, 437.000.
De Rijksdiensten in ons land hebben jaar
lijks naar schatting noodig gemiddeld
10.000 riem papier 22 bij 34 c.M. en gemid
deld 2.000 riem papier 20 bij 33 c.M.
In één jaar tijd voor de papierfabricage
alleen in de Vereenigde Staten van Amerika
slechts 3 pCt. van de gezameniyke houthoe-
veelheid aangewend zooals bekend wordt
krantenpapier ln hoofdzaak uit hout ver
vaardigd). Het groote woudryke Canada,
Noord-Rusland en Noord-Siberië kunnen de
papierindustrie nog etteiyke eeuwen van
hout voorzien. Echter werd in de laatste
decennia reeds naar andere grondstoffen
uitgezien, tot heden echter zonder resultaat.
DE PINGUÏN.
EEN MERKWAARDIGE VOGEL.
De pinguïn, die alleen in de Poolstreken
van het zuideUjk halfrond gevonden wordt,
is wel de merkwaardigste vogel ter wereld.
Wie de film „De Eeuwige Stilte", waarin de
Poolexpeditie van Shackleton in beeld is ge
bracht, gezien heeft, herinnert zich dat de
komische gedeelten in deze film te danken
zyn aan deze grappige parmantige, soms
menscheiyke vogels. Is de musch de straat
jongen onder de vogels, den pinguïn zou
men in zeker opzicht den „komiek" uit het
vogelenryk kunnen noemen, al doet hij op
andere tijden, met zyn witte vest, weer
meer denken aan een deftigen, ouden heer.
De pinguïns worden ook wel vischvogels
genoemd daar hun voorste ledematen meer
op vinnen dan op vleugels geiyken en deze
„vinnen" bedekt zijn met veeren, die byna
tot schubben zyn vervormd. Door middel van
deze „vleugel-vinnen" bewegen de pinguïns
zich in de zee met groote behendigheid, maar
op het land zyn hun bewegingen waggelend
en onbeholpen. Van steile rotswanden stor
ten zy zich half giydend, half rollend, naar
heneden; zoodra zy het water bereikt heb
ben, zyn zy geborgen .Zij duiken naar hun
buit: verschillende vischsoorten, schaal- en
weekdieren, die zy van de koraalriffen af
zoeken of tusschen de zeeplanten uithalen.
Zwemmend verrichten zy al hun werkzaam
heden en zwemmend slapen zy.
In den broedtijd verzamelen zy zich op
van oudsher voor het broeden bestemde
plaatsen: op de Falkland-eilanden ln het
einde van September, op de andere eilanden
vroeger of later. Van de hierdoor veroorzaak
te bedrijvigheid geeft de natuuronderzoeker
Bennett, die de Macquarie-eilanden, in het
zuidelijk deel van de Stille Zuidzee bezocht,
de volgende beschrijving. .Een ongelooflijk
aantal pinguïns", zoo zegt h'y, „komt op deze
eene plaats samen. Ik acht het onmogelijk
het aantal vogels te schatten, daar er iederen
dag en nacht ongeveer 30.000 a 40.000 stuks
landen en even zooveel te water gaan. Die
aan land vormen een nog veel talrijker le
ger. Dit is op rqen gerangschikt, als een
regiment soldaten en naar den leef tyd ln
groepen verdeeld: de jongen nemen de eene,
de ruiende vogels een andere, de broedende
wyfjes een derde en de vrije mannetjes een
vierde plaats in. Deze schifting wordt zeer
streng gehandhaafd: in geen geval wordt
een pinguïn opgenomen in een troep, waar-
by hij niet behoort".
Bij het broeden zit het mannetje naast het
broedende wyfje en gaat, zoodra zij het nest
verlaat, er zelf op zitten om het broeden
voort te zetten; nooit zijn de beide echtge-
nooten tegelijk afwezig. Êen voortdurend toe
zicht schijnt trouwens noodig te zijn, daar
de pinguïns gaarne elkander de eieren ont
stelen.
Niet alleen eieren stelen zy, maar ook de
steenen, waarmede _zi.j hun „nesten" op
bouwen. Kapitein Mills Joyce, die de
Shackleton Expeditie medemaakte, vertelt
het volgende vermakelijke voorval.
„Eens zag Ik, dat een pinguïn, zittende op
zijn eigen nest, een steen stal van het vlak
naast het zijne liggende nest van een buur
man, die schijnbaar argeloos een geheel an
deren kant uitkeek. Plotseling echter wendde
hy den kop om en betrapte den dief op hee-
terdaad. Deze liet onmiddeliyk den steen
vallen en deed of hy het druk had met het
rangschikken van zij nnest-steenen".
Soms maakt de pinguïn op een 2eer ro
mantische wijze (romantisch tenminste voor
een bewoner der koude poolstreken!) het
hof aan de dame zijner keuze. Hij pakt met
zijn snavel een steen van den grond op en
legt die aan haar voeten (wy willen in dit
geval niet „pooten" zeggen) neer, als een
stille hulde. Als zij bereid is, het galante
mannetje als echtgenoot te accepteeren,
neemt zy den steen in den bek en legt hem
ln het nest. In het andere geval laat zq den
steen, voor wat hy ls.
Kapitein Mills Joyce
was er dus getuige van
clat Ujdens de afwe
zigheid van den echt
genoot een andere pin
guïn zijn plaats bij
het wijfje op het nest
had ingenomen. Na
•^enige uren kwam het
.vettige mannetje te
rug. Hy inspecteerde
net nest, zag wat er
gebeurd was en vloog
zonder aarzelen op
den brutalen indrin
ger af. beet hem in
den hals en ranselde hem letterhjk af met
zijn „vleugel-vinnen", die hij daarby zoo
snel op en neer bewoog dat het nauwelyks
te zien was, dat zy in beweging waren. Toen
hij meende dat de ander genoeg gehad had,
liet hij hem los De eerroover ging er vandoor
zoo snel als hy kon. De overwinnaar volgde
hem nog eenigen tyd en keerde toen naar
het nest terug. Hij keek bet ontrouwe wyfje
lang aan met een even onbeschrqfehjken als
komisch-aandoenden blik van diep verwyt
ennestelde zich toen naast haar.
De gemiddelde grootte van een pinguïn ls
ongeveer 3 1/2 voet. Jong gevangen pinguïns
kunnen getemd worden en worden zeer ge
meenzaam met hun opvoeder. Het verzor
gen en grootbrengen kost echter zeer veel
moeite. - vv*- -
NICOLAAS BEETS.
1814—1903.
Nicolaas Beets' vader had een apotheek In
de stad, die zoo nauw verbonden is met den
inhoud van de Camera Obscura, Haarlem.
Zoo zag Nicolaas 13 September 1814 in de Ko
ningstraat het levenslicht als een der zeven
kinderen van Martinus Nicolaas Beets en
Maria Elizabeth de Waal Malefijt. En zoo
werd hy aanvankelijk voor apotheker be
stemd. Op school van meester Honing moet
de beschrqver van de „Hollandsche Jongens"
en van „Kinderrampen" een gelukkige jeugd
gehad hebben, bij den befaamden Prinsen en
later bij Nicolaas Anslijn leerde hy verder.
Latere vriendschap met den jongen Engelsch-
man J. I. Lockhart legde den grondslag voor
Beets' toegankehjkheid voor de romantiek
van een Byron en Walter Scott. Zijn zich
reeds vroeg uitende dichterstalent vond een
steun voor het leven by den stadgenoot Mr.
Willem Bilderdijk, zij het, dat het contact
nooit persoonlqk was. Tal van gedichten,
waaronder heel gelukkige dateeren uit Beets'
jongelingsjaren. De Byroniaansche periode
van voor 1836 noemt Beets zijn „zwarten tijd",
den tqd Yan hem niet eigen „Weltschmerz".
In dien tijd, 1833, kwam Beets te Leiden. Hij
liep er colleges ln de theologie, werkte eiken
avond zes uur achtereen, en deed dan ook
heel goede examens, die tot een promotie op
11 Maart 1839 leidden, op een proefschrift
over paus Pius IL
Letterkunde hield hem destyds meer bezig
dan godgeleerdheid. Een vriendschap voor
meer dan vyftig Jaren sloot hy in de stad
van den peuëraar met J. P. Hasebroek, hij nad
omgang met tal van andere letterkundigen,
zat in de redactie van de Leidsche Studen
tenalmanak, waarin zijn „Beestenspel" en
„Varen en Rijden" reeds verschenen, en was
na de oprichting van „De Gids" fn 1837 vier
jaar daaraan medewerker, hij plaatste er
verschillende later in de „Camera" opgeno
men bijdragen in.
De eerste druk van de „Camera Obscura"
deed de jonge „Hildebrand" het licht zien in
1839 bij zijn zwager den bekenden uitgever F.
Bohn te Haarlem.
Bq de Erven F. Bohn verscheen verleden
jaar de 36e druk van het klassiek geworden
boek. 4 September 1840 trouwde Beets met
freule Aleide van Foreest en hun huweiyks-
reis ging regelrecht naar Heemstede waar de
jonge doctor in de theologie de pastorie bij
het oude kerkje aan het Wilhelminaplein be
trok. J. P. Hasebroek zegende het huwelijk in.
In hetzelfde jaar werkte Hildebrand aan „De
Familïe Kegge", en „Gerrit Witsen", maar de
„Camera" is met beide en eenige andere ver
halen eerst uitgebreid toen de derde druk
noodzakelijk was in 1851. In 1889 gaf Beets
een toelichting op zijn „Camera" ïn „Na vijf
tig Jaren".
Beets, die actief aan de geestelijke bewe
ging deelnam heeft na de „Camera" weinig
proza van beteekenis meer geschreven. Zijn
gedichten, hoewel hq ze zelf hooger schatte
dan de „Camera", die hij altijd met spel ver
geleken heeft, zijn op enkele na thans ver*
geten.
In den zomer van 1854 werd Beets predi
kant te Utrecht, hy bleef het 21 jaar ora
daarna den kansel te verwisselen voor den
professoralen katheder als hoogleeraar aan
de Utrechtsche Universiteit. In 1834 werd hij
emeritus. Te Utrecht is hij blqven ifronen tot
zyn dood op 13 Maart 1903. Hij is^ in 1859
hertrouwd en had 15 kinderen, waarvan er
nog in leven zijn. In 1914 werd zijn 100ste ge
boortedag feestelijk gevierd en besloten tot
oprichting van een gedenkteeken. Hoe het
daarmee staat weet ieder Haarlemmer.
Coudhtrig© pinguin.
Vechtende pinguïns